Armoede en sociale uitsluiting in de Heesterbuurt Een onderzoek naar armoede in de Heesterbuurt. In opdracht van Gemeente Den Haag, Stadsdeel Segbroek Bureau SAMEN, Maaike van Eijk Dirk van der Zwan 7 september 2015 Inhoud Samenvatting ......................................................................................................................................... 3 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 6 1.1 Aanleiding van het onderzoek ...................................................................................................... 6 1.2 Probleemstelling ........................................................................................................................... 7 1.3 Onderzoeksdoel ............................................................................................................................ 7 1.4 Onderzoeksmethode .................................................................................................................... 7 1.5 Beoogd onderzoeksresultaat ........................................................................................................ 8 2. Resultaten kwantitatief onderzoek .................................................................................................... 9 2.1. Inleiding ...................................................................................................................................... 9 2.2 Korte kenschets Heesterbuurt ...................................................................................................... 9 2.3 Inkomen ..................................................................................................................................... 12 2.4 Minimahuishoudens .................................................................................................................. 14 2.5 Gebruik financiële ondersteuning. ............................................................................................ 15 2.6 Werkloosheid in de Heesterbuurt............................................................................................. 16 2.7 Kenmerken van huishoudens met een laag inkomen ................................................................ 18 3. Resultaten van het kwalitatief onderzoek ........................................................................................ 21 3.1 Inleiding ...................................................................................................................................... 21 3.2 Komt armoede voor in de Heesterbuurt? ................................................................................... 22 3.3 Welke groepen hebben te maken met financiële problemen/ armoede? ................................ 23 3.4 Oorzaken van armoede? ............................................................................................................ 24 3.5 De gevolgen van armoede op persoonlijk niveau ....................................................................... 25 3.6 Gevolgen voor de buurt/omgeving............................................................................................. 26 3.7 Waar in de Heesterbuurt komt armoede vooral voor? .............................................................. 27 3.8 Wat kan de armoedeproblematiek verminderen volgens geïnterviewden? .............................. 28 3.9 Vluchtelingen en armoede ......................................................................................................... 30 4. Conclusies en aanbevelingen............................................................................................................ 32 2 Samenvatting In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van de aanleiding om tot dit onderzoek te komen, de onderzoeksopzet , de uitvoering en de resultaten. Aanleiding 'Armoedebestrijding topprioriteit gemeente Den Haag' (persbericht 14 januari 2015). Eerder onderzoek in opdracht van Anne van Evert wijst uit dat ook de Heesterbuurt kampt met armoedeproblematiek. In overleggen met mevrouw H. Schippers, N. Sinkeldam en A. van Evert van stadsdeelkantoor Segbroek, is naar voren gekomen dat er behoefte bestaat aan meer gedetailleerd inzicht in de armoedeproblematiek in de Heesterbuurt. Dit heeft geresulteerd in dit voorliggend onderzoek. Probleemstelling Armoede is meer dan alleen een gebrek aan materiële middelen. Voorop staat dat men door een gebrek aan geld (of gebrek aan kennis om hier mee om te gaan) 'niet mee kan doen'. Dit 'niet mee doen' veroorzaakt uitsluiting, wat problemen kan opleveren op persoonlijk, sociaal en maatschappelijk gebied. Dit onderzoek geeft antwoord op de volgende vraag: Welke problematiek speelt er op gebied van armoede in de Heesterbuurt? Hierbij wordt niet alleen ingegaan op welke problemen er spelen, maar ook op wie met deze problemen te maken hebben, op welk gebied (persoonlijk, sociaal of maatschappelijk) deze problemen zich afspelen en waar in de wijk de