Beroepsproduct 1 Een lessenserie over het schrijven van een betoog voor havo 1 Student: Studentnummer: Begeleider HU: Stageschool: Onderwerp: Opleiding: Dossiernummer: augustus 2015 Nelly Kool 1649404 Esther van der Helm Kalsbeek College te Woerden lespakket schrijven van een betoog voor havo 1 IA, bachelor Nederlands deeltijd 7598 Samenvatting Hoe kan ik leerlingen uit havo 1 op het Kalsbeek College kennis over het schrijven van een betoog bijbrengen? Dat is de vraag waarmee ik dit onderzoek startte. Voor mij was het in het begin de vraag of het überhaupt mogelijk is om brugklasleerlingen kennis over het schrijven van een betoog bij te brengen. Hoe vertaal je een vaardigheid op 3F-niveau naar leerlingen op 1F? Gedurende het onderzoek zijn mijn twijfels geslonken en tot slot verdwenen door gesprekken met collega’s en voorbeelden uit de literatuur. Inmiddels heb ik betogen gelezen van leerlingen uit klas 1 waarvan ik genoten heb. Creatieve gedachtes, mooie formuleringen, prima opbouw. Brugklasleerlingen hebben meer in hun mars dan ik dacht. Het doel van dit onderzoek was om te komen tot een beroepsproduct in de vorm van een lespakket. Dat doel is behaald. Ik hoop dat het lespakket in de loop van de komende jaren nog completer zal worden door ervaringen die we op het Kalsbeek College opdoen met schrijfonderwijs. 1 Inhoudsopgave SAMENVATTING .............................................................................................................................................. 1 INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 2 HOOFDSTUK 1 INLEIDING ................................................................................................................................ 3 1.1 AANLEIDING EN OPDRACHT ....................................................................................................................... 3 1.2 CONTEXT VAN DE SCHOOL ......................................................................................................................... 3 1.3 ONDERZOEKSVRAAG .................................................................................................................................. 4 1.4 VERKENNING IN THEORIE EN PRAKTIJK ...................................................................................................... 4 HOOFDSTUK 2 VERKENNEND ONDERZOEK ...................................................................................................... 7 2.1 INLEIDING VERKENNEND ONDERZOEK ....................................................................................................... 7 2.2 PRAKTIJKVERKENNING ............................................................................................................................... 7 2.2.1 INLEIDING ............................................................................................................................................... 7 2.2.2 PLAN VAN AANPAK EN MIDDELEN .......................................................................................................... 8 2.2.3 RESULTATEN EN CONCLUSIES .................................................................................................................. 9 2.3 LITERATUURVERKENNING ........................................................................................................................ 12 2.3.1 INLEIDING ............................................................................................................................................. 12 2.3.2 UITWERKING PER DEELVRAAG .............................................................................................................. 12 2.3.3 CONCLUSIE ............................................................................................................................................ 15 HOOFDSTUK 3 HET BEROEPSPRODUCT .......................................................................................................... 16 3.1 CONCLUSIE VERKENNING ......................................................................................................................... 16 3.2 ONTWERPEISEN ....................................................................................................................................... 16 3.3 VORMGEVING PRODUCT.......................................................................................................................... 18 HOOFDSTUK 4 EVALUATIE EN PRESENTATIE .................................................................................................. 20 4.1 PRESENTATIE............................................................................................................................................ 20 4.2. EVALUATIE .............................................................................................................................................. 20 LITERATUURLIJST ........................................................................................................................................... 21 BIJLAGEN ....................................................................................................................................................... 22 LEERVERSLAG BIJ HET ONTWERPEN VAN EEN BEROEPSPRODUCT ................................................................. 23 HOOFDSTUK 1 INLEIDING .............................................................................................................................. 24 HOOFDSTUK 2 WERKWIJZE EN TIJDBESTEDING.............................................................................................. 24 HOOFDSTUK 3 LEERRESULTATEN ................................................................................................................... 25 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIE ............................................................................................................................. 26 BIJLAGEN ....................................................................................................................................................... 27 2 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en opdracht In beroepsproduct 1 richt ik me op het ontwerpen van lesmateriaal voor ‘het schrijven van een betoog’ voor het eerste leerjaar van de havo. De aanleiding voor het ontwerpen van dit beroepsproduct is de noodzaak om het lesmateriaal over het schrijven van een betoog voor havo 1 te herzien. Ik zal een lessenserie ontwikkelen die geschikt is om de komende jaren in te zetten. Mijn opdrachtgever is Jessica Tertnik, mijn werkbegeleider op het Kalsbeek College te Woerden. Jessica is docent Nederlands op deze school. Bij het ontwerpen van dit materiaal zal ik voornamelijk met haar samenwerken, omdat zij mij van feedback zal voorzien, maar ik zal ook met andere collega’s van de sectie Nederlands overleggen en hun vragen om feedback en ideeën. Sinds schooljaar 2013/2014 is gestart met het onderdeel ‘het schrijven van een betoog’ in de eerste twee klassen van de havo. Het materiaal dat toen ontwikkeld is, is een eerste opzet geweest en was niet compleet. Met ingang van huidig schooljaar is gestart met een nieuwe methode voor klas 1 en 2, namelijk Nieuw Nederlands. Dit heeft gezorgd voor een grote toename van de werkdruk binnen de sectie, omdat het jaarprogramma en toetsen voor deze twee leerjaren volledig opnieuw gemaakt moesten worden. Het maken van nieuw lesmateriaal voor het schrijven van een betoog ontlast de andere collega’s en is een completering van het lesmateriaal voor het eerste leerjaar van de havo. Doordat het bestaande lesmateriaal niet compleet was, geven de docenten ieder hun eigen invulling aan het schrijven van een betoog. Zo is bij de ene docent het gebruik van ‘je’ wel toegestaan en bij een ander niet. Of de ene docent gaat ermee akkoord als leerlingen hun standpunt benoemen in een zin die begint met “Ik vind…”, terwijl andere docenten alleen een stelling toestaan. Met de completering van het lesmateriaal wordt ook beoogd om de werkwijze en beoordelingscriteria eenduidiger te maken. De keuze van de sectie Nederlands voor het aanbieden van dit onderdeel van schrijfvaardigheid in de eerste twee klassen is een bewuste geweest. Het Kalsbeek College heeft twee jaar geleden besloten om het betoog tot een van de speerpunten te maken voor het vak Nederlands en daarom wordt hier vanaf de brugklas mee geoefend. Nauw verwant aan het betoog is het debatteren, wat ook vanaf de brugklas wordt aangeboden. Het Kalsbeek College doet sinds enkele jaren mee met de voorrondes van Op weg naar het Lagerhuis, en wil in de komende jaren proberen om door te dringen tot de finales hiervan. 