Hij is het Die ons Zijn vriendschap biedt – James Hamilton En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Mattheus 28:20 Jaargang 2 nummer 7 – mei 2000 Eerder uitgegeven preken van jaargang 2 1. De verzoening 2. Gods liefde 3. Een boetvaardig hart 4. Christus aan de deur 5. Geef Mij uw hart! 6. De verhoogde Slang - Solomon Stoddard - H.F. Kohlbrugge - George Whitefield - George W. Bethune - Adolphe Monod - Ludwig Hofacker Bronvermelding Originele titel: The parting promise and the present Saviour Uit: The Mount of Olives, and other lectures on prayer by the Rev. James Hamilton Uitgegeven door: James Nisbeth and Co., Berners street, London – 1846 Deze preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel Preek En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. Mattheus 28:20 Sommige planten groeien door hun taaie onafhankelijkheid kaarsrecht naar boven. Er zijn ook zwakke planten, die zich als met handen overal vastgrijpen en klimmen. De ziel van een mens is net als deze laatste. De ziel van een mens is niet bedoeld om afgezonderd te groeien en op zichzelf te staan; daar is zij niet sterk genoeg voor. Zij is niet in staat om zichzelf te redden. Zijn aard is ontdekkend, van zichzelf af gericht. De ziel van een mens zoekt iets waar zij zich aan kan hechten en waarin zij steun kan vinden. In een verwaarloosde tuin kunt u kruipende planten alles in het werk zien stellen om te overleven: de een wringt zich in allerlei bochten om de andere heen en beide liggen op de grond. Een clematis leunt helemaal op de deur in het tuinhek die op een bepaald moment open zal gaan, waarna de hele plant op de grond valt. De wijnrank en de passiebloem slingeren zich om iets heen en worden er tegelijkertijd door vergiftigd. In deze gevallen wereld is het net zo triest om te zien hoeveel inspanning mensen zich getroosten om iets goeds te vinden, om op te steunen en zich aan vast te grijpen. De een klemt zich vast aan een glinsterende steun en wordt erdoor vergiftigd. De liefde voor het geld verdort zijn ziel en dan hangt hij, verwelkt en verschrompeld over zijn zelfgekozen steun. Een ander spreidt zich weelderig uit over een breed comfortabel oppervlak: een knus huis, een goedvoorziene bibliotheek en een fijne buurt. Hem staat alles ter beschikking wat een hart zich maar kan wensen, en wat te koop is met een vast inkomen. Als de dood de deur opendoet en er alleen maar leegte overblijft om op te steunen, valt hij om en ligt hulpeloos en verworpen op de grond. Nog veel meer mensen kruipen als het ware over de grond en zijn aan elkaar vastgekleefd. Hun ranken zijn in elkaar gedraaid. Door vriendschappen te sluiten en door een intieme omgang en nauwe relaties op te bouwen, proberen ze tegemoet te komen aan hun natuur, die steun zoekt in mensenliefde. De natuur van een mensenziel is naar boven gericht. Maar de ene klimmer kan de andere niet optillen van de grond. De groei van een mensenziel is ook weelderig. Als zij geen grotere ruimte heeft om haar eigen gevoelens en ijver over uit te spreiden dan de ziel van een ander schepsel, moet die groei bedwongen, beperkt en geremd worden. Hoezeer de wereldtuin ook overwoekerd is door onkruid, de Boom des Levens staat er nog steeds middenin. Rechtovereind door Zijn eigen almachtige onafhankelijkheid staat Hij daar. Hij nodigt elke vermoeide en belaste ziel om Zijn eeuwige kracht aan te grijpen en zich naar boven op te richten. Langs de oneindige vertakkingen van Zijn eeuwige deugden en nodigende liefde. God heeft de ziel van een mens met een leunende, afhankelijke natuur geformeerd. Om gezond op te groeien en zich goed te ontwikkelen, is het van groot belang dat de ziel iets heeft wat hoger en edeler is om al zijn lust en liefde op te richten. Dat Hogere wordt ons geopenbaard in het Evangelie. Dat doel is Immanuël; Zijn Godheid vormt een almachtige steun. Deze