problemen vooral voorkomen. Onderzoeksopzet Dit onderzoek bestaat uit twee delen: kwantitatief deel In het onderzoek zijn kwantitatieve gegevens verzameld uit verschillende bronnen, voor zover deze beschikbaar zijn op buurtniveau. Kwalitatief deel: Omdat cijfers, slechts beperkt inzicht kunnen geven in de problematiek geven wij veel aandacht aan kwalitatief onderzoek. Dit door het interviewen van sleutelfiguren met kennis van de Heesterbuurt, bestaande uit professionals en bewoners. Onderzoeksresultaten Armoede komt voor Ondanks dat armoede een omstreden begrip blijft (wat is armoede, hoe kan je dat bepalen zonder de financiële situatie van iemand te kennen), geven alle ondervraagden aan dat er armoede voorkomt in de Heesterbuurt. Dit blijkt ook uit de cijfers die hier over beschikbaar zijn: armoede, volgens de norm 3 van de gemeente Den Haag (110% van het wettelijk minimum), ligt in de Heesterbuurt met 15,9% iets onder het niveau van Den Haag (17,2%) , maar flink boven dat van stadsdeel Segbroek als geheel (10,2%). Het gemiddeld besteedbaar inkomen van alle huishoudens in de Heesterbuurt is laag in vergelijking tot Segbroek en Den Haag. Oorzaken Er worden in het kwalitatieve deel veel uiteenlopende oorzaken genoemd over het ontstaan van financiële problematiek. Als belangrijke oorzaken van armoede komen naar voren (langdurige) werkloosheid (van werknemers en ZZP-ers), scheidingen, psychische problemen en daardoor moeilijk kunnen functioneren in de maatschappij. Wanneer men in aanmerking komt om gebruik te maken van een regeling heeft men vaak te maken met lange wachttijden voordat deze wordt toegekend. Dit kan er voor zorgen dat schulden onnodig oplopen doordat men te lang zonder inkomsten zit. Een groot aantal van de respondenten geeft aan dat mensen met financiële problemen vaak niet of te laat aan de bel trekken. Hierbij lijken zowel schaamte, als een gebrek aan kennis over de verschillende mogelijkheden voor hulp een rol in te spelen. Hoewel de mate waarin minima in de Heesterbuurt gebruik maken van (aanvullende) financiële voorzieningen vrijwel gelijk is aan Segbroek en Den Haag als geheel, blijft er een groep die er niet of onvoldoende gebruik van maakt. Groepen waarbij armoede vaak voorkomt Verschillende groepen hebben te maken met armoede. Een groep die vaak door onze respondenten genoemd wordt zijn eenoudergezinnen. De armoedemonitor stelt vast dat eenoudergezinnen in Den Haag vaker tot een minimahuishouden behoren dan andere huishoudtypen. Van alle eenoudergezinnen leeft 45% op een inkomen tot 110 procent. Veronderstelt kan worden dat ook éénoudergezinnen in de Heesterbuurt vaak een laag inkomen hebben. Ook een grote groep vormen de alleenstaanden. Als we kijken op het niveau van huishoudens vormen deze de grootste groep met een minimuminkomen. Deze groep wordt minder vaak expliciet genoemd in de interviews. Wanneer deze genoemd werd ging het vooral om alleenstaande mannen, of ouderen waarvan bijvoorbeeld de partner was overleden. Ouderen worden (al of niet alleenstaand) wel vaak genoemd door de respondenten als een groep waar veel financiële problemen voorkomen. Een groep die bijna in elk interview genoemd wordt, zijn mensen met psychische problemen/ een beperking. Vooral bij deze groep is het lastig ‘te zien’ of er daadwerkelijk sprake is van armoedeproblematiek. Mensen met psychiatrische problemen, zoals verslavingsproblematiek, kunnen er minder verzorgd uitzien. Dit hoeft niet automatisch te betekenen dat zij in armoede verkeren. Gevolgen Armoede heeft gevolgen op verschillende gebieden. Het belangrijkste gevolg is dat mensen door een gebrek aan financiële middelen niet 'mee kunnen doen'. Hetzij aan activiteiten, of aan trends binnen de samenleving (zoals een smartphone of nieuwe kleding voor de kinderen). Dit kan leiden tot schaamte en een gevoel van een uitzichtloze situatie: “het heeft allemaal toch geen zin meer”, en een afstand tot de samenleving. Hierdoor ontstaat uitsluiting. Deze uitzichtloze situatie kan zorgen voor een passieve houding die weer kan leiden tot 4 verwaarlozing van de huizen en tuinen. Dit zorgt dan voor een verloederde uitstraling in de wijk. Wanneer er daarnaast sprake is van psychiatrische problemen komt er (in de vaak gehorige huizen met lage huur) vaker overlast voor door bijvoorbeeld het draaien van harde muziek. Armoede heeft zowel effect op het individu (het persoonlijk niveau) als op de omgeving. Deze niveaus staan daarnaast met elkaar in verbinding en beïnvloeden elkaar. Aanbevelingen De respondenten noemen verschillende aandachtspunten voor de aanpak van armoede. Het aangaan van verbindingen staat hier vaak voorop. Een veel voorkomend advies is het gaan werken met maatjesprojecten, waarbij bewoners andere bewoners die in een armoedesituatie verkeren helpen o.a. hun financiën op orde te brengen. Deze methode wordt vaker en met succes toegepast. Een kanttekening die naar voren kwam in een interview is hier wel op zijn plaats: et helpen door vrijwilligers