Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg November 2012 IDN: NL.IMRO.0893.BP12017GEMBERGEN-ON01 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg Inhoudsopgave Toelichting ................................................................................................................ 3 1 Mantelzorg ........................................................................................................................................ 3 1.1 Aanleiding .................................................................................................................................................. 3 1.2 Wat is mantelzorg? .................................................................................................................................... 3 1.3 Toetsing behoefte aan mantelzorg ............................................................................................................ 3 1.4 Beleidskader .............................................................................................................................................. 4 1.5 Leeswijzer .................................................................................................................................................. 4 2 Geldende bestemmingsplannen ....................................................................................................... 5 2.1 Algemeen .................................................................................................................................................. 5 2.2 Mantelzorg in het bestemmingsplan .......................................................................................................... 5 2.3 Mantelzorg in vrijstaand bijgebouw ............................................................................................................ 5 2.4 Conclusie ................................................................................................................................................... 5 3 Nieuwe regeling en voorwaarden ..................................................................................................... 6 3.1 Uitgangspunten beleid ............................................................................................................................... 6 3.2 Inwoning .................................................................................................................................................... 6 3.3 Aanvraag voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw............................................................................. 7 3.4 Doorvertaling in beleidsregels ................................................................................................................... 7 3.5 Toezicht en handhaving............................................................................................................................. 7 4 Juridische regeling ............................................................................................................................ 8 4.1 Mantelzorg in het bestemmingsplan .......................................................................................................... 8 4.2 Regeling opnemen in bestemmingsplannen .............................................................................................. 8 4.3 Als de regeling nog niet is opgenomen ...................................................................................................... 8 4.4 Juridische opzet ......................................................................................................................................... 8 5 Uitvoerbaarheid ............................................................................................................................... 10 5.1 Economische uitvoerbaarheid ................................................................................................................. 10 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ........................................................................................................... 10 Planregels ............................................................................................................... 11 1 Inleidende regels ............................................................................................................................. 11 Artikel 1: Begrippen ....................................................................................................................................... 11 Artikel 2: Wijze van meten ............................................................................................................................. 13 2 Algemene regels ............................................................................................................................. 