SeniorWeb Fotografie-checklist: mooie foto’s maken Er zijn talloze manieren om mooie foto’s te maken. En hebt u een foto gemaakt, dan kunt u deze vaak nog net iets mooier maken door de foto te bewerken. Deze checklist geeft u een aantal tips zodat u voortaan (nog) mooiere foto’s maakt. Fotograferen – wat u moet weten □ Compositie gebruik de Gulden Snede en let op diagonalen □ Licht maak gebruik van het bestaande (dag)licht □ Beweging kies bevriezen, stromen of meetrekken, afhankelijk van het onderwerp □ Scherpstellen weet wat scherp en wat onscherp moet, let op het diafragma □ Landschap ’s ochtends vroeg of ’s avonds is het mooiste licht □ Portret zoom matig in en zorg voor een rustige achtergrond □ Kinderen en wacht op het juiste moment dieren □ Sport fotografeer spanning, beweging en emotie □ Macro benader het onderwerp zo dicht mogelijk □ Belichting speel met diafragma, sluitertijd en ISO, pas de belichting aan □ Fotobewerking maak achteraf op de computer eenvoudige verbeteringen De camera Overweegt u een camera te kopen? Dan is het goed om van te voren te bedenken wat u met deze camera wilt doen. Er zijn zeer veel verschillende camera’s, elk met hun eigen mogelijkheden. De camera-aankoophulp van SeniorWeb kan u helpen met het maken van de juiste keuze: www.seniorweb.nl/artikel/37473/camera-aankoophulp Hebt u een digitale camera, dan is het handig dat u weet hoe deze camera werkt. U kunt dan makkelijk uw camera instellen voor de perfecte foto. In deze checklist worden verschillende fotografietermen gebruikt. Achteraan vindt u een verklarende begrippenlijst. Lees ook www.seniorweb.nl/tip/55776/tip-digitale-fotocamera-kopen www.seniorweb.nl/artikel/52388/ken-uw-camera Compositie Als u begint met fotograferen, kunnen richtlijnen een goede houvast zijn voor een mooie compositie. Als u meer ervaring hebt opgedaan, worden ze vaak onbewust toegepast. Eigenlijk is compositie de manier waarop iedereen op zijn eigen persoonlijke wijze het beeldvlak ordent. In de compositie komt de persoonlijkheid van de fotograaf tot uitdrukking. Hij laat zijn keuzes zien: waar en hoe breng ik mijn onderwerp in beeld? Het is de kunst om uw eigen visie in het fotograferen te ontwikkelen. Dichtbij “In de beperking toont zich de meester.” Deze uitdrukking geeft aan dat minder, vaak mooier is. Een foto volgestouwd met elementen vergt veel van de ogen, de toeschouwer weet niet waar hij moet kijken. Houd het daarom simpel. Kies een onderwerp en breng dat zo duidelijk mogelijk in beeld. Ga er zo dicht mogelijk bij staan. Figuur 1 Te veel storende elementen Figuur 2 Hoofdonderwerp duidelijk in beeld Pagina 2 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Achtergrond Zorg voor een rustige achtergrond of een achtergrond die past bij het onderwerp. De achtergrond is een achtergrond; geen hoofdonderwerp. Figuur 3 Te drukke achtergrond Figuur 4 Rustige achtergrond Gulden Snede Zowel in de schilderkunst als in de bouwkunst, wordt van oudsher gebruikgemaakt van de ’Gulden Snede’. Het beeld wordt zowel horizontaal als verticaal in drie delen verdeeld. Op de snijpunten van deze lijnen worden de belangrijkste beeldelementen geplaatst. De ervaring heeft geleerd dat beeldelementen die zo geplaatst zijn, de juiste aandacht vragen en krijgen. De Gulden Snede, of de regel van drie zoals de Gulden Snede ook wel genoemd wordt, laat ook zien dat er geen lijn door het midden loopt, maar op een derde van onderen of een derde van boven. De foto komt mooier en boeiender over als de horizon in landschapsfoto’s hoger of lager dan het midden is geplaatst. Als de horizon precies in het midden loopt, toont de foto stijf en weinig dynamisch. Maar ook verticale elementen