Hoofdstuk 1: Wat is criminaliteit? crimineel gedrag is de

advertisement
Hoofdstuk 1: Wat is criminaliteit?
crimineel gedrag is de verzamelnaam van alles waarbij mensen rechtsregels overtreden die de
overheid namens de samenleving stelt.
1.1 Rechtsregels:
Basis van elke regel  waarde: principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven; Hier van
afgeleid  normen: gedragsregels ( religieus, moreel, fatsoen, en rechtsnormen: wetten)
Norm overschrijdend gedrag: gedrag waarbij de normen worden overtreden
Belangrijke normen en waarden zijn als rechtsregels vastgelegd in rechtsbronnen (wetten,
gemeentelijke verordeningen e.d)  worden gehandhaafd en geformuleerd door overheid
Crimineel gedrag: gedrag waarbij de rechtsregels worden overtreden
Jurisprudentie: het geheel aan rechterlijke uitspraken  rechters leggen uit, hoe een wetsartikel in
specifieke situaties is bedoeld, eerdere rechtszaken  soms moeten de wetten worden aangepast
om een verkeerde interpretatie te voorkomen
Functies rechtsregels:
- rechtszekerheid: aangeven wat wel en niet is toegestaan; verhoudingen tussen mensen regelen
- orde brengen in de maatschappij
- onafhankelijke rechtspraak waarborgen: iedereen gelijke en onafhankelijk beoordelen
- conflicten voorkomen of voor een vreedzame oplossing zorgen bij een conflict
De rechtsregels die in Nederland worden gehandhaafd zijn in 1886 vastgelegd in het wetboek van
Strafrecht  wetboek wordt soms aangepast omdat:
1. Normen en waarden veranderen (soms wordt gedrag niet langer als strafwaardig gezien) door
aanpassingen houden mensen zich aan de regels omdat deze regels aansluiten bij hun normen en
waarden.
2. Samenleving is complexer geworden  meer regels nodig; nieuwe gedragingen die als strafbaar
worden gezien (cybercriminaliteit; recht op privacy)
Rechtsregels kunnen verschillen omdat ze tijd- en plaatsgebonden zijn.
1.2 Strafbaar gedrag en criminaliteit
Criminaliteit: door de overheid bij wet strafbaar geteld gedrag
Niet alle gedragingen die strafbaar zijn worden als crimineel ervaren:
- misdrijven: meer ernstige strafbare feiten ( diefstal, moord, vernielingen)
- overtredingen: minder ernstige strafbare feiten (rijden door rood, verboden terrein betreden)
Ook in strafproces en strafmaat te zien:
- overtredingen: kantonrechter
- lichte misdrijven: politierechter
- zware misdrijven: meervoudige kamer
Justitiële documentatie: documenten waarin de misdrijven en waarvoor je veroordeeld of verdacht
voor bent geweest komt te staan en ev. Overtredingen
Criminaliteit: alle misdrijven die in de wet omschreven staan
Criminalisering: het strafbaar worden van bepaald gedrag
Decriminalisering: wanneer strafbaar gedrag uit het wetboek van Strafrecht wordt gehaald
Welke gedragingen strafbaar worden gesteld wordt bepaald door de politieke macht  parlement
en regering, indirect ook burgers
Soorten criminaliteit:
- delicten tegen de openbare orde en het gezag ( verbranden vlag, uitschelden politie)
- gewelddelicten tegen leven en persoon ( moord, mishandeling)
- ruwheiddelicten (vernieling, graffiti)
- vermogensdelicten (diefstal, verduistering)
- seksuele delicten (aanranding, verkrachting)
- verkeersdelicten ( rijden onder invloed)
- drugsdelicten (verkoop en bezit harddrugs)
- economische delicten, omschreven in wet economische delicten (verkopen vlees met te veel sulfiet)
- milieu delicten (lozen asbest, illegaal kappen bomen)
Criminologen: wetenschappers die crimineel gedrag bestuderen
Andere indeling:
- veelvoorkomende criminaliteit: kleine criminaliteit (fietsendiefstal, zwartrijden, vernielingen e.d.)
- zware criminaliteit: ernstige vormen (moord, inbraak, afpersing, drugsverkoop)
- georganiseerde criminaliteit: bijzondere vorm van zware criminaliteit  het begaan van misdrijven
door een groep mensen die zich verenigd hebben in een organisatie (drugshandel, liquidaties,
vermogensmisdrijven, vrouwenhandel, mensensmokkel)
1.3 Criminaliteit als maatschappelijk probleem
Codex Hammourabi: de oudst bekende geschreven wetgeving, werd ingegraveerd op steen -->
benadrukde dat wetten vastlagen niet niet zomaar veranderd kunnen worden
Criminaliteit staat hoog op de publieke agenda: kranten, radio en tv publiceren er vaak over en we
verwachten dat de overheid actie onderneemt, omdat het grote maatschappelijke gevolgen geeft en
er verschillend gedacht wordt over de beste aanpak van het probleem --> doordat het lang op de
publieke agenda heeft gestaan is het een politiek probleem geworden (criminaliteit ernstige
bedreiding rechtsorde)
Gevolgen van criminaliteit:
Materiële schade: criminaliteit heeft schadelijke economische gevolgen voor de samenleving
- directe financiële schade aan burgers, bedrijven en overheid (inbraak, ziekhuisbezoek na gevecht)
- indirecte financiële schade (schade van winkeldiefstal wordt doorberekend aan de klant, stijging
verzekeringspremies)
- kosten bestrijding criminaliteit (overheid, burgers, bedrijven)
Immateriële gevolgen:
- gevoelens van onveiligheid
- problemen door de inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit (gewelddelicten en seksuele
delicten) of de persoonlijke levenssfeer (inbraak) -->
gevolgen hiervan:
- vermijdingsgedrag (niet meer 's avonds op straat durven komen)
- psychosomatische problemen (angst, slaap- en concentratieproblemen)
- aantasting van het rechtsgevoel van mensen
Wie proberen wat te doen aan criminaliteit:
- particuliere initiatieven om criminaliteit te voorkomen (woningbeveiliging, inzet burgerwachten)
- Bedrijven (camerabeveiliging, metaaldetectiepoortjes, ijzeren rolluiken, inzet particuliere
bewakingsdiensten vergroot)
- maatschappelijke instellingen (willen de belangen van daders en slachtoffers criminaliteit
behartigen, vaak afhankelijk van overheidssubsidies)
Belangrijkste maatschappelijke instellingen daders:
- Coornhert Liga (streeft naar humanisering strafrecht, houd zich bezig met belangen verdachten en
gedetineerden)
- reclassering: maatschappelijk werk voor verdachten en (ex)gedetineerden --> 3 hoofdtaken:
1. hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen
2. onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte ten behoeve van officier
van justitie en rechter.
3. voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen
Belangrijkste organisaties slachtoffers:
- Schadefonds geweldmisdrijven: keert geld uit aan slachtoffers van geweldsmisdrijven als de schade
niet op een andere manier kan worden vergoed --> slachtoffers hebben namelijk een aantal rechten
die zijn vastgelegd in de wet:
> recht op informatie (verloop aangifte, indentiteit dader)
> spreekrecht (tijdens rechtzaak, d.m.v slachtofferbrief)
> recht op schadevergoeding (betalen van geleden schade)
- Slachtofferhulp: bieden hulp als je slachtoffer bent van een misdrijf (praten, juridisch advies)
- Stichting Blijf-van-mijn-lijf (slachtoffers huiselijk geweld opvangen)
- Meldpunt discriminatie (klachtenbehandeling, voorlichting, onderzoek naar vormen van ongelijke
behandeling)
- Stichting tegen Zinloos Geweld (belangenbehartiging slachtoffers, voorlichting)
Hoofdstuk 2: Hoe veilig is Nederland?
