Leerdoelen Opbouw van het lichaam kennen Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana Beter kunnen adjusten Definities Anatomie: wetenschap van de structuren van het lichaam en de relatie tussen lichaamsdelen. Fysiologie: wetenschap van de functie van het lichaam. Hoe werkt het lichaam? Homeostase: een proces binnen het interne milieu van meercellige organismen dat voor een stabiel evenwicht zorgt in het interne milieu. Homeostase is het op peil houden van voeding- en afvalstoffen in de cellen via het interne milieu. Een organisme kan door homeostase de functie van elk individueel orgaan aanpassen. De basis Het lichaam bestaat uit -70% water Zuurstof Materie (spieren, botten, kraakbeen) Het lichaam streeft te allen tijde naar homeostase Opbouw van het menselijk lichaam Chemisch (atomen en moleculen) Cellulair Weefsel (spier, zenuwen, kraakbeen, bot etc) Organen (hart, longen, hersenen) Orgaansystemen (digestieve systeem, circulatoire systeem) Organisme (dat ben jij!) Orgaansystemen Bewegingsapparaat: Botten en spieren Zenuwstelsel Circulatoire systeem Respiratoire systeem Digestieve systeem Urinewegen Reproductieve systeem Huid, nagels, haren bewegingsapparaat Bot Kraakbeen Pezen (ligamenten) Voornaamste functie van het bot: Ondersteunen, dragen Beschermen Beweging Opbouw van bloed Opslag en afbraak van mineralen Botten in allerlei vormen en maten, met verschillende functie Opbouw van bot Compact bot (cortex) Spongieus bot (binnenste van het bot) Merg Bloedvaten Botvlies (periost) Opbouw van bot Buitenste laag = periost en cortex Binnenste laag = botopbouwende cellen, bloedvaten, elastine vezels Osteoblasten: bouwen bot op Osteoclasten: breken bot af Extracellulaire matrix: zouten en mineralen, materie; collageen Bijzondere functies van bot Regeneratie Groei Verandering van vorm Compressie Botbreuk Kraakbeen Bijzondere vorm van steunweefsel; vast maar toch veerkrachtig. Bestaat uit chondrocyten -> produceren collageeneiwitten, elastinevezels en enzymen. Geen bloedvaten waardoor herstellend vermogen beperkt 3 soorten kraakbeen: ➢ Hyaline; blauwachtig,wit (in de gewrichten) ➢ Elastisch; veel elastine (oorschelp, neus) ➢ Fibreus; veel collageen (stevig, grote trekkracht, zoals tussenwervelschijf, meniscus) Elastisch kraakbeen Hyaline kraakbeen Fibreus kraakbeen Menselijk skelet Latijnse benaming kennen! (Engels = latijns, behalve Clavicula en mandibula) Anatomische bewegwijzering Ook kennen: caudaal en craniaal Anatomische bewegingen • Sagitaal: flexie/extensie • coronaal: abductie/adductie • transversaal: endo/exorotatie, pronatie/supinatie Wervelkolom Cervicale wervels Thoracale wervels Lumbale wervels Sacrale wervels (5 vergroeid tot 1) Os coccyx (staartbeen) Van nature een S-vorm (verdelen van de druk en verende werking) Kyfose (2) Lordose (2) Aandoening van de wervelkolom Scoliose; S-vormige bocht ➢ congenitaal ➢ ideopatisch ➢ neuromusculair Hernia Nucleus Pulposis (HNP) Hernia; uitstulping van de tussenwervelschijf met beklemming van de zenuw Oorzaken: congenitaal (zwak weefsel) zware belasting van de rug gebrek aan beweging slechte spierconditie plotse draaibeweging vertillen/verschuiven degeneratie van het steunweefsel vaak bij