Godheid is zo bekwaam om een zoekende ziel te dragen, dat die ziel nooit om zal komen of in het verderf zal neerdalen. Deze alvermogende Steun ondersteunt de zich aan Hem vastklampende ziel. Zo zeker, dat de wervelende beproevingen die haar treffen, haar niet van de Boom des Levens af kunnen scheuren. Ook kan de modder die de kruipende zielen bevuilt en vastzuigt, haar groene waardigheid en de zuivere schoonheid van haar bloeiende kroon dan niet bevlekken. Zijn Goddelijke kracht vormt de almachtige steun voor de zoekende ziel. Zo vormen ook Zijn goddelijke deugden en Zijn menselijk mededogen het algenoegzame doel, waar alle verlangen van een wedergeboren mens zich eindeloos op kan richten. Hoe teer ook uw emoties, hoe vurig ook uw gevoelen en hoe veelvuldig ook uw noden zijn, in deze Hemelse Vriend is alles te vinden. Zijn ontfermingen zijn onvoorstelbaar groot en Zijn goedgunstigheid bevat voor elke hunkerende rank en verlangende grijper van het menselijke hart voldoende om zich eraan vast te hechten en zich er omheen te slingeren. Hierin ligt het werk van het Evangelie. Het biedt u een Vriend aan, Die uw ziel kan redden en verzadigen. Jezus, de Zoon van God, God geopenbaard in het vlees, Immanuël. Het Evangelie biedt u deze Vriend aan. Hij is volkomen zachtmoedig en heilig, volkomen God en mens. In plaats van u vast te grijpen aan allerlei steunsels die u niet kunnen opheffen, of u misschien even opbeuren en zich dan weer terugtrekken, vraagt het Evangelie u om tegen de Boom des Levens op te groeien. Als u opgroeit in Christus, groeit u ook in heiligheid en vreugde. Als u nog niets gevonden hebt, wat uw ziel kan bevredigen, als u voelt dat het met u nog niet goed is -u leidt niet het leven dat u zou willen leiden, u ervaart niet de troost, die volgens u te verkrijgen is- neem dan deze raad aan. Laat de Heere Jezus uw Vriend zijn. Hij is het in Wie u geen gebrek zult ontdekken. Hij is het Die u, als u Hem leert kennen, nooit zal vermoeien. Die u als u daadwerkelijk tot Hem gaat, nooit moe zal worden. Hij is een Vriend over Wie u nooit zult hoeven te klagen. Een Vriend Die al zoveel voor u gedaan heeft, dat het nog genoeg zou zijn als Hij nooit meer iets zou doen. Een Vriend, Die uitzonderlijk vriendelijk en zorgzaam is, want Hij is het “Die meer aankleeft dan een broeder”. Een Vriend Die nooit verandert. want: “Hij is Dezelfde, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid”. Boven dit alles is Hij ook een Vriend Die nooit ver weg is, want Hij spreekt: “Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen”. Mijn geliefde vrienden, er zijn veel redenen waarom mensen de Heere Jezus niet liefhebben. Sommigen hebben Hem niet nodig. Zij begrijpen wel dat Hij een Zaligmaker is, maar zij begeren geen Zaligmaker. Anderen voelen geen aantrekkingskracht tot Hem. Zij begrijpen dat Zijn wezen goddelijk is; dat Zijn liefde voor heiligheid net zo intens is als Zijn haat tegen de zonde. En daar zij de wereld en hun eigengekozen wegen en de genoegens van de zonde liefhebben, voelen zij dat zij de Heere Jezus niet kunnen liefhebben. De harten van anderen zijn om nog andere redenen koud jegens Christus. Het beeld dat zij zich van Hem gevormd hebben, is bijzonder vaag en onduidelijk. Maar één ding blijkt wel duidelijk: zij hebben de Heere Jezus niet lief, omdat zij Hem doorgaans beschouwen als een dode Zaligmaker. In ieder geval als een andere Zaligmaker dan zij voor ogen hebben, een Zaligmaker Die ver weg is. 1. Sommigen beschouwen de Heere Jezus als dood. Zij lezen Zijn geschiedenis als van iemand Die lang geleden geleefd heeft. Zij lezen de beschrijving door Mattheus of Johannes, en zij zijn voor een ogenblik geboeid en ontroerd. Zij vinden dat de woorden prachtig zijn, dat Zijn daden van vriendelijkheid of barmhartigheid ontroerend waren. Dat Zijn Middelaarswerk heel verrassend