van mensen met (zware) multiproblematiek (armoede in combinatie met psychische en/of verslavingsproblemen) kan een te zware opgave zijn. Kennis van de doelgroep/problematiek is hierbij gewenst. Dit vereist dus scholing en dient in zware gevallen, door/onder toezicht van een professional te worden uitgevoerd. Het is belangrijk dat mensen uit hun isolement komen. Meer bekendheid geven aan wat er in de wijk te doen is kan daartoe helpen. Als mensen eenmaal ergens (bijvoorbeeld bij het Lindenkwadrant) komen is het ook gemakkelijker hulp te geven of vragen bij o.a. armoede. Daarnaast moeten activiteiten toegankelijk zijn voor mensen die weinig te besteden hebben. Desondanks schrikt het af als de activiteit specifiek op armoede gericht is. De activiteit moet dus toegankelijk zijn voor mensen in armoede (geen of een zeer lage eigen bijdrage), maar het thema armoede moet niet voorop staan. In de Heesterbuurt wonen diverse doelgroepen en zijn verschillende professionals werkzaam. Een deel van de professionals pakt problemen (sinds kort) gezamenlijk op binnen een sociaal wijkteam. Het sociale wijkteam is echter vooral gericht op zeer zware problematiek. En armoede is een aandachtspunt waar verschillende disciplines mee te maken hebben, die niet allemaal vertegenwoordigd zijn in dit sociale wijkteam.. Om problemen op gebied van armoede en sociale uitsluiting (het liefst preventief) aan te kunnen pakken, is het belangrijk dat de professionals inzicht hebben in elkaars handelen. Waar wordt armoedeproblematiek gesignaleerd? Welke aanpak wordt er gehanteerd? Etc. Het is belangrijk dat professionals elkaar weten te vinden en weten welke aanpak bewezen effectief blijkt. Zo kan armoede structureel gezamenlijk worden opgepakt. In de aanbevelingen staat een voorstel voor een aanpak op dit gebied. Een tweede aandachtpunt is om goed zichtbaar te zijn voor de hulpvragers. Het blijkt dat het voor hulpvragers vaak onduidelijk is welke hulp ze waar kunnen vragen. Dit geldt daarnaast ook voor de regelingen waar zij gebruik van kunnen maken/ recht op hebben. 5 1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek 'Armoedebestrijding topprioriteit gemeente Den Haag' (persbericht 14 januari 2015) Armoede en actief burgerschap: Vanaf 1 Juni 2015 heeft de Gemeente Den Haag nieuwe verantwoordelijkheden ten aanzien van zorg en welzijn. Daarnaast vinden er op dit gebied flinke bezuinigingen plaats. De gemeente doet daarom een groter beroep op de zelfredzaamheid van de burger. Mensen moeten zelfredzaam zijn en participeren.1 Om participatie te bevorderen en mensen zelfredzaam te laten zijn, is het belangrijk dat zij sociale verbanden aan gaan, hierdoor kunnen mensen zich sterker/gesteund voelen. Wanneer men echter (door financiële problemen) niet in staat is om ‘mee te kunnen doen’, kan dit het aangaan van sociale verbanden belemmeren en kan dit leiden tot uitsluiting. Wanneer mensen te maken hebben met uitsluiting en het gevoel hebben ondergeschikt te zijn aan anderen (omdat men dit te horen krijgt of zo ervaart) kan dit leiden tot passiviteit omdat men ervan uit gaat dat aangeboden kansen toch zullen mislukken.2 Wanneer men (door gebrek aan geld) niet kan participeren (denk aan de ouderbijdrage voor activiteiten op scholen) kan er dus uitsluiting optreden wat kan leiden tot passiviteit. Wanneer mensen passief zijn, heeft dit ook gevolgen voor de omgeving. Mensen zijn minder in de staat te participeren. Dit kan consequenties hebben voor de directe (woon)omgeving (bijv. verwaarlozen huis en tuin) , maar dit heeft ook gevolgen op maatschappelijk niveau. Doordat mensen zich minder verbonden voelen met de maatschappij, zullen zij ook minder snel actief deelnemen aan en investeren in de samenleving. Armoede is dus zowel een persoonlijk als een maatschappelijk probleem. De gemeente Den Haag pleit voor actieve/ zelfredzame bewoners die kunnen participeren. Om deze reden is het belangrijk dat er gekeken wordt naar welke groepen te maken hebben met uitsluiting en wat er moet gebeuren om deze groepen te versterken/ empoweren en de zelfredzaamheid te vergroten zodat zij in staat zijn te participeren binnen de samenleving. Delen van de Heesterbuurt behoren tot de armste delen van stadsdeel Segbroek en tot de armere delen van Den Haag als geheel. Mensen leven in armoede en kinderen groeien op met minder kansen en mogelijkheden door een gebrek aan inkomen. In overleggen met mevrouw H. Schippers, N. Sinkeldam en A. van Evert van stadsdeelkantoor Segbroek, is naar voren gekomen dat er behoefte bestaat aan meer gedetailleerd inzicht in de armoedeproblematiek in de Heesterbuurt. Dit heeft geresulteerd in dit voorliggend onderzoek. Opdrachtgever voor dit onderzoek is mevrouw H. Schippers, stadsdeeldirecteur Segbroek. 1 www/denhaag.nl/home/bewoners/werk-zorg-enwelzijn/to/Veranderingen-werk-zorg-enwelzijn.htm;gepubliceerd op 10 december 2014, laatste wijziging 12 januari 2015. 