De stralingsbalans van de Aarde Samenvatting De temperatuur op Aarde hangt heel sterk af van de totale hoeveelheid instraling van de Zon. De Aarde reflecteert 30 % van de zonnestraling die ze ontvangt. De overige 70 % wordt geabsorbeerd en warmt de Aarde op. Door de opwarming zal de Aarde op haar beurt warmte uitstralen (= langgolvige straling). Aan de hand van de hoeveelheid uitgaande straling kan de temperatuur bepaald worden. Er ontstaat een evenwichtstoestand, waarbij er evenveel inkomende kortgolvige straling als uitgaande langgolvige straling is. Dit noemen we de stralingsbalans van de Aarde. Alle invloedsfactoren zijn in balans en op Aarde stelt zich een temperatuur in die min of meer constant is in de tijd. Als één van de componenten van het systeem verandert, zal ook de temperatuur op Aarde veranderen, waardoor er zich een nieuw evenwicht instelt. Kortgolvige straling Van de zonnestralen die binnenkomen in de aardse atmosfeer bereikt slechts de helft rechtstreeks het aardoppervlak. De andere helft wordt ofwel verstrooid in de atmosfeer of door de wolken weerkaatst, terug de ruimte in, ofwel geabsorbeerd en omgezet in warmte door gassen in de atmosfeer (waterdamp, koolzuurgas, ozon) en door wolken. Verstrooiing De zichtbare golflengten worden in de atmosfeer verstrooid door gasmoleculen met afmetingen kleiner dan de golflengten. Dit verstrooiingsproces volgt de wet van Rayleigh (stralingsverstrooiing is evenredig met 1/λ4 ) en dus wordt blauw licht met een kortere golflengte negen maal meer verstrooid dan rood licht. Vandaar de blauwe kleur van de hemelsfeer. Ook het roder worden van de zonneschijf bij afnemende zonshoogte wordt hierdoor verklaard. Deeltjes die groter zijn dan de golflengte van het licht (bijvoorbeeld stofdeeltjes en waterdruppels), verstrooien het licht op een niet-selectieve wijze. Men spreekt van de Mie-verstrooiing. Dit wordt o.a. geïllustreerd door de witgrijze kleur van wolken. Terugkaatsing (reflectie) Reflectie van straling vindt plaats aan wolken, aan stoflagen en in sterke mate aan bepaalde delen van het aardoppervlak zoals oceanen bij laagstaande zon en sneeuw- en ijsvelden. In de weerkunde is het weerkaatsingsvermogen (ook wel albedo) van een oppervlakte de verhouding tussen de gereflecteerde en de inkomende straling. Hierna is een overzicht gegeven van het gemiddelde albedo van verschillende oppervlakten. De aarde heeft een gemiddeld albedo van 30 %. Gemiddeld reflectievermogen van aardoppervlakten: Verse sneeuw of ijs : 80-95% Oud smeltende sneeuw: 40-70% Wolken : 40-90% Woestijnzand : 30-50% Grondaarde : 5-30% Toendra : 15-35% Grasland : 25-30% Bos : 10-20% Water : 10-60% Absorptie vindt plaats door verschillende gassen die zich in de dampkring bevinden, zoals CO2 (koolstofdioxide), H2O (waterdamp) en O3 (ozon). In feite wordt het ultraviolette deel van het zonnespectrum met golflengten beneden ca. 300 nm afgesneden door de absorptie door ozon en zuurstof. Infraroodstraling wordt in de atmosfeer geabsorbeerd door CO2 en H2O. Hierdoor verhoogt de relatieve verhouding van zichtbare t.o.v. infrarode straling aan het aardoppervlak. Langgolvige straling Niet alleen de Zon, alle lichamen met een bepaalde temperatuur zenden straling uit. Dus ook het aardoppervlak en de boven het aardoppervlak gelegen luchtlagen zenden warmte uit. Uit de Wet van Wien, die zegt dat de golflengte van de meest uitgezonden straling afhankelijk is van de temperatuur, kunnen we afleiden dat de Aarde, die een veel lagere temperatuur heeft dan de Zon, langgolvige straling uitzendt. Golflengte = constante van Wien / T De constante van Wien bedraag 2.9 mm K, temperatuur bedraagt 288,15 K (15°C). Dus, voor de Aarde kunnen we uitrekenen dat die het meest stralen uitzendt met een golflengte van 0,01 mm, dat ligt in het infrarode gebied (780 nm – 1 mm). Deze straling kunnen we niet waarnemen met onze ogen, maar ervaren we als warmte. Overdag wordt een deel van de zonnestraling geabsorbeerd op het aardoppervlak, dat hierdoor opwarmt. Maar ’s nachts, als de opwarming door de Zon wegvalt, gaat de uitstraling door en koelt het oppervlak af. De energiebalans van de Aarde Men kan voor de Aarde een energiebalans opstellen, met inkomende en uitgaande componenten. http://oceanworld.tamu.edu/resources/oceanography-book/radiationbalance.htm Uitgaande van deze balans komt men tot een aantal vaststellingen; -de invallende zonnestraling wordt voor de helft doorgelaten tot op het aardoppervlak. Ongeveer de helft hiervan wordt gebruikt om water te verdampen waardoor deze als latente warmte in de atmosfeer terugkeert. Over land wordt een kleiner energieaandeel via opgewarmde lucht terug in de atmosfeer gebracht. Beide fenomenen zijn als het ware de motor van de weersvorming en liggen aan de basis van de verschillende klimaten verspreid over de Aarde. -het aardoppervlak verliest meer langgolvige straling dan het kortgolvige straling absorbeert. Dit tekort wordt echter gecompenseerd aangezien de atmosfeer een gedeelte van de aardse straling terugzendt (atmosferisch broeikaseffect). -de energiebalans is in evenwicht op het bovenste en onderste grensvlak van de atmosfeer en ook in de atmosfeer zelf.