Overal Natuurkunde 5 havo Samenvatting Keuzehoofdstuk Aarde en klimaat Systeem aarde Rondom de aarde bevindt zich de atmosfeer, een dunne luchtlaag die voortdurend in beweging is. De lucht blijft door de zwaartekracht bij de aarde. De atmosfeer zelf is opgebouwd uit verschillende luchtlagen, die gescheiden zijn door een laag met constante temperatuur: pauzes. De lagen van de atmosfeer worden bepaald door de temperatuuropbouw in de lagen. In de troposfeer, de onderste luchtlaag, speelt zich het weer af en daar zijn de sterkste luchtstromingen. De daaropvolgende luchtlaag heet de stratosfeer, daarin bevindt zich ozon, die schadelijke uv-straling van de zon tegenhoudt. Zie Binas, tabel 30F. In de troposfeer zijn de temperatuur en de dichtheid van de lucht lager bij grotere hoogte. Door verschillen in temperatuur aan het aardoppervlak ontstaan ook verschillen in luchtdruk. Daardoor ontstaan zowel verticale als horizontale luchtstromingen. Om de luchtstromingen te beschrijven is een model gemaakt met luchtcirculatiecellen. Door de draaiing van de aarde krijgt de luchtstroming ook een afwijking: het corioliseffect. Op het noordelijk halfrond is dat naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links. Het weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment. De toestand van de atmosfeer gemeten op een bepaalde plek over een langere tijd noem je het klimaat. Op een weerkaart geef je de luchtdruk aan met isobaren. Rondom hoge- en lagedrukgebieden zie je op een weerkaart cirkelvormige isobaren en frontlijnen. Bij een front komen twee luchtmassa’s met verschillende eigenschappen elkaar tegen. De windrichting is niet van hoge druk naar lage druk, maar ten gevolge van het corioliseffect evenwijdig aan de isobaren. Rond een lagedrukgebied draait de wind op het noordelijk halfrond tegen de klok in. p= F A Water in de atmosfeer Vrijwel al het water dat zich in de atmosfeer bevindt, komt voor in de troposfeer. De druk van de waterdamp geef je weer met de dampdruk, een deeldruk van de lucht. Zodra de verzadigingsdampdruk is bereikt, gaat de waterdamp condenseren. De verzadigingsdampdruk is afhankelijk van de temperatuur. Je gebruikt de relatieve luchtvochtigheid om de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp en de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp aan te geven. Het dauwpunt is het verzadigingspunt, de relatieve luchtvochtigheid is dan 100%. Er kunnen waterdruppels ontstaan als het dauwpunt is bereikt en er condensatiekernen, zoals kleine zandkorreltjes of zoutkristallen, aanwezig zijn. Wolken ontstaan als lucht stijgt en de waterdamp het dauwpunt bereikt. De snelheid en de richting van stijgen en de hoeveelheid waterdamp bepalen de vorm van de wolk. © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 5 havo Samenvatting keuzehoofdstuk Aarde en klimaat Klimaat Op verschillende plekken op aarde heersen verschillende klimaten. Zo kun je klimaatzones onderscheiden tussen bepaalde breedtegraden. Ook de verdeling van water en land, bergketens en de golfstroom bepalen het klimaat. De aarde en de atmosfeer ontvangen stralingsenergie van de zon en stralen energie uit naar de ruimte. Er is stralingsevenwicht voor het hele systeem. Lokaal kan het zijn dat er meer straling binnenkomt dan uitgaat en andersom. Het zijn deze verschillen die zorgen voor de stroming van lucht, de circulatie. I= P A De zonnestraling bereikt de aarde via de atmosfeer, waar een deel van de straling terugkaatst en een deel wordt doorgelaten. Ook het aardoppervlak, afhankelijk van het soort oppervlak, reflecteert een deel van de straling. De albedo geeft de verhouding aan tussen gereflecteerde en invallende straling. Met behulp van de albedo, de wet van Stefan Boltzmann en de hoeveelheid invallende straling van de zon is de temperatuur op aarde ongeveer te berekenen. I = σ · T4 Vaste aarde Uit verschillende waarnemingen is een model van de aarde gemaakt: de aarde bestaat uit verschillende lagen. De kern is vast en bestaat hoofdzakelijk uit ijzer en nikkel. Rondom deze kern bevindt zich een vloeibare laag van ijzer en nikkel. De temperatuur is naar schatting 6000 °C. Deze hoge temperatuur is een gevolg van het ontstaan van de aarde en van radioactief verval. De mantel bestaat uit gesteente dat door temperatuurverschillen en hoge drukken kan stromen. De aardkorst is een relatief dunne vaste schil, die is opgebouwd uit platen. De stroming of convectie in de aardmantel kan de platen van de aardkorst in beweging laten komen: plaattektoniek. Aardbevingen ontstaan als twee platen ten opzichte van elkaar bewegen. Tijdens de beving komt energie vrij, die zich als S- en Pgolven door de aarde bewegen. Deze golven planten zich met verschillende snelheden door de aarde voort. Door op drie punten de verschillen in aankomsttijden van de golven te meten kun je de locatie van de beving vaststellen. Vulkaanuitbarstingen vinden plaats als vloeibaar gesteente door de aardkorst met kracht naar buiten spuit. grootheid naam druk kracht oppervlakte stralingsintensiteit vermogen constante van StefanBoltzmann temperatuur symbool p F A I P σ T eenheid naam newton per vierkante meter newton vierkante meter watt per vierkante meter watt watt per vierkante meter per kelvin tot de vierde kelvin © Noordhoff Uitgevers Overal Natuurkunde 5 havo symbool N/m2 N m2 W/m2 W W/m2 K4 K Samenvatting keuzehoofdstuk Aarde en klimaat