1.2 Context van de school Het Kalsbeek College is een traditionele school die niet voorop loopt in onderwijsveranderingen. De school wordt getypeerd door docentgestuurd onderwijs in klassenverband, alhoewel sinds huidig schooljaar meer aandacht geschonken wordt aan differentiatie en samenwerkend leren. Het Kalsbeek College stelt in haar schoolplan dat de komende jaren de aandacht uitgaat naar het behouden en laten excelleren van de kwaliteit van het onderwijs. De leerling wordt uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen. Wat betreft het schrijfonderwijs hoopt men dat leerlingen zich tijdens hun jaren op het Kalsbeek ontwikkelen tot goede schrijvers. Wat betreft het leren schrijven van betogende teksten hoopt men 3 dat het bijdraagt aan vaardigheden op het gebied van argumenteren wat weer bijdraagt aan de kwaliteit van het debat in de bovenbouw. Het Kalsbeek College is een christelijke school voor alle leerwegen van het vmbo, havo en vwo. De Kalsbeek telt in totaal 3.000 leerlingen die verdeeld zijn over twee locaties: Schilderspark en Bredius. Op de locatie Schilderpark wordt vmbo-tl jaar 1 en 2, havo en vwo aangeboden. Het onderwijsaanbod op locatie Bredius bestaat uit vbmo-basis, kader en theoretische leerweg jaar 3 en 4. Dit beroepsproduct ontwerp ik voor de locatie Schilderspark. Het grootste deel van de leerlingen is autochtoon is en de meeste leerlingen hebben een modale thuissituatie. Er is vrijwel geen sprake van taalachterstanden onder de leerlingen. 1.3 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag bij het ontwikkelen van dit beroepsproduct is als volgt: Hoe kan ik leerlingen uit havo 1 op het Kalsbeek College kennis over het schrijven van een betoog bijbrengen? De deelvragen die ik hierbij behandel zijn de volgende: - Welke schrijftaken beheersen leerlingen uit havo 1 (niveau 1F)? - Op welk moment wordt het schrijven van een betoog genoemd in de referentieniveaus? - Wat zijn de kenmerken van een betoog? - Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? - Op welke manier denken docenten Nederlands op het Kalsbeek College dat schrijfonderwijs voor het betoog aangeboden moet worden? - Welke werkvormen vinden leerlingen uit havo 1 interessant? 1.4 Verkenning in theorie en praktijk Praktijkonderzoek In mijn praktijkonderzoek neem ik interviews af met collega’s van de sectie Nederlands waarin ik wil ontdekken welke verwachtingen zij hebben van dit lesmateriaal en welke eisen zij eraan stellen. Ook vraag ik welke werkvormen zij effectief vinden bij schrijfonderwijs. Deze collega’s hebben vorig jaar in de brugklas havo gewerkt met het lesmateriaal dat toen aanwezig was. Verder zal ik door middel van een enquête onder de leerlingen van een brugklas havo, onderzoek doen naar werkvormen die leerlingen interessant vinden en hoe zij het schrijfonderwijs tot nu toe ervaren hebben. Deze leerlingen hebben eerder in dit schooljaar het lespakket over het schrijven van een uiteenzetting aangeboden gekregen en hebben hierbij een toets gemaakt. Verder hebben ze ongeveer twee lessen gevolgd over argumenteren en debatteren. De onderstaande deelvragen beantwoord ik aan de hand van de leerlingenenquête: - Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? Deze vraag is feitelijk dezelfde als de hoofdvraag en daarom vervang ik hem door de vraag: - Welke ervaringen hebben de leerlingen met het lespakket uiteenzetting? Toelichting: de opzet van lespakket betoog moet, op verzoek van de opdrachtgever, overeenkomen met lespakket uiteenzetting. Informatie over duidelijkheid van lespakket uiteenzetting, de gebruikte werkvormen en de ondersteuning van docenten hierbij kan meegenomen worden bij het samenstellen van lespakket betoog. Met deze vraag wil ik succesfactoren uit lespakket uiteenzetting handhaven en minpunten aanpassen. 4 - Welke werkvormen vinden leerlingen uit havo 1 interessant? Toelichting: bij het samenstellen van het nieuwe lesmateriaal is het relevant te weten welke werkvormen leerlingen prettig en effectief vinden. Hier kan dan bij het kiezen van opdrachten en werkvormen rekening mee gehouden worden. De onderstaande deelvragen beantwoord ik aan de hand van interviews met collega’s die lesgeven aan havo-1: - Wat zijn de kenmerken van een betoog? Toelichting: vanuit de theorie is deze vraag ook te beantwoorden, maar tijdens vergaderingen en in gesprekken met collega’s heb ik ontdekt dat docenten hun eigen criteria hanteren. Zo is er discussie over het gebruik van ‘’je’’ in het betoog of het gebruik van een standpunt of stelling. Deze vraag is bedoeld om te inventariseren welke verschillende invalshoeken er zijn wat betreft het betoog. - Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? Deze vraag is feitelijk dezelfde als de hoofdvraag en daarom vervang ik hem door de vraag: - Welke werkvormen uit het bestaande lespakket betoog en uiteenzetting zijn effectief gebleken? Toelichting: deze vraag is bedoeld om inzicht te krijgen in de werkvormen en de aanpak van de docenten die het lespakket in vorig schooljaar hebben gebruikt. Op grond van hun ervaringen kunnen ze hopelijk aangeven wat zij wel of niet effectief vinden. - Op welke manier denken docenten Nederlands op het Kalsbeek College dat schrijfonderwijs voor het betoog aangeboden moet worden? Toelichting: ik ben geïnteresseerd in de ervaringen die collega’s in het vorige schooljaar hebben opgedaan met het lespakket betoog en welke aanbevelingen zij doen voor het nieuwe lespakket. - Welke werkvormen vinden leerlingen uit havo 1 interessant? Toelichting: ik ben geïnteresseerd in de ervaringen met verschillende werkvormen die collega’s in hun loopbaan als docent hebben opgedaan. De leerlingenenquête en interviewvragen zijn als bijlage opgenomen. Theorieonderzoek De onderstaande deelvragen beantwoord ik aan de hand van literatuuronderzoek: - Welke schrijftaken beheersen leerlingen uit havo 1 (niveau 1F)? Toelichting: voor een goede afstemming van veronderstelde vaardigheden op het verwerven van nieuwe vaardigheden, onderzoek ik welke schrijftaken leerlingen beheersen bij de start met het lespakket. - Wat zijn de kenmerken van een betoog? Toelichting: deze vraag onderzoek ik om correcte theorie in het lespakket te kunnen opnemen. - Op welk moment wordt het schrijven van een betoog genoemd in de referentieniveaus? Toelichting: ik wil checken op welke referentieniveau betogend schrijven zich bevindt. Uit eerdere bestudering van de referentieniveaus kan ik me herinneren dat betogend schrijven zich op een vrij hoog referentieniveau bevindt. 5 - Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? Toelichting: deze vraag vloeit voort uit de voorgaande vraag. Waarschijnlijk is het schrijven van een betoog een ingewikkelde taak voor een leerling uit havo 1. Ik ontdekken welke didactiek er specifiek voor deze taak effectief is. In mijn theorieonderzoek zal ik in ieder geval gebruik maken van onderstaande literatuur, waarbij de uitwerking van de gebruikte literatuur per deelvraag in hoofdstuk 2 verder uitgewerkt wordt. Bonset, H., & e.a. (2010). Nederlands in de onderbouw. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Donk, C. v., & Lanen, B. v. (2013). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2009). Effectief leren. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Rooij, S. d. (2009). Schrijft het voort! Creatief schrijven met jongeren. Opgeroepen op mei 1, 2015, van www.lkca.nl: http://www.lkca.nl/~/media/downloads/ak_2009_schrijft_het_voort.pdf SLO. (2012). Schrijven van 1F naar 2F. Opgeroepen op mei 1, 2015, van www.slo.nl. Winkels, J., & Hoogeveen, P. (2014). Het didactische werkvormen boek. Assen: Koninklijke van Gorcum BV. 6 Hoofdstuk 2 Verkennend onderzoek 2.1 Inleiding verkennend onderzoek Het verkennend onderzoek bestaat uit een praktijkverkenning en een literatuurverkenning waarbij door middel van triangulatie de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek wordt vergroot (Van der Donk en Van Lanen, 2012). De verschillende onderzoekvormen die ik heb gebruikt bij het praktijkonderzoek zijn het afnemen van interviews bij docenten en het enquêteren van leerlingen. Voor het literatuuronderzoek heb ik verschillende bronnen bestudeerd. Door te variëren in doelgroep en literatuur heb ik brontriangulatie toegepast. Met het toepassen van verschillende onderzoeksmethoden, het interview en de enquête, heb ik methodische triangulatie toegepast. Door deze variatie in onderzoekvormen wordt het onderzoek betrouwbaarder en de resultaten krachtiger. 