14 Artikel 3: Algemene gebruiksregels ............................................................................................................... 14 Artikel 4: Algemene afwijkingsregels ............................................................................................................. 14 Artikel 5: Algemene procedureregels ............................................................................................................. 14 3 Overgangs- en slotregels ................................................................................................................ 15 Artikel 6: Overgangsregels bouwwerken ....................................................................................................... 15 Artikel 7: Overgangsregels gebruik ................................................................................................................ 15 Artikel 8: Slotregels ........................................................................................................................................ 15 2 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg Toelichting 1 Mantelzorg 1.1 Aanleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zet gemeenten aan tot het opstellen van beleid voor huisvesting van mantelzorgbehoevenden. Het doel van de Wmo is dat mensen zo veel mogelijk voor elkaar zorgen. Hiertoe zijn 9 prestatievelden opgesteld in de Wmo waarvan één de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers betreft. Sociaal beleid heeft ruimtelijke gevolgen en ruimtelijk beleid heeft sociale gevolgen. Bij de planontwikkeling wordt soms onvoldoende rekening gehouden met sociale voorzieningen en de ruimte die daarvoor nodig is c.q. beschikbaar gesteld moet worden. Hoewel de gemeente Bergen in haar bestemmingsplannen een regeling kent voor mantelzorg, is deze regeling niet uniform, levert het onduidelijkheden op en is het soms knellend. De oplossing is dan ook om een visie en nieuwe beleidsregel op te stellen die zal gelden voor de hele gemeente. Aan de hand van deze regeling zal meer ruimte en een eenduidige beleidsrichting geboden worden voor tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg. 1.2 Wat is mantelzorg? Bij mantelzorg gaat het om Wmo-zorg waarop de verzekerde aanspraak heeft. Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, chronisch zieke, of gehandicapte, door personen uit diens directe omgeving (partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis). De zorgverlening vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie (Zorg Nabij, VWS 2001) en de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit wordt aanmerkelijk overschreden. Mantelzorg vindt vrijwillig plaats en wordt onbetaald verleend, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren. Een mantelzorger geeft dus zorg aan personen met wie hij of zij een persoonlijke band heeft. Het gaat dan om zorg die meer omvat dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is. Mantelzorg kan allerlei vormen van zorg/hulp omvatten, zoals huishoudelijke hulp, praktische steun, verzorging, emotionele steun en het houden van (soms bijna permanent) toezicht. Zorgen voor een naaste gebeurt meestal uit liefde of plichtsgevoel. De vooraf bestaande persoonlijke band en morele plicht vormen een belangrijk verschil met vrijwilligerswerk. De mantelzorger kan de partner zijn, het kind, een familielid, de eigen ouders of de buur, vriend of bekende. Er zijn veel soorten mantelzorgers. Denk aan een jong kind dat haar meervoudig gehandicapte broertje helpt aankleden en met hem naar de speeltuin gaat, of een oudere vrouw die haar dementerende man helpt. Zorg die betaald wordt geleverd, op basis van een mantelzorgindicatie, valt ook onder mantelzorg. In de begrippenlijst is mantelzorg als volgt omschreven: langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. 1.3 Toetsing behoefte aan mantelzorg De toetsing of er sprake is van behoefte aan mantelzorg waarbij in een tijdelijke woonruimte moet worden voorzien wordt gedaan door de mantelzorgconsulente van de gemeente Bergen, dan wel een vertegenwoordiger van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of bureau Jeugdzorg. Zij bepalen of er al dan niet behoefte is aan mantelzorg. Daarbij wordt getoetst op drie punten: 1. er is minimaal 8 uur per week aan zorgbehoefte nodig (boven de gewone zorg) en de mantelzorger kan hierin voorzien; 2. er is sprake van een zorgbehoefte langer dan drie maanden; 3. de mantelzorg vloeit rechtstreeks voort uit een sociale relatie (Zorg Nabij, VWS 2001). In de Wmo en AWBZ zijn functies genoemd die onderdeel uitmaken van de indicatie om te bepalen of iemand in aanmerking komt voor de realisering van bebouwing ten behoeve van mantelzorg. Het gaat om de volgende functies: 1. huishoudelijke verzorging; 2. persoonlijke verzorging; 3. verpleging; 3 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 4. begeleiding. Deze functies kennen elk een eigen protocol op basis waarvan indicatie plaats kan vinden. 