was. Zij vinden dat de hele geschiedenis van Jezus van Nazareth erg aangrijpend is. Net zoals zij misschien zouden huilen bij het lezen over de dood van Socrates, of over het martelaarschap van de gelovigen te Lyon, zo voelen zij zich ten opzichte van Hem, Die nog geen vossenhol bezat. Zij hebben misschien wel gehuild toen ze de Zoon van Maria aan het hout zagen hangen. Wanneer zij een bezoek aan Israël brengen, blijven zij misschien in overpeinzing bij de verschillende gedenkplaatsen staan. “Is dit de groene berg waar Hij Zijn rede uitsprak? Dat gindse meer, rimpelend langs de met keitjes bezaaide oevers, is dat het meer dat Hij zo vaak overstak?” Maar zij vinden dat het daar eindigt. Zij zien het alles als een verhaal dat voorbij is. Zij nemen het voor vast aan dat het op Golgotha afgesloten werd. Dat het kruis het einde was van Zijn leven, het meest wonderlijke leven dat de wereld ooit gezien heeft. Voor hen is Christus dood. Daarom is het niet verwonderlijk dat zij Hem niet liefhebben. U kunt respect hebben voor iemand die lang geleden overleden is, maar liefde is een gemoedsaandoening die gereserveerd is voor de levenden. U zult de Heere Jezus alleen liefhebben als u in Hem gaat geloven als een levende Zaligmaker. Die eens dood was, maar Die nu nooit meer sterft. Jezus leeft. Hij was niet méér levend toen Hij bij de Jakobsbron zat, dan Hij nu is. Hij was niet méér levend toen Hij water in het bekken goot en hun voeten begon te wassen. Niet méér levend toen Hij de beker nam en het Gedachtenismaal instelde, niet méér levend toen Hij opstond van de tafel en de lofzang zong en met hen uitging naar de Olijfberg, dan Hij nu levend is. De Heere Jezus leeft, Hij leeft eeuwig. 2. Sommigen hebben de Heere Jezus niet lief, omdat zij Hem beschouwen als een Zaligmaker Die nu anders is dan Hij vroeger was. Aardse vriendschappen kunnen inderdaad nog wel eens wisselen, of ze eindigen door de dood. Als een bezoeker uit een vreemd land waar u eens geweest bent bij u komt, informeert u vol belangstelling naar de verschillende kennissen die u daar eens had. “Hoe is het met die en die?” “Ach, de zaken liggen nu zo anders voor hem. Je zou medelijden met hem krijgen als je hem nu zag. Ik geloof dat hij nog steeds hetzelfde vriendelijke hart heeft als toen, maar het ligt niet meer in zijn vermogen om het net als vroeger te tonen”. “En onze oude buurman naast ons?” “Je oude buurman? De goede oude man is veilig in Abrahams schoot. Ik vond zijn huis dichtgespijkerd en zijn hele gezin was verhuisd”. Het is slechts zelden dat je na vele jaren afwezigheid hoort over iemand van wie de uiterlijke omstandigheden niets verschillen van hoe ze toen waren. Nog zeldzamer is het te horen van iemand van wie het karakter zo goed als ongewijzigd is. Maar er is er Een Die wel onze natuur draagt, maar niet aan de menselijke veranderlijkheid onderworpen is. “Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid”. Het gelijkluidende getuigenis van hen die Hem binnen het bestek van enkele duizenden jaren van tijd tot tijd gezien hebben, bewijst wel dat de Alfa en de Omega, de Vriend van Zondaren, niet kán veranderen. Hij Die met onze eerste ouders sprak in de wind des daags, is Dezelfde heilige en ook ontfermende Persoon Die Hij altijd was. Hij heeft de gerechtigheid nog net zo lief en haat de zonde nog net zeer als toen de eerste zondaren van Hem wegvluchtten. De hemelse Hogepriester is nog steeds even ontvankelijk voor het gebed en even bereid om de bede van Zijn volk te schenken als toen Hij zes keer tegemoetkwam aan het pleiten van Abraham. De God van Bethel is nog steeds de getrouwe Bewaarder van Zijn volk en hun gezinnen. Net als toen Hij Jakob verhoorde ten dage van zijn benauwdheid, en met hem geweest was op de weg die hij wandelde. En alles wat wij van Hem gehoord hebben sinds Hij terugkeerde naar Zijn heerlijkheid, bewijst