2.2 Praktijkverkenning In dit hoofdstuk wordt het plan van aanpak voor het praktijkonderzoek en de keuze voor de onderzoeksmiddelen onderbouwd. Verder volgt een presentatie van de resultaten en de conclusies die daaraan verbonden zijn. 2.2.1 Inleiding In hoofdstuk 1 zijn de onderzoeksvraag en deelvragen benoemd en zijn deze onderverdeeld in een praktijkonderzoek en theorieonderzoek. De deelvragen zijn hieronder nogmaals genoemd en waar nodig aangevuld. Leerlingenenquête: - Welke ervaringen hebben de leerlingen uit havo 1 met het lespakket uiteenzetting? - Welke werkvormen vinden leerlingen uit havo 1 interessant? Op basis van feedback die ik ontving van een medestudent, voeg ik de volgende vraag hieraan toe: - Vinden 1 havo –leerlingen creatieve schrijfopdrachten interessant? Interviews met collega’s: - Wat zijn de kenmerken van een betoog? - Welke werkvormen uit het bestaande lespakket betoog en uiteenzetting zijn effectief gebleken? - Op welke manier denken docenten Nederlands op het Kalsbeek College dat schrijfonderwijs voor het betoog aangeboden moet worden? - Welke werkvormen vinden leerlingen uit havo 1 interessant? Op basis van de deelvraag over creatieve schrijfopdrachten die ik bij de leerlingenenquête heb toegevoegd, voeg ik in dit onderdeel de volgende vragen toe: - Welke ervaringen hebben docenten met het aanbieden van creatieve schrijfopdrachten aan leerlingen? - Welk verband zien docenten tussen creatieve en zakelijke schrijfopdrachten? 7 2.2.2 Plan van aanpak en middelen Leerlingenenquête De keuze voor een enquête heb ik in de eerste plaats gemaakt omdat ik graag zoveel mogelijk leerlingen bevraag om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen schetsen van hun ervaringen en voorkeuren. Een enquête kan gelijktijdig door meerdere leerlingen ingevuld worden en is levert daarmee kwantitatieve informatie op. Verder heb ik ervoor gekozen om niet alleen mijn havo-1-klas te enquêteren, maar ook een andere. De eerste reden hiervoor is dat mijn leerlingen sociaal wenselijke antwoorden zouden kunnen geven. Een tweede klas enquêteren geeft een meer evenwichtig beeld. Ten tweede vraag ik in de enquête naar de waardering van het eerder gebruikte lespakket uiteenzetting. Er kunnen per klas verschillen zijn in de waardering van dit lespakket. Deze verschillen kunnen bijvoorbeeld voortkomen uit een andere aanpak van de docent of de werkbereidheid binnen een klas. Dit laatste aspect zal ik nader toelichten. Binnen het lespakket uiteenzetting nam samenwerking een belangrijke rol in, omdat leerlingen elkaar van feedback moesten voorzien. In een klas met een positieve groepsnorm en een hoge cohesie zal deze samenwerking beter verlopen zijn dan ik een klas met een negatieve groepsnorm en lage cohesie. In de eerste klas is het de norm om samen te werken en om elkaar te helpen en corrigeren om tot een goede taakuitvoering te komen. In de tweede groep overheersen negatieve opvattingen over leren en is er weinig ruimte voor samenwerken omdat leerlingen weinig of niet betrokken zijn bij elkaar (Geerts en Van Kralingen, 2012). Kortom, door het afnemen van de enquête in twee klassen wordt een betrouwbaarder beeld gecreëerd. Uiteraard kan opgemerkt worden dat het enquêteren van twee klassen op een totaal van veertien brugklassen nog steeds niet representatief is, maar een uitgebreider onderzoek voert voor deze opdracht te ver. Planning en uitvoering In week 16 en 17 staan diverse CITO-toetsen gepland en de ervaring leert dat leerlingen hier niet het hele uur mee bezig zijn. Dit laat ruimte om leerlingen na de CITO-toets een enquête te laten invullen. Ik moet bij deze toetsen surveilleren bij andere klassen dan alleen de mijne. Dat geeft mij de gelegenheid om verschillende klassen te enquêteren. Ik heb gekozen voor een enquête met gesloten vragen die de leerlingen moeten waarderen op een schaal van 1(helemaal mee eens) tot 4 (helemaal niet mee eens). Bij het opstellen hiervan heb ik op een logische en overzichtelijke indeling gelet: het eerste deel van de enquête gaat over werkvormen en het tweede deel over schrijfvaardigheid. Ik heb er voor gekozen om geen antwoordmogelijkheid als ‘weet ik niet’ op te nemen. Daarmee wil ik voorkomen dat leerlingen zomaar wat invullen. De vragenlijst is snel in te vullen; gemiddeld genomen zal een leerling er niet meer dan vijf minuten aan hoeven besteden. Door te lengte te beperken hoop ik dat leerlingen de vragenlijst nauwkeurig zullen invullen (Van der Donk en Van Lanen, 2012). De enquête kent meerdere doelen. In de eerste plaats bevraagt het de leerlingen over de werkvormen die zij effectief en plezierig vinden. Deze informatie kan ik beschrijven en ik kan hiermee rekening houden bij het kiezen van werkvormen voor het lespakket. Verder evalueert de enquête het lespakket uiteenzetting op punten als duidelijkheid, waardering, werkvormen en begeleiding van de docent. Een ontwerpeis is namelijk dat het lespakket betoog qua opbouw vergelijkbaar moet zijn met het lespakket uiteenzetting. Met de informatie die uit de enquête naar voren komt, kan in het lespakket betoog rekening gehouden worden. Uiteraard kan deze informatie ook meegenomen worden bij een revisie van het lespakket uiteenzetting. 8 Interview met docenten De keuze voor een interview heb ik gemaakt omdat ik graag een inhoudelijk gesprek met collega’s voer over schrijfvaardigheid en dan met name het lespakket betoog. Ik ben vooral op zoek naar kwalitatieve informatie. Een manier om kwalitatieve informatie te verkrijgen is doorvragen. Een interview is een geschikt instrument om dit te doen. Ik zal twee docenten interviewen die vorig jaar hebben gewerkt met het lespakket betoog. Dit is een voorwaarde om inzichtelijk te krijgen hoe de ervaringen met het lespakket waren en welke aanvullingen of verbeteringen nodig zijn. Het interview kent diverse doelen, namelijk - bepalen welke kenmerken het betoog heeft volgens de docent; - de sterke en zwakke kanten van het bestaande lespakket benoemen; - passende didactische aanpakken bij schrijfonderwijs benoemen. De leidraad bij het interview is opgenomen in de bijlage. Planning en uitvoering Ik plan de interviews nadat ik de enquêtes heb afgenomen onder de leerlingen. Dit doe ik omdat het me interessant lijkt de resultaten van de enquêtes mee te nemen tijdens de interviews. Zo kunnen tijdens het gesprek beweringen of ervaringen van docenten bevestigd worden door de uitkomsten van de enquêtes, maar wellicht ook tegengesproken. 2.2.3 Resultaten en conclusies Leerlingenenquêtes A. Werkvormen Wat betreft de werkvormen zelfstandig werken, in duo’s of in groepjes (meer dan twee) hebben de leerlingen een voorkeur voor het werken in duo’s. Alleen werken vinden de meeste leerlingen niet prettig volgens de enquêteresultaten. De docent wisselt redelijk vaak, maar niet altijd, af in de werkvormen zelfstandig werken, in duo’s of groepjes. Leerlingen vinden onderling overleg zinvol. Klassikale uitleg door de docent wordt door de meeste leerlingen als prettig ervaren, maar ook zelfstandig de theorie bestuderen en dan zelf aan het werk gaan waarbij de docent om uitleg gevraagd kan worden, wordt door de meeste leerlingen positief als ervaren. De meeste leerlingen vinden de Nederlandse les doorgaans niet saai, maar interessant. Een overzicht van de enquêteresultaten is in de bijlage opgenomen. Conclusies Het gegeven dat leerlingen het liefst in duo’s werken kan prima ingezet worden bij het lespakket betoog. Een van de ontwerpeisen is dat leerlingen elkaar van feedback moeten voorzien. Dat is bij uitstek een activiteit die in duo’s uitgevoerd moet worden. Dit wordt nog eens onderstreept door het feit dat leerlingen onderling overleg zinvol vinden. Bij feedback geven leggen leerlingen aan elkaar uit hoe ze tot hun feedback gekomen zijn. Bij het ontvangen van feedback leren leerlingen door te vragen naar de reden van de feedback. Blijkbaar vinden leerlingen het prima als de docent een klassikale uitleg geeft, maar ze geven tegelijkertijd aan dat ze het ook prettig vinden als ze zich zelfstandig lesstof eigen kunnen maken waarbij de docent beschikbaar is voor uitleg. Afwisseling in beide concepten lijkt de aangewezen manier om aan beide wensen tegemoet te komen. Wat het lespakket betoog betreft zou de docent de theorie kort samen kunnen vatten in de eerste les en dit klassikaal behandelen. De detailinformatie kunnen leerlingen zelfstandig opzoeken of bestuderen, al dan niet aan de hand van een gerichte opdracht. B. Schrijfvaardigheid 9 Het lespakket uiteenzetting vonden de meeste leerlingen duidelijk tot zeer duidelijk. Het schrijven van een uiteenzetting wordt door een ruimte meerderheid van de leerlingen als leuk bestempeld, maar iets minder dan de helft van de leerlingen vindt een dergelijke schrijfopdracht niet leuk om te doen. Dit heeft misschien te maken met het feit dat het grootste deel van de leerlingen het schrijven van een uiteenzetting moeilijk vindt, zo blijkt uit de enquête. Een schrijfopdracht in een groepje maken vinden het grootste deel van de leerlingen geen goed idee. Ongeveer de helft van de leerlingen vindt het geven van feedback best moeilijk, terwijl de andere helft dit niet moeilijk vindt. Ongeacht of leerlingen het geven van feedback moeilijk vinden of niet, de overgrote meerderheid vindt het wel fijn om