2.1 Meten van criminaliteit:
Methodes:
- kwantitatieve methoden: groot aantal gegevens verzamelen of grote groepen mensen ondervragen,
onderzochte daarna in cijfers en percentages weergeven (politiestatistieken, enquètes)
- kwalitatief onderzoek: meer diepgaande informatie --> geeft een beeld van de meningen,
ervaringen en behoeften van een bepaalde doelgroep (diepte-interviews)
Geschiktheid methodes heet te maken met:
- betrouwbaarheid: gegevens moeten niet op toeval berusten
- validiteit: onderzoek meet precies datgene wat het moet meten
- generaliseerbaarheid: mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd
Sterke en zwakke kanten onderzoeksmethodes:
politiestatistieken: niet altijd betrouwbaar omdat het geen beeld geeft van alle gepleegde misdrijven
maar alleen van de geregistreerde criminaliteit --> redenen:
- mensen doen niet altijd aangifte van misdrijven (geen verwachting vinden dader, angst)
- sommige delicten worden niet ontdekt (zakkenrollerij, belasting ontduiking, dronken rijden)
- sommige delicten zijn minder zichtbaar (fraude)
rechtbankstatistieken: laten maar een klein stukje van de werkelijke criminaliteit zien omdat niet alle
door de politie onderzochte strafzaken voorkomen bij de rechter --> redenen:
- deel opgeloste strafzaken wordt geseponeerd (first-offenders, leeftijd dader, dader is al genoeg
gestraft)
- zaken worden op andere manier afgehandeld (transactie: geldbedrag dat strafvervolging voorkomt,
haltafdoening)
Het is lastig om aan de hand van de geregistreerde criminaliteitscijfers te bepalen of de criminaliteit
toe- of afneemt --> redenen:
- selectieve opsporing: wanner de politie meer surveilleert wordt er meer ontdekt en geregistreerd
(dronken rijden) Ernstige delicten hebben prioriteit en meer kans om opgelost te worden en in de
statistieken terecht te komen.
- toename regels en wetten: brengt een groei van aantal delicten met zich mee--> door nieuwe wet
wordt bepaald gedrag geen overtreding maar een misdrijf
- subjectieve beoordelingen: manier van registratie kan verschillen en oordeel kan per minister van
justitie verschillen
Slachtoffer-enquètes: geeft beeld van niet-geregistreerde criminaliteit (onderzoekers vragen of
mensen in bepaalde tijdperiode slachtoffer zijn geweest van veelvoorkomende misdrijven, blijft
anoniem)--> geeft inzicht in omstandigheden en plaatsen waar delicten plaatsvinden
Voordeel:
- misdrijven waar mensen niet snel aangifte van doen komen aan het licht
Nadelen:
- sommige categorieën mensen worden niet ondervraagd--> criminaliteitscijfer lijkt lager (jongeren)
- sommige delicten worden verzwegen (seksuele delicten)
- subjectieve meting (afhankelijk van persoonlijke beleving ondervraagde)
- meet alleen veel voorkomende delicten (geen ernstige delicten als roofoverval)
- meet niet de slachtofferloze criminaliteit (hard rijden, drugshandel, uitkeringsfraude)
Dader-enquètes: ondervraging mensen of ze bepaalde misdrijven hebben gepleegd, geven het meest
complete beeld van alle criminaliteit, deels dezelfde nadelen als slachtoffer-enquètes
Kwalitatief onderzoek: legt de nadruk op resultaten die in cijfers zijn uit te drukken (inbraken,
processen-verbaal)
- Maakt gebruik van enquètes voor de cijfers
- Maakt gebruik van diepte interviews om redenen voor daden van mensen te achterhalen
Kenmerk: open vraagstelling (weinig beinvloeding door de geintervieuwde aan het woord te laten)
Kwantitatief onderzoek: duidelijke, expliciete vraagstelling
2.2 Beeldvorming
Beeld over criminaliteit wordt sterk beinvloed door tv en kranten --> vooral moorden en
roofovervallen, weinig aandacht voor veelvoorkomende criminaliteit --> redenen: politie legt
aandacht bij zware criminaliteit, kijkcijfers en commerciële belangen --> ook verschil van
berichtgeving in kranten: zakelijk of sensationeel
Zorgt voor generaliserend en stereotiep beeld (vooral geweld, aandeel zware criminaliteit groot)
Dit alles bepaald het referentiekader van burgers --> tegenwoordig via internet kunnen burgers ook
strafvonnissen nalezen
Directe bemoeienis met rechtszaken relativeert (genuanceerde kijk)
2.3 Criminaliteit vroeger en nu
Om te kijken of het stereotiepe beeld uit de media overeenkomt met de werkelijkheid vergelijken we
dit met resultaten uit de verschillende misdaadstatistieken
Misdaadstatistieken zijn wel redelijk geschikt om bepaalde ontwikkelingen op de lange termijn weer
te geven, dit geeft een globaal beeld over de ontwikkeling en omvang van het criminaliteitsprobleem
(cijfers 1950)
Uit cijfers blijkt dat de criminaliteit flink is toegenomen --> staat in verband met andere
maatschappelijke ontwikkelingen, de belangrijkste zijn:
- afnemend gezag van de overheid --> ze moeten het respect nu verdienen door het goede voorbeeld
te geven (overheidsdienaren)
- afnemende betekenis maatschappelijk middenveld --> individualisering, hierdoor minder sociale
controle (school, kerk, verenigingen)
- vervaging maatschappelijke normen en waarden --> secularisatie en ontzuiling (verminderde
betekenis kerken, levensbeschouwing en ideologie)
- sterk toegenomen welvaart (meer diefstal, toename alcohol- en drugsgebruik)
- afgenomen pak- en strafkans: (pakkans is de kans dat een strafbaar feit wordt opgemerkt en dat je
wordt aangehouden door de politie) --> redenen:
> veel vormen van criminaliteit niet goed zichtbaar
> veel lichte overtredingen worden nauwelijks vervolgd door politie tekort --> lichte overtredingen
zullen wel afnemen door meer controle blijkt uit onderzoek
- toegenomen werkloosheid:
> zwartwerken naast een uitkering
> bij jongeren leidt werkloosheid tot verveling en hanggedrag en vormen van kleine criminalitieit
- technologische ontwikkelingen: digitalisering en internet leiden tot nieuwe criminele mogelijkheden
- internationalisering: open grenzen binnen EU bevorderen komst van buitenlandse criminelen
(vooral op drugsgebied)
Ondanks toename criminaliteit laatste vijftig jaar is de totale geregistreerde criminaliteit de laatste
vijftien jaar gedaald --> vooral door de daling van aantal geregistreerde vermogensdelicten (inbraak,
diefstal) is gedaald --> redenen:
- betere beveiliging huizen
- gebruik pinpas
Gevoelens van onveiligheid niet minder geworden --> dit klopt want geweldsmisdrijven
(mishandeling, bedreiging, diefstal met geweld) zijn toegenomen --> redenen: uitgaansgeweld en
eerder genoemde redenen
Gebruik van meer geweld heeft ook te maken met de betere beveiliging --> nu geen inbraken meer,
maar roofovervallen en burgers moeten hun spullen onder bedreiging afstaan en worden niet meer
bestolen --> nu ook andere manier van registreren (niet alleen diefstal, maar ook geweld)
In vergelijking met andere landen is Nederland een relatief veilig land --> redenen voor moord:
- persoonlijke drama's in familie- of vriendenkring
- afrekeningen in het criminele circuit
- toevallig slachtoffer worden is bijna onmogelijk
Hoofdstuk 3: Oorzaken van criminaliteit
- vroeger ging men ervanuit dat het kwam van de duivel of door aangeboren eigenschappen -->
theologen meenden dat het mens van nature tot het kwade geneigd is
- tegenwoordig: wetenschappers gaan ervanuit dat het deels aangeboren is en deels aangeleerd