1.4 Beleidskader Rijk Het Rijk onderstreept het belang van mantelzorg. Door middel van mantelzorg kunnen mensen langer zelfstandig blijven wonen. Daarnaast wordt bevorderd dat mensen elkaar helpen en worden ze gestimuleerd in hun eigen omgeving te blijven. Het Rijk heeft de Mantelzorgcompliment in het leven geroepen. Dit is een vergoeding voor mantelzorgers als blijk van waardering voor de zorg die zij verlenen. Provincie Limburg De provincie verwoordt in het POL dat woonvoorzieningen worden overgelaten aan gemeenten. De provincie Limburg heeft tot op heden verder geen beleid geformuleerd voor de vertaling van mantelzorg in het bestemmingsplan. Gemeentelijk beleid De gemeente beschikt niet over een uniform beleid dat ten grondslag ligt aan het regelen van mantelzorg. Verschillende bestemmingsplannen bevatten wel bepalingen voor mantelzorg (zie ook hoofdstuk 2). Doordat de huidige regeling niet volstaat is in deze beleidsregel een nieuwe regeling opgesteld. Naast het ruimtelijk beleid beschikt de gemeente ook over beleid ten aanzien van de uitvoering van de Wmo en de AWBZ. Denk hierbij aan de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de Beleidsregel gebruikelijke zorg. Beide beleidsvelden worden in dit document met elkaar geïntegreerd. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de geldende bestemmingsplannen geanalyseerd en samengevat. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het nieuwe beleid uitgewerkt en komen diverse relevante zaken m.b.t. mantelzorg vanuit ruimtelijk oogpunt voorbij. In hoofdstuk 4 is de juridische opzet toegelicht. De daarop volgende pagina’s betreffen de doorvertaling van het beleid in ruimtelijke planregels. 4 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 2 Geldende bestemmingsplannen 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de huidige mantelzorgregeling zoals opgenomen in de bestemmingsplannen voor de bebouwde kom en het buitengebied. Hierbij is in het bijzonder aandacht voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg. In bestemmingsplannen wordt een onderscheid gemaakt in het gebruik van gebouwen ten behoeve van mantelzorg. De eerste vorm is mantelzorg in het hoofdgebouw, de woning. De tweede vorm is mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw. 2.2 Mantelzorg in het bestemmingsplan 2.2.1 Mantelzorg in de bebouwde kom In de bestemmingsplannen van de bebouwde kom valt bewoning als afhankelijke woonruimte onder strijdig gebruik. Inwoning is daarmee niet direct toegestaan. Middels een omgevingsvergunning kan echter van deze gebruiksregel afgeweken worden en behoort inwoning ten behoeve van mantelzorg dus tot de mogelijkheden, wel onder voorwaarden (zie ook hoofdstuk 2.3.1). Voor inwoning geldt hier overigens dezelfde regeling als voor een vrijstaand bijgebouw. Er is dus geen onderscheid gemaakt tussen inwoning en bijwoning. 2.2.2 Mantelzorg in het buitengebied In het geldende bestemmingsplan buitengebied 1e herziening is inwoning ten behoeve van mantelzorg rechtstreeks toegestaan. Bij de diverse agrarische bestemmingen en de bestemming wonen zijn de gronden bestemd voor onder andere gebruik ten behoeve van mantelzorg. Omdat er geen sprake mag zijn van woningsplitsing zijn daar twee voorwaarden aan verbonden: a. de mantelzorg moet plaatsvinden in het hoofdgebouw; b. er mag geen zelfstandige woning worden gecreëerd. Alleen via een speciale procedure is het mogelijk om onder voorwaarden een bijgebouw in gebruik te nemen. 2.3 Mantelzorg in vrijstaand bijgebouw In de bestemmingsplannen voor de bebouwde kom en het buitengebied valt het gebruik van een vrijstaand bijgebouw (bijwoning) ten behoeve van mantelzorg onder strijdig gebruik, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Beide typen plannen bieden de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van dit strijdige gebruik. Daardoor kan bijwoning toch toegestaan worden. In beide bestemmingsplannen zijn daar echter wel voorwaarden aan verbonden. 2.4 Conclusie Naar aanleiding van voorgaande analyse kan worden geconcludeerd dat hoewel er overeenkomsten zijn tussen het beleid in de bestemmingsplannen voor de bebouwde kom en het buitengebied, ze niet uniform zijn. De verschillen blijken uit: 1. het wel of niet rechtstreeks toestaan van inwoning; 2. de voorwaarde tot inwinnen van deskundigenadviezen op milieugebied in het bestemmingsplan buitengebied en 3. de ontbindende voorwaarde aan de verleende ontheffing indien er geen noodzaak meer is tot mantelzorg. Hieruit blijkt de noodzaak tot uniformiteit. Daarnaast is uit praktijksituaties gebleken dat de huidige mantelzorgregeling op onderdelen onduidelijk is. Met dit nieuwe beleid en bijbehorende regels wordt getracht de regeling te vereenvoudigen en tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte om bijgebouwen in gebruik te hebben voor mantelzorgdoeleinden. Dit echter wel binnen de ruimtelijke kaders. 