2 Braye&Preston-Shoot, 1996;Lerner,1979 6 1.2 Probleemstelling Voor dit onderzoek kan de volgende probleemstelling geformuleerd worden: Armoede is meer dan alleen een gebrek aan materiële middelen. Voorop staat dat men door een gebrek aan geld (of gebrek aan kennis om hier mee om te gaan) 'niet mee kan doen'. Dit 'niet mee doen' veroorzaakt uitsluiting, wat problemen kan opleveren op persoonlijk, sociaal en maatschappelijk gebied. 1.3 Onderzoeksdoel Het uitgevoerde onderzoek heeft als doel om voor de Heesterbuurt diepgaand de armoedeproblematiek in kaart te brengen, tot op buurt- en straatniveau. Daarnaast heeft het als doel om in kaart te brengen welke problemen er uit deze situatie voortkomen. Hierbij wordt gekeken naar: welke groepen met de armoede problematiek te maken hebben, waar in de wijk deze problemen zich afspelen en wat de effecten zijn voor de wijk. Dit om op basis van die kennis concrete actie te kunnen nemen. 1.4 Onderzoeksmethode Omdat cijfers op buurt- en op straatniveau beperkt beschikbaar zijn en omdat cijfers slechts beperkt inzicht geven in de problematiek van armoede, is een groot deel van de informatie verkregen door het interviewen van sleutelfiguren uit de wijk, zowel professionals als bewoners. Een aanvullend en diepgaander beeld wordt gevormd van de armoedeproblematiek en mogelijkheden voor aanpak daarvan. Omdat zowel professionals als bewoners in de meeste gevallen niet precies weten of mogen vrijgeven wat de financiële situatie is van individuen en gezinnen, is het moeilijk in te schatten of iemand formeel gezien binnen de armoedegrens valt. Daarom hebben wij voor het kwalitatieve deel van het onderzoek de volgende van armoede gebruikt, zoals gehanteerd door de Europese Unie: "Armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als minimaal wordt gezien." Deze omschrijving geeft aan dat armoede een breder probleem omvat dan alleen (gebrek aan) geld, namelijk: het ‘niet mee kunnen doen’ door onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen. Wanneer men hierdoor belemmerd wordt om volwaardig deel te nemen binnen de maatschappij, is er sprake van sociale uitsluiting. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de ervaringen van een onderwijzer : “Ouders hebben soms niet eens genoeg geld om de ouderbijdrage voor hun kind te betalen, zelfs nadat hier de Ooievaarskorting vanaf is gegaan. Kinderen kunnen hierdoor bijvoorbeeld niet mee op schoolreisje”. 7 Het onderzoek bestaat derhalve uit twee delen: kwantitatief deel In het onderzoek worden kwantitatieve gegevens verzameld uit verschillende bronnen, voor zover te vertalen naar of beschikbaar zijn op buurtniveau. Kwalitatief deel Omdat cijfers beperkt beschikbaar zijn en omdat cijfers, ook als deze voorhanden zijn, slechts beperkt inzicht kunnen geven in de problematiek hebben wij veel nadruk gelegd op kwalitatief onderzoek. Dit door het interviewen van sleutelfiguren met kennis van de Heesterbuurt, bestaande uit professionals en bewoners. 1.5 Beoogd onderzoeksresultaat Met dit onderzoek brengen wij in kaart welke groepen bewoners (onderscheiden naar leeftijd, culturele achtergrond, globaal opleidingsniveau) volgens ondervraagden te maken hebben met sociale uitsluiting als gevolg van armoede. Daarnaast wordt inzichtelijk wat de veronderstelde oorzaken en gevolgen voor de mensen uit deze situatie en voor de sociale (woon)omgeving zijn en waar in de wijk de problematiek voornamelijk voorkomt. Tot slot worden in de rapportage aanbevelingen gedaan voor de aanpak van de problematiek die uit het onderzoek naar voren komt. 8 2. Resultaten kwantitatief onderzoek 2.1. Inleiding In dit hoofdstuk zijn cijfers weergegeven die een beeld kunnen geven van de armoedeproblematiek in de Heesterbuurt. Het Hoofdstuk begint met een beknopte schets van de wijk. 2.2 Korte kenschets Heesterbuurt Woningen De Heesterbuurt is volgens de gemeentelijke indeling onderdeel van de wijk Valkenboskwartier, gelegen in stadsdeel Segbroek. De Heesterbuurt is een woonbuurt met een hoge woningdichtheid. Karakteristiek zijn de portieketagewoningen met drie woonlagen en een plat dak. 1 Kenmerkende bebouwing De straten zijn over het algemeen smal. In de wijk zijn nauwelijks winkels. Beeldbepalend in de Heesterbuurt zijn de grote tramremise aan de Lijsterbesstraat en de Kamperfoeliekerk. Aan de andere kant zijn de besloten pleinen karakteristiek voor de Heesterbuurt. 9 2 Het Vlierboomplein, één van de drie omsloten pleinen in de Heesterbuurt De Heesterbuurt bestaat uit 3554 woningen. Daarvan is de helft koopwoning (bewoont door de eigenaar) Het percentage huurwoningen is 49%. Van alle woningen is 26% in bezit van een woningcorporatie. Het grootste deel van deze sociale huurwoningen heeft een zeer lage huur. De corporatiewoningen vormen aaneengesloten 'blokken' van woningen. 23% van de woningen is in bezit van overige verhuurders. Deze woningen zijn verspreid in de wijk te vinden. De huren van deze woningen liggen duidelijk hoger. Van 1% van de woningen is de eigenaar onbekend. 