mensen met ‘platte’ onderrug HNP Beweging van de wervelkolom Flexie Extensie Lateroflexie (L/R) Rotatie (L/R) Het bekken Belangrijkste onderdelen : - Os ileum (L/R) - Os ischium (L/R) - Os pubis (L/R) - Sacrum - SI-gewrichten (L/R) - Acetabulum Beweging bekken • Kantelen (voorover/achterover) • Rotatie • Lateraal flexie • nutatie/counternutatie van het sacrum (onwillekeurig) Bekken/heup Bekken man/vrouw Verschillen: ➢ Bekken man is smaller ➢ Bekken man is hoger ➢ Diameter bekkenopening is kleiner ➢ Bredere heupbotten (os ileum) Oefenen Ligamenten Fibreus bindweefsel Verbind bot-bot in/rondom het gewricht Stabiliteit Mobiliteit (5% rek) Verschillende vorm en functie Ligamenten knie ➢ Korte sterke ligamenten ➢ Scharnierfunctie ➢ Bescherming Ligamenten bekken/ SIgewricht/ heup ➢ Dikke, brede ligamenten ➢ Beperkte beweging in SIgewricht ➢ Beperkt de mogelijkheid tot luxatie Ligamenten schouder Dunne ligamenten, verweven met het kapsel Grote range of motion (ROM) Gewrichten Synoviaal (knie, heup, schouder) Fibreus (schedelnaden) Kraakbeen (symfyse, ribben, wervels) Scharniergewrichten (knie, elleboog) Kogelgewrichten (heup, schouder) Zadelgewricht (duim) Glijdende gewrichten (polsbotjes) Femur ➢ ➢ ➢ ➢ ➢ ➢ Caput Corpus Trochanter major Trochanter minor Epicondyl lateralis Epicondyl medialis Beweging van het femur Flexie (belangrijke spier = ileopsoas) Extensie Abductie Adductie Endorotatie Exorotatie Tibia (knie) Flexie Extensie 10-15 graden rotatie Tibia (schacht) Fibula (schacht) Laterale malleolus Mediale malleolus Laterale condyl Mediale condyl Enkel Dorsaal flexie Plantair flexie Inversie Eversie Mediale malleolus Laterale malleolus Talus Elleboog Flexie Extensie Pronatie Supinatie Elleboog = Humerus – radius/ulna Radius-ulna = rolgewricht Radius Ulna Humerus Laterale epicondyl Mediale epicondyl Pols Dorsaal flexie Palmair flexie Radiaal abductie Ulnair abductie Pronatie Supinatie Schouder Acromion Clavicula Humeruskop Glenoid Scapula Schouder Anteflexie Retroflexie Abductie Adductie Endorotatie Exorotatie Sternoclaviculare gewricht • • • • Elevatie Depressie Protractie Retractie Acromioclaviculare gewricht Ondersteunt alle bewegingen in het schoudergewricht Heffen schouder Elevatie > 90 graden Rotatie in clavicula Vingers/tenen Flexie Extensie Abductie Adductie Exo en endo-rotatie (passief) Musculaire systeem 3 soorten spierweefsel! ➢ Dwarsgestreept (willekeurige beweging, skeletspieren) ➢ Glad (autonome zenuwstelsel) ➢ Hartspier (autonome zenuwstelsel) Spier is een grote bundel van cellen ➢ Spiervezels bestaan uit spierfibrillen ➢ Actine filamenten ➢ Myosine filamenten ➢ Omgeven door fascie Origo = plaats van oorsprong (proximaal) Insertie = plaats van aanhechting (distaal) Werking van de spier Sacromeer = basis functionele eenheid Contractie: Actine en myosine schuiven in elkaar H-zone verdwijnt Spierbundel bestaat uit duizenden spiervezels die samentrekken. Spieractiviteit • Concentrische contractie = spier verkorten • Excentrische contractie = Spier verlengen • Isometrische contractie = Spier aanspannen zonder beweging Agonist - antagonist Agonist: initieert de beweging, beweging door contractie Antagonist: tegenovergestelde beweging, controleert