5 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 3 Nieuwe regeling en voorwaarden Er is een nieuwe regeling opgesteld. De beleidsuitgangspunten die hieraan ten grondslag liggen worden in dit hoofdstuk besproken. 3.1 Uitgangspunten beleid Zoals in hoofdstuk 1 al aangegeven heeft sociaal beleid ruimtelijke gevolgen en heeft ruimtelijk beleid sociale gevolgen. Beide hebben een andere doelstelling. Zaak is om deze twee samen te brengen. Het gemeentelijk bestemmingsplan speelt in op de behoefte om mantelzorg aan huis te verlenen. Van mantelzorg wordt dan ook gesproken als burgers in de eigen woonsituatie ondersteuning willen geven aan een hulpbehoevende. Dit kan fysiek zijn maar ook op het psychisch en/of sociaal vlak liggen. Veelal gaat het hierbij om het onderbrengen van een persoon die zorg nodig heeft, in een speciaal bijgebouw op een zij- of achtererf van een woning. Het betreft een afhankelijke woonruimte, dat wil zeggen dat het daarvoor aan te wenden bijgebouw, gezien zijn ligging, een ruimtelijke eenheid vormt met de woning. Dit heeft geleid tot de volgende uitgangspunten. 3.1.1 Inwoning is toegestaan Indien er behoefte is aan mantelzorg, dan is dat toegestaan wanneer er sprake is van inwoning in het hoofdgebouw (de woning). Inwoning wordt gezien als passend binnen de woonbestemming en is vanuit ruimtelijk perspectief dus rechtstreeks mogelijk. Hiervoor hoeft geen bijzondere (ruimtelijke) procedure te worden gevolgd. Let wel, de inwoning dient wel te worden gemeld bij de gemeente. Dit kan in het kader van de benodigde mantelzorgindicatie. Voor de inwoning gelden een aantal richtlijnen. Zie daarvoor § 3.2. Dit om te waarborgen dat er geen sprake is van een tweede zelfstandige woning. 3.1.2 Geen nieuwe woningen Uitgangspunt is dat er geen nieuwe zelfstandige woningen ontstaan. Daarom heeft inwoning (in het hoofdgebouw zelf) de voorkeur. Het is echter ook mogelijk om na het volgen van een bijzondere procedure een (bestaand) bijgebouw in gebruik te nemen als tijdelijke woonruimte voor mantelzorg. Bij inwoning of bijwoning is er sprake van één gemeenschappelijk huishouden. 3.1.3 Een tijdelijke situatie De mantelzorg is tijdelijk van aard. Wanneer er een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van mantelzorg wordt verleend, wordt daarin opgenomen dat het een tijdelijke situatie betreft. Wanneer er niet meer aan de voorwaarden, gesteld in de omgevingsvergunning, wordt voldaan, is de situatie in strijd met het bestemmingsplan. 3.1.4 Eén gemeenschappelijk huishouden Hoewel aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen een eigen toegang en eigen voorzieningen kunnen hebben, zijn ze wel gelegen op hetzelfde perceel en in de nabijheid van de woning waarin de zorgverlener of de zorgvrager woont. Uitgangspunt is dan ook dat sprake is en blijft van één huishouden op het perceel, waarbij een gedeelte van het huishouden in een bijgebouw is gehuisvest. Het bijgebouw blijft een onderdeel van de bestaande woning en er is geen sprake van een nieuwe (woon)bestemming. Slechts de gebruiksmogelijkheden van bijgebouwen die vallen onder de bestemming wonen worden verruimd. 3.2 Inwoning De grens tussen inwoning en een geheel nieuwe woning (2de woning) is niet altijd duidelijk. Het is dan ook wenselijk om hierover helderheid te verschaffen. Dit in het licht van de toetsing van aanvragen en handhaving maar ook voor de mantelzorger die inwoning wil verlenen aan een mantelzorgbehoevende. Hiervoor wordt aangesloten bij jurisprudentie. Het verbouwen en/of uitbreiden van de bestaande woning met een aparte nieuwe woonruimte is in strijd met het bestemmingsplan, ook al voldoet het bouwplan zelf aan de bebouwingsvoorschriften (oppervlakte, hoogte, inhoud, e.d.). Is er sprake van inwoning, dan ligt de situatie anders. Bij inwoning wordt geen nieuwe (burger)woning gerealiseerd. Om te beoordelen wanneer er sprake is van inwoning worden de volgende indicatieve criteria gehanteerd (deze zijn dus niet volledig): 1. Er is sprake van één gezamenlijk huishouden; 2. Er mag in het pand slechts één hoofdingang aanwezig zijn; 6 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 3. Er dient een (open) verbinding aanwezig te zijn tussen beide woonruimten; 4. Faciliteiten worden gezamenlijk gedeeld, denk hierbij bijvoorbeeld aan een gemeenschappelijke keuken. Na beëindiging van de inwoning voor mantelzorg dient dit te worden gemeld bij de gemeente. Indien er sprake is van een verbouwing en/of uitbreiding van de woning waarvoor de gemeente een omgevingsvergunning voor het bouwen moet verlenen, dan is het van belang dat er een overzicht wordt gegeven van de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie, de te treffen voorzieningen en de nieuwe (inrichtings)situatie. 