Antwoorden Van snack tot dieet

advertisement
Diveto
Antwoorden
Van snack tot dieet
Voeren gezelschapsdieren
B. Swanenberg
R. Broekhuis
J. van Gilst
R. de Weijer
J. Oosterwijk
eerste druk, 2001
Artikelcode: 10417
 2001 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ VAN SNACK TOT DIEET
1
Orienterendeopdracht 1.1
Kenmerken van voer
Toetsvragen maken
-
Schoolopdracht 1.2
Herkennen van ruwvoer en krachtvoer
a
b
Ruwvoer bestaat uit grovere deeltjes dan krachtvoer. Het voelt ook veel
stengeliger aan.
c
Ja, je kunt ze verdelen in vochtige en droge producten.
d
Wanneer het voer is samengesteld uit verschillende grondstoffen en aangevuld
met mineralen en vitaminen.
Schoolopdracht 1.3
Herkennen van voer en het maken van een voerkaart
-
Praktijkopdracht 1.4
Herkennen van voersoorten
-
Schoolopdracht 1.5
Vragen over voer
a
Herkauwers hebben ruwvoer nodig voor het herkauwproces. Bij andere dieren
stimuleert het de werking van maag en darm.
b
Mengvoer en volledig voer bevatten alle noodzakelijke voedingselementen. Er
is dus geen toevoeging nodig.
c
Droogvoer is bijvoorbeeld brok, gemengd knaagdierenvoer, hooi. Vochtig voer
is bijvoorbeeld blikvoer, diepvriesproducten zoals pens en hart, kuilgras.
d
Eigen mening van de leerling.
Schoolopdracht 1.6
Een zadenkaart
-
Schoolopdracht 1.7
Indelen van zaden
Granen: boekweit, gerst, graszaad, haver, kanariezaad, maïs, millet/gierst, rijst, rogge,
sorghum, tarwe, triticale.
Peulvruchten: bonen: erwten, grondnoten, linzen, lupinen, paardenbonen.
Oliehoudende zaden: hennepzaad, katoenzaad, kool-/raapzaad, lijnzaad, maanzaad,
nigerzaad, palmpitten, saffloerzaad, sesamzaad, sojabonen, zonnebloemzaad.
Schoolopdracht 1.8
Bijproducten
Aardappelvezels, ontstaan bij verwerking van aardappelen tot frites, chips en
dergelijke.
Bierbostel, ontstaat bij de bereiding van bier uit gerst.
Bietenpulp, ontstaat bij de bereiding van suiker uit suikerbieten.
Maïsglutenvoer, ontstaat bij de verwerking van maïskorrels.
Melasse, ontstaat bij de bereiding van suiker uit suikerbieten.
Sojaschroot, ontstaat bij de bereiding van olie uit sojabonen.
❑ KENMERKEN VAN VOER
3
Praktijkopdracht 1.9
Grondstoffen en hun oorsprong
-
Schoolopdracht 1.10
Dierlijke voedermiddelen
Beendermeel, bloedmeel, caseïne, diermeel, melkpoeder, verenmeel, dierlijk vet,
vismeel, vleesbeendermeel, weipoeder.
Schoolopdracht 1.11
Vragen over grondstoffen
a
Graan bevat vooral veel zetmeel.
Peulvruchten bevatten vooral veel eiwit.
Oliehoudende zaden hebben een hoog gehalte aan olie.
b
Een bijproduct is een restproduct dat ontstaat bij de verwerking van een
grondstof.
c
Een bijproduct is over het algemeen niet geschikt voor menselijke consumptie.
Door het te gebruiken als veevoeding ontstaan weer hoogwaardige producten
als vlees en melk.
d
Eigen mening van de leerling.
Schoolopdracht 1.12
Lezen van etiketten
a
Het blikvoer bevat 84% water, dus 16% ds. 16% van 304 g = 48,64 g droge stof.
b
Het droogvoer bevat 9% water, dus 91% ds. 91% van 90 g = 81,9 g droge stof.
c
Bij blikvoer: 84% van 304 = 255,36 g water.