feedback te ontvangen van een klasgenoot. Leerlingen lijken een (lichte) voorkeur te hebben om schrijfopdrachten thuis te maken in plaats van op school. Een ruime meerderheid van de leerlingen geeft aan dat de docent hen helpt bij het verbeteren van schrijfopdrachten. Toch is er een klein aantal leerlingen dat aangeeft dat de docent hen niet helpt bij het verbeteren van hun schrijfproduct. Het merendeel van de leerlingen geeft aan creatieve schrijfopdrachten leuk te vinden. Een kleiner deel, maar nog een redelijk percentage, vindt creatieve schrijfopdrachten niet leuk. Conclusie Het lespakket uiteenzetting wordt door de meeste leerlingen goed gewaardeerd wat de duidelijkheid betreft. Toch geeft een deel van de leerlingen aan dat het lespakket uiteenzetting best moeilijk was. Aan dit punt zal aandacht besteed moeten worden bij het lespakket betoog. Het is niet af te leiden uit de enquête wat de leerlingen precies moeilijk vonden, maar afgaande op de lessen over het schrijven van een uiteenzetting en de bijbehorende toets, verwacht ik dat het schrijven an sich door behoorlijk wat leerlingen moeilijk gevonden wordt. Correct formuleren en spellen, de juiste opbouw toepassen, het zijn aspecten die totaal nieuw voor brugklasleerlingen zijn. Wellicht hangt het feit dat leerlingen het fijn vinden om feedback te ontvangen hier wel mee samen. Doordat de schrijftaak best zwaar gevonden wordt, ontstaat de behoefte om tips van een ander te ontvangen. Interviews docenten Op de vraag wat de kenmerken van een betoog zijn, kwamen de antwoorden van beide docenten in grote lijnen overeen met de resultaten uit het literatuuronderzoek. Een betoog is een overtuigende tekst die argumenten geeft bij een bepaald standpunt. Op het Kalsbeek College gelden verder een aantal afspraken bij het schrijven van een betoog waarover niet direct iets terug te vinden is in de literatuur. Het niet mogen gebruiken van een aansprekende je is hier een voorbeeld van, evenals de afspraak om een betoog niet te eindigen met een activerende zin. Een nieuw vormgegeven lespakket betoog moet eenvoudig in te zetten zijn door alle collega’s. Het moet duidelijk en compleet zijn. Uitgangspunt hierbij is het lespakket uiteenzetting. Het lespakket mag niet te omvangrijk zijn (maximaal 10 pagina’s) en moet goed te kopiëren zijn, dat wil zeggen dat plaatjes e.d. er beter niet in opgenomen kunnen worden. Het is handig om een zo compleet mogelijke lijst op te nemen van afspraken die gelden op het Kalsbeek College wat schrijfteksten betreft. Docenten gaan soms verschillend om met het gebruik van een aansprekende je of een activerende slotzin. Er moet ruimte blijven voor eigen smaak van een docent, maar een aantal richtlijnen zijn goed om op te nemen. De docent kan dan zelf bepalen hoe hiermee om te gaan. Het schrijven in rondes vinden de docenten zeer belangrijk. Dit betekent dat leerlingen hun teksten in ieder geval een keer herschrijven en soms wel twee keer, aan de hand van ontvangen feedback. Het schrijven van een betoog in de brugklas vinden de geïnterviewde docenten nuttig, ook voor vmbo-t/havo-brugklassen. De uitvoering van de taak moet aangepast worden aan het niveau van de leerlingen, maar ervaring van de docenten leert dat juist th-leerlingen prima betogen kunnen schrijven. Zij houden zich strikt aan de voorgeschreven opbouw en kunnen vaak prima argumenten bij een stelling bedenken. Waarom th-leerlingen dit soms beter doen dan hv-leerlingen was voor de docenten ook niet helemaal duidelijk. Misschien denken th-leerlingen minder buiten de kaders en 10 hebben daardoor minder moeite om zich aan de opdracht te houden. De stellingen waarover thleerlingen moeten schrijven zijn vaak iets makkelijker en/of liggen dichter bij de belevingswereld. Effectieve opdrachten uit het lespakket uiteenzetting en betoog zijn vooral de schrijfopdrachten zelf, vertellen de docenten. Veel oefenen maakt dat leerlingen zich de schrijfvaardigheid steeds beter eigen maken, zo gaven de docenten aan. Het schrijven in rondes is hierbij, zoals als eerder gezegd, een belangrijk onderdeel van het leerproces. Het lespakket moet minimaal twee schrijfopdrachten bevatten, die opgenomen moeten worden in het schrijfdossier van de leerling. De docenten zijn zich ervan bewust dat het schrijven van een betoog een vaardigheid op 3F-niveau is. Het versimpelen van de theorie en de opdracht is daarom nodig. Wat de theorie betreft hoeven leerlingen de verschillende vormen van argumenten niet te kennen. De opbouw van een betoog met argumenten voor en tegen en verwerpingen kan ook versimpeld worden door bijvoorbeeld alleen argumenten voor te geven. Wat werkvormen betreft merken docenten dat leerlingen het werken in duo’s en individueel werken het prettigst vinden wat schrijfvaardigheid betreft. Leerlingen moeten vaak even over een drempel heen om te starten met schrijven. Het schrijfplan is volgens de docenten een goed hulpmiddel om leerlingen over die drempel heen te helpen. Ook het oefenen met maar een onderdeel van de tekst, zoals de inleiding helpt leerlingen om zelfvertrouwen in het schrijven te ontwikkelen en langzamerhand minder moeite te hebben om te starten met een schrijfopdracht. De geïnterviewde docenten bieden weinig tot geen creatieve schrijfopdrachten aan. De voornaamste reden hiervoor is tijdgebrek. Een docent heeft schrijfvaardigheid eens gekoppeld aan de mentorles. Aan de hand van diverse voorwerpen zoals een foto, bril of jampotje moesten de leerlingen een tekst schrijven over hoe ze school ervaarden. In de reguliere lessen Nederlands is er doorgaans geen tijd voor dergelijke vrije schrijfopdrachten. Docenten denken wel dat creatief schrijven het zakelijk schrijven van de leerlingen kan verbeteren. Maar toch wordt ervoor gekozen om alleen zakelijke teksten te laten schrijven om de voor de hand liggende reden dat deze onderdeel zijn van het toetsprogramma. Overigens wordt bij het onderdeel fictie wel een vrije schrijfopdracht gegeven. Dit is een handelingsdeel en telt niet mee voor een eindcijfer. Conclusies Uit de interviews blijkt dat de conventies bij het schrijven van een betoog voor het grootste deel overeenkomen met de algemeen geldende afspraken, maar op het Kalsbeek College gelden nog een aantal aanvullende afspraken. Bij het samenstellen van het lespakket is het goed om de Kalsbeekafspraken duidelijk te noteren zodat leerlingen weten wat van hen verwacht wordt. Opvallend is dat th-leerlingen op het Kalsbeek doorgaans goede betogen kunnen schrijven, terwijl hv-leerlingen hier soms meer moeite mee hebben. Wellicht sluiten de stellingen toch niet goed aan bij de belevingswereld van hv-leerlingen of moeten ze bij het uitvoeren van de opdracht meer begeleid worden. Dit is een aandachtspunt bij het samenstellen van het lespakket. Creatieve schrijfopdrachten worden vrijwel niet gemaakt op het Kalsbeek College. De belangrijkste reden hiervoor is tijdgebrek en het feit dat alleen zakelijke schrijfopdrachten getoetst worden. De toegevoegde waarde van creatieve schrijfopdrachten wordt wel gezien door docenten en daarom is het de moeite waard om te kijken of er een creatieve schrijfopdracht opgenomen kan worden in het lespakket, zonder dat dit teveel tijd kost. Deze opdracht hoeft niet mee te tellen bij de eindbeoordeling, maar het doel van deze (en alle andere opdrachten en toetsen) is om de schrijfvaardigheid te vergroten en eventuele schrijfangst weg te nemen. 11 2.3 Literatuurverkenning 2.3.1 Inleiding In dit literatuuronderzoek staan de volgende deelvragen centraal: 1. Welke schrijftaken beheersen leerlingen uit havo 1 (niveau 1F)? 2. Op welk moment wordt het schrijven van een betoog genoemd in de referentieniveaus? 3. Wat zijn de kenmerken van een betoog? 4. Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? 5. Hebben creatieve schrijfopdrachten een toegevoegde waarde? 