3.3 Aanvraag voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw Iedere aanvraag voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw wordt per geval door de gemeente beoordeeld. De gemeente bekijkt of het mogelijk is om medewerking te verlenen. Dit wordt gedaan aan de hand van de regels zoals opgenomen in artikel 4.1 van de betreffende mantelzorgregeling. Voor een dergelijke aanvraag worden minimaal van de aanvrager vereist: 1. Een bewijs / toekenning dat er sprake is van behoefte aan mantelzorg, door een mantelzorgconsulent van de gemeente Bergen of een vertegenwoordiger van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of bureau Jeugdzorg; 2. Een situatieschets waarop de benodigde ruimte ten behoeve van mantelzorg is aangegeven. En eventuele bouwplannen die de mantelzorg als gevolg hebben. Van belang is dat er een overzicht wordt gegeven van de bestaande bouwkundige en gebruikssituatie, de te treffen voorzieningen en de nieuwe (inrichtings)situatie. Bij de afwezigheid van een van deze gegevens kan een aanvraag voor mantelzorg niet worden beoordeeld. De gemeente vraagt daarom alle gegevens te overleggen. 3.4 Doorvertaling in beleidsregels Voorgaande resulteert in de volgende inhoudelijke doorvertaling van het beleid in de planregels. 1. Er moet sprake zijn van een tijdelijke woonbehoefte; 2. De mantelzorgbehoefte moet aantoonbaar worden gemaakt door middel van een indicatiebesluit; 3. Aansluiten bij de bijgebouwenregeling in geldende bestemmingsplannen; 4. Een mantelzorgvoorziening mag maximaal 80 m 2 bedragen. 3.5 Toezicht en handhaving Het team Wmo-consulenten zal twee keer per jaar de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) controleren of de zorgbehoevende als ook de mantelzorger nog op het bewuste adres wonen. Eens per jaar wordt er een huisbezoek afgelegd waarin wordt nagegaan of de situatie nog voldoet aan de gestelde voorwaarden. Als de mantelzorg is of lijkt beëindigd zal de handhaver van de afdeling Leefomgeving worden geïnformeerd. Indien nodig, zal worden gecontroleerd of de woning, de aanbouw en/of het vrijstaande bijgebouw, niet meer in gebruik is voor mantelzorg en of er geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan. Indien er sprake is van strijd met het bestemmingsplan, zullen de bewoners aangeschreven worden om de overtreding ongedaan te maken. Uiteindelijk kan een last onder dwangsom of bestuursdwang worden toegepast om de overtreding te beëindigen. 7 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 4 Juridische regeling 4.1 Mantelzorg in het bestemmingsplan Met partiële herzieningen of facetbestemmingsplannen worden geldende bestemmingsplannen op onderdelen herzien. Door vaststelling van het bestemmingsplan voor de mantelzorgregeling worden meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd herzien. Bestemmingsplannen die na vaststelling van dit speciale bestemmingsplan in procedure worden gebracht zullen ook deze mantelzorgregeling bevatten. Een partiële herziening of facetbestemmingsplan is iets anders dan een (postzegel)bestemmingsplan waarbij de geldende regeling, zowel plankaart (verbeelding) als voorschriften (regels), in zijn geheel verdwijnt in ruil voor het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voor de mantelzorgregeling is van toepassing op het hele grondgebied van de gemeente. In een bestemmingsplan zijn regels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen opgenomen. Dergelijke regels zijn ook van toepassing op mantelzorg. Omdat de mantelzorgregeling in geldende bestemmingsplannen als knellend en niet eenduidig wordt ervaren zijn de mogelijkheden in deze regeling verruimd dan wel versimpeld. Tevens is getracht om middels een algemeen beleid voor mantelzorg, uniformiteit in de bestemmingsplannen te brengen. 4.2 Regeling opnemen in bestemmingsplannen In alle nieuw op te stellen bestemmingsplannen zal (voor zover relevant) deze regeling worden opgenomen. In die gevallen zal een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan mogelijk worden met dien verstande dat er aan de gestelde voorwaarden voldaan moeten worden. 4.3 Als de regeling nog niet is opgenomen Indien deze regeling nog niet in geldende bestemmingsplannen is opgenomen geldt onderhavige regeling als toetsingskader. Wanneer een aanvraag in het kader van mantelzorg aan de in deze regeling gestelde uitgangspunten en voorwaarden voldoet, kan medewerking worden verleend door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning. Dit zal dan met name gelden voor de bestemmingsplannen van de bebouwde kom. Wanneer deze regeling nog niet is vertaald in de bestemmingsplannen van de bebouwde kom kan toch de reguliere (binnenplanse afwijking) procedure gevolgd worden. Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo maakt het namelijk mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor activiteiten die in de bij algemene maatregel van bestuut aangewezen gevallen zijn opgenomen. Deze categorieën zijn in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) benoemd. In artikel 4 lid 9 is bepaald dat er een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het gebruiken van bouwwerken (in strijd met het bestemmingsplan) mits het bouwwerk gelegen is in de bebouwde kom en de oppervlakte niet meer dan 1.500 m2 bedraagt. In overige bestemmingsplannen geldt deze regeling, zoals gesteld, alleen als toetsingskader. Voor het gebruiken van een bijgebouw ten behoeve van mantelzorg dient de uitgebreide procedure voor een omgevingsvergunning gevolgd te worden (buitenplanse afwijking). De regeling wordt ook opgenomen in deze bestemmingsplannen zodat ook daar dezelfde mantelzorgregeling geldt en de binnenplanse afwijking tot de mogelijkheid behoort. 4.4 Juridische opzet De regels zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken. Een hoofdstuk over bestemmingen ontbreekt. In deze regeling worden geen bestemmingen en bestemmingsregels toegevoegd. De regeling geldt namelijk voor de gehele gemeente Bergen, dat betekent ook voor alle bestemmingen waar een (bedrijfs)woning is toegestaan. De indeling ziet er als volgt uit: 4.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels In hoofdstuk 1 zijn de begrippen en de wijze van meten omschreven. 4.4.2 Hoofdstuk 2 Algemene regels Hoofdstuk 2 bevat de algemene regels die bestaan uit de algemene gebruiks-, afwijkings- en procedureregels. In de algemene gebruiksregel van artikel 3 is het verbod tot het gebruik van bijgebouwen voor mantelzorg opgenomen. Van dit verbod kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (artikel 4). Artikel 4.1 vormt het toetsingskader waaraan aanvragen worden getoetst. Artikel 5 omschrijft de te volgen procedure. 8 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 4.4.3 Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels Hoofdstuk 3 tenslotte geeft een regeling voor het overgangsrecht, en de slotregel. De regels voor het overgangsrecht zijn vervat in artikel 6 en 7, ontleend aan artikel 3.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 8 is de slotregel. 9 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 5 Uitvoerbaarheid 5.1 Economische uitvoerbaarheid Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het hier gaat om de introductie van een regeling in het algemeen belang en dat er naast de procedurekosten geen sprake is van kosten voor de gemeente. De gemeente vergoedt de kosten voor het in gebruik nemen van een al dan niet vrijstaand bijgebouw bedoeld voor mantelzorg niet, evenals de kosten die bij beëindiging van de mantelzorg kunnen geschieden. 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. In dat kader is de gelegenheid tot inspraak geboden door het plan ter inzage te leggen. 5.2.1 Inspraakprocedure Het Bestemmingsplan tijdelijke huisvesting mantelzorg ligt op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter inzage op xx 5.2.2 Overleg Deze paragraaf wordt in de ontwerpfase ingevoegd. 5.2.3 Zienswijzen Tijdens de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt, kunnen zienswijzen ingediend worden. In deze paragraaf wordt de inhoud van de zienswijzen geschetst en wordt aangegeven wat de consequenties zijn voor het bestemmingsplan. Deze paragraaf wordt in de ontwerpfase ingevoegd. 5.2.4 Ambtshalve wijzigingen In deze paragraaf worden in de ontwerpfase de eventuele wijzigingen naar aanleiding van inspraakreacties en zienswijzen verwoord. 10 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg Planregels 1 Inleidende regels Artikel 1: Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Aanbouw Aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.2 Afhankelijke woonruimte Afhankelijke woonruimte: een (aangebouwd) bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding gehuisvest is. 1.3 Bedrijfswoning Bedrijfswoning: één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming. 1.4 Bijgebouw Bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.5 Bouwwerk Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.6 Gebouw Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.7 Hoofdgebouw Hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken. 1.8 Huishouden Huishouden: er is sprake van continuïteit in de samenstelling van de bewoners en van onderlinge verbondenheid. Bij mantelzorg is sprake van maximaal één gezamenlijk huishouden. 1.9 Mantelzorg Mantelzorg: langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. 1.10 Mantelzorgbehoevende Mantelzorgbehoevende: een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. 