3.1 Wie is crimineel?
Gemeenschappelijke kenmerken criminelen --> de crimineel bestaat niet, maar criminaliteit komt
niet in alle lagen van de samenleving voor --> ook ongelijke spreiding verschillende soorten
criminaliteit--> uit misdaadstatistieken komt naar voren dat deze verschillen te maken hebben met:
- het geslacht
- de leeftijd
- de maatschappelijke positie
- etnische afkomst
- de locatie
Geslacht: criminaliteit vooral een zaak van mannen --> vrouwen ondervertegenwoordigd en delicten
minder ernstig --> reden niet duidelijk, kan komen door: ongelijke machtsverdeling, verschil in
opvoeding, aangeboren verschil in agressiviteit
--> wel sprake van toename crimineel gedrag vrouwen
Leeftijd: uit onderzoek blijkt dat mensen vooral in hun adolescentieperiode, van 16 tot 23 jaar,
delicten plegen --> geldt voor alle landen (winkeldiefstal, vandalisme, vechtpartijen)
- sommige delinquenten plegen echter veel en verschillende delicten en gaan er ook langer mee door
(recidivisten) --> vormen slechts een relatief kleine groep
Redenen oververtegenwoordiging jeugdige delinquentie:
- opzoeken grenzen en overschrijven van maatschappelijke normen hoort bij het opgroeien -->
meeste delinquenten stoppen na verloop van tijd met het plegen van misdrijven (risico gepakt
worden wordt te groot, veel te verliezen) --> belang om zich te conformeren aan de
maatschappelijke spelregels neemt dan toe
- veel jongeren worden geconfronteerd met veel sociale problemen( gokverslaving, drugsgebruik,
problematische relaties) --> door ontbreken sociale vaardigheden verliezen zij hun band met de
samenleving
- segregatie (iemand heeft geen kans op een normale baan en is dus uitgesloten van het
economische leven) --> hierdoor geen perspectief op sociale mobiliteit en maatschappelijke
participatie. Dit alles vergroot de kans om met politie en justitie in aanraking te komen
Maatschappelijke positie:
- mensen met lagere maatschappelijke positie (agressieve delicten, inbraak, diefstal) Ook komen
werklozen vaker in aanraking met justitie
- mensen in de hogere en middenklasse (belastingontduiking, verduistering) -->
witteboordencriminaliteit --> wordt vaak zonder rechter afgehandeld, bereikt zelden politie dossiers
en statistieken
Etnische afkomst: allochtone groepen blijken relatief oververtegenwoordigd te zijn in delicten als
diefstal en drugscriminaliteit, maar ondervertegenwoordigd in fraude en weinig discriminatie
Nuancering verschillen autochtonen en allochtonen:
- harde kern jeugdcriminaliteit evenveel allochtonen als autochtonen
- allochtonen vormen niet één groep --> marokkaanse en antilliaanse jongens vaker in aanraking met
politie, ook oververtegenwoordiging in tweede generatie allochtonen
- meeste allochtonen behoren tot lagere maatschappelijke klassen
Locatie: relatie mate van verstedelijking gebied en criminaliteitscijfer --> inwoners grote steden meer
crimineel --> grote steden meer kansarme jongeren, minder sociale controle en meer gelegenheid tot
criminaliteit
3.2 Criminologie
Criminologie: de wetenschap die zich bezig houdt met het bestuderen van menselijke gedragingen
die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de wijze waarop de overheid en de rest van de
maatschappij daarop reageert --> onderscheid in 2 soorten:
- beschrijvende criminologie: richt zich op de aard, omvang, spreiding en ontwikkeling van crimineel
gedrag en criminaliteit (typen daders, doelwitten, soorten criminaliteit)
- theoretische criminologie: probeert crimineel gedrag te verklaren --> 3 soorten benaderingen:
1. Microniveau: individuele situatie en motieven van mensen --> biologische en psychologische
factoren
2. Mesoniveau: het individu in relatie tot zijn directe leefomgeving --> sociaalpsychologische factoren
3. Macroniveau: structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel -->
maatschappelijk verschijnsel --> sociologische factoren
Biologische en psychologische verklaringen:
kernvraag --> zijn er verschillen tussen criminele en niet-criminele mensen?
Persistente delinquenten: daders die vaker crimineel gedrag vertonen en vaak ernstige delicten
plegen (inbraak, overval) --> 5 %
Onderzoek splitst zich in 2 richtingen:
- biologische verschillen --> genetische en neurofysiologische kenmerken (erfelijkheid, samenstelling
genetisch materiaal)
ontdekkingen: kinderen met aso-gedrag hebben lagere hartslag --> minder last van angst, verband
testosteronspiegel en agressief gedrag
- psychologische verschillen --> cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken (impulsiviteit,
sensatiezucht, extravert gedrag, lage intelligentie)
ontdekkingen: delinquente jongeren vaak persoonlijkheidsstoornis (angststoornissen, borderline-->
extreme wisselingen in gevoelens en stemmingen, autisme --> gebrek aan sociale vaardigheden) deze
stoornissen vergroten risico op probleem gedrag, maar geen causaal verband (dat iedereen die dit
heeft ook crimineel wordt)
ADHD: specifieke stoornis die voorkomt uit een aandachttekortstoornis (moeilijke concentratie en
hyperactiviteit) --> veel jongeren met ADHD komen in aanraking met de politie maar het is niet
determineren: lesbepalend voor crimineel gedrag --> manier van opvoeden en een aantal andere
factoren net zo belangrijk
Tegenwoordig veel onderzoek naar de vraag hoe omgevingsfactoren ervoor zorgen dat erfelijke
factoren zich negatief ontwikkelen --> risicofactoren
Sociaalpsychologische factoren:
Als er problemen optreden in de primaire en secundaire socialisatie (primair: het gezin; secundair:
school, leeftijdsgenoten, verenigingen, kerk)
- gezin is de voedingsbodem voor het latere functioneren van mensen. Als ouders crimineel gedrag
niet corrigeren kan normvervaging toenemen. Ook ernstige gezinsproblemen (mishandeling, incest)
kunnen leiden tot gedragsstoornissen. Uit onderzoek is gebleken dat veel daders van
geweldsmisdrijven als kind weinig aandacht kregen van hun ouders.
- Op school komen kinderen in aanraking met nieuwe normen. Ook moeten ze omgaan met andere
kinderen en met autoriteiten. Jongeren die die niet kunnen hebben een vergrote kans om met
justitie in aanraking te komen. Ook is er een verband aangetoond tussen spijbelgedrag en licht
crimineel gedrag
- Als een kind ouder wordt neemt de invloed van leeftijdsgenoten toe. Veel vormen van
jeugdcriminaliteit vinden in groepsverband plaats (winkeldiefstal, agressie, vernieling)
> In jongerengroepen heersen soms normen die ingaan tegen de algemene gedragsregels en als je
niet mee doet, dan lig je eruit --> veel jongeren zien dit als excuus voor crimineel gedrag
> gevolg groepsgedrag is het geleidelijk verdwijnen van het schuldgevoel, er ontstaan een idee dat er
niets mis is met hun gedrag --> neutralisatie
- conflicten tussen de dominante cultuur en bepaalde subculturen (krakers, etnische subculturen)
bunnen de Nederlandse samenleving kunnen leiden tot normafwijkend en ook crimineel gedrag -->
ze worden telkens geconfronteerd met dominante cultuur, geeft gevoelens van machteloosheid en
afhankelijkheid wat voor spanningen kan zorgen
- kans dat kinderen die opgroeien in een achterstandswijk crimineel worden is groter dan bij
kinderen uit meer welvarende buurten. In achterstandswijken is minder aandacht voor het publieke
domein (verwaarlozing speelplaatsen, muren met graffiti) en de gebrekkige sociale controle
- invloed kerk en het verenigingsleven --> jongeren die hierin actief zijn komen minder vaak in
aanraking met de politie. Aantal jongeren dat hier heen gaat neemt wel af de laatste jaren.