2.3.2 Uitwerking per deelvraag Welke schrijftaken beheersen leerlingen uit havo 1 (niveau 1F)? In de doorlopende leerlijnen taal en rekenen (SLO, 2010) staat beschreven dat leerlingen die de basisschool verlaten referentieniveau 1F beheersen. Dit houdt in dat leerlingen korte, eenvoudige teksten kunnen schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld. De bijbehorende taken zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. In onderstaand schema staan per categorie voorbeelden genoemd van schrijfopdrachten op niveau 1F (Bonset e.a., 2010). Correspondentie Formulieren invullen, berichten, advertenties en aantekeningen Verslagen, werkstukken, samenvattingen en artikelen Vrij schrijven Briefje, kaartje of e-mail schrijven om informatie te vragen, iemand te bedanken, te feliciteren, uit te nodigen e.d. Kan een kort bericht, een boodschap met eenvoudige informatie schrijven. Kan eenvoudige standaardformulieren invullen. Kan aantekeningen maken en overzichtelijk weergeven. Kan een verslag en/of een werkstuk schrijven en daarbij stukjes informatie uit verscheidene bronnen samenvatten. Kan eigen ideeën, ervaringen, gebeurtenissen en fantasieën opschrijven in een verhaal, in een informatieve tekst of in een gedicht. Op welk moment wordt het schrijven van een betoog genoemd in de referentieniveaus? Het schrijven van een betoog wordt benoemd bij referentieniveau 3F, als taak bij de categorie verslagen, werkstukken, samenvattingen en artikelen. De beschrijving van de taken is als volgt: kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten schrijven. Kan vanuit een vraagstelling een verslag, werkstuk of artikel schrijven waarbij een argument wordt uitgewerkt en daarbij redenen aangeven voor of tegen een bepaalde mening en de voor- en nadelen van verschillende keuzes uitleggen. Kan informatie uit verschillende bronnen in een tekst synthetiseren (Bonset e.a., 2010). Het is duidelijk dat deze taak vraagt om behoorlijk meer vaardigheid en kennis dan niveau 1F. Leerlingen moeten argumenten kunnen benoemen en uitwerken, terwijl argumenteren in 1F niet genoemd wordt. Verder moeten ze voor- en nadelen van keuzes kunnen benoemen en uitleggen. Ook het met elkaar in verband brengen van verschillende bronnen is van een ander niveau dan het 12 samenvatten van stukjes informatie zoals in 1F beschreven wordt. Toch gaan er geluiden op om complexe tekstsoorten als een betoog al eerder aan te bieden dan in de tweede of derde klas van de middelbare school. Suzanne van Norden van Stichting Taalvorming pleit ervoor op de basisschool meer aandacht te besteden aan schrijfvaardigheid, waaronder ook het schrijven van een betoog. Een didactiek die hiervoor gebruikt kan worden is de genre-didactiek. Deze didactiek neemt de ervaringstekst die de leerling schrijft als uitgangspunt en zoekt daarin vervolgens de kenmerken van een bepaald genre, zoals een verhaal, een procedure of een betoog. Iedere geschreven tekst wordt als het ware open gevouwen door stappen te identificeren, sleutelzinnen en –woorden aan te wijzen en vervolgens te bepalen tot welk genre de tekst behoort of wat er nog zou moeten gebeuren om hem tot een bepaald genre te laten behoren (Norden, 2014). Deze didactiek draait de volgorde eigenlijk om: leerlingen schrijven een tekst die ‘toevallig’ kenmerken bevat van een bepaalde tekstsoort. Na het schrijven komen leerlingen, onder begeleiding van de docent, tot het inzicht tot welke tekstsoort hun tekst behoort. Wat zijn de kenmerken van een betoog? Een betogende tekst kenmerkt zich doordat de schrijver naast informatie ook zijn mening geeft, met de bedoeling dat de lezers die mening gaan delen. Voorbeelden van betogende teksten zijn ingezonden brieven, redactionele artikelen, beschouwingen in opiniebladen of recensies. De meeste leerlingen zullen dergelijke teksten in hun latere leven niet hoeven schrijven, maar betogende teksten leren schrijven is toch zeker nuttig. Het is in de eerste plaats zinvol dat leerlingen leren om een mening te formuleren, zowel mondeling als schriftelijk. Verder zijn meningen en argumenten vaak onderdeel van teksten, zoals brieven waarin geklaagd of geprotesteerd wordt. Ook spelen betogende teksten bij het Nederlands in de bovenbouw traditioneel gezien een belangrijke rol. In de onderbouw kan door al enigszins op worden voorbereid. Tot slot doet het schrijven van een betoog een beroep op een aantal belangrijke deelvaardigheden van schrijven: het bepalen van doel en publiek, brainstormen en informatie verzamelen en een goede tekstopbouw. Het is daarmee een zinvolle oefening in deelvaardigheden (Bonset e.a., 2010). Het doel van een betogende tekst is dus overtuigen. De schrijver probeert de lezer te overtuigen van een standpunt door argumenten te geven. Het schrijven van een betoog begint met het opstellen van een argumentatieschema waarin de schrijver de argumenten op een rij zet. In de argumentatie kan onderscheid gemaakt worden in vier vormen argumentatie, namelijk enkelvoudig, meervoudig, nevenschikkend en onderschikkend. Het gebruik van signaalwoorden maakt duidelijk om welk soort argumentatie het gaat. Bij enkelvoudige argumentatie wordt gebruik gemaakt van signaalwoorden als want, omdat , aangezien. Bij meervoudige argumentatie wordt gebruik gemaakt van signaalwoorden als ten eerste, ten tweede, ook, daarnaast. Nevenschikkende argumenten zijn te herkennen aan signaalwoorden als bovendien, daarbij komt. Onderschikkende argumenten zijn te herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, dat blijkt uit. Een betoog kent een vaste indeling in een inleiding, een middenstuk en een slot. In de inleiding probeert de schrijver de aandacht van de lezer te trekken formuleert hij vervolgens de stelling. In de kern wordt per alinea een argument behandeld. Een argument wordt versterkt door het geven van voorbeelden en/of feiten. Bovendien wordt het betoog hierdoor verlevendigd. De argumenten die het standpunt versterken zijn het belangrijkst, maar mogelijke tegenargumenten kunnen ook opgenomen worden in een betoog. Door tegenargumenten te benoemen wordt het betoog sterker omdat de schrijver laat zien rekening te houden met kritische reacties van lezers. Door deze tegenargumenten vervolgens te ontkrachten wordt het betoog nog sterker. In de conclusie worden de stelling en de belangrijkste argumenten herhaald en wordt vervolgens een korte samenvatting gegeven (Taalwinkel, 2014). Op welke manier kun je leerlingen uit havo 1 kennis bijbrengen over het schrijven van een betoog? Zoals al eerder gezegd komen bij het schrijven van een betoog verschillende vaardigheden samen: het bepalen van doel en publiek, brainstormen, informatie verzamelen en een goede tekstopbouw. 13 Een leerling kan dus alleen een goed betoog schrijven als hij die verschillende deelvaardigheden onder de knie heeft. Daarnaast vraagt het schrijven van een betoog specifiek om onderwijs over argumenteren. De vraag hoe je havo 1-leerlingen dit onderwijst, is best een lastige. Publiekgericht schrijven is bijvoorbeeld geen onderwerp op 1F-niveau. Dit geldt ook voor argumenteren en informatie met elkaar in verband brengen. De eerder genoemde genre-didactiek die beschreven wordt door Van Norden (2014) stelt echter dat leerlingen op 1F-niveau wel degelijk betogende teksten kunnen schrijven. In haar presentatie Teksten leren schrijven in het basisonderwijs benoemt ze dat een betogende tekst voor basisschoolleerlingen zou kunnen bestaan uit een argumentatie bij een stelling met alleen argumenten vóór. Met andere woorden: complexe vaardigheden kunnen aangeboden worden, maar dan op een versimpelde manier. In plaats van voor- en tegenargumenten en weerlegging hiervan beperken leerlingen zich tot de argumenten voor. Het aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen bij de keuze voor een onderwerp van het betoog is ook belangrijk. Dit sluit immers weer aan bij de kenmerken van een leerling met 1F-niveau (Bonset e.a., 2010). Verder is het zinvol om te kijken naar vaardigheden die wel aan bod komen op niveau 1F en die ook bij het schrijven van een betoog van belang zijn. Dit is bijvoorbeeld de opbouw van een tekst in inleiding, middenstuk en slot. Deze opbouw komt minder aan bod bij schrijfvaardigheid, maar wel bij leesvaardigheid en kan prima ingezet worden bij schrijfonderwijs. Het verbanden leggen tussen verschillende vaardigheden maakt het onderwijs alleen maar functioneler. Referentieniveau 2F bevat meer taken die voorbereiden op het schrijven van een betoog. Om leerlingen van 1F naar 2F te brengen, is het prima om opdrachten aan te bieden die leerlingen laten groeien van het ene naar het andere referentieniveau. De publicatie Schrijven van 1F naar 2F (2012) benoemt dat het onderwerp en de inhoud een belangrijke rol spelen bij de complexiteit van de schrijftaak. Een onderwerp dat dicht bij de belevingswereld van leerlingen ligt, is makkelijker om over te schrijven. Verder maakt het hebben van voorkennis de schrijfopdracht eenvoudiger. Ook betrokkenheid speelt een rol. Leerlingen schrijven makkelijker over een onderwerp waarbij ze betrokken zijn. Tot slot is het taalgebruik van belang. Formeel taalgebruik maakt de schrijfopdracht moeilijker omdat het verder van de leerling af staat. Op de vraag hoe je leerlingen kennis over het schrijven van een betoog bij kunt brengen, speelt de didactiek een belangrijke rol. Activerende didactiek leidt tot een actievere en zelfstandiger lerende leerling en laat leerlingen effectiever leren (Winkels en Hoogeveen, 2014). Het uitgangspunt bij het kiezen van een werkvorm moet altijd het leerdoel zijn. Verder is het zinnig om regelmatig te variëren met werkvormen om zoveel mogelijk leerlingen, voor wat betreft hun leerstijl en leertype, aan hun trekken te laten komen. Het SLO (2008) heeft in het document Activerende schrijflessen