10 Bevolking naar leeftijd Op 1 januari 2015 behoorde bijna 21% van de bevolking van de Heesterbuurt tot de jongeren, 9,5% tot de ouderen en de rest 70% tot de 20-64 jarigen. Vergeleken met geheel Den Haag heeft de Heesterbuurt procentueel veel inwoners in de leeftijd 20-64 jaar. De gemiddelde leeftijd van de inwoners van de Heesterbuurt was 36,3 jaar en was daarmee lager dan de gemiddelde leeftijd van alle Haagse inwoners. Bevolking naar etniciteit In de Heesterbuurt is (in 2015) 59% van de bevolking autochtoon en bijna 41% allochtoon. In de gehele gemeente Den Haag was bijna 49% van de bevolking autochtoon en iets meer dan 51% allochtoon. Huis 11 Huishoudens Volgens de huishoudenschatting van de gemeente Den Haag telde de Heesterbuurt op 1 januari 2015 het aantal van 3.726 huishoudens. In de wijk bestaat 52% van de huishoudens uit alleenstaanden, bijna 21% uit samenwonenden zonder kinderen, 17,% uit samenwonenden met kinderen en bestond iets meer dan 10% van de huishoudens uit een éénoudergezin. 2.3 Inkomen Besteedbaar inkomen De laatst beschikbare gegevens over besteedbaar inkomen in de Heesterbuurt zijn van 2012. Toen was het gemiddeld besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens in 2012 € 26.600. Gem. besteedbaar inkomens particuliere huishoudens (Bron: DHIC/CBS/Rio) 12 Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat het gemiddeld besteedbaar inkomen van huishoudens in de Heesterbuurt laag is in vergelijking tot Segbroek en Den Haag. Gezien het gegeven dat de percentages minimahuishoudens van de Heesterbuurt iets minder hoog is dan in Den Haag als geheel (zie hierna) , is het opvallend dat het gemiddeld besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens desondanks aanzienlijk lager ligt in de Heesterbuurt dan in Den Haag. Een verklaring daarvoor is dat hoge inkomens die het gemiddelde inkomen omhoogstuwen, in de Heesterbuurt weinig voorkomen. Dit wordt ook onderbouwd door de gegevens in onderstaande tabel waaruit blijkt dat meer dan de helft van de huishoudens een (zeer) laag inkomen heeft (56%), ongeveer een derde (34%) een midden inkomen en slechts 10% een inkomen boven de € 47.400 per jaar. Laag-midden-hoog inkomen 2012 Heesterbuurt aantal huishoudens hoog inkomen > € 47.400 midden inkomen < € 25.200 - € 47.400 laag inkomen < € 25.200 0 500 1000 1500 2000 2500 Bronnen van inkomen Ondanks dat er relatief veel lage inkomens zijn in de Heesterbuurt, heeft toch ruim 72% van de huishoudens inkomen uit arbeid, 14% ontvangt pensioen en bijna 14% heeft een uitkering. Veel werkenden moeten dus blijkbaar ook van een laag inkomen rondkomen. Inkomensbronnen 2012 Heesterbuurt inkomen uit arbeid inkomen uit WW-uitk./bijstand WIA-uitkering inkomen uit pensioen totaal aantal huishoudens % 2.460 72.1% 290 8.5% 180 5.3% 480 14.1% 3.410 100.0% Bron: DHIC/CBS/RIO 13 2.4 Minimahuishoudens In Den Haag richt het minimabeleid zich op huishoudens met een inkomen tot 110 % van het wettelijk sociaal minimum. Het wettelijk sociaal minimum is de actuele bijstandsnorm voor het betreffende huishoudtype. Een aantal regelingen is echter bedoeld voor huishoudens met een inkomen tot 105 procent of tot 130 procent van het wettelijk sociaal minimum. De meest recente kwantitatieve gegevens zijn die over 2013. In de volgende tabel wordt weergegeven hoeveel minimahuishoudens (tot 105%, 110% en 130% van het wettelijk sociaal minimum) er in Heesterbuurt waren en welk percentage van het totaal aantal huishoudens dit was. Verder wordt weergegeven hoeveel huishoudens met een minimuminkomen (tot 130 procent van het wettelijk sociaal minimum) er zijn in Heesterbuurt waarin kinderen opgroeien. Hierbij wordt de Heesterbuurt steeds vergeleken met Segbroek en Den Haag als geheel. Aantal minimahuishoudens en aantal minimahuishoudens met kinderen in Heesterbuurt, 2013 (bron: GBA, bewerking DSO)3 Buurt 54 Heesterbuurt Stadsdeel 3 Segbroek Aantal 442 minimahuishoudens tot 105% 2.374 33.970 % minimahuishoudens tot 105% 7,5% 13,2% Aantal 578 minimahuishoudens tot 110% 3.220 44.270 % minimahuishoudens tot 110% 10,2% 17,2% Aantal 812 minimahuishoudens tot 130% 4.745 60.593 % minimahuishoudens tot 130% 15,0% 23,5% 899 15.497 12,1% 15,9% 22,3% Aantal 193 minimahuishoudens met kinderen van 4-18 jr. 3 Gemeente Den Haag bron: Den Haag in cijfers. 14 Percentage minimahuishoudens tot 110% van het wettelijk minimum (norm minimabeleid gemeente Den Haag) Op basis van de gegevens uit bovenstaande tabel en grafiek kunnen we vaststellen dat armoede, volgens de norm van de gemeente Den Haag (110% van het wettelijk minimum) in de Heesterbuurt met 15,9% iets onder het niveau ligt van Den Haag (17,2) , maar flink boven dat van stadsdeel Segbroek als geheel (10,2). 