dit Hij is nu nog dezelfde Zaligmaker als tijdens Zijn omwandeling op de aarde. Het is waar dat de omstandigheden verschillen, maar er is geen wezenlijke verandering. Er is meer vreugdeolie op Hem dan toen Hij voor het eerst door de Vader gezalfd werd. Er zijn kronen op Zijn hoofd die Hem zijn opgezet nadat Hij het werk wat Hem opgedragen was, had voleindigd. Zijn genoegen is groter naarmate Hij voortgaat de arbeid van Zijn ziel te zien. Ongetwijfeld zullen er nog openbaringen van Zijn heerlijkheid komen, die overweldigender zullen zijn dan alles waarover de hemel verwonderd geweest is. Maar de Geest van Christus is nog immer dezelfde. Wanneer de laatste van Zijn volk naast Zijn troon zal staan, zal de volheid van de woorden “Het is volbracht” begrepen worden. Dan zal naar de vele woningen de boodschap gebracht worden dat de dood niet meer zal zijn en dat er geen tijd meer zal zijn. Dan zullen de gezaligden, als zij zich buigen onder die overtreffende heerlijkheid, ondervinden dat dit nog steeds de heerlijkheid is van het Lam dat geslacht was; de heerlijkheid van de Liefhebber Die meer aankleeft dan een broeder. 3. De gevoelens van anderen ten opzichte van de Heere Jezus zijn vaag en zonder troost, omdat zij Hem beschouwen als een Zaligmaker Die heel ver weg is. De Heere Jezus is echter alomtegenwoordig. Hij is niet ver van een ieder van ons. Zijn ogen als een heldere vlam vuurs volgen de sabbatschender door de velden. Hij ziet de dronkaard als hij de herberg inwankelt. Hij kent de gedachte van de leugenaar als hij zijn bedrog smeedt. Zijn ogen zien dwars door dat hart vol van verdorven gedachten. Zij merken de wereldse belijder op aan het Heilig Avondmaal. Ook ziet Hij de ongelovige avond na avond zonder te bidden in zijn bed rollen. Maar hoewel de Heere Jezus overal aanwezig is, is Hij in een bijzondere betrekking bij Zijn eigen volk aanwezig. Hij is bij hen als Zaligmaker, als Herder en als Vriend. Zijn goddelijke aanwezigheid vervult alles. Maar Zijn genadige, verzoenende en liefhebbende aanwezigheid geldt uitsluitend voor de Zijnen. De Heere Jezus is voortdurend aanwezig bij Zijn volk zodat het zich alleen maar Zijn nabijheid in herinnering hoeft te roepen om het volledige nut ervan te hebben. Vanaf het moment dat een mens een discipel van Christus wordt, ontvangt die mens de belofte: “Ziet, Ik ben met ulieden tot de voleinding der wereld”. Een belofte waarvan de vervulling nooit een moment door de Zaligmaker onderbroken wordt. Maar waarvan het bestaan vaak vergeten wordt door de discipel. Maar of Zijn kind er nu wel of niet aan denkt, het is elk moment wáár. Om de volledige zegening van deze zekerheid te ervaren, hoeft u er alleen maar aan te denken, het te ervaren. Soms, zonder enige inspanning van uw kant, zal de beleving ervan neerdalen als de dauw, of helder oplichten in uw gedachten. Dan zult u voor een ogenblik beleven dat Jezus met u is. Maar waarom gevoelt u dit niet altijd? Het is immers wel altijd waar. Deze bliksemflitsen, die korte genietingen, zijn slechts de verwijzingen naar de waarheid, die de Heilige Geest van tijd tot tijd als pijlen in uw bewustzijn schiet. Waardoor de zaken gezien worden zoals ze werkelijk zijn. Bedenk dat het landschap om ons heen niet verdwijnt als het donker wordt, ook al lijkt dat zo; het wordt slechts verborgen. Zo moeten wij wanneer Christus’ gevoelige gemeenschap wordt ingetrokken, ook bedenken dat Hij ons nog net zo nabij is als altijd. Het is de wijsheid van de gelovige om voort de gaan in de vreugdevolle kracht van de zekere toezegging: “Ziet, Ik ben met ulieden”. Laat me u enkele van de vruchten noemen van Christus’ gedurige nabijheid bij Zijn volk, vooral wanneer men die nabijheid gewaar wordt en beleeft. a. Deze nabijheid is heiligend. Het gezelschap van een aardse vriend is vaak van invloed op uw karakter. Als hij een