Bij droogvoer: 9% van 90 g = 8,1 g water.
d
Bij blikvoer: 8,5% van 304 g = 25,84 g eiwit.
Bij droogvoer: 27% van 90 g = 24,3 g eiwit.
e
Bij blikvoer: 4,5% van 304 g = 13,68 g ruw vet.
Bij droogvoer: 8% van 90 g = 7,2 g ruw vet.
f
Bij blikvoer: 2,5% van 304 g = 7,6 g ruwe as.
Bij droogvoer: 8,5% van 90 g = 7,65 g ruwe as.
g
Bij blikvoer: 0,5% van 304 g = 1,52 g ruwe celstof.
Bij droogvoer: 2,7% van 90 g = 2,7 g ruwe celstof.
h
Vitamine A, D3en E.
i
Opgelost in vet.
j
Blikvoer bevat ten opzichte van droogvoer duidelijk meer water en ruw vet en
iets meer ruw eiwit. Het bevat minder ruwe celstof.
k
Blikvoer kost ƒ 1,49 per 405 g = ƒ 0,004 per g.
Bij een dagelijkse hoeveelheid van 304 g kost blikvoer 304 x 0,004 = ƒ 1,22 per
dag.
Droogvoer kost ƒ 1,79 per 300 g= ƒ 0,006 per g.
Bij een dagelijkse hoeveelheid van 90 g kost droogvoer 90 x 0,006 = ƒ 0,54 per
dag.
Droogvoer is dus goedkoper.
Praktijkopdracht 1.13
Voeding in de dierentuin
-
Praktijkopdracht 1.14
Gehalten in vogelvoer
-
4
❑ VAN SNACK TOT DIEET
Praktijkopdracht 1.15
Voeding, opname en behoefte van dierentuindieren
-
Schoolopdracht 1.16
Vragen over voerbestanddelen
Schoolopdracht 1.17
Vragen over vitaminen
a
Het drogestofgehalte is belangrijk bij voederwaardevergelijking en
prijsvergelijking tussen producten.
b
Het stimuleert het maag-darmstelsel en houdt in de ontlasting vocht vast
waardoor deze soepel blijft.
c
Energie uit koolhydraten is sneller beschikbaar dan uit vetten. Vetten bevatten
per gram wel meer energie dan koolhydraten.
d
Leveren compacte energie; leveren essentiële vetzuren; bevatten vetoplosbare
vitaminen en verhogen voor een aantal dieren de smakelijkheid van het voer.
e
De biologische waarde is een maat die de kwaliteit van eiwit aangeeft. De
kwaliteit van een eiwit wordt bepaald door de hoeveelheid en verscheidenheid
aan essentiële aminozuren en de mate waarin ze verteerbaar zijn.
f
Eiwitten uit plantaardig materiaal hebben over het algemeen een lagere
biologische waarde dan eiwitten afkomstig uit dierlijk materiaal.
g
Soja-eiwit.
h
Omdat herkauwers in staat zijn om van niet-essentiële aminozuren, essentiële
aminozuren te maken.
i
Nee, een hond kan caroteen (provitamine A) omzetten in vitamine A.
j
Ja, een kat kan zelf geen vitamine A aanmaken.
k
Caviakorrel voeren, dit is een volledig voer voor cavia’s. Vitamine C opgelost in
het drinkwater. Dagelijks verse groente en fruit.
l
Dat het voer zowel vocht als vet moet bevatten.
m Ja, het is onmisbaar om te leven.
n
Voorzover het vitaminen draagt wel. Verder niet, als een dier maar voldoende
water drinkt naast het voer.