een aantal praktische handreikingen gegeven bij schrijfdidactiek. Ik noem er hier een aantal. In de eerste plaats is het belangrijk om de schrijflessen echt (functioneel) te maken. Dat wil zeggen dat het belangrijk is om een echt probleem te kiezen waar leerlingen over moeten schrijven. Verder is keuzevrijheid van leerlingen belangrijk. Zelf het onderwerp van een tekst mogen kiezen, maakt de opdracht functioneler. Ook het gebruik van andere taalvaardigheden (lezen, luisteren) maakt de schrijfvaardigheid sterker. Tot slot benoemt het SLO het belang van het klein houden van de schrijfopdracht. Hebben creatieve schrijfopdrachten een toegevoegde waarde? Bij producten van creatief schrijven kun je denken aan gedichten, verhalen of songteksten. Wat het proces van het creatief schrijven betreft, beschrijft Van Burg (2010) dat het creatief schrijven zich vooral kenmerkt door originaliteit, dus het bedenken van iets nieuws. Een ander kenmerk is dat de schrijver blijk geeft van een grote mate van persoonlijke betrokkenheid. Creatieve teksten zijn vaak persoonlijk. De schrijver laat zich leiden door eigen emoties en creëert zijn eigen regels. Bij zakelijk schrijven denk je meer aan het schrijven van formele teksten, zoals een zakelijke brief of een betoog. Deze teksten zijn gebonden aan een bepaalde opbouw en hebben een bepaald doel, zoals informeren of overtuigen. Creatief versus zakelijk, welke voor- en nadelen zijn er te noemen? 14 Volgens Bonset e.a. (2010) is een belangrijk voordeel van creatief schrijven het wegnemen van tegenzin of angst om te schrijven. Leerlingen laten ervaren dat zij een wit vel vol kunnen schrijven, geeft zelfvertrouwen. Verder ervaren leerlingen dat schrijven leuk kan zijn, zonder dat ze steeds aan het product of de rode pen van de docent hoeven denken. Ook leerlingen zonder schrijfangst kunnen baat hebben bij creatief schrijven doordat ze onbelemmerd kunnen spelen met taal en levendiger woorden kunnen kiezen en zinnen bouwen. Dit kan de kwaliteit van hun zakelijke teksten weer verbeteren. 2.3.3 Conclusie Uit dit literatuuronderzoek blijkt dat leerlingen in havo 1 starten met referentieniveau 1F. Dit betekent dat zij korte, eenvoudige teksten kunnen schrijven over alledaagse onderwerpen of over onderwerpen uit de leefwereld. Het schrijven van een compleet betoog is een vaardigheid op niveau 3F en vraagt om diverse vaardigheden van leerlingen. Je kunt niet verwachten dat leerlingen op 1Fniveau een volledig betoog schrijven, maar een vereenvoudigde versie ervan is mogelijk. Hierbij is het belangrijk te letten op: - de keuze van het onderwerp. Dit moet dicht bij de belevingswereld van leerlingen liggen. - aanwezige voorkennis. Veel voorkennis maakt het schrijven makkelijker. - betrokkenheid van leerlingen bij een onderwerp. - de taal die leerlingen moeten gebruiken. Formeel taalgebruik maakt de opdracht moeilijker. Suzanne van Norden stelt dat leerlingen zelfs al op de basisschool in staat zijn om eenvoudige betogende teksten te schrijven, maar dat zij dit veelal onbewust doen. Docenten kunnen leerlingen bewust maken van woorden en zinnen die een tekst tot een bepaalde tekstsoort maken. Een betogende tekst heeft een aantal specifieke kenmerken. Het is een overtuigende tekst waarin de schrijver argumenten geeft bij een standpunt. Om het betoog sterker te maken kunnen tegenargumenten en weerleggingen hiervan opgenomen worden. Een betoog is opgebouwd uit een inleiding, een middenstuk en een slot. Creatieve schrijfopdrachten kunnen leerlingen helpen om hun zakelijke teksten te verbeteren doordat ze onbevangen kunnen oefenen met zinsbouw en/of woordkeuze. Voor leerlingen die schrijfangstig zijn kan creatief schrijven een manier zijn om hun zelfvertrouwen en plezier in het schrijven te laten groeien. 15 Hoofdstuk 3 Het beroepsproduct 3.1 Conclusie verkenning In het lespakket uiteenzetting was schrijven in rondes waarbij leerlingen elkaar van feedback voorzien al opgenomen. Deze werkvorm kan in het lespakket betoog zeker weer worden opgenomen omdat zowel leerlingen als docenten hier enthousiast over zijn en de meerwaarde van inzien. Het lespakket betoog moet zodanig opgesteld worden dat leerlingen die dat willen er ook zonder (veel) uitleg van de docent mee aan de slag kunnen. Op die manier wordt ook tegemoet gekomen aan de leerstijl van een redelijk grote groep leerlingen. De docent heeft hierin uiteraard de regie, maar het lesmateriaal moet een dergelijke aanpak niet in de weg staan. Bij het samenstellen van het lespakket moet kritisch gekeken worden naar de aansluiting bij de belevingswereld van leerlingen en de te kiezen stellingen. Op basis van het aanwezige referentieniveau moet de opdracht betoog versimpeld worden om de ‘’kloof’’ van 1F naar 3F te overbruggen. Leerlingen hebben wat opbouw van een tekst voorkennis opgebouwd bij leesvaardigheid en onbewust schrijven leerlingen teksten al in een bepaalde tekstsoort. Dat gegeven maakt dat het aanbieden van een schrijfopdracht op 3F zou moeten kunnen slagen. Creatieve schrijfopdrachten kunnen een meerwaarde bieden bij het schrijven van zakelijke teksten, maar dit mag niet ten koste gaan van zakelijke schrijfopdrachten. 3.2 Ontwerpeisen Doelgroep: collega-docenten die lesgeven in het eerste jaar van de havo. Ontwerpeisen Het ontwerp moet overdraagbaar zijn naar docenten die lesgeven in de eerste klas van de havo. Het sluit aan bij de aanwezige voorkennis van de docenten. Het lespakket bevat opdrachten waarmee leerlingen elkaar van feedback moeten voorzien. Verantwoording Interview collega: alle collega’s die lesgeven in de brugklas van de havo moeten het materiaal eenduidig kunnen inzetten in hun lessen. Interview collega: we vinden het belangrijk dat leerlingen oefenen in het geven en ontvangen van feedback. In de eerste plaats om te leren hoe het geven van feedback werkt en in de tweede plaats om je tekst te verbeteren. Het lespakket bevat opdrachten Interview collega: om de die van de leerlingen vragen om ontvangen feedback functioneel hun teksten te herschrijven na te laten zijn, verbeteren ontvangen feedback (schrijven in leerlingen hun tekst na ontvangen rondes). feedback. In het lespakket wordt helder Interview collega: er wordt door verwoord welke afspraken er op docenten soms verschillend het Kalsbeek College gelden wat gedacht over het gebruik van je of betreft schrijven. een activerende slotzin. Het lespakket is bruikbaar voor Interview collega: het materiaal het schooljaar 2015-1016. moet in ieder geval bruikbaar zijn Categorie Kenmerken van de leraar Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Organisatorische kenmerken 16 Het lespakket qua vormgeving en opzet vergelijkbaar met het lespakket ‘’schrijven van een uiteenzetting’’. Het lespakket bevat niet meer dan 10 pagina’s en bevat geen gekleurde illustraties of tabellen die onleesbaar worden na kopiëren. De lessen kunnen in een standaard lokaal gegeven worden. voor het lesjaar 2015-1016. Interview collega: we streven naar een uniforme uitstraling en standaard opbouw. Eerste deel van het lespakket behandelt de theorie, het tweede deel bevat opdrachten. Interview collega: de grootte van het lespakket moet beperkt blijven i.v.m. de kopieerkosten. Wat betreft illustraties etc. moet rekening gehouden worden met het feit dat het materiaal in zwart-wit gekopieerd wordt. Interview collega: leerlingen schrijven betogen met de hand om handschrift te ontwikkelen en ander denkproces aan te spreken. Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Organisatorische kenmerken Doelgroep: leerlingen eerste klas havo Het lespakket bevat activerende didactiek. Het lespakket bevat opdrachten die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Het lespakket sluit aan bij kennisniveau 1F en streeft naar 2F De theorie moet op zodanige wijze aangeboden worden dat leerlingen het ook (deels) zelfstandig kunnen bestuderen. Het lespakket bevat twee schrijfopdrachten die leerlingen in hun schrijfdossier moeten Literatuur: activerende didactiek leidt tot een actievere en zelfstandiger lerende leerling en laat leerlingen effectiever leren (Winkels en Hoogeveen, 2014). Enquête leerlingen: veel leerlingen vinden het prettig om zelfstandig of in duo’s zich de theorie eigen te maken door middel van opdrachten waarbij de docent beschikbaar is voor ondersteuning. Literatuur: de referentieniveaus benoemen dat voor leerlingen op 1F aansluiten bij de belevingswereld van belang is in schrijfonderwijs (Bonset e.a., 2010). Interview collega: de theorie en opdrachten moeten aansluiten bij niveau brugklas, maar mogen wel uitdagend zijn. Enquête leerlingen: veel leerlingen vinden het prettig om zich zelfstandig lesstof eigen te maken. Interview collega: in de brugklas havo moeten leerlingen een schrijfdossier vullen dat telt als Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Kenmerken