de beweging ‘Ene spier trekt samen terwijl de andere ontspant’ Wederkerig! (vb. flexoren/extensoren of adductoren/abductoren) Voor mooie plaatjes: het boek van Ray Long, key muscles Synergist Ondersteunt de agonist 1+1 = 3 Toegepast in yoga Stretch reflex: aanspannen van de spier in reactie op stretch Reciproke inhibitie: ➢ Ene kant van het gewricht ontspant ➢ Andere kant spant aan Voorbeeld: passchimotanasana Propriocepsis Bewustzijn van lichaamshouding Positiezin Balans en beweging Hierbij betrokken: ➢ Receptoren in de spieren en in fascia ➢ Cerebellum (kleine hersenen) ➢ Visuele informatie ➢ Vestibulaire systeem (evenwichtsorgaan) Fascia ‘bindweefsel’ dat het lichaam verbind Waar zit het fascia? ➢ Spieren ➢ Groepen van spieren ➢ Bloedvaten ➢ Zenuwen ➢ Bot en organen Functie: ➢ Houdt structuren bij elkaar ➢ Maakt soepele beweging van structuren mogelijk Eigenschappen van fascia Dik bindweefsel Bundels van collageen met variabele hoeveelheid elastine en collageen Flexibel Kan grote weerstand weerstaan Alle pezen en ligamenten bestaan uit fascia 30% van de massa van spier = fascia Brengt bewegelijkheid in de spier (in geval van adhesies -> verminderde beweging) Fascia in het lichaam Houdt ons bij elkaar! Ons hele lichaam bestaat uit fascia. Al het weefsel staat met elkaar in verbinding door fascia. ➢ Verbinding ➢ Overbrengen van krachten ➢ ‘bevochtigen’ Fuzzzzzz Als het fascia te droog wordt -> fuzz Glijdende oppervlakten kunnen aan elkaar plakken Adhesies vormen (= fuzz) Wanneer is er sprake van fuzz? ➢ S ’nachts als je gaat slapen droogt het fascia op ➢ Bij blessure of letsel ➢ Littekenweefsel Fuzz leidt tot verminderde bewegingsvrijheid (ROM) MT-complex MT- complex = myofascial tendon complex De plek waar spier overgaat in pees MT-complex = de zwakste plek -> kans op ruptuur (bijv achillespees) Meridiaan theorie van dr. Motoyama Japanse wetenschapper, spiritueel teacher Connectie tussen fysieke beweging in yoga en energie flow in het lichaam Bindweefsel en fascia vormen een continuüm in het lichaam Alles wordt omgeven door fascia Iedere beweging veroorzaakt compressie, spanning of stretch in de rest van het lichaam Bio-elektrische signalen opgewekt in het bindweefsel Techniek ontwikkeld om subtiele energie te meten Daarmee aantonend dat het bindweefsel een semi-conductief communicatief netwerk is Dit elektrische netwerk = meridiaan stelsel Functie van hyaleronzuur Stretch stimuleert aanmaak van Hyaleron Acid (HA) HA is in staat om 1000 watermoleculen aan te trekken Draagt bij aan celproliferatie en celmigratie Aanwezig in synoviale gewrichten Water in je fascie trekken; bewegelijkheid Draagt bij aan soepel maken van het lichaam ‘water lijnen’ in het bindweefsel = meridianen Chi / Prana Bronnen voor studie Thieme, sobotta atlas voor anatomie Ray Long – key muscles Leslie Kaminoff – yoga anatomie Filmpje over dr. Motoyama: https://www.youtube.com/watch?v=jbV1xhcV30&feature=share de dvd van paul grilley; Anatomy for yoga. (Te koop op zijn website, of via amazom.com) Your body your yoga van Bernie Clark (ook via amazon) Volgende keer Anatomie deel 2 Centrale en autonome zenuwstelsel Stress en burn-out; fight or flight response Zwangerschap en yoga