Sociologische verklaringen
maatschappelijke ontwikkelingen: zie hoofdstuk 2 --> hebben te maken met de maatschappelijke
ongelijkheid in een samenleving --> ongelijkheid leidt niet automatisch tot crimineel gedrag, alleen
als het leidt tot sociale desintegratie of sociale onrechtvaardigheid is de kans groter
sociale desintegratie: niet langer verbondenheid met andere mensen in de samenleving, soms zelfs
sociale en economische uitsluiting van bepaalde groepen en mensen
sociale onrechtvaardigheid: gevoel dat kan ontstaan, vooral bij mensen uit lagere klassen en leidt tot
aanpassingsgedrag. het bevredigen van hun behoeftes met alternatieve, desnoods illegale middelen
3.3 Theorieën over criminaliteit
sociobiologische theorie:
- sociobiologie: tak van biologie die zich bezighoudt met onderzoek naar de evolutionaire oorsprong
van sociaal gedrag bij dieren en de mens
- 1975: term voor het eerst gebruikt door Edward Wilson  toen nog omstreden omdat men
geloofde in het principe dat de mens werd geboren als een onbeschreven blad
- 1978: in Nederland wordt Willem Buikhuizen aangesteld als hoogleraar criminologie  was veel
protest tegen en ook tegen zijn onderzoek in hoeverre crimineel gedrag aangeboren is en
samenhangt met biologische factoren
- door de ontdekking van DNA is de mening over sociobiologie genuanceerd. Onderzoek naar
biologische verklaringen voor afwijkend gedrag is nu veel meer geaccepteerd
Aangeleerd-gedragtheorie:
- Amerikaanse socioloog Edwin Sutherland kwam na onderzoek onder jongeren in sloppenwijken tot
de conclusie dat crimineel gedrag wordt aangeleerd --> gezin, buurt en vriendengroep zijn hiervoor
bepalend
- criminelen verschillen niet van andere mensen met persoonlijkheidskenmerken e.d. maar hebben
alleen verkeerd gedrag aangeleerd om hun doelen te bereiken
Gelegenheidstheorie:
- gebaseerd op rationele keuzetheorie: bedacht door Adam Smith  elk mens weegt kosten en baten
tegen elkaar af en kiest de meest gunstige optie  rationele keuze
- samengevat door Marcus Felson in eenvoudige formule: het niveau van criminaliteit wordt bepaald
door de aanwezigheid van potentiële daders, geschikte doelwitten en afwezigheid sociale bewaking
 gelegenheid maakt de dief  mensen kunnen zich hiertegen beveiligen, maatregelen nemen
Anomietheorie:
- Robert Merton: verklaring criminaliteit in maatschappelijke ongelijkheid  mensen stellen te hoge
levensdoelen voor zichzelf, doelen zijn niet altijd haalbaar  sommigen accepteren dit, anderen
gaan toch proberen hun doelen te bereiken door niet-legitieme middelen (inbraak, fraude,
drugshandel) Deze vorm van normloosheid heet anomie
Etiketteringstheorie:
- Howard Becker: sociale afwijzing van mensen is de oorzaak van hun criminele gedrag  gedragen
zich naar het oordeel dat mensen over hun hebben (marokkaanse jongen)  bestraffend gedrag
heeft meer afwijkend gedrag tot gevolg
Bindings- of integratietheorie:
- Travis Hirschi: de meeste mensen gedragen zich netjes omdat ze bindingen hebben die ze niet op
het spel willen zetten (banden familie en vrienden, werkkring, verenigingsleven)  zijn remmen op
de criminele neigingen die iedereen heeft  zonder maatschappelijke bindingen en bindingen in
directe omgeving zijn mensen meer geneigd tot criminaliteit  door herstellen bindingen kan
criminaliteit worden bestreden
Socialecontroletheorie:
- Sampson en Laub: dreiging die van sancties (formele straffen, berispingen justitie en politie,
informele straffen, standjes ouders) uitgaat is van groot belang  rol van ouders is doorslaggevend:
bij minder informele sociale controle meer kans op criminaliteit
- Verschil bindingstheorie: meer nadruk op gevolgen slechte bindingen, bij bindingstheorie bindingen
zelf de verklaring
Alle theorieën geven geen volledige verklaring  oorzaken en verklaringen geven wel een beeld van
wie een verhoogde kans heeft om crimineel te worden
Hoofdstuk 4: De rechtstaat
Overheid moet zich aan regels houden bij de bestrijding van criminaliteit  Wetboek van Strafrecht,
Wetboek van Strafvordering, Grondwet
4.1 Grondbeginselen
Sociaal contract: afspraak tussen burgers en overheid  burger vertrouwd erop dat overheidsmacht
niet wordt misbruikt en overheid rekent op gehoorzaamheid en erkenning gezag
Geweldsmonopolie: overheid mag geweld gebruiken en wetten maken om het recht te handhaven
Rechtsstaat: hanteert regels voor burgers en voor de overheid  2 taken overheid:
1. Rechtshandhaving: wet bepaald wat burgers wel en niet mogen
2. Rechtsbescherming: beschermt burgers tegen willekeurig optreden van overheid  doel:
individuele vrijheid burgers garanderen
Beginselen rechtsstaat:
- politieke machtenscheiding (wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht)
- overheid is gebonden aan de wet en moet zich bij het uitvoeren van haar taken zich houden aan
wettelijke regels
-onafhankelijke rechter beslist in geschillen tussen burgers en tussen burger en overheid
- Grond- of vrijheidsrechten burgers zijn in de wet omschreven en gewaarborgd  inbreuk hierop
slecht mogelijk wanneer grondwetartikel hiervoor ruimte laat (artikel 8, recht van vereninging)
Beginselen rechtstaat vastgelegd in grondwet en internationale verklaringen:
- Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)
- Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
verklaringen zijn maatstaf machtsmisbruik door overheid te controleren, UVRM geen juridische
consequenties, wordt nog dagelijks geschonden  intentieverklaring
4.2 Rechtssstaat en criminaliteit
Beginselen rechtsstaat bepalen grenzen van criminaliteitswetgeving en rechtspraak  verschilt per
land (Amerika)  Nederlandse regering sterk gebonden aan goedkeuring parlement  plaatselijke
verschillen en inrichting samenleving van invloed op gestalte rechtsstaat  Uitgangspunten:
- machtenscheiding: Trias politica, Montesquieu: machtsmisbruik door overheid beperken 
opdelen in 3 gelijke delen, via grondwet geregeld:
> wetgevende macht: regering en parlement  maken van wetten op het gebied van strafrecht
(wetboek van strafrecht) en drugs (opiumwet)
> uitvoerende macht: regering verantwoordelijk, wordt gedaan door ambtenaren  opsporen van
strafbare feiten en vervolgen verdachten
Opsporing Openbaar Ministerie (OM) verantwoordelijk, wordt geholpen door politie en
buitengewone opsporingsambtenaren (FIOD aanpakken belastingfraude, AIVD alleen onderzoek naar
personen en organisaties die mogelijk gevaar vormen voor rechtsorde)
Minister van Justitie: politiek verantwoordelijk voor werk OM en deel werk politie
Bij handhaven orde of hulpverlening politie is in 1e instantie burgemeester verantwoordelijk en in 2e
instantie minister van Binnenlandse Zaken.