eerlijk en hoogstaand iemand is, iemand die overwicht op uw ziel verkregen heeft, werkt zijn aanwezigheid als gelukaanbrengend en onheilwerend. Wanneer zich een boze bui samenpakt in uw binnenste of als uw gelaat betrokken is, zal de onverwachte zonnestraal van zijn hemelse gezindheid het alles verdrijven. Als lage en onwaardige gedachten uw geest binnensluipen, zal zijn eerbiedwaardige aanwezigheid die allen verjagen. Als u op het punt staat een moeilijke kwestie te vermijden of een zware verplichting uit de weg te gaan, zal een blik van zijn vermanende ogen onmiddellijk uw traagheid of lafhartigheid met schaamte doen verdwijnen en u slagvaardig maken. Zo is ook het gedenken van de nabijheid van de Zaligmaker een voortdurende vermaning en onafgebroken aansporing voor een liefhebbende discipel. Wordt hij in verzoeking gebracht? Is zijn toorn ontstoken? Staat hij op het punt om een scherpe of snijdende sarcastische opmerking te maken, of om verontwaardigd een klap uit te delen? Eén blik van het Lam Gods zal zijn geest doen bedaren. Zo’n blik zal de vlaag van drift die op zijn wangen gloeit, afkoelen. Wordt u beproefd? Wellen boze overdenkingen op in uw hart? Een blik uit deze heilige ogen kan een heel legioen duivelen op de vlucht doen slaan en elk vuil voorstel terug verbannen naar de put van de afgrond (Openb. 9:1). Wordt u bevangen door luiheid of zelfzucht? Krijgt u genoeg van het werk dat u al enige tijd doet of weigert u het werk dat God u nu te doen geeft? Bent u boos vanwege de beproeving, of ongenegen om de u opgedragen taak te volbrengen? Ziet! Hij steekt Zijn hand uit en biedt aan u te helpen met dit kruis. En u bemerkt dat het een doorboorde hand is. Hij biedt aan u vóór te gaan en de weg te wijzen, en u ontdekt dat de voetafdrukken bebloed zijn. Dan krenkt het u, dat zo’n vermaning voor u nodig was. Of u komt net van een plaats van schuld: uit een gezelschap waar u Hem verloochend hebt, waar u zojuist met uw gedrag, uw stilzwijgen of uw woorden gezegd hebt: “Ik ken de mens niet”. Als u dan de ogen ziet van Jezus Die werd weggeleid om gekruisigd te worden. O, Petrus, waarom gaat u niet uit om bitter te wenen? b. Christus’ nabijheid is ondersteunend. De apostelen waren wonderlijk kalme en beheerste mensen. Gelet op het feit dat het merendeel van hen ongeletterd en onwetend was, waren veel mensen verbaasd over hun waardige zelfbeheersing in de meest moeilijke omstandigheden. Het was amper mogelijk om hen te verschrikken of te beroeren. Wanneer zij voor koningen of stadhouders werden gebracht, waren het meestal hun rechters die beefden. Maar de apostelen zelf waren gerust. Paulus vertelt ons het achterliggende geheim. Toen hijzelf voor de keizer werd gebracht, was dat een schokkende gebeurtenis. Nero was een wreed vorst en de mensen keken naar zijn paleis alsof het een leeuwenkuil was. Het bevel kwam om de Gallilese gevangene naar de rechtszaal van de keizer te brengen. De apostel had net genoeg tijd om enkele vrienden te waarschuwen en al snel kwamen zij om hun medeleven te betuigen. Maar zij meenden dat het verstandiger was om niet met hem naar het hof te gaan. Het zou hun veiligheid in gevaar kunnen brengen en hij zou er niets mee opschieten. Paulus drong er ook niet op aan. De soldaten arriveerden en opgewekt ging de oude man met hen mee, zonder zijn mantel, want die had hij te Troas achter gelaten. Zonder zijn vrienden, want die had hij achtergelaten in zijn eigen gehuurde woning. Zo staat hij alleen voor de keizer. Hoe kwam het dat deze zwakke, oude man met zo’n vredige glimlach de rinkelende zwaarden en norse schildwachten voor het paleis kon passeren? Hoe kwam het dat hij zo vol van opgewekte onschuld en martelarenijver door de sombere poort naar binnen trad? Dat hij de leeuwen van Nero niet zag, die daar snuffelden en hongerig brulden in hun kuil? In die duistere en