plaatsen we op één van deze twee lijnen en niet precies in het midden. Figuur 5 De verdeling van een foto volgens de Gulden Snede met de snijpunten Pagina 3 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Diagonalen Diagonale lijnen in een foto komen dynamisch over; er lijkt vaart in de foto te zitten. Een lijn die van linksonder naar rechtsboven loopt, leidt ons oog de foto in. We noemen dat een invoerende lijn. Dat kijkt prettig en gaat niet tegen onze manier van kijken in. Een lijn de andere kant op, van rechtsonder naar linksboven, kijkt vaak moeilijker en botst met onze manier van kijken. Figuur 6 Invoerende lijnen Figuur 7 Diagonale lijnen en beeldvullend Ook een zogenaamde S-lijn geeft de foto dynamiek en vaart. Zo’n invoerende lijn geeft het oog rust, het dwaalt niet rond in een foto. Ook denkbeeldige geometrische figuren vervullen die rol, zij geven samenhang aan de beeldelementen. Licht De richting van het licht en de grootte van de lichtbron zijn heel bepalend voor uw foto. Bij daglicht speelt het tijdstip waarop u een foto neemt, een grote rol. Richting Licht komt altijd van een bepaalde kant. Zijwaarts licht, dus licht dat van rechts of links komt, noemt men strijklicht. Het streelt als het ware het onderwerp, waardoor oneffenheden extra geaccentueerd worden. Strijklicht geeft ook diepte aan een foto. Licht dat van voren komt, noemt men tegenlicht. Het levert contrastrijke foto's op. Figuur 8 Tegenlicht Figuur 9 Strijklicht Pagina 4 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Tijdstip Het beste licht om landschappen te fotograferen, vindt u vaak tijdens de uren na zonsopkomst en vóór zonsondergang. Het licht is dan zacht en heeft vaak een warme gouden gloed. Als u de kans hebt, neem dan foto's op die tijdstippen. Midden op de dag staat de zon hoog aan de hemel en dit geeft fel, hard licht wat te sterke contrasten in uw foto's oplevert. Lichtbron Hoe kleiner de lichtbron, hoe harder het licht. Hard licht kenmerkt zich door duidelijk afgebakende schaduw- en lichtpartijen. Flitslicht is over het algemeen hard, evenals direct zonlicht. Op een bewolkte dag fungeert de hemel als lichtbron en is het licht (dus) zacht. Beweging Snel bewegende voorwerpen of mensen, zoals sporters, kunt u fotograferen op de sportstand van de camera (als die erop zit) of door een snelle/korte sluitertijd (rond de 1/1000) te kiezen. Met zo’n snelle sluitertijd bevriest u het beeld. Soms komt dat wat onnatuurlijk over en wilt u toch iets van beweging laten zien. Een leuke oefening is een fietser zo fotograferen dat de persoon scherp is maar aan de spaken in het wiel is de beweging te zien. Om dat voor elkaar te krijgen moet u spelen met de sluitertijd. Sluitertijd Met een langzame sluitertijd kunt u bijvoorbeeld water laten stromen in plaats van bevriezen. Probeer maar eens een halve seconde bij een waterval. Dan moet u wel een statief of een steuntje gebruiken, anders krijgt u onscherpte doordat de camera beweegt. Bij uit de hand fotograferen moet u altijd oppassen voor bewegingsonscherpte. U beweegt namelijk vaak onwillekeurig de camera als u de sluiterknop indrukt. Bij een lens van 50 mm moet u ten minste met 1/50 seconden sluitertijd fotograferen. Bij een lens van 300 mm gebruikt u 1/300 seconden. Dat is een vuistregel. Dus hoe groter de zoom, hoe korter de sluitertijd. Veel camera’s en lenzen hebben beeldstabilisatie. Dat helpt, maar het blijft oppassen. Figuur 10 Beweging van water bevroren bij sluitertijd van 1/25 sec. Figuur 11 Vloeiend water, langzame sluitertijd 1/2 sec. met statief Pagina 5 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Meebewegen Meebewegen met het onderwerp (pannen) geeft een scherp