> Rechterlijke macht: rechtspraak, gebeurd door onpartijdige rechters, onafhankelijk en onpartijdig
(regering en parlement of burgers)  eerlijk rechtsproces
Om onafhankelijkheid rechters te waarborgen is dit verder uitgewerkt in regels en wetten  artikel
117 grondwet:
* rechter voor het leven benoemd, regering geen invloed op selectie  onafhankelijke selectie
commissie rechterlijke macht
* rechter kan niet worden ontslagen door regering of parlement, alleen schorsing of ontslagen
worden door Hoge raad
* rechtspositie rechters bij wet geregeld
* aantal rechters staat bij elke rechtszaak van tevoren vast
Wettelijke regels overheid  wetboek van strafrecht: bevat bevoegdheden overheid, maar ook
grenzen  belangrijkste uitgangspunten:
- legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft voor iets wat in de wet strafbaar is gesteld
- maximumstraf: per delict is er een maximumstraf die de rechter mag opleggen  afhankelijk van
daad, persoonlijke omstandigheden, motieven  deels bij wet geregeld
- ne bis in idem-regel: als de rechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan is er geen hoger
beroep of cassatieberoep meer mogelijk, dader wordt naar deze uitspraak vervolgd
- Geen straf zonder schuld: geen mogelijkheid om te straffen wanneer de dader geen schuld heeft
aan delict (ontoerekeningsvatbaarheid)
- verjaring: recht om iemand te straffen kan verjaren (moord uitgesloten)
Procedure opsporing, vervolging en berechting is wettelijk vastgelegd in wetboek van strafvordering:
regels waaraan een normale rechtsgang moet voldoen  doel: voorkomen schenden fundamentele
grondrechten burgers  enkele regels:
- iedereen heeft recht op eerlijk proces door onafhankelijke en onpartijdige rechter
- onschuldpresumptie: iedereen is onschuldig tot het tegendeel bewezen wordt geacht door rechter
- procedure is gebonden aan wettelijke voorschriften, niet naleven kan vormfouten opleveren die
kunnen leiden tot strafvermindering of geen veroordeling
- dwangmaatregelen (vasthouden verdachte) zijn gebonden aan wettelijke grenzen en waarborgen
 ontnemen vrijheid grove schending grondrechten, wel recht hechtenis, bij alles moet men zich
aan regels houden
- adequate verdediging: elke verdachte heeft het recht om zich zo goed mogelijk te verdedigen
(advocaat), recht op inzage juridische stukken en bewijsmateriaal, toestemming vragen om getuigen
op te roepen en te ondervragen, zo nodig recht op tolk
- rechten slachtoffers: in ernstige zaken recht vertellen van verhaal of verklaring te laten voorlezen,
recht om schadevergoeding te vorderen: dader moet schadevergoeding betalen aan de staat (meer
dwangmogelijkheden om geld te innen)
4.3 Dilemma’s en spanningen
Beginselen rechtsstaat dwingen steeds opnieuw tot discussie, afweging van belangen en afspraken
over minimumgrenzen  moeilijkste dilemma rechtsstaat: botsende belangen van
rechtsbescherming en rechtshandhaving (bescherming tegen criminaliteit, persoonlijke vrijheid:
opvragen info door politie, afstaan DNA)
Bij criminaliteitsbestrijding zijn de drie machten betrokken. Tussen de bevoegdheden en
verantwoordelijkheden van deze actoren bij het strafrecht kunnen spanningen ontstaan
- identificatieplicht: spanning tussen wetgevende en uitvoerende macht
- Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden(Wet BOB, infiltratie): heeft politie niet teveel
bevoegdheden?
- dubbele pet van de politie: aansporing meer opsporen strafbare feiten kan botsen met streven
vooral openbare orde te handhaven  driehoeksoverleg tussen korpschef, officier van justitie en
burgemeester
- OM: werkt in opdracht van de minister van Justitie, maar maakt deel uit van rechterlijke macht 
taak om strafbare feiten op te sporen, maar ook recht om bepaalde zaken niet voor de rechter te
brengen
- opportuniteitsbeginsel: vervolging is niet in algemeen belang (bij capaciteitsproblemen wordt er
voorrang gegeven aan ernstige misdrijven)  kan spanning geven tussen politie en OM
- onafhankelijkheid rechter: door toenemende werkdruk minder nauwkeurig en sneller behandelen
zaken of bemoeien van politici met rechtszaken
- spanning wetgeving en rechtspraak: rekening houdend met veranderende maatschappelijke
inzichten en opvattingen kan een rechter de wet zodanig interpreteren dat het wetsartikel wordt
opgerekt (euthanasie)
4.4 Klassenjustitie
Klassenjustitie is het verschijnsel wanner het sociale milieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging
en berechting van verdachten
Twee beginselen die dit moeten voorkomen:
- Iedereen is gelijk voor de wet
- Iedereen heeft recht op een eerlijk proces
Politie kan voor een deel zelf bepalen wie ze aanhoudt en waarvoor ze mensen bekeurt  men
werkt selectief, uit onderzoek blijkt zekere mate van rechtsongelijkheid in aanhoudings- en
verbaliseringsbeleid: tegen mensen uit lagere milieus en uit etnische minderheden wordt strenger
opgetreden ook maken personen uit een lagere klasse voor hetzelfde delict een grotere kan som
door de officier van justitie vervolgd te worden en worden ze vaker in voorarrest genomen. Geldt
voor recidivisten en drugsverslaafden. Bij mensen uit betere kringen komt minder vaak tot een
rechtszaak. Ook blijkt uit onderzoek dat mensen uit lagere milieus, recidivisten, werklozen en
allochtonen vaak zwaardere straffen krijgen.
Verklaringen verborgen klassenjustitie:
- mensen uit betere kringen zijn beter in staat om hun belangen te behartigen (weten hun rechten,
begrijpen dingen beter) wat kan leiden tot een mildere straf
- officieren van justitie en rechters zijn vrijwel altijd afkomstig uit de hogere of middenklasse. Als men
tot hetzelfde milieu behoort zal er meer begrip zijn en minder vooroordelen en minder stereotypen.
selffulfilling prophecy: politie, OM en rechters verwachten crimineel gedrag bij bepaalde
bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar
Hoofdstuk 5: Overheidsbeleid
De overheid probeert met allerlei middelen de criminaliteit aan te pakken, beleid gericht op 2 sporen
- preventie (voorkomen criminaliteit)
- repressie (strafrechtelijk optreden)
Verder zijn er diverse soorten beleidsmaatregelen (opsporingsbeleid, vervolgingsbeleid)
5.1 Integraal veiligheidsbeleid
De groeiende criminaliteit heeft veiligheid hoog op de publieke en politieke agenda geplaatst,
daarom plaatst de overheid sinds een aantal jaren criminaliteitsbestrijding binnen een integraal
veiligheidsbeleid.
