A. DE WETTEN VAN NEWTON 1. EERSTE WET VAN NEWTON: TRAAGHEIDSBEGINSEL 1. Een kind dat niet is vastgemaakt met een veiligheidsgordel is aan het spelen op de voorste zetel in een auto terwijl deze aan 36 km/h rijdt. Een hondje steekt de weg over en de bestuurder remt zeer plots. Met welke snelheid botst het kind tegen het instrumentenbord als de auto tot stilstand gekomen is voor het kind er tegenaan vliegt ? Vergelijk dit met het wereldrecord 100 m hardlopen (ongeveer 10 s). BA (10 m/s ; idem) 2. Indien de zwaartekracht van de zon plots zou uitgeschakeld worden, zodat de aarde een vrij bewegend voorwerp in de ruimte zou worden (en dus niet meer gebonden aan een baan op de zon), hoe lang zou het dan duren voordat de aarde de omloopbaan van Pluto zou kruisen (en dus het zonnestelsel verlaten). Zij hierbij gegeven: baansnelheid van de aarde = 29,8 km/s ; gemiddelde afstand Pluto tot de zon = 5,9 Tm. BA (2290,7 d = 6,28 j) 2. TWEEDE WET VAN NEWTON: ONAFHANKELIJKHEID VAN KRACHTEN 1. Een onbekende kracht geeft aan een massa van 2 kg een versnelling van g/3. Welke versnelling geeft deze zelfde kracht dan aan een massa van 0,5 kg ? 4 kg ? 60 kg ? Hoe groot is de kracht ? BA (13,07 m/s2; 1,63 m/s2; 0,11 m/s2 ; 6,53 N) 2. Een kracht van 80 N geeft aan een voorwerp met onbekende massa een versnelling van 2g. Zoek de massa van het voorwerp. BA (4,08 kg) 3. Een lege vrachtwagen met massa 2000 kg kan zichzelf maximaal een versnelling geven van 1 m/s2 . Wat wordt de maximale versnelling als hij een vracht van 1000 kg vervoert ? BA (0,67 m/s2) 4. BA Een touw kan maximaal met een kracht van 1500 N belast worden. Het wordt gebruikt om een wagen met massa 700 kg horizontaal te slepen. Welke is de grootste versnelling die door middel van het touw aan de wagen kan gegeven worden, zonder dat het breekt ? (2,14 m/s2) 5. Een massa m1 = 4 kg en een massa m2 = 12 kg hangen aan de uiteinden van een massaloos touw dat wrijvingsloos over een katrol loopt. Zoek de versnelling van deze massa's en bepaal welke de minimale kracht is die het touw moet kunnen dragen EX (4,9 m/s2 ; 58,8 N) zonder te breken ?(zie figuur) 6. Een steen wordt door middel van een vaste katrol opgehesen. Welke versnelling mag hoogstens aan het touw gegeven worden als het 10 maal het gewicht van de steen kan dragen ? (zie figuur). EX (9 g) 7. Aan een koord over een katrol hangt links 300 g en rechts 320 g. Zoek de versnelling van de beide massa's. Hoe groot moet de rechtse massa zijn om een tweemaal grotere versnelling te verkrijgen ? Welke moet de verhouding tussen de massa's zijn opdat ze zich met de halve versnelling in beweging zouden zetten ? (zie figuur uit vraag 5) SU (0,316 m/s2; 0,341 kg m2 = 3.m1) 3. DERDE WET VAN NEWTON: ACTIE EN REACTIE 1. Als elke actie een reactie oproept en als deze actie- en reactiekracht altijd even groot en tegengesteld zijn, hoe kan dan ooit iets van plaats veranderen, m.a.w. versneld geraken ? BA () 2. Een paard trekt een kar. Door welke kracht kan het paard voorwaarts bewegen ? Welke kracht doet de kar voorwaarts bewegen ? BA () 3. Een boek ligt op een tafel en de tafel staat op de grond. Bespreek de krachten die optreden als reactie op: - de gravitatiekracht op het boek. - de actiekracht van de tafelpoten op de grond. - de gravitatiekracht op de tafel. - de actiekracht van het boek op de tafel. BA () 4. Twee blokken met massa's m1 en m2 zijn verbonden met een veer op een tafel zonder wrijving. Zoek de verhouding van de versnellingen die ontstaan nadat ze uit elkaar worden getrokken en dan losgelaten. BA (a1/a2 = s1/s2 = m2/m1) Zoek ook de verhouding van de afstanden die ze naar elkaar toe afleggen. 5. Twee blokken met massa m1 = 2,0 kg en m2 = 1,0 kg zijn in contact met elkaar op een tafel zonder wrijving. Men laat een horizontale kracht van 3,0 N inwerken op het zwaarste blok. Zoek de contactkracht tussen de twee blokken. Toon ook aan dat de contactkracht dubbel zo groot wordt als men de horizontale kracht op F m1 EX (1,0 N ; 2,0 N) m2 het lichtste blok laat inwerken. (zie figuur). 6. EX Twee gewichten van 10 N zijn zodanig vastgemaakt aan een dynamometer dat ze elkaar in evenwicht houden over twee vaste katrollen. Welke is de aflezing van de dynamometer ? Hoe wijzigt deze aflezing als we de dynamometer aan een kant vastmaken aan een muur ? (zie Error! Reference source not found.) (10 N ; wijzigt niet) Dynamometer 10N 10N Dynamometer 10N 7. Drie blokken met massa's m1 = 10 kg, m2 = 20 kg en m3 = 30 kg worden op een wrijvingsloos oppervlak met een kracht T3 = 60 N voortgetrokken. Zoek de krachten T1 en T2 tussen de massa's. Maak de vergelijking met de situaties zoals een trein of aanhangwagens. (zie T1 m1 figuur) T2 m2 T3 m3 EX (10 N ; 30 N)