Schoolopdracht 1.18
Vragen over voerproductie
a
Het uitzeven van grond- en stofdeeltjes, kaf, andere soorten zaad en dergelijke.
b
Bij het produceren van bijvoorbeeld vogelvoer.
c
De overeenkomst: het voer wordt ontsloten (beter benutbaar gemaakt voor de
dieren).
Het verschil: bij extruderen wordt brok gevormd, bij expanderen wordt geen
brok gevormd.
d
Een geëxtrudeerde brok heeft een warmtebehandeling gehad waardoor het voer
beter benutbaar is, geperste brok niet.
e
Het is meer werk, het grootste nadeel is echter dat je zelf nooit zo nauwkeurig
de juiste hoeveelheid en verhouding voedingsstoffen kunt bepalen.
Praktijkopdracht 1.19
Schoolopdracht 1.20
❑ KENMERKEN VAN VOER
Wat doet verpakking?
Kwaliteit vogelzaad
a
Met name op schimmel.
b
Naast afwijkingen neem je in de beoordeling ook mee eventuele aanwezigheid
van grond- en stofdeeltjes, kaf en dergelijke.
5
c
d
Schoolopdracht 1.21
Lezing
-
Schoolopdracht 1.22
Vragen over kwaliteit
a
Koel, droog en donker.
b
Vooral schimmel, zuur en rans.
c
Vooral op de microbiologische kwaliteit van het voer.
d
Hij kan hiermee naar buiten treden (hij krijgt een GMP-certificaat).
Afsluitendeopdracht 1.23
6
En groot percentage hoort te kiemen (± 90%).
Meerkeuzevragen maken
-
❑ VAN SNACK TOT DIEET
2
Orienterendeopdracht 2.1
Praktijkopdracht 2.2
Schoolopdracht 2.3
Praktijkopdracht 2.4
Schoolopdracht 2.5
❑ VOEDING EN GEZONDHEID
Voeding en gezondheid
Een collage van artikelen
Gebrek en overmaat
Vragen bij gebrek en overmaat
a
Te veel vet geeft overgewicht dat kan leiden tot verstopping van bloedvaten,
hartaandoeningen, ademhalingsproblemen, gewrichtsontstekingen en
dergelijke.
Te veel calcium leidt bij pups tot botproblemen en kan bij oudere dieren onder
andere blaasstenen veroorzaken.
Te veel ijzer leidt bij grote vruchtenetende vogels tot ijzerstapeling in de lever.
Te veel zout kan hoge bloeddruk veroorzaken.
Te veel vetoplosbare vitaminen kunnen uiteindelijk tot vergiftiging leiden.
Overmaat aan eiwit kan rottingsdiarree veroorzaken en op langere termijn de
niercapaciteit verminderen.
b
Vitamine D bevordert de opname van calcium uit voer door de darmen. Extra
vitamine D geeft dus een betere opname van calcium uit het voer.
c
Een calciumtekort dat spierbevingen en verstijving/verkramping van de spieren
kan veroorzaken. Calciumtekort komt ook bij koeien voor en heet dan
melkziekte.
d
Vitamine C is in water oplosbaar en kan daarom nauwelijks in het lichaam
opgeslagen worden.
e
Natrium.
Vaststellen turgor
Vochtbehoefte van verschillende dieren
a
De antwoorden op de vragen a, b, c en d zijn te vinden in de genoemde boeken.
b
c
d
e
De leerlingen kunnen elke diersoort kiezen waarover ze gegevens kunnen
vinden.
f
De vochtbehoefte in de verschillende leeftijdsfasen en productiestadia.
De hoeveelheid vocht in het voer.
De staltemperatuur.
Het zoutgehalte van het voer.
De voeropname.
De manier van waterverstrekking.
g
In het algemeen geldt dat bij een toename van het lichaamsgewicht de
vochtbehoefte per kg lichaamsgewicht daalt. Ook gaat de ene diersoort
7
efficiënter met vocht om dan de andere diersoort. Dit heeft onder andere te
maken met het land van herkomst.