beeld van het onderwerp en een bewogen achtergrond. Resultaat is een foto met vaart. Dat kunt u leuk oefenen met auto’s of fietsers. Met een digitale camera kost het niets. Verander steeds de sluitertijd en kijk direct naar het resultaat op uw scherm. Figuur 12 Meebewegen gelukt, motorrijder scherp, spaken en achtergrond onscherp, sluitertijd 1/100 sec. Figuur 13 Meebewegen mislukt, motorrijder bevroren, spaken zichtbaar, achtergrond te scherp, sluitertijd 1/250 sec Scherpstellen Bij de meeste camera’s stelt u scherp door de sluiterknop half in te drukken. De camera krijgt dan even de tijd om te focussen. Scherptediepte De scherpstelpunten in de zoeker helpen u bepalen welk deel u scherp wilt hebben. Bij een portret wilt u het onderwerp wel scherp, maar de achtergrond liever wat vager. Dat bereikt u door voor een groot diafragma (F 2.8 – 4) te kiezen en dicht bij het onderwerp te gaan staan. De scherptediepte is op die manier beperkt. Scherptediepte wil zeggen: in hoeverre is de foto vanaf de voorgrond tot in de verte, scherp. Als alles scherp moet zijn, zoals bij een landschapsfoto, wilt u graag een grote scherptediepte. U kunt kiezen voor de stand op de camera: landschap. Of u kunt het zelf regelen met het diafragma: zo klein mogelijk ongeveer F8 - F22. Figuur 14 Scherpgesteld op vrouw, achtergrond onscherp Figuur 15 Scherpgesteld op voorste stokjes, achtergrond vervaagt Pagina 6 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Ook hier is het leuk om te experimenteren met de instellingen. Plaatst u maar eens een aantal flesjes op tafel achter elkaar en probeer de voorste scherp en de rest steeds onscherper te krijgen. Of andersom: de achterste scherp en de voorste onscherp. Of alle flesjes scherp. Het voordeel van dit soort spelletjes is dat u uw cameramogelijkheden heel goed leert kennen. Landschappen Een rechte horizon, diepte en het tijdstip waarop u de foto neemt, bepalen uw landschapsfoto. Tijd van de dag Bij het maken van foto’s van een landschap kan de tijd van de dag heel bepalend zijn. Het licht verschilt per dagdeel: van heel zacht in de morgen tot heel hard in de middag. Tegen de avond wordt het licht warmer en zachter. De vroege ochtend- en de avonduren zijn gouden uren voor de landschapsfotografie. Figuur 16 Mooi licht 's ochtends voor zonsopgang, bij weinig licht 8 sec belicht op statief, duidelijke invoerende lijn Figuur 17 Tijdens zonsopgang mooi licht over de rivier. De horizon ligt op een derde volgens de Gulden Snede Diepte Zorg voor een beeldelement (een hek of een koe bijvoorbeeld) op de voorgrond. Dat geeft diepte aan de foto. Een invoerende lijn van een pad of rivier zorgt ook voor diepte. Figuur 18 Boot op de voorgrond en invoerende lijn Figuur 19 Boom op voorgrond geeft extra diepte Pagina 7 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Horizon Een rechte horizon maakt uw landschapsfoto af. Niets is zo storend als een scheve horizon bij een zee, het water stroomt dan de foto uit. Plaats de horizon niet precies in het midden. Denk aan de Gulden Snede en zet de horizon op ongeveer één- of twee derde afstand van boven. Bij een mooie wolkenlucht is een lage horizon aan te bevelen. Is de voorgrond spannend, plaats de horizon dan een stuk hoger. Bij een landschap wilt u graag alles scherp op de foto. Dat vraagt voor een grote scherptediepte en dus een klein diafragma (groot getal). Sommige camera’s hebben een speciale landschapsvoorinstelling. Dat is een goede keuze als u nog niet voldoende vertrouwd bent met diafragma en sluitertijd. De camera kiest dan zelf voor een klein diafragma waarbij alles op de foto scherp wordt. Portretten Mensen fotograferen kunt u op verschillende