gevaarlijke audiëntiezaal, waar de wreedheid op de troon van weelde zat, was Paulus niet bevreesd. Hoe kon dat met die wolf op de rechterstoel en die bloedhonden om hem heen, met alleen maar heidenen en geen enkele gelovige vriend om hem gezelschap te houden? Hoe kwam het, o Paulus! dat u in zo’n gevaarvol uur, in plaats van u onschuldig te pleiten en berouwvol op uw knieën te vallen, juist de misdaad beging waar zij u van beschuldigden: de overtreding van alleen trouw te zijn aan Jezus! Ja dat u zelfs de plichten van de keizer ten opzichte van Christus, indringend naar voren bracht? Nu, het geheim van deze vreemde moed was: “In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij bekrachtigd, opdat men door mij ten volle zoude verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen haar zouden horen; en ik ben uit den muil des leeuws verlost” (2 Tim. 4:16,17). En mijn vrienden, u zult allen in zeer moeilijke omstandigheden worden gebracht. Het is niet waarschijnlijk dat men tegen u zal zeggen: “Vrees niet, u moet voor de keizer geleid worden”. Maar vanwege de naam en de zaak van Christus kunt u wel gedagvaard worden voor andere verschrikkelijke tribunalen: het tribunaal van de publieke opinie, het tribunaal van de persoonlijke gevoelens of het tribunaal van de wereldlijke belangen. Van tijd tot tijd zult u niet anders kunnen dan beproevingen ondergaan, die u zullen doen begrijpen hoe Paulus zich voelde toen hij door die paleispoort ging. Als u geroepen wordt om van Christus te getuigen, kan het vlees zwak zijn en het juiste woord u in de keel blijven steken. Wereldse wijsheid zal u wellicht terugroepen en voorzichtige christenen of naamchristenen zullen wellicht weigeren om u te steunen, net als de vrienden van Paulus. Het is niet de zaal van Nero waar u naar binnen gaat, maar een rustige kamer. Maar als u weer naar buiten komt, bent u waarschijnlijk een arme man of een man zonder vrienden. Het ‘Ja’ of ‘Nee’ gesproken op een moment van trouw, kan de promotieladder van onder uw voeten wegtrekken en al uw hoge verwachtingen de bodem inslaan. Of tegen de tijd dat de brief die u nu aan het schrijven bent, gesloten, verzegeld en gepost is, en de zondige toestemming, het compromisvoorstel of de resolute weigering geschreven is, zal de Heere Jezus al van u gezegd hebben: “Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt dat gij leeft, en gij zijt dood”. Of: “Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt noch heet”; of: “Ik weet uw werken; zie, ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt Mijn woord bewaard en hebt Mijn naam niet verloochend. Ik zal u ook bewaren”. In zulke vurige beproevingen van uw liefde en trouw is er niets zo’n zeker middel om staande te blijven als gedachtig te zijn aan die nabijheid, die spreekt uit: “Ziet, Ik ben met ulieden”. Het is beter om met die drie heilige jongelingen op en neer te wandelen in de vurige oven, arm in arm met de Zoon des mensen, dan om te wandelen in de grazige weiden van aardse promotie. Of van vleselijke rust, die gekocht is door een verloochening van Jezus. Waarover dus de toorn van het Lam ontstoken is. c. Die nabijheid is ook vertroostend. U kent allemaal wel het verschil of u alleen een weg moet gaan, of in aangenaam gezelschap. “Wat, zijn we er nu al! Normaal doen we er drie uur over en nu zijn we nog niet half zo lang onderweg”. Ongetwijfeld vonden Kleopas en zijn metgezel de weg van Jeruzalem naar Emmaus gewoonlijk lang genoeg, en waren ze blij zodra ze Emmaüs bereikten. Maar die avond, toen die vreemdeling uit Jeruzalem bij hen kwam en met hen ging, bekeken ze elke wegaanduiding die ze tegenkwamen met afkeer. Naarmate Zijn uitleg vorderde, begonnen Mozes en de profeten met hemels licht voor hen te stralen en werden hun eigen harten warmer en warmer. Toen hadden ze het liefst de mijlpalen terug geteld. “Blijf