2.5 Gebruik financiële ondersteuning. De onderstaande grafiek geeft een overzicht van het gebruik van een aantal mogelijkheden voor financiële ondersteuning in Heesterbuurt. Ter vergelijking is ook steeds de situatie in stadsdeel Segbroek en Den Haag weergegeven. Het percentage minimahuishoudens met bijzondere bijstand is gebaseerd op het aantal huishoudens met een inkomen tot 105% van het wettelijk sociaal minimum. Het percentage minimahuishoudens met een vergoeding schoolkosten is gebaseerd op het aantal minimahuishoudens met kinderen. Het percentage minimahuishoudens met een Ooievaarspas tot slot is gebaseerd op het aantal huishoudens met een inkomen tot 130% van het wettelijk sociaal minimum. Percentage (minima)huishoudens dat gebruik maakt van een instrument voor financiële ondersteuning in Heesterbuurt, 2013 (bron: SZW, Armoedemonitor)4 4 bron: SZW, Armoedemonitor) 15 We kunnen vaststellen dat minimahuishoudens in de Heesterbuurt, Segbroek en Den Haag als geheel vrijwel in gelijke mate gebruik maken van de mogelijkheden voor financiële ondersteuning. 2.6 Werkloosheid in de Heesterbuurt. Werkloosheid is een belangrijke oorzaak van armoede. In deze paragraaf zijn de belangrijkste gegevens over werkloosheid weergegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat uit de hiervoor weergegeven informatie over werk en inkomen blijkt dat relatief veel huishoudens in de Heestbuurt een laag inkomen hebben. Veel van die huishoudens hebben inkomen uit werk. Zoals hiervoor al aangegeven, kan worden verondersteld dat ook onder de groep werkenden armoede voorkomt. Onderstaande tabel geeft het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW-ers)5 weer. In de Heesterbuurt, stadsdeel Segbroek en Den Haag is er een flinke stijging te zien van 2013 naar 2014. De stijging van het aantal werkzoekenden is in de Heesterbuurt zeer sterk en in 2014 met 11,9% van de drie gebieden het grootst. Werkloosheid naar leeftijd In de Heesterbuurt bedroeg in 2014 het aantal NWW-ers 592 personen. Vanaf 25 jaar scoren alle groepen vrij hoog. De grootste groep vormen de mensen van 55 jaar en ouder (95 personen). Hierbij moet wel de kanttekening gemaakt worden dat dat de andere leeftijdsgroepen steeds 5 jaren 5 Als werkloze potentiële beroepsbevolking wordt in ‘Den Haag in cijfers’ het deel van de potentiële beroepsbevolking beschouwd dat niet werkend werkzoekende (NWW-er) is. Niet werkende werkzoekenden zijn gedefinieerd als de groep werkzoekenden die geen baan hebben, of die minder dan 12 uur per week werken. 16 omvatten en deze groep ruim 10 jaar (55 tot Aow-leeftijd). De grootste ‘5 jaarsgroep’ is die van 30 t/m 34 jaar. Heesterbuurt 2014 aantal niet-werkend werkzoekenden naar leeftijd t/m 19 jaar 20 t/m 24 jaar 25 t/m 29 jaar 30 t/m 34 jaar 35 t/m 39 jaar 40 t/m 44 jaar 45 t/m 49 jaar 50 t/m 54 jaar 55 jr en ouder totaal 5 30 76 91 78 80 75 62 95 592 Heesterbuurt 2014 aantal niet-werkend werkzoekenden naar leeftijd 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 t/m 19 20 t/m 25 t/m 30 t/m 35 t/m 40 t/m 45 t/m 50 t/m 55 jr en jaar 24 jaar 29 jaar 34 jaar 39 jaar 44 jaar 49 jaar 54 jaar ouder Werkloosheid naar opleidingsniveau Zoals te verwachten bestaat de grootste groep werklozen uit mensen met een lage opleiding (hoogste opleiding basisonderwijs). Opvallend is wel dat de er aanzienlijk meer NWW-ers met een Mbo/Havo/Vwo opleiding werkloos zijn dan mensen met een Vbo of Mavo opleiding. 17 Heesterbuurt 2014 aantal niet werkend werkzoekende - naar opleiding 250 200 150 100 50 0 hoogste opl Basisonderw hoogste opl Vbo hoogste opl of Mavo Mbo/Havo/Vwo hoogste opl Hbo/Wo 2.7 Kenmerken van huishoudens met een laag inkomen In de armoedemonitor 2014 van de gemeente Den Haag is aangegeven wat de kenmerken zijn van de huishoudens die een inkomen hebben tot 105% van het minimum. Dit zijn cijfers voor heel Den Haag. Gegevens hierover op het niveau van de Heesterbuurt hebben we niet beschikbaar, maar de Haagse cijfers kunnen toch een indicatie geven hoe de samenstelling is van de groep met het allerlaagste inkomen. Huishoudens naar inkomensbron, tot 105% van minimum Den Haag (2013) 6 In Den Haag had bijna 60% van de mensen met een inkomen van 105% van het wettelijk minimum een inkomen uit de Wet Werk en Bijstand. Ruim 20% had een AOW uitkering. Voor 65-plussers is de netto AOW-uitkering het normbedrag voor het wettelijke sociale minimum. Deze mensen hebben derhalve geen of nauwelijks een aanvullend pensioen. Bijna 20% had ander inkomen. We kunnen veronderstellen dat deze verdeling in de Heesterbuurt globaal hetzelfde is. 6 Samengesteld uit gegevens Armoedemonitor 2014, gemeente Den Haag 18 Huishoudens naar type, met inkomensbron tot 105% van minimum, Den Haag (2013) 7 Alleenstaanden grootste groep huishoudens met minimuminkomen. In de gemeente Den Haag vormen alleenstaanden bijna 60% van de huishoudens met een inkomen tot het niveau van 105% van het wettelijk minimum. Verondersteld kan worden dat ook in de Heesterbuurt deze groep het merendeel van de huishoudens vormt dat van een minimum inkomen tot 105% moet rondkomen. Het is hierbij van belang op te merken dat het aantal mensen dat onderdeel uitmaakt van een huishouden dat een minimuminkomen heeft, in meerderheid bestaat uit personen die deel uitmaken van een huishouden dat