manieren doen. Onverwacht, om hun doen en laten vast te leggen, of geënsceneerd in een studio als model. Als amateurs hebt u het meeste te maken met de eerste vorm van fotograferen. En soms maakt u een portret van iemand. Tips Let bij het maken van een portret op de volgende zaken: Neem het portret zo dichtbij mogelijk, maar niet te dichtbij (om vertekening te voorkomen). Zorg voor een rustige achtergrond. Stel scherp op de ogen. Geef voldoende ruimte bij de kijkrichting. Bij een portret neemt u ten minste één meter afstand in acht, anders krijgt u een vertekend gezicht. Een lens van ongeveer 100 mm werkt het beste. Een telelens voldoet goed als u een behoorlijke afstand tot de persoon wilt houden. Maar de persoon komt dan niet voldoende los van de achtergrond, hij lijkt er een beetje aan vast geplakt. Als u mensen om u heen wilt fotograferen, kunt u dat stiekem oen. Maar het is aan te raden van te voren even toestemming te vragen. Nadeel is dan wel dat het ongedwongen moment vaak voorbij is. Kwestie van observeren en kijken of het zonder toestemming lukt. Let er bij het fotograferen van mensen op dat er niet te veel storende elementen op de achtergrond aanwezig zijn. Vooral voorwerpen die aan het hoofd vastgeplakt lijken of anderszins moeten natuurlijk vermeden worden. Figuur 20 Portret buiten, zonder hulpmiddelen Figuur 21 Studioportret Pagina 8 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Kinderen en dieren Bij het fotograferen van kinderen hebben we te maken met hun bewegelijkheid. Kinderen zitten zelden stil. De digitale camera is nu wel een uitkomst. Er kunnen veel foto’s gemaakt worden om juist dat ene moment er goed op te krijgen. Figuur 22 Gefotografeerd op de hurken met rustige achtergrond Figuur 23 Flink ingezoomd, gewacht op het juiste moment Een telelens is hierbij wel prettig, omdat het kind dan niet erg gestoord wordt in het spel. Na even wachten is het kind zich al niet meer van de fotograaf bewust en komt de kans om ongedwongen en spontane foto’s te maken. Tips voor het fotograferen van kinderen en dieren Houd het speels. Let op de achtergrond, probeer die zo rustig mogelijk te houden. Ga door de knieën, fotografeer het kind of dier op zijn eigen niveau. Felle zon geeft harde schaduwen. Probeer te wachten op zachter licht. Gebruik een telelens voor de nodige afstand. Fotografeer het kind of dier zo beeldvullend mogelijk, ga dus dichtbij staan. Beweeg de camera mee met de beweging van het kind of dier (pannen). Sport Bij sport gaat het vaak om snelheid. Gebruik een hoge sluitertijd om dat vast te leggen. Zet de camera op de speciale sportstand of op sluitertijd voorkeuze. Verdiep u in de sport, zodat u weet waarom het gaat. Figuur 24 Ingezoomd tijdens een spannend moment Figuur 25 De sporter zwemt het beeld in, er is ruimte rechts Pagina 9 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Tips Wacht op het juiste – spannende – moment. Zoom in. Probeer beweging in de foto te krijgen door mee te bewegen met de sporter. Speel met scherpte en onscherpte. Let op de plaatsing: laat een sporter het beeld inlopen en niet eruit. Fotografeer ook de emotie die vaak gepaard gaat met sport. Macro Voor macrofotografie hoeft u de deur niet uit. Overal om ons heen zijn alledaagse voorwerpen die heel boeiend worden als u er van dichtbij een foto van maakt. De meeste moderne camera’s hebben een macrostand, vaak aangeduid met een tulpje. Als u de camera op macro zet, kunt u van heel dichtbij beeldvullend fotograferen. Spiegelreflexcamera’s hebben vaak speciale macrolenzen. Maar ook met een compactcamera kunt u prima macrofoto’s maken. Tips Benader het onderwerp zo dicht mogelijk. Gebruik een statief zeker bij