1.11 Mantelzorger Mantelzorger: diegene die (deels) in een behoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet. 1.12 Ondergeschikt bouwdeel Ondergeschikt bouwdeel: een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak. 1.13 Ondergronds bouwwerk Ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil. 11 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 1.14 Overkapping Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal drie wanden, waarvan maximaal één eigen wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport. 1.15 Perceelsgrens Perceelsgrens: grens van een bouwperceel. 1.16 Woning Woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden. 12 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg Artikel 2: Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 De goothoogte van een bouwwerk De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.2 De inhoud van een bouwwerk De inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.4 De oppervlakte van een bouwwerk De oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.5 Afstand tot de bouwperceelsgrens Afstand tot de bouwperceelsgrens: tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is. 13 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 2 Algemene regels Artikel 3: Algemene gebruiksregels 3.1 Strijdig gebruik Het is verboden de gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bijgebouwen behorende bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte. Artikel 4: Algemene afwijkingsregels 4.1 Toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in artikel 3.1 genoemde gebruiksregels middels een persoonsgebonden omgevingsvergunning en daarmee een tijdelijk gebruik van bijgebouwen behorende bij (bedrijfs)woningen als afhankelijke woonruimte toestaan, indien: a. er aantoonbaar behoefte is aan mantelzorg. De behoefte blijkt uit een indicatiestelling voor mantelzorg; b. er geen belangen van omwonenden en nabij gelegen bedrijven door worden geschaad; c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijgebouwen wordt ingepast, met een maximale oppervlakte van 80 m 2; d. parkeren vindt op eigen erf plaats; e. de woonruimte voldoet aan de eisen voor ‘een levensloopbestendig gebouw’. Een levensloopbestendig gebouw betekent dat de diverse (woon)ruimtes met de rolstoel toegankelijk dienen te zijn. Dit betekent o.a.: 1º een gelijkvloerse woning; 2º zonder drempels en obstakels; 3º dat het gebruik van toilet en badkamer mogelijk is zonder beperkingen. 4.2 Voldoen aan voorwaarden gesteld in omgevingsvergunning De verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan geldt alleen wanneer er een mantelzorgbehoefte zich voordoet. Wanneer dit niet (meer) het geval is, is het gebruik niet conform de voorwaarden van de omgevingsvergunning. Er wordt dan namelijk niet meer voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 4.1. De situatie is in dat geval in strijd met het bestemmingsplan. 4.3 Toepassing 1. De afwijking gesteld in artikel 4.1 is alleen van toepassing voor het betreffende perceel waar de mantelzorgbehoevende huisvesting vindt. 2. De afwijking gesteld in artikel 4.1 is van toepassing voor de betreffende mantelzorgverlener die zorg geeft aan de mantelzorgbehoevende. 3. De afwijking gesteld in artikel 4.1 is van toepassing voor de betreffende mantelzorgbehoevende die zorg ontvangt van de mantelzorgverlener. 4.4 Meldingsplicht Binnen 1 maand na het vervallen van de noodzaak tot mantelzorg door verhuizing of overlijden van de zorgbehoevende, wordt hiervan schriftelijk melding gedaan aan de gemeente. De omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, verleend voor de mantelzorgontvanger, zal vanaf dat moment niet meer geldig zijn. Artikel 5: Algemene procedureregels 5.1 Procedureregel bij omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing. 14 Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg 3 Overgangs- en slotregels Artikel 6: Overgangsregels bouwwerken 6.1 Overgangsrecht bouwwerken Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor onderdeel bouwen, en afwijkt van de regeling, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 6.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder artikel 6.1 voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk met maximaal 10%. 6.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken Het bepaalde onder artikel 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Artikel 7: Overgangsregels gebruik 7.1 Overgangsrecht gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 7.2 Verbod Het is verboden het met de regeling strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in artikel 7.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 7.3 Hervatting Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde artikel 7.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 7.4 Uitzondering Het bepaalde onder artikel 7.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 8: Slotregels 8.1 Citeertitel Deze regels worden aangehaald als: Beleidsregel tijdelijke huisvesting mantelzorg. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …….. De griffier, De voorzitter, 15