Schoolopdracht 2.6
Praktijkopdracht 2.7
Beoordelen van feces
-
Schoolopdracht 2.8
Feces
-
Schoolopdracht 2.9
Vragen over onjuiste voeding
a
Ze worden over het algemeen te vet (dik).
b
Grote honden een keer per dag voeren en/of direct na een maaltijd de hond
beweging geven.
c
Ze moet consistent zijn (vast) voor die diergroep.
De kleur moet normaal zijn (afhankelijk van het voer).
Er mag geen slijm, bloed of andere ongerechtigheid in zitten.
Ze moet gemakkelijk geproduceerd worden, zonder veel persen.
Schoolopdracht 2.10
Afsluitendeopdracht 2.11
8
Vragen over watertekort
a
Water is nodig bij verschillende processen in het lichaam, zoals chemische
omzettingen in de cellen.
Water is een bouwstof van het lichaam (een dier bestaat voor zestig tot zeventig
procent uit water).
Water is nodig voor transport van voedingsstoffen en afvalstoffen.
Water zorgt voor de warmteregulatie.
Water is nodig bij de melkvorming.
b
Via een infuus.
Vragen over biest
a
Het dier heeft minder weerstand en is dus gevoeliger voor ziekten. Het darmpek
wordt niet goed afgedreven.
b
Gebonden aan serumeiwit.
De actualiteit
-
❑ VAN SNACK TOT DIEET
3
Orienterendeopdracht 3.1
Voeding op maat
Wat weet je al van voeding op maat?
-
Schoolopdracht 3.2
Productinformatie dierenvoer in de dierenspeciaalzaak
a
Supermarkten spelen in op one-stop-shopping. Alles is onder een dak te krijgen.
Dit spaart tijd en is makkelijk voor de consument.
b
Door service, onder andere in de vorm van voorlichting over het product.
c
De naamgeving van de producten roept iets herkenbaars op bij de klant. Een
paar voorbeelden:
Adult (volwassen), senior, junior, puppy geven aan dat het voer is afgestemd op
de leeftijdsfase van het dier.
Diner wijst op een uitgebreide, goed verzorgde maaltijd.
Light, fit, balans, regular (regelmatig, correct) wijzen op niet vet, slank, gezond
en dergelijke.
Lam en gevogelte, croissance, zalm en forel en dergelijke duiden op exclusiviteit.
d
Wat voedingsstoffen betreft, is er geen verschil tussen brok en diner.
e
Een goed etende hond zal het niet uitmaken of hij brok of diner krijgt. Een hond
die niet goed eet, bijvoorbeeld omdat hij een pijnlijke bek heeft, zal misschien
beter eten als hij diner krijgt.
Veel bazen vinden het leuker om diner klaar te maken. Door het toevoegen van
warm water komt de geur vrij.
f
Zie antwoord bij e.
g
Er is geen verschil in de samenstelling. Gezien de naamgeving is het waarschijnlijk
dat er verschil is in de grootte van de brok, maar uit deze gegevens is dat niet
af te lezen.
h
Bij Holland Diervoeders (tel. 030-2479611) kan de Gids voor de voeding van
honden aangevraagd worden. Deze gids geeft nog iets meer informatie over de
verschillende voeders. Op deze vraag kan niet zomaar een kort antwoord worden
gegeven. Het is zinvoller om in klassenverband eerst te zoeken naar verschillen
en overeenkomsten tussen de verschillende voeders. Tevens kan dan gezocht
worden naar de logica daarvan. Tenslotte kan een advies per voeder worden
gemaakt.
Schoolopdracht 3.3
Voer voor elke leeftijd
-
Praktijkopdracht 3.4
Schoolopdracht 3.5
❑ VOEDING OP MAAT
Een informatiemap samenstellen
Vragen bij afstemmen op leeftijd
a
Onderhoudsbehoefte en behoefte voor prestatie.
b
Overtollig eiwit in het voer dat niet direct wordt benut.
c
Het wordt afgebroken en de afvalstof (ureum) moet door de nieren uit het bloed
worden gefilterd. Dit geeft een extra belasting van de nieren.