langzame sluitertijden. Zet de camera op macro en op diafragma voorkeuze of manueel. Kies de goede scherptediepte: heel klein of juist heel groot. Fotografeer gewone onderwerpen bijvoorbeeld fruit, speelgoed, bloemen, insecten. Zorg voor een spannende beeldvullende compositie met mooie lijnen en vormen. Figuur 26 Een dichtbij opname van een vlinder Figuur 27 Pluisje van een paardenbloem Pagina 10 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Belichting Fotograferen is schrijven met licht. Deze omschrijving van het begrip fotograferen geeft al aan dat licht één van de belangrijkste onderdelen is van de fotografie. Zonder licht geen foto. Figuur 28 Schrijven met licht Figuur 29 Het geel reflecteert licht in een donker trappenhuis Automatische lichtmeter Alle camera’s hebben een automatische lichtmeter ingebouwd. De camera kan dus heel goed zelf de belichting regelen. Als er op de volautomaat gefotografeerd wordt, regelt de camera alles. Hij past de sluitertijd en het diafragma aan elkaar aan. De sluiter bepaalt de tijd van de licht inval en het diafragma de hoeveelheid licht inval. Als er te weinig licht is, verhoogt de automaat de lichtgevoeligheid (ISO). Over- en onderbelichten Soms meet de camera verkeerd. Bij hele lichte onderwerpen (sneeuw foto’s bijvoorbeeld) moeten we overbelichten (plussen) anders wordt de sneeuw grijs. Bij hele donkere onderwerpen (een donker bos, een donkere kerk) moet u onderbelichten (minnen) anders wordt het donker te licht. Op de meeste camera’s kunt u dat instellen. Door direct na het nemen van de foto het resultaat te bekijken op het scherm, kunt u zien of u genoeg geplust of gemind hebt. Diafragma- en sluitertijdvoorkeuze Met sluitertijd en diafragma kunt u creatief zijn om juist met meer of minder licht een bepaalde sfeer te creëren. U moet dan wel los van elkaar de sluitertijd en het diafragma op de camera kunnen instellen. In de A- of Av-stand kiest u voor een bepaald diafragma: heel groot (klein getal), waardoor er veel licht binnenvalt of juist een klein diafragma (groot getal) waardoor er weinig licht binnenkomt en alle variaties daartussen. De camera past de sluitertijd bij deze instellingen aan. Omgekeerd kan ook: In de S- of Tv-stand stelt u een snelle of langzame sluitertijd in en de camera past het diafragma (het gewenste licht) daarbij aan. Pagina 11 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Volledig handmatig U kunt het ook helemaal zelf regelen: het diafragma instellen en zelf daarbij een sluitertijd kiezen. Op deze manier kunt u binnen de mogelijkheden van de camera heel creatief werken. U werkt dan niet meer op de P, Av, Tv, maar op M van manual (handmatig). Lichtgevoeligheid Bij te weinig licht kunt u de lichtgevoeligheid (ISO) van de camera verhogen. Een nadeel is dat daarbij meer kans op ruis ontstaat. Bij compactcamera’s gaat ruis al een rol spelen vanaf 200 tot 400 ISO. De meeste reflexcamera’s zijn minder gevoelig voor ruis maar vanaf 800 ISO wordt de ruis vaak zichtbaar. Flitslicht Een hulpmiddel bij te weinig licht is flitslicht. Het nadeel van flitslicht is dat het vaak hard licht is met scherpe schaduwen. Tip: wees zuinig met flitslicht en reduceer de hoeveelheid flits. Bij te weinig licht kan ook een steuntje of een statief uitkomst bieden. Als het onderwerp echter teveel beweegt lukt het niet om scherpe foto’s te maken. Fotobewerking Zet bij thuiskomst uw foto's zo snel mogelijk op de pc. U ziet dan snel wat u verkeerd gedaan hebt, en wat goed is gegaan. Daar leert u van. Vaak zijn de foto's niet perfect en valt er nog best wat te verbeteren. Met fotobewerking. Figuur 30 Scheve horizon en overbelichte lucht Figuur 31 Horizon rechtgetrokken