met ons, want het is nabij de avond en de dag is gedaald”. Elke weg die u alleen reist, is lang genoeg en elk stuk dat u aflegt op uw levensreis zonder iemand bij u, zal saai en eenzaam zijn. Maar u hoeft helemaal niet zulke eenzame stukken af te leggen en zulke vreugdeloze reizen te maken. Als u een discipel bent, is de Heere Jezus altijd bij u. Ook als u ter wille van uw gezondheid enige weken doorbrengt in een ver en vreemd land. Ook als u een lange reis over de wereldzeeën maakt, of een kortere reis in een ratelende koets of trein. Door het lezen en overdenken van de Bijbel, of het opheffen van het hart gaat u beseffen dat de Heere nabij is. De aanwezigheid van Hem Die op uw paden let en uw gaan omringt, zal maken dat u het bijna jammer vindt dat die reis voorbij is en dat die eenzaamheid verruild wordt voor ander gezelschap. Ik kan bijna begrijpen dat John Bunyan de gevangenis van Bedford bevend verliet, vrezend dat hij nooit meer zo’n Bethel zou vinden als hij de afgelopen twaalf jaar in die kleine cel gevonden had. Ik kan ook begrijpen dat Samuel Rutherford vanuit zijn verbanningsoord schreef: “Christus ontmoette mij in Aberdeen en mijn tegenstanders hebben mij hierheen gestuurd om Zijn liefde ten volle te genieten. Ik zou niet hebben geloofd dat er zoveel in Jezus was als ik gesmaakt heb”. Maar het “Kom en zie” openbaart Christus in Zijn verhevenheid en heerlijkheid. De nabijheid van Christus kan een donkere nacht veranderen in een onvergetelijke nacht. Misschien is het tijd om te gaan slapen, maar de novemberwind is opgestoken en raast over de mistige heuvels. Regenvlagen striemen tegen de rammelende vensters en de wind huilt als een dolende geest in de gedoofde schoorsteen. De jonge slaper in de zolderkamer wordt wakker. Als zijn moeder binnenkomt, vindt zij hem huilend van angst, of diep in zijn donzen kussen gedoken om zich met kloppend hart te verstoppen voor het rumoer daarbuiten. Maar zij zet de kaars op het nachtkastje en gaat naast het bed zitten. Zodra hij haar geruststellende stem hoort en de opgewekte en vertroostende glimlach op haar gezicht ontdekt en zij haar hand op de zijne legt, stopt de traan halverwege de wang en krijgt de tijd om op te drogen. Het verdwijnen van de paniekrimpels op zijn voorhoofd en het oplichten van zijn ogen kondigen aan dat hij klaar is om te horen wat zijn moeder hem wil vertellen. Zij legt hem uit wat de geheimzinnige oorzaak is van zijn grote angst. “Dat schorre luide gebulder is het water dat over de stenen in de beek klatert, want de zware lange regenbuien hebben de beek tot de rand gevuld. Het water staat al op de brink en als de sleutelbloemen in bloei waren geweest, waren ze allemaal verdronken. Ja, dat gebons op het raam is de oude cederboom op de hoek van het huis: als de wind aan zijn stramme takken rukt, botsen en krassen zij tegen de ramen. Als we niet van die kleine ruitjes hadden, waren ze al stuk geweest”. Verder vertelt ze hem dat er deze zelfde nacht mensen buiten in de stortregen zijn, terwijl haar kleine jongen achter de gordijnen in zijn warme bedje ligt. Ook vertelt ze over schepen die midden op zee geslingerd kunnen worden. Of te pletter slaan op rotsen, die zo steil zijn dat de drenkelingen ze niet kunnen beklimmen. Ze eindigt misschien met het fluisteren van een moederlijk gebed, of hij valt in slaap als zij zachtjes voor hem zingt. Waarom heb ik dit alles beschreven? Omdat er zoveel praktische godgeleerdheid in zit. In de levensgeschiedenis van een kind is een nacht als deze een belangrijke nacht, want er zijn drie dingen gebeurd. Deze nacht is gebruikt om sommige dingen uit te leggen, die een bron van voortdurende angst zouden zijn geweest als ze onverklaard waren gebleven. Misschien zelfs wel de kiem van bijgeloof of waanzin. In de tweede plaats zijn er ook enkele waardevolle lessen geleerd: medelijden met