uit meer dan één persoon bestaat. (Tegenover 58 huishoudens van alleenstaanden, staan 42 huishoudens die uit minimaal 2 personen bestaan, dus uit minimaal 84 personen). Eenoudergezinnen meer kans op armoede De armoedemonitor stelt vast dat eenoudergezinnen in Den Haag vaker tot een minimahuishouden behoren dan andere huishoudtypen. Van alle eenoudergezinnen leeft 45 % op een inkomen tot 110%. De groep eenoudergezinnen heeft dus meer kans om in een armoede situatie terecht te komen. Meeste minima in de leeftijdscategorie 40 tot 65 jaar. Op basis van gegevens van de gemeente Den Haag, blijkt dat de meeste minima zich in de leeftijdscategorie 40 tot 65 jaar bevinden. Van alle huishoudens in deze leeftijdscategorie leeft 19 procent van een inkomen tot maximaal 110 procent. In deze groep bevinden zich ook de meeste niet werkende werkzoekenden, zowel in Den Haag, als in de Heesterbuurt, Het aandeel minima in de leeftijdscategorie ouder dan 65 jaar is 17%, gelijk aan het gemeentelijk gemiddelde. Het aandeel minima in de leeftijdsgroepen 18 jaar tot 40 jaar ligt onder het gemeentelijk gemiddelde. 7 Samengesteld uit gegevens Armoedemonitor 2014, gemeente Den Haag 19 De belangrijkste conclusies van het kwantitatief onderzoek voor wat betreft (laag) inkomen op een rij: Armoede, volgens de norm van de gemeente Den Haag (110% van het wettelijk minimum), ligt in de Heesterbuurt met 15,9% iets onder het niveau van Den Haag (17,2) , maar flink boven dat van stadsdeel Segbroek als geheel (10,2%). Minimahuishoudens in de Heesterbuurt, in Segbroek en Den Haag als geheel maken in vrijwel gelijke mate gebruik van de mogelijkheden voor financiële ondersteuning. Het gemiddeld besteedbaar inkomen van alle huishoudens in de Heesterbuurt is laag in vergelijking tot Segbroek en Den Haag. In de Heesterbuurt zijn veel lage inkomens en weinig hoge inkomens. Vanaf 25 jaar scoren alle leeftijdsgroepen in de Heesterbuurt vrij hoog wat betreft werkloosheid. Als we naar de leeftijdscategorieën kijken die vijf jaar omvatten, is de werkloosheid onder 30 t/m 34 jarigen het hoogst. In de Heesterbuurt is het aantal werkzoekenden van 2013 naar 2014 aanmerkelijk sterker gestegen dan in Segbroek en Den Haag. In Den Haag had bijna 60% van de mensen met een inkomen van 105% van het wettelijk minimum, een inkomen uit de Wet Werk en Bijstand. Ruim 20% had een AOW uitkering. Bijna 20% had ander inkomen. We kunnen veronderstellen dat deze verdeling in de Heesterbuurt globaal hetzelfde is. In de gemeente Den Haag vormen alleenstaanden bijna 60% van de huishoudens met een inkomen tot het niveau van 105% van het wettelijk minimum. Verondersteld kan worden dat ook in de Heesterbuurt deze groep het merendeel van de huishoudens vormt dat van een minimum inkomen tot 105% moet rondkomen. Ook omdat alleenstaanden in de Heesterbuurt de grootste groep huishoudens betreft. De armoedemonitor stelt vast dat eenoudergezinnen in Den Haag vaker tot een minimahuishouden behoren dan andere huishoudtypen. Van alle eenoudergezinnen leeft 45% op een inkomen tot 110 procent. Veronderstelt kan worden dat ook éénoudergezinnen in de Heesterbuurt vaak een laag inkomen hebben. Deze groep werd ook het meest genoemd in de gehouden interviews (zie hierna). 3 Gevarieerde bebouwing bij de particuliere woningen. 20 3. Resultaten van het kwalitatief onderzoek 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk geven wij de resultaten van de interviews met professionals en bewoners weer. De antwoorden van de respondenten op de volgende vragen zijn samengevat weergegeven: Komt u in uw werk (professionals), omgeving (bewoners) mensen tegen waarvan u de indruk heeft dat ze financiële problemen hebben/ in armoede verkeren? Zo ja, waaruit blijkt dat? Welke groepen hebben het meest te maken met deze problemen? Wat zijn oorzaken daarvoor? Welke gevolgen zijn er op persoonlijk niveau voor deze mensen? Welke gevolgen zijn er voor de sociale woonomgeving? In welke delen/straten, delen van straten van de Heesterbuurt komen deze problemen voor? Wat kan er nog gedaan worden/ welke aandachtspunten zijn belangrijk? Interviews zijn gehouden met de volgende personen: Individuele interviews: Pascalle Visser, wijkagent Meta Sloos, wijkagent Richelle Krens Gebiedsregisseur West, Haagwonen Marion Prins, Kinderwerk, St.Voor Rosita Naipal, Maatschappelijk werk St.Voor Judith Hoogeveen, Ouderenwerkster St.Voor. Jenneke van Veelen, lid Diaconie, STEK. Bert Mulder , Voedselbank Guus Dolle, Directeur basisschool de Drie Linden. Giraida Weert, Staedion Tijdens de interviews met bovengenoemde personen kwam de doelgroep vluchtelingen/statushouders in beeld. Over deze groep was nog weinig bekend. Om deze reden is er aanvullend gesproken met Pauline Berry en Margreet ter Mors van Vluchtelingenwerk. Dit gesprek heeft na de geplande interviews plaatsgevonden. Daarom is de aanvullende informatie over deze doelgroep apart in paragraaf 3.7 opgenomen. Groepsinterviews: Stichting Voor: Anna Geeve; Coördinator overblijf Chantal Schroevers; Begeleider peuterspeelzaal. Sieta Bhoendie; Front office VOOR 21 Straatvertegenwoordigers: 4 bewoners/straatvertegenwoordigers uit de Heesterbuurt. Harry Zuidersma, voorzitter Wijkberaad Heesterbuurt en Geert Kuipers, de Jasmijn vereniging. 