van de leerling Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en 17 opnemen. Het lespakket legt de theorie over het schrijven van een betoog (een vaardigheid op 3F-niveau) op een manier uit die bij het niveau van eerstejaars havo-leerlingen past. De taak, het schrijven van een betoog, wordt versimpeld door de tegenargumenten en de verwerping niet te behandelen. Het lespakket bevat opdrachten waarmee leerlingen elkaar van feedback moeten voorzien. Het lespakket bevat opdrachten die van de leerlingen vragen om hun teksten te herschrijven na ontvangen feedback (schrijven in rondes). handelingsdeel. Interview collega: het Kalsbeek college heeft de keuze gemaakt om het schrijven van een betoog aan te bieden vanaf het eerste jaar. Men is zich ervan bewust dat het een vaardigheid op 3F-niveau betreft en daarom moet de theorie vertaalt worden naar 1F. Interview collega: om de taak op 1F-niveau aan te bieden, kan een deel van de theorie achterwege gelaten worden. Enquête leerlingen: leerlingen geven aan te leren van het geven en ontvangen van feedback. Enquête leerlingen: leerlingen geven aan te leren van het geven en ontvangen van feedback. inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken Pedagogische, didactische, vakdidactische en inhoudelijke kenmerken 3.3 Vormgeving product Beschrijving van product in hoofdlijnen Onderwerp Lespakket over het schrijven van een betoog. Doelgroep Leerlingen van het eerste leerjaar van de havo op het Kalsbeek College te Woerden. Docenten die lesgeven in de havo-brugklas op het Kalsbeek College te Woerden. Doel Het doel van dit lespakket is leerlingen informeren over betogende teksten en ze laten oefenen met het schrijven van een betoog. Het lespakket moet voldoende informatie geven als voorbereiding op de toets waarbij de leerlingen zelf een betoog moeten schrijven. Omdat het schrijven van een betoog een vaardigheid op 3F-niveau is, is het belangrijk om de theorie op zo’n manier aan te bieden dat leerlingen het begrijpen. Het versimpelen van de theorie of de taak is nodig om de kloof tussen 1F en 3F te overbruggen. Het lespakket is bedoeld als start in een lange leerlijn schrijfvaardigheid die uitmondt in het schrijven van een betoog in de bovenbouw van de havo en vwo. Dit lespakket draagt bij aan de voorbereiding op de vaardigheid debatteren die in het tweede jaar wordt aangeboden. Het voeren van een debat is opgenomen in het PTA-programma van de havo/vwo. Aan de hand van dit lespakket leren leerlingen: - wat een overtuigende tekst is. - dat een betoog een overtuigende tekst is. - wat een stelling of standpunt is. - dat een betoog een reactie is op een stelling of standpunt. - wat een argument is. - dat argumenten een stelling kunnen ondersteunen. - een beknopt argumentatieschema in te vullen. - dat argumenten versterkt worden door het geven van voorbeelden. 18 - dat een betoog is opgebouwd uit een inleiding, middenstuk en slot dat een inleiding start met een algemene schets van het probleem. Dit kan in de vorm van een voorbeeld of anekdote. De inleiding sluit af met de stelling. dat in het middenstuk per alinea een argument wordt gegeven. dat in het slot een korte samenvatting van stelling en argumenten gegeven wordt de schrijfconventies zoals ze gelden op het Kalsbeek College. nadenken over de formuleringen die ze moeten/kunnen gebruiken om de lezer te overtuigen. hun mening vormen en verwoorden bij een stelling. plezier in schrijven ontwikkelen! Vorm Het lespakket moet aansluiten bij het lespakket uiteenzetting. Dit betekent dat het moet bestaan uit een theoretisch gedeelte en een praktisch gedeelte. Het praktische gedeelte moet bestaan uit minimaal twee schrijfopdrachten die opgenomen kunnen worden in het schrijfdossier van de leerlingen. Het geven en ontvangen van feedback is een belangrijk onderdeel van het lespakket, daarom moet ook een feedbackformulier voor de leerlingen opgenomen worden. Het pakket wordt als papieren versie gebruikt op A4-formaat en moet geschikt zijn om te kunnen kopiëren. Het moet beschikbaar zijn op het netwerk van het Kalsbeek College zodat alle docenten er toegang tot hebben. Het pakket moet duidelijk en compleet zijn zodat de docenten, na een korte bestudering, er meteen mee aan de slag kunnen. Het is niet de bedoeling dat ze zelf nog op zoek moeten naar stellingen. De opmaak moet aansluiten bij de standaard opmaak, zoals die van het lespakket bij het schrijven van een uiteenzetting. 19 Hoofdstuk 4 Evaluatie en presentatie 4.1 Presentatie Ik heb het lespakket gepresenteerd aan mijn opdrachtgever binnen de school. Uit praktische overwegingen waren niet meer collega’s aanwezig. Op het moment dat het lespakket gebruikt wordt, schooljaar 2015-2106, zullen andere collega’s tijdens de sectievergaderingen hun ervaringen met en mening over het lespakket zeker geven. Ik heb tijdens de presentatie een korte schets gegeven van de uitkomsten van het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek. De opdrachtgever vond het lespakket er prima uitzien en vond het goed bruikbaar. Het voldeed aan de eisen die vooraf gesteld waren. 4.2. Evaluatie Ik heb voorafgaand aan de presentatie een vragenlijst opgesteld aan de hand waarvan de opdrachtgever het lespakket heeft beoordeeld. Dit evaluatieformulier is opgenomen in de bijlage. De opdrachtgever vond het lespakket overzichtelijk en collega’s kunnen er goed en snel mee aan de slag. De feedbackopdrachten zijn opgenomen in het lespakket waarbij de opdrachtgever opmerkte dat er nog meerdere vormen van feedback geven mogelijk zijn. Het lespakket maakt de theorie duidelijk en concreet. Het lespakket sluit goed aan bij het lespakket uiteenzetting en voldoet aan de eisen die vanuit de sectie gesteld zijn. Er is activerende didactiek toegepast, maar er zijn nog meer opties mogelijk. De werkvormen die opgenomen zijn, zijn creatief, maar waarschijnlijk zullen niet alle docenten ze toepassen. Dit is geen probleem, een docent kan naar eigen inzicht omgaan met het lespakket. Het lespakket bevat duidelijk tips voor de opbouw van een betoog en door de voorbeelden weten leerlingen waar ze naar kunnen kijken als ze meer houvast willen. 20 Literatuurlijst Bonset, H., & e.a. (2010). Nederlands in de onderbouw. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Burg, S. v. (2010). Schrijf je slim: onderzoeksinventarisatie: Effecten van Creatief Schrijven in het onderwijs. Opgehaald van www.kunstfactor.nl: http://www.kunstfactor.nl/engine/download/blob/Kunstfactor/48197/2010/48/101101_Sch rijf_je_slim_Effecten_van_creatief_schrijven_in_het_onderwijs.pdf?class=6785&field=48197 &id=115 Donk, C. v., & Lanen, B. v. (2013). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2009). Effectief leren. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Norden, S. v. (2014). Iedereen kan leren schrijven. Tijdschrift Taal, 4(7), 31-37. Norden, S. v. (onbekend). Teksten leren schrijven in het basisonderwijs. Opgehaald van www.slo.nl: http://www.slo.nl/primair/themas/netwerk_taalspecialist/bijeenkomst061011/Presentatie_ Suzanne_van_Norden.pdf/ Rooij, S. d. (2009). Schrijft het voort! Creatief schrijven met jongeren. Opgeroepen op mei 1, 2015, van www.lkca.nl: http://www.lkca.nl/~/media/downloads/ak_2009_schrijft_het_voort.pdf SLO. (2008). Activerende schrijflessen. Opgehaald van basistaal.slo.nl: http://basistaal.slo.nl/Formuleren/Lesvoorbeelden/activschr/S_Download_Activerende_sch rijflessen.doc/ SLO. (2012). Schrijven van 1F naar 2F. Opgeroepen op mei 1, 2015, van www.slo.nl. SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. (2010, 01 15). Doorlopende leerlijnen taal en rekenen. Opgeroepen op 08 19, 2015, van www.taalenrekenen.nl: http://www.taalenrekenen.nl/ref_niveaus_taal/niveauopbouw/ Taalwinkel. (2014). Taaladviespunt Hogeschool van Amsterdam & Universiteit van Amsterdam. Opgeroepen op 08 19, 2015, van www.taalwinkel.nl: http://www.taalwinkel.nl/category/stijl-en-woordenschat/stijl/ Winkels, J., & Hoogeveen, P. (2014). Het didactische werkvormen boek. Assen: Koninklijke van Gorcum BV. 21 Bijlagen Bijlage 2A Onderzoeksinstrumenten praktijkverkenning ENQUETE HAVO 1.docx Leidraad interview lespakket betoog.docx Bijlage 2B Geordende gegevens praktijkverkenning uitkomsten enquete havo 1.xlsx Bijlage 3A Het beroepsproduct 1hv lespakket betoog R3 - herzien.docx Bijlage 4A planning, vormgeving, presentatie en evaluatie Presentatie BP1 lespakket betoog .docx Bijlage 4B Vragenlijst evaluatie Evaluatie BP1 TTK.pdf 22 Leerverslag bij het ontwerpen van een beroepsproduct Student: Studentnummer: Begeleider HU: Stageschool: Onderwerp: Opleiding: Dossiernummer: Nelly Kool 1649404 Esther van der Helm Kalsbeek College te Woerden lespakket schrijven van een betoog voor havo 1 IA, bachelor Nederlands deeltijd 7598 23 Hoofdstuk 1 Inleiding De aanleiding voor het