Centrale punten in beleid: voorkomen en reduceren criminaliteit en overlast  strafrecht wordt
alleen toegepast als andere maatregelen niet werken
Nieuw is het medeverantwoordelijk maken van burgers voor en te betrekken bij preventie van
criminaliteit en overlast (postbus 51, meldt misdaad anoniem)
Het veiligheidsbeleid kent een tweesporenbeleid: afhankelijk van soort criminaliteit wordt gekeken
welke preventieve maatregelen mogelijk zijn of waar het spoor van repressie moet worden gevolgd
Preventie: wordt vooral gebruikt bij veelvoorkomende criminaliteit  preventieve maatregelen die
kunnen worden genomen voor dat het delict heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld:
- sociale controle (meer conducteurs ov, stadswachten, buurtpreventieprojecten)
- voorlichting (inbraakpreventie, antispijbelbeleid)
- aanpassing bebouwde omgeving (kleinschalig bouwen, begroeiing weghalen  sociale veiligheid
bevorderen)
- structurele maatregelen (scholing en werkgelegenheid werkt preventief)
Repressie: bij recidivisten en zware, georganiseerde misdaad  repressief optreden: het optreden
als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden  repressieve maatregelen (capaciteit politie en justitie
uitbreiden, nieuwe cellen bijbouwen, extra bevoegdheden politie en justitie (wet BOB))
Sommige repressieve maatregelen zijn ook preventief (lik-op-stukbeleid, maatregelen vergroten
pakkans)  effect relatief: veel recidive
Binnen integraal veiligheidsbeleid aantal beleidsterreinen:
- opsporingsbeleid (welke vormen van misdaad krijgen meeste prioriteit, hoe gaan ze worden
opgespoord, maatregelen die pakkans verhogen)
- vervolgingsbeleid (welke delicten worden vervolgd en welke delicten worden op een andere manier
afgehandeld)
- gevangenisbeleid (door het ontwerpen van verschillende gevangenisregimes probeert men invloed
uit te oefenen op de resocialisatiekansen van verschillende groepen gevangenen, bouw cellen,
uitvoering vonnis rechters)
- nieuwe wetgeving (voor effectieve bestrijding criminaliteit nieuwe wetten maken of wetten
aanscherpen)
- preventief beleid (vooral gemeentelijk, bijv. cameratoezicht, buurtconciërges, wijkagenten,
samenscholingsverbod)
Op het gebied van veiligheid de laatste jaren een aantal ontwikkelingen:
- uitbreiding bevoegdheden: wet BOB  wetsovertreders opsporen zonder dat er formeel sprake is
van een verdachte: vroegsporing (georganiseerde criminaliteit en terrorisme)
- toegenomen inbreuk op persoonlijke levenssfeer: mensen zijn vrij om hun keuzes te maken, maar
overheid wil verkeerde keuzes uitsluiten en hierdoor steeds meer inbreuk persoonlijke levenssfeer
(AIVD  bij terreurverdachte hoeft niet langer een redelijk vermoeden van schuld te zijn  op dit
gebied is er nu een tendens om controle rechter of advocaat te verzwakken door veroordeling op
oncontroleerbare bewijsvoering door de AIVD mogelijk te maken)
- het in elkaar schuiven van criminaliteitsbeleid en de bestrijding van overlast  maatregelen buiten
strafrecht (bevoegdheid burgemeester, preventieve fouillering)
5.2 Criminaliteitsbeleid in de praktijk
reactie op toename veelvoorkomende criminaliteit werd begin ’80 de commissie Roethof
geïnstalleerd  n.a.v. adviezen van deze commissie heeft de minister van Justitie afgelopen jaren
honderden experimentele preventieprojecten financieel ondersteund (huismeesters, stadwachten)
De meeste projecten hebben drie pijlers:
- intensivering functionele toezicht
- versterking van de binding van daders met de samenleving
- verbeteren en herinrichten van de gebouwde omgeving
Nadruk ligt bij bestrijding criminaliteit, ook repressieve mogelijkheden (lik-op-stukbeleid) Bij straffen
ligt de nadruk op het herstellen van de ontstane schade (taak en werkstraffen)
Winkeldiefstal wordt bestreden met preventieve regelen door de bedrijven zelf, ondersteund met
repressieve maatregelen van de overheid
Maatregelen winkeliers:
- technische maatregelen (camera’s, spiegels, poorten)
- in dienst nemen van meer winkel- en bewakingspersoneel + betere training en motivatie personeel
Maatregelen overheid:
- stimuleren stil alarm
- zwaarder aanpakken van heling
- optellen van kleine zaken bij veelplegers
Veelvoorkomende criminaliteit wordt vaak gepleegd door jongeren, de overheid wil voorkomen dat
deze jongeren afglijden tot echte criminelen:
- overtredingen en misdrijven door jongeren onder 18 vallen onder de kinderrechter; bij zware
delicten kan voor 16-18 jarigen volwassenstrafrecht worden toegepast
- jongeren die voor het eerst met de politie in aanraking komen worden doorverwezen naar bureau
halt (taakstraf bij veelvoorkomende criminaliteit, zware criminaliteit voor de rechter verschijnen)
jongere kan bij halt school afmaken en wordt bij een halt-afdoening niet opgenomen in de justitiële
documentatie, wel politieregisters
- werkgelegenheidsprojecten moeten jongeren uit de criminaliteit houden
Bij georganiseerde criminaliteit is het moeilijk om mensen op te pakken omdat de organisaties goed
georganiseerd zijn en de leiders zich vaak niet bezighouden met de smokkel. Om de georganiseerde
misdaad te bestrijden hebben politie en justitie meer opsporingsbevoegdheden gekregen. Ze kunnen
om de leiders te pakken te krijgen ook gebruik maken van anonieme getuigen of kroongetuigen
(verdachte die in ruil voor strafvermindering getuigd)
Om terrorisme te bestrijden wordt radicalisering en rekrutering aangepakt. Informatie wordt
ingewonnen door AIVD (minister van binnenlandse zaken) en MIVD (minister van defentie) 
gegevens worden doorgegeven aan OM die politie opdracht geeft voor vervolging en aanhouding
(mag alleen wanneer er concrete vermoedens of aanwijzingen zijn voor terroristische activiteiten)
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding: dreigingsanalyses op algemeen niveau
Witteboorden criminaliteit is moeilijk te vervolgen door de weinige controlemogelijkheden en
weinige specialistische kennis van de politie en justitie. Ook te weinig bepalingen in de wet om
doeltreffend aan te pakken. Om de situatie te verbeteren hebben de banken nu een wettelijk
geregelde informatieplicht en is de wet meldpunt ongebruikelijke transacties (MOT) opgezet
(ongebruikelijk hoog bedrag, witwassen, terrorismefinanciering)
5.3 Politieke visies
Linkse partijen benadrukken de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit;
Beleid: meer preventieve maatregelen en verbetering maatschappelijke omstandigheden.
Rechtse partijen benadrukken de verantwoordelijkheid van de individuele dader voor zijn gedrag;
Beleid: handhaven rechtsregels en belang waarden en normen (repressieve roep)
- PvdA: samenleving moet duidelijke grenzen stellen en misdaad bestraffen. Normen moeten
duidelijk zijn en nageleefd worden -> pragmatisch-moralistische visie
Praktisch sociaal beleid voor daders met als doel een sociaal rechtvaardige samenleving
- VVD: belang rechtsregels met zo groot mogelijke vrijheid van burgers. Taken overheid zijn opsporen
en bestraffen overtreders, wil strengere straffen bij (veelvoorkomende) criminaliteit
- CDA: benadruk belang gezin, school en maatschappelijk middenveld bij voorkomen criminaliteit 
waarden en normen, respect voor anderen
- SP: lokale aanpak criminaliteit  sterke binding politie en gemeente en vergroten capaciteit politie
om georganiseerde criminaliteit aan te pakken
Hoofdstuk 6: Opsporen, vervolgen en berechten
Belangrijkste actoren in een strafproces: Politie, OM en rechter.
6.1 Politie
Veiligheid, openbare orde en hulpverlening: Ministerie van Binnenlandse zaken
Opsporing: Ministerie van Justitie
Marechaussee: Ministerie van Defentie
Belangrijkste taken politie:
- Handhaving openbare orde (bemiddelen, verkeer regelen, bescherming burgers, voorkomen
criminaliteit)
- Hulpverlening (weg wijzen, kind thuisbrengen, afhandelen auto-ongeluk)
- Opsporing en aanhouding verdachten en verzamelen bewijsmateriaal
Politie bemoeid zich ook steeds vaker met het beleid inzake veiligheid (advies aan burgemeester)
Opsporingshandelingen kunnen alleen worden verricht als er een objectief, redelijk vermoeden
bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd of wordt voorbereid  legaliteitsbeginsel
Bij een plan nog geen opsporing, alleen bij betrappen op heterdaad of aangifte tegen de dader
waarbij genoeg bewijs is.