en belichting aangepast Pagina 12 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Fotobewerkingsprogramma's Daarvoor hebt u wel een fotobewerkingsprogramma nodig. Begin met een eenvoudig gratis programma zoals Picasa of Photofiltre. Later kunt u dan overstappen naar de meer uitgebreidere koopprogramma’s zoals Paintshop Pro, Photoshop Elements of zelfs Photoshop. Die programma’s kunnen veel meer maar zijn ook veel ingewikkelder en minder gebruikersvriendelijk. Veel toegepaste verbeteringen zijn: Een andere uitsnede. Een gebouw of de horizon rechtzetten. Rode ogen verwijderen. Helderheid, contrast, kleur of belichting aanpassen. Er zijn echter grenzen. Van een slechte foto valt geen goede maken. Lees ook www.seniorweb.nl/artikel/47492/camera-opnamen-overzetten www.seniorweb.nl/software/29884/picasa-3-9 www.seniorweb.nl/thema/76150/foto-en-video/ Foto’s en tekst met dank aan: Berna de Vos en Joost Dijkerman in samenwerking met de Fotogroep van SeniorWeb. Pagina 13 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl Begrippenlijst Autofocus Automaat Compositie Contrast Diafragma Flitser Invulflits Lichtgevoeligheid Macro Manual Objectieven Onderbelicht Overbelicht Pannen Resolutie Ruis Scherptediepte Sluitertijd Statief Strijklicht Tegenlicht Telelens Zoomen De camera stelt zelf scherp op het onderwerp. De camera regelt alle instellingen zoals licht en sluitertijd. Beeldopbouw van de foto volgens bepaalde richtlijnen. De tegenstelling tussen licht en donker en de verschillende vormen in de foto. Plaatje in de camera met een opening die u groter of kleiner kunt maken om de lichtinval te regelen. Vergelijkbaar met de werking van ons oog: veel licht dan knijpen we de ogen dicht, weinig licht dan zetten we de ogen wijd open. Middel om extra licht te geven bij een donker onderwerp. Extra bijflitsen bij te weinig licht. De gevoeligheid van de beelddrager. Bij veel licht wordt een lage ISO waarde bijvoorbeeld 100 gebruikt, een hoge ISO-waarde (hoger dan 800), geeft snel veel ruis. Een heel dichtbij opname. Alle instellingen zelf regelen. Lenzen. Te weinig licht. Te veel licht. Meetrekken met een bewegend onderwerp. Hoeveelheid pixels per inch, ook wel dpi genoemd (dots per inch). Zichtbare pixels op de foto. De mate van scherpte over de hele foto bijvoorbeeld bij een landschapsfoto is scherpte in de hele foto gewenst, (klein diafragma) bij close-ups (groot diafragma) wil men juist weinig scherptediepte. Bij een grote diafragma-opening is alleen scherp waar je op scherpstelt, de achtergrond en de voorgrond blijven onscherp. De tijdsduur waarmee het licht wordt binnengelaten is variabel. Dat kan heel kort zijn, bv 1/1000 seconde, maar het kan ook lang zijn bv ½ seconde of 1 seconde. Die tijdsduur noemen we de sluitertijd. Het geeft de tijd aan dat de sluiter open staat. Hulpmiddel om de camera zonder bewegen te kunnen gebruiken. Licht dat langs het onderwerp valt of laag over het onderwerp strijkt. Tegen het licht in fotograferen. Lens waarmee je voorwerpen op afstand toch beeldvullend kan fotograferen. Een telelens voldoet goed als we een behoorlijk afstand tot de persoon willen houden, maar de persoon komt dan niet voldoende los van de achtergrond, hij lijkt er een beetje aan vast geplakt. Bij gebruik van een telelens (telezoomstand) is de scherptediepte geringer, dus wordt de achtergrond eerder onscherper dan scherper. Van belang is wel de afstand tussen onderwerp en achtergrond. Lens die helpt om je onderwerp dichterbij te halen. Tip: Ons online Computerwoordenboek behandelt ruim 1000 begrippen. U vindt deze op www.seniorweb.nl/computerwoordenboek Pagina 14 – SeniorWeb checklist: mooie foto’s maken www.seniorweb.nl