ontwikkelen van het lespakket betoog was dat het bestaande lesmateriaal niet volledig was. Met dit lesmateriaal werd al een aantal jaren gewerkt, maar docenten liepen er steeds weer tegenaan dat het materiaal onvolledig was. Het gevolg was dat alle docenten hun eigen invulling aan deze schrijfvaardigheidslessen gaven. Het verzoek om het lesmateriaal te herzien vond ik vrij pittig. Ik was zeer verbaasd om te horen dat in de brugklas al een betoog geschreven moest worden. Het leek mij een lastige klus om het schrijven van een dergelijke tekst aan te leren aan leerlingen uit de brugklas. Vanwege de komst van een nieuwe methode waren alle collega’s behoorlijk druk of zelf overbezet en daarmee niet beschikbaar om deze taak uit te voeren. Ik heb daarom mijn tanden in deze uitdaging gezet waarbij ik me erg bewust was van mijn beperkte onderwijservaring. De goede begeleiding door Jessica, tevens opdrachtgever, gaf me vertrouwen om deze taak op te pakken. Het formuleren van het praktijkprobleem ging makkelijk, omdat de opdracht vanuit school al behoorlijk duidelijk en omlijnd was. Technieken om tot een probleemstelling te komen zoals die beschreven worden door Van der Donk en Van Lanen (2013) heb ik niet hoeven toepassen. Het praktijkprobleem was al beschreven door collega’s. Hoofdstuk 2 Werkwijze en tijdbesteding Oriënteren op verkennend onderzoek Ik ben begonnen met het doornemen van het bestaande lesmateriaal en een aantal halve opzetjes die daarnaast nog bestonden. Dit gaf al een redelijk beeld van hoe het lespakket eruit zou moeten zien. In combinatie met het lespakket uiteenzetting, dat ik op dat moment behandelde in mijn lessen, werden de kaders voor het eindproduct nog duidelijker. Ik was in eerste instantie vooral benieuwd naar de reden van het aanbieden van onderwijs in het schrijven van een betoog aan de brugklas. Daarom heb ik in de wandelgangen diverse gesprekjes gevoerd met collega’s over hun ervaringen en ideeën hierbij. De uitkomsten van die gesprekken maakte dat het voor mij aannemelijker werd om dergelijke schrijfopdrachten aan te bieden in de brugklas. De docenten die ik sprak konden namelijk goed uitleggen dat het vroeg beginnen met het schrijven van betogende teksten ertoe bijdraagt dat leerlingen in de bovenbouw geoefender schrijvers zijn. Ik vind het belangrijk dat leerlingen, mensen in het algemeen, zich schriftelijk goed kunnen uitdrukken, dus dat maakte dat ik zelf meer betrokken raakte bij het onderwerp. Door de gesprekken werd het me ook duidelijk dat de theorie en opdrachten afgestemd moesten worden op het niveau van de brugklas dat maakte dat ik de opdracht als haalbaar begon te beschouwen. Ik heb de eerste weken vooral besteed aan het voeren van korte gesprekjes en het laten rijpen van ideeën in mijn hoofd. Een dergelijke lange aanloopperiode heb ik doorgaans nodig. Het gevaar hierbij is dat de aanloop te lang duurt. Na een bepaalde tijd moet ik concrete stappen gaan zetten. Ook tijdens dit onderzoek ben ik vrij lang blijven hangen in het oriënteren op het verkennend onderzoek, waardoor er later tijdsdruk ontstond om de ontwerpeisen te beschrijven. Praktijkonderzoek Ik was er al vrij snel van overtuigd dat ik zoveel mogelijk leerlingen wilde bevragen voor dit onderzoek omdat ik benieuwd was naar hun mening over werkvormen en schrijfvaardigheid. Hoe meer meningen, hoe completer mijn beeld. De colleges op de HU en de gesprekken die ik daar voerde met medestudenten, maakte dat mijn voorkeur uitging naar een enquête. Dit is een onderzoeksmiddel dat makkelijk ingezet kan worden, niet te lang duurt en wat veel informatie oplevert. Kortom, een enquête vond ik een efficiënt onderzoeksinstrument. In het procesverslag heb ik beschreven hoe en op welke momenten ik de enquêtes heb afgenomen. 24 Met de docenten wilde ik graag gesprekken voeren waarin ruimte was om door te vragen. Een interview leek daarvoor het aangewezen instrument. Uit ervaring weet ik dat ik het afnemen van interviews ontzettend interessant vind, maar dat het gevaar om af te dwalen van de kern steeds aanwezig is. Ik had daarom een leidraad ontwikkeld en van te voren sprak ik met de te interviewen collega af hoe lang het gesprek zou duren. Dit hielp om de focus op het onderwerp te houden. Literatuuronderzoek Ik heb voor dit onderzoek behoorlijk wat tekstbronnen gelezen. Bronnenonderzoek is erg interessant, maar ook zeer tijdrovend. Regelmatig kom ik bij het lezen van artikelen of boeken verwijzingen tegen naar andere publicaties die me ook interessant lijken. In de flow van het lezen en doorbladeren vergeet ik ook nog wel eens te noteren in welke bron in welke informatie heb gelezen. In de loop van dit onderzoek is mijn bewustzijn van het belang van efficiëntie in het literatuuronderzoek gegroeid en heb ik bronvermeldingen zoveel mogelijk direct genoteerd in mijn onderzoeksverslag. Ik heb in dit literatuuronderzoek vooral willen verklaren waarom het aanbieden van lesstof van referentieniveau 3F toch ingezet kan worden in een brugklas met leerlingen die functioneren op 1F-niveau. Het was best een zoektocht om bronnen te vinden die dit enigszins konden onderbouwen, want in de meeste literatuur wordt niet aangeraden om leerlingen te moeilijke leerstof aan te bieden. In mijn hoofd had zich echter het idee gerijpt, mede onder invloed van de gesprekken met collega’s, dat dit toch mogelijk moest zijn. Het onderzoek van Suzanne van Norden vond ik hierin een onverwachte bevestiging van het idee dat leerlingen al in de brugklas, en zelfs al op de basisschool, eenvoudige betogen kunnen schrijven. Ontwerpen en vormgeven van het beroepsproduct De basis voor het lespakket lag er al in de vorm van het eerder ontworpen materiaal. Ik vond het erg fijn om al met ‘’iets’’ te kunnen beginnen. Een volledige blanco start zou me waarschijnlijk veel meer moeite gekost hebben. Aan de andere kant had dat ook meer ruimte kunnen laten voor een totaal andere invalshoek, alhoewel de ontwerpeisen vanuit school al behoorlijk omlijnd waren. Het aanwezige materiaal en de ontwerpeisen hebben grote invloed gehad op de uiteindelijke vormgeving van het product. Hoofdstuk 3 Leerresultaten Een van de belangrijkste leerpunten van dit onderzoek is dat ik heb geleerd dat bepaalde gedachten of aannames die ik heb bij aanvang van een onderzoek gedurende het onderzoek kunnen veranderen. Mijn idee was dat het niet zinvol en niet mogelijk is om brugklasleerlingen een betoog te laten schrijven. Als ik geen duidelijke opdracht had gekregen, had ik vanuit mijzelf er niet aan gedacht om leerlingen een dergelijke schrijfopdracht te geven. Door gesprekken te voeren met docenten, literatuur te lezen én door uiteindelijk betogen te lezen van leerlingen uit de eerste klas, kwam ik erachter dat het wel mogelijk was. Zij het dan in vereenvoudigde vorm. Mijn leerpunt is dus dat ik ideeën die voor mij onwaarschijnlijk lijken, niet moet afschrijven maar dat het altijd de moeite waard is om te onderzoeken of het idee een kans van slagen heeft. Een ander belangrijk leerpunt bij dit onderzoek heeft te maken met tijdbesteding. Ik heb moeite om een fase van het onderzoek af te sluiten en door te gaan naar een volgende. Dit heeft te maken met het feit dat ik altijd geneigd ben om nog even verder te zoeken, te lezen of na te denken. Ik kan moeilijk genoegen nemen met een bepaalde uitkomst en het daarbij te laten. Ik vind het ook lastig om te bepalen wanneer genoeg echt genoeg is. Een duidelijke onderzoeksvraag en deelvragen helpen natuurlijk om kaders te bepalen, maar ik merkte dat ik tijdens het verkennend onderzoek makkelijk diverse nieuwe deelvragen kon bedenken. Het beperken hiervan maakt het onderzoek niet slechter, maar overzichtelijker wat de resultaten ook duidelijker maakt. Veel deelvragen maken dat het onderzoek (te) groot wordt. 25 Hoofdstuk 4 Conclusie De opdracht die ik kreeg van het Kalsbeek College om een lespakket betoog te schrijven leek me behoorlijk pittig. Ik zag er tegenop om met mijn beperkte vak (didactische) kennis een compleet lespakket samen te stellen en bovendien had ik mijn vraagtekens bij de inhoud van het lespakket. Waarom moeten brugklasleerlingen een betoog leren schrijven? Door gesprekken met collega’s, ervaringen met het lespakket uiteenzetting en literatuuronderzoek kreeg ik langzamerhand meer vertrouwen in het project en raakte ik overtuigd van het nut. Wat tijdbesteding en planning betreft is het mijn voornemen om niet te lang bij een bepaalde fase van het onderzoek te blijven staan. Als de vaart in het onderzoek blijft, blijft het voor mijzelf ook interessanter. 26 Bijlagen Bijlage 1 Formulier Verkenning Formulier verkenning.pdf Bijlage 2 Formulier ontwerp (is naderhand nog aangevuld) Formulier ontwerp 1.pdf Formulier ontwerp 2.pdf Bijlage 3 Formulier Beoordelingsadvies opdrachtgever Beoordelingsadvies TTK.pdf 27