Verdachte: als er een redelijk vermoeden bestaat dat de persoon zich schuldig heeft gemaakt aan
een strafbaar feit
Er worden steeds meer opsporingsmethoden ingezet om voorbereidingen van strafbare feiten op te
sporen (infiltratie, samenspannen, intentie aanslag)  botst soms met grondwettelijke bescherming
persoonlijke vrijheid en soms worden mensen vrijgesproken  bevoegdheden en dwangmiddelen bij
opsporing staan beschreven in wetboek van strafvordering en politiewet, bevoegdheden uitgebreid
door wet BOB en wet op terroristische misdrijven
Voor sommige gevallen heeft de politie geen toestemming nodig van de officier van justitie:
- verdachte staande houden  identificatieplicht (weigering of weglopen niet strafbaar, geweld of
bedreiging verzet en verkeerde naam opgeven wel)
- verdachte aanhouden/arresteren bij verdenking strafbaar feit en vervolgens naar (hulp)officier van
justitie brengen die beslist wat er gaat gebeuren
Hulpofficier is politieambtenaar met hogere functie is de taak ook in weekend of ’s nachts kan
uitoefenen. Bij betrappen op heterdaad mag iedereen de dader aanhouden, maar moet men de
verdachte wel zo snel mogelijk overleveren aan de politie en zijn ze niet bevoegd te fouilleren of
verhoren.
- Fouilleren wanneer het bijdraagt aan de oplossing van een strafbaar feit of de veiligheid van de
agent of anderen wordt bedreigd
- In beslag nemen: bewijsmateriaal, officier van justitie beslist later of iemand zijn spullen na de
rechtszaak terug krijgt
- Vrijheid benemen: verdachte mag max. 6 uur worden vastgehouden, foto’s of vingerafdrukken voor
identificatie, bij ernstige misdrijven mag iemand langer worden vastgehouden (inverzekeringstelling
van 3 dagen – verlenging van 3 dagen – voorlopige hechtenis max. 104 dagen) inbewaringstelling (1e
14 dagen) is goedkeurig van rechter-commissaris voor nodig, gevanghouding beslist rechtbank over.
Wel toestemming nodig van de officier van justitie:
- Huiszoeking: machtiging tot binnentreden  verdachte aanhouden in zijn huis of woning
doorzoeken, als dit niet het geval is dan is het bewijs onrechtmatig verkregen en dus ongeldig
- Inzetten van infiltranten: undercover agenten die misdaadorganisaties binnendringen om info te
verzamelen. Soms is het voor een infiltrant geoorloofd om een strafbaar feit te plegen, maar hier is
toestemming voor nodig.
- Uitvoeren inkijkoperaties: kijken of er strafbare feiten worden gepleegd en plaatsen bugs en taps
om te kunnen afluisteren
- gecontroleerde doorvoer: pas later in beslag nemen van een partij drugs of wapens om te pakkans
te vergroten en bewijs te verzamelen
- informaten geld betalen: leden van een misdaadorganisatie of mensen die hiermee in contact staan
en info doorspelen.
- preventief fouilleren: fouilleren zonder dat er sprake is van verdenking, wordt gedaan in
veiligheidsrisicogebieden (uitgaanscentra)
6.2 De officier van justitie
Persoon die de leiding geeft aan het opsporingsonderzoek  bij voldoende bewijzen legt de officier
de zaak aan de rechter voor: vervolgen  treedt in de rechtszaak op als openbaar aanklager, vraagt
namens de samenleving de verdachte te straffen  als de rechter besluit tot straf is de officier van
justitie verantwoordelijk voor de uitvoering  OM: alle officier samen, onderdeel Ministerie van
justitie
Wanneer het niet precies duidelijk is wat er is gebeurd stelt de officier een opsporingsonderzoek in
wat geleid wordt door de officier en uitgevoerd wordt door de politie, er wordt een dossier
opgebouwd  leidt niet altijd tot een rechtszaak want de officier heeft keuzemogelijkheden om:
- te seponeren
- een transactievoorstel aanbieden
- te vervolgen en dus te dagvaarden
In de meeste gevallen wordt de zaak geseponeerd  redenen:
- technisch sepot: onvoldoende bewijs, verdachte zal naar verwachting niet vervolgd worden
- opporuniteitsbeginsel: vervolging is niet in het algemeen belang  beleidssepot: bij
veelvoorkomende criminaliteit als de rechters overbelast zijn
- klein vergrijp of de dader is al genoeg gestraft  beleidssepot
Voorwaardelijk sepot: als de officier voorwaarden stelt aan het seponeren die nageleefd moeten
worden of anders wordt de zaak niet geseponeerd
Bij overtredingen en lichte misdrijven kan de officier een transactie aanbieden  schikking:
geldboete of taakstraf; mag geweigerd worden door verdachte  laatste jaren steeds meer
transacties
1 februari 2008: Wet OM-afdoening: officier mag zelfstandig strafbepaling opleggen als
maximumvrijheidsstraf niet hoger is als zeg jaar:
- taakstraf tot 180 uur
- geldboete
- onttrekking aan het verkeer
- ontzeggen rijbevoegdheid voor max. 6 maanden
Hier gaat het niet om een voorstel, maar daadwerkelijke strafoplegging  in strijd met trias politica:
officier gaat op de stoel van de rechter zitten, daarom mag de officier geen gevangenisstraf of
hechtenis opleggen
Officier kan ook besluiten iemand te dagvaarden, dus voor de rechter te brengen, dossier wordt naar
de rechtbank gestuurd en er volgt een rechtszaak.
6.3 De rechter
Strafbare feiten worden berecht door de rechtbank, er zijn verschillende rechters:
- kantonrechter: ervaren rechter, heeft kennis van burgerlijk recht en strafrecht (huur- en
arbeidsgeschillen, te hard rijden)
- politierechter: lichtere en simpele misdrijfzaken, enkelvoudige kamer, meteen uitspraak
- meervoudige kamer: drie rechters die meer ernstige en ingewikkelde misdrijven behandelen,
uitspraak na 2 weken
- kinderrechter: misdrijven gepleegd door jongeren tussen de 12 en 18, kinderrechtszaken zijn niet
openbaar. 16 – 18 jarigen kunnen worden berecht volgens volwassenrecht; 19 en 20 jarigen kunnen
worden berecht volgens kinderrecht  afhankelijk van omstandigheden  kinderen onder 12
worden niet vervolgd, hier gelden niet-strafrechtelijke maatregelen
Als een verdachte of het OM het niet eens is met de uitspraak kan men in hoger beroep gaan 
gerechtshof: hele rechtszaak wordt overgedaan (enkelvoudige en meervoudige kamer)
Als men het niet eens is met de uitspraak van het gerechtshof kan men nog naar de Hoge Raad  vijf
of drie raadsheren doen een uitspraak zonder nieuw onderzoek, maar kijken alleen of het recht goed
is toegepast: cassatie  als het goed was blijft het zo, anders wordt de zaak opnieuw behandeld bij
ander gerechtshof
Uitspraken Hoge Raad hebben als jurisprudentie groot gewicht, lage rechter houden er rekening mee
Doel jurisprudentie en cassatie: rechtseenheid en rechtszekerheid in Nederland
Behandeling strafzaak vind in de openbaarheid plaats  voor aanvang krijgt de verdachte een
dagvaarding die verstuurd wordt door de officier van justitie die de eiser in het proces is, verdachte
mag zichzelf verdedigen of een advocaat in arm nemen
Stappen van een rechtszaak:
1. Opening: controle persoonsgegevens, verdachte moet opletten en niet verplicht te antwoorden
2. Aanklacht: tenlastelegging wordt voorgelezen, toelichting op dagvaarding
3. Onderzoek: onderzoek naar het eventuele bewijs voor de aanklacht (proces-verbaal politie,
verklaring getuigen, ondervragen deskundigen  staan onder ede en moeten waarheid zeggen)
4. Verhoor verdachte: eerst eigen verklaring, daarna ondervraging rechter, officier van justitie en
eigen advocaat, verdachte staat niet in ede en kan dus liegen
5. Requisitoir: officier van justitie houdt verhaal, probeert aan te tonen dat verdachte schuldig is,
vraagt recht om bepaalde straf: zogenaamde eis
6. Pleidooi: advocaat houdt pleidooi waarin hij de verdachte verdedigd (verzachtende
omstandigheden) daarom vrijspraak, strafvermindering of ontslag rechtsvervolging, hierop kan
geantwoord worden door officier van justitie en vervolgens weer beantwoordt worden door
advocaat.