mensen in moeilijkheden, dankbaarheid voor bewezen genade. En misschien wel aangename gedachten over Hem Die een Verberging tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed is. In de derde plaats zijn in deze nacht de gevoelens van kinderliefde dieper geworden, waardoor de vader of moeder geholpen wordt om zo’n greep op dat kinderhart te krijgen als de meeste verstandige moeders hebben. En waar geen enkele volwassen zoon zich ooit voor schaamde om het toe te geven. En nu de toepassing ervan. “Als een die zijnen moeder troost, alzo zal Ik u troosten” spreekt de Heere. In de donkere en stormachtige nacht van droefheid en bange vrees openbaart de Zaligmaker dat Hij nabij is. Eerst legt Hij uit wat de oorzaak van hun verdriet is en toont hun de ware aard en reikwijdte ervan. “Het is slechts een lichte verdrukking”. Het duurt maar even. Je hoeft er niet bang voor te zijn. Het is de regen maar, die tegen het raam slaat; wacht maar tot het dag wordt en de schaduwen verdwijnen. Wacht tot de morgenstond en je kunt het overzien. Vervolgens leert Hij hen enkele waardevolle lessen. En tijdens die stille uren, wanneer het hart verootmoedigd is, dringen de lessen van de Zaligmaker diep in. Naast troost in beproeving en de vreedzame vruchten die uit Zijn vertroostend bezoek voortvloeien, verbindt de Zaligmaker Zich op onuitsprekelijke wijze aan die ziel. Paulus en Silas hadden Christus nooit van zo nabij gekend noch Hem zo innig liefgehad als na die nacht, die zij samen met Hem doorbrachten in de Macedonische gevangenis. Zielen waarop Christus het meest beslag heeft gelegd, zijn door hun grote beproevingen het vaakst en meest volkomen in Zijn gezelschap geweest. We gaan nu eindigen. Tot hiertoe hebben we de betekenis van de woorden “Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen” gezien. Ik ben met u om u te helpen in verzoekingen, u kracht te geven voor uw plichten. Om u te leiden in nood en te troosten in verdriet. Ik ben altijd met u, iedere dag. Heel uw leven ben Ik met u. En bij de dood? Dan zult u altijd bij Mij zijn. Dat is het verschil. Heden ben Ik al de dagen met u, maar u bent niet altijd bij Mij. Nu is Jezus onafgebroken nabij de Zijnen, maar de zijnen verlangen niet altijd nabij Hem te zijn. Hier is het alleen door het geloof dat Zijn volk Zijn nabijheid mag genieten. Daar zullen zij Hem zien, zoals Hij is. Nu volgt de Heere Jezus de Zijnen waarheen zij ook gaan, maar zij volgen Hem niet altijd. Dan zal het anders zijn. Want zij zullen het Lam volgen waar Het ook heen gaat. En alles wat nog ontbreekt om de belofte te vervullen, zal verkregen worden op het ogenblik van de dood. Nu is het: “Ziet, ik ben met ulieden al de dagen”, en dan zal het zijn: “Alzo zullen wij altijd met de Heere wezen” (1 Thess. 4:17). “Altijd met de Heere wezen”. Van eeuwigheid tot eeuwigheid. Onmiddellijk, want uitwonende uit het lichaam wonen wij in bij de Heere. Zoals een kind wakker schrikt uit een droom en opkijkt en, daar zit zijn moeder naast zijn bed, zo nabij is nu ook de Heere Jezus wanneer zijn volk ontwaakt uit de droom van dit leven. Het eerste wat zij zien is Jezus, zoals Hij is. Meteen! Er is geen reis door het universum of een pelgrimstocht door hoger sferen. Die eeuwige armen zijn de eerste rustplaats voor de ziel zonder lichaam. Het zal in de schoot van Immanuël zijn waar de uitgeteerde vragen zal: “Waar ben ik?” en dan op het gezicht van Jezus het antwoord zal aflezen: “Altijd met de Heere”. Altijd! Enkele jaren met Hem te zijn zoals Johannes en Petrus dat waren, een sabbatdag met Hem door te brengen zoals de discipel die Jezus liefhad, enkele ogenblikken met Hem zijn zoals Paulus toen hij werd opgetrokken in de derde hemel; hoe zalig is dat! Maar om altijd bij de Heere te zijn, niet alleen vandaag, maar morgen; nee, vandaag niet en morgen niet, maar nu, nu, nu, een eeuwig nu! Amen