9
d
Nee, het eiwit in seniorenbrok heeft een hoge biologische waarde en voorziet
de hond dus van voldoende essentiële aminozuren.
Schoolopdracht 3.6
Vragen bij vogelvoeders
a
Ze stimuleren de goede bacteriën in de darmflora.
b
Het geheel van goede en ziekteverwekkende bacteriën in de darmen.
c
Voor vruchten- en insecteneters.
d
Methionine en cystine. Ze zorgen voor de vorming van keratine in de veren.
Schoolopdracht 3.7
Voeding van terrariumdieren
-
Schoolopdracht 3.8
Vragen bij vissenvoer
a
Levend voer, diepvriesvoer en droogvoer.
b
Gevriesdroogd voer, basisvoer en bijvoer.
c
Om onrust te voorkomen, vooral bij grote vissen.
Om magere vissen te voorzien van extra geconcentreerd voer.
Om eventuele tekorten in het droogvoer op te vangen.
Schoolopdracht 3.9
Intake dierenpension
a
Te denken valt aan:
–
de gezondheidsstatus van het dier;
–
het soort voer waaraan het dier gewend is;
–
of er eventueel medicijnen aan het voer toegevoegd moeten worden.
b
Een grote hond eet meer en heeft een grotere kennel nodig. Ook het verschil in
tijd die de vachtverzorging vraagt, zou meegenomen kunnen worden in de prijs.
c
Deze hond heeft suikerziekte.
d
Deze hond krijgt speciaal dieetvoer, moet op vaste tijden gevoerd worden en na
elke maaltijd een injectie krijgen.
Schoolopdracht 3.10
Intake dierenpension
-
Praktijkopdracht 3.11
Intake dierenpension
-
Praktijkopdracht 3.12
Een muurcollage maken
-
Schoolopdracht 3.13
10
Rantsoenberekening honden
a
Basaalmetabolisme: 290 x 280,75= 3 530 kJ
Energiebehoefte: 1,5 x 3 530 kJ = 5 295 kJ
Energie in brok: 4 140 kcal per kg = 17 388 kJ/kg (4,2 x 4 140)
De teef heeft per dag nodig: 5 295 : 17 388 = 0,305 kg brok = 305 g brok.
b
De geadviseerde hoeveelheid is: (310 + 345) :2 = 328 g brok.
De geadviseerde hoeveelheid ligt dicht bij de berekende hoeveelheid.
c
Energiebehoefte: 4 x 3 530 kJ = 14 120 kJ.
Hoeveelheid brok: 14 120 kJ : 17 388 kJ/kg brok = 0,812 kg brok = 812 g brok.
d
Je moet dan een geconcentreerdere brok gaan voeren.
e
Basaalmetabolisme: 290 x 70,75 = 1 248 kJ
❑ VAN SNACK TOT DIEET
f
Praktijkopdracht 3.14
Schoolopdracht 3.15
Afsluitendeopdracht 3.16
❑ VOEDING OP MAAT
Energiebehoefte: 4 x 1 248 kJ = 4 992 kJ
Energie in brok: 3 960 kcal/kg = 16 632 kJ/kg
De pup heeft per dag nodig: 4 992 : 16 632 = 0,300 kg brok.
Een pas gespeende pup is 8 of 9 weken. Het volwassen gewicht ligt tussen 26 kg
en 30 kg. De geadviseerde hoeveelheid is dan 310 gram. Ook hier ligt de
geadviseerde hoeveelheid dicht bij de berekende hoeveelheid.
Rantsoenberekening schapen/geiten
Samenstellen van rantsoenen
Wat weet je nu van voeding op maat?
-
11
12
❑ VAN SNACK TOT DIEET
Download