7. Laatste woord: verdachte kan spijt betuigen, onschuld of schade eventuele straf benadrukken
8. Vonnis: onderzoek door rechter afgesloten en belangen afgewogen dan volgt de uitspraak van de
rechter. Kan verschillen hoe lang dit duurt, als de verdachte niet aanwezig is kan hij wel worden
veroordeeld.
Om een verdachte schuldig te verklaren beantwoordt de rechter procesmatige (formele) en
inhoudelijke (materiële) vragen  dwingende volgorde, bij een negatief antwoord houd de zaak op
Procesmatige vragen:
1. Is de dagvaarding geldig uitgereikt?  is aan wettelijke regels gebonden(op tijd en voldoende info)
2. Is de rechterbevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?  welke rechter, welke plaats staat
in de wet beschreven
3. Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen?  geen verjaring of minderjarigheid dader
4. Is er geen reden om de zaak te schorsen?  afwachting andere rechtszaak
Inhoudelijke vragen:
1. Is het ten laste gelegde geheel bewezen?  Ieder deel moet geheel bewezen zijn
2. Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?  moet als strafbaar worden aangemerkt in de wet,
gedrag moet in strijd met het recht zijn  rechter moet rekening houden met omstandigheden,
soms is het gedrag niet strafbaar (noodweer): rechtvaardigheidsgegrond, daarop volgt ontslag van
rechtsvervolging
3. Is de dader strafbaar?  feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn en er moet geen
sprake zijn van schulduitsluitingsgrond (noodweerexces)
4. Welke straf moet worden opgelegd?  Hoofdstuk 7
Juryrechtspraak is rechtspraak waarin een groep gewone mensen, zonder juridische opleiding
oordeelt of de verdachte schuldig is (België, Frankrijk, VS, Groot-Brittannië)
Voordeel: betere inleving in situatie verdachte en slachtoffer, beter aanvoelen oordeel samenleving
Nadeel: minder inzicht in maatschappelijk belang op lange termijn, makkelijker te beïnvloeden,
oordeel meer naar gevoel dan door rechtsbeginselen
Hoofdstuk 7: Criminaliteit en straf
In juridische termen spreekt men van strafrechtelijke sancties
7.1 Straf
Als iemand schuldig is bevonden wordt de strafmaat bepaald volgens het wetboek van strafrecht
waar voor elk strafbaar feit een maximum straf staat vastgelegd.
De soorten straffen die worden gegeven staan in de wet omschreven, rechter mag niet zelf iets
bedenken, lijfstraffen zijn verboden, zwaarte straf is levenslang
Nederlands strafrecht maakt onderzoek tussen hoofdstraffen, strafrechtelijke maatregelen en
bijkomende straffen  drie soorten hoofdstraffen:
- Geldboete: max. 370 voor lichte misdrijven en 740.000 voor zware misdrijven, als men niet betaald
krijgt men vervangende hechtenis
- Vrijheidsstraf: gevangenisstraf, maximum voor overtredingen is 1 jaar en noem je hechtenis
- Taakstraf: opvoedend karakter, leerstraf (cursus) of werkstraf (nuttig werk voor de samenleving)
van max. 240 uur  Doelen: veroordeelde straffen, criminele spiraal tegengaan, veel jeugdstrafrecht
Bij hoofdstraf kan ook voorwaardelijk worden opgelegd: geen straf als hij binnen een bepaalde
proeftijd niet nog eens de fout in gaat. Voorwaarde van non-recidive is algemene voorwaarde en
wordt standaard opgelegd. Bijzondere voorwaarden kunnen ook worden opgelegd.
Bijkomende straffen: straffen die naast de hoofdstraf erbij komen (verlies baan, inname rijbewijs)
Maatregelen: doel is om de dader te beschermen tegen zichzelf en om de samenleving te
beschermen tegen de dader  iemand is psychisch in de war
- meest bekende maatregel: terbeschikkingstelling: psychiatrisch behandelen, aanvankelijk 2 jaar,
kan worden verlengt, als men een gevangenisstraf + tbs krijgt dan begint de tbs na een derde van zijn
straf
- andere maatregel: pluk ze-wet: van de veroordeelde geld of goederen die hij met zijn criminele
activiteiten in bezit heeft gekregen, terug te krijgen
7.2 Waarom straffen we?
De soort en hoogte van straf zijn verbonden met het nut en effect dat van een bepaalde sanctie
verwacht wordt  volgende motieven om dader te straffen spelen een rol:
- vergelding: kwaad mag niet ongestraft blijven, misdaad moet vergolden worden met straf
- preventie: afschrikkingseffect van lange vrijheidsstraf moet andere burgers weerhouden een
misdaad te plegen: generale preventie
- resocialisatie: een dader verbeteren zodat hij zich aanpast aan de normen en waarden van de
samenleving, voorbereiden op terugkeer in maatschappij
- beveiliging van de samenleving: sommige criminelen zijn een gevaar voor de samenleving en
worden daarom langdurig opgesloten
- handhaving van de rechtsorde: voorkomen van eigenrichting, strafsysteem maakt duidelijk dat het
de rechtstaat haar taak is om de straffen en niet die van de burgers
- genoegdoening aan het slachtoffer: positie slachtoffers is laatste jaren verbeterd (spreekrecht,
schadevergoeding) ervaren straf nog steeds vaak als te laag, wordt steeds meer rekening mee
gehouden door rechters
Omstandigheden die de rechter bij strafoplegging meeneemt in zijn afwegingen:
- kosten verschillende sancties, als men geld investeert moet het wel effectief zijn
- mogelijke cellentekort: indien mogelijk liever boetes of taakstraffen
Uitvoering straffen is taak van de officier van justitie, wordt hierbij geholpen door reclassering  in
Nederland drie organisaties: Leger des Heils, Stichting Verslavingsreclassering GGZ, (dak- en
thuislozen en verslaafden) Reclassering Nederland (maatschappelijke herinpassing van mensen die
met het strafrecht in aanraking zijn gekomen (resocialisatie en uitvoer taakstraffen)
Resocialisatie: men kan in de gevangenis een opleiding volgen en naar mate de datum van
invrijheidsstelling nadert krijg men geleidelijk weer meer vrijheid, door verlof wordt contact met
buitenwereld weer hersteld. Reclasseringsambtenaar helpt ook met zoeken naar werk, vinden van
huis, financiën om recidive te voorkomen
Bij de uitvoering van werk- en leerstraffen houd de reclassering toezicht, voorbereiden en begeleiden
van onder meer:
- dienstverleningsprojecten (herstelwerkzaamheden, werken in revalidatiecentrum)
- dader-slachtoffertrajecten (confrontatie met slachtoffer om dader te laten nadenken)
- cursus alcohol en verkeer voor dronken rijders
Download