3.2 Komt armoede voor in de Heesterbuurt? Ondanks dat armoede een omstreden begrip blijft (wat is armoede, hoe kan je dat bepalen zonder de financiële situatie van iemand te kennen), geven alle ondervraagden aan dat er armoede voorkomt in de Heesterbuurt. Dit wordt geconstateerd doordat: - Mensen zelf aan de bel trekken en (in vertrouwen) vertellen hoe hun situatie er voor staat. Andere mensen geven aan het vermoeden te hebben dat medebewoners in financiële problemen verkeren. Financiële problemen naar voren komen wanneer ze in gesprek gaan met hulpverlener om andere achterliggende reden (bijv. dagbesteding bij ouderen). Mensen wegblijven wanneer bij activiteiten geld gevraagd wordt. Ouders kunnen de ouderbijdrage voor activiteiten niet betalen (ondanks flinke korting op het bedrag met ooievaarspas.) Huizen er verloedert uitzien met lappen voor de ramen en slecht onderhouden tuinen. Mensen er verwaarloosd uit zien. 4 Indicaties van verwaarlozing. Armoede groeit: Blijkt uit de cijfers uit het vorige hoofdstuk. Blijkt ook uit gesprekken met professionals: - De maatschappelijk werker van St. Voor geeft aan dat er meer aanvragen voor voedselpakketten gedaan worden. De Voedselbank heeft noodgedwongen de eisen en 22 - controles om in aanmerking te komen voor een voedselpakket versterkt. Het aantal uitgegeven voedselpakketten is gelijk gebleven. Steeds meer mensen doen een beroep op kleine giften van STEK. (zie jaarverslag). Het gaat hier vooral om de kleine bedragen voor ‘broodnood’. 3.3 Welke groepen hebben te maken met financiële problemen/ armoede? Groepen die (opvallend) vaak genoemd worden in de interviews: – Eenoudergezinnen, deze groep wordt in elk interview genoemd. - - Kanttekening: Deze groep komt naar voren in alle interviews. Veel geïnterviewde werken met kinderen en/of gezinnen waardoor deze groep bij veel van hen zichtbaar is. Daarnaast wordt genoemd dat een deel van de armoede onzichtbaar is, dat mensen zich terugtrekken en geïsoleerd leven. Gezegd wordt dat gezinnen met kinderen onderling contact hebben. Zij hebben een streepje voor doordat zij door hun kinderen (school, naschoolse activiteiten,) al noodzakelijkerwijs meer participeren en sociale contacten hebben dan mensen zonder kinderen. Mensen met psychische problemen/ beperking: worden in vijf interviews genoemd Kanttekening: Het is bij deze groep lastig te zien of er daadwerkelijk sprake is van armoedeproblematiek. Mensen met psychiatrische problematiek, zoals verslavingsproblematiek, kunnen er minder verzorgd uitzien. Dit hoeft niet automatisch te betekenen dat zij in armoede verkeren. Het is ook de vraag of mensen in armoede verkeren door hun psychische problemen of dat de psychische problemen zijn ontstaan door problemen op financieel gebied. Zoals eerder beschreven kunnen financiële problemen leiden tot problemen op verschillende gebieden. Het kan mensen het gevoel geven minder waard te zijn en leiden tot gevoelens van depressiviteit. Aannemelijk is dat mensen met (zichtbare) psychische problemen vaak onder behandeling zijn bij Parnassia. Deze instelling kent een speciale unit die zicht richt op mensen met een psychiatrische stoornis en financiële problematiek. Verondersteld kan worden dat ‘minder mondige burgers’ sneller in financiële problemen raken en dat mensen met psychische problemen onder de minder mondige burgers vallen. Meer informatie over deze groep zou verkregen kunnen worden door te spreken met de unit van Parnassia. (Dit viel buiten de scoop van dit onderzoek.) Ouderen/ 50 plussers worden in vijf interviews genoemd (waaronder door de ouderenwerkster). Groepen die ook genoemd worden: - Antilliaanse eenoudergezinnen bestaande uit moeders met kinderen, worden specifiek genoemd in een interview. - Moelanders worden één keer genoemd - Studenten uit m.n. uit de Antillen worden één keer genoemd - Mannen : een keer wordt de groep:30-60 jaar genoemd, in een ander interview wordt de groep/ 25/45 jaar genoemd. - Allochtone gezinnen (in elk geval meer zichtbaar). Dit wordt in twee interviews genoemd. - ZZP-ers: worden in twee interview genoemd. 23 - Vluchtelingen/asielzoekers. Dit is een groeiende groep doordat woningbouwcorporaties hun woningen eerst aan deze groep moeten verhuren. Zij hebben urgentie. Grote gezinnen (ongeacht achtergrond), deze groep wordt genoemd in één interview. Kanttekening. Een aantal geïnterviewden geeft aan dat in bepaalde bevolkingsgroepen meer sociale cohesie is en men meer voor elkaar zorgt. Dit wordt bijvoorbeeld opgemerkt over Moelanders. Verondersteld kan worden dat er hierdoor minder sprake is van sociaal isolement of (verdere) escalatie van problemen. 3.4 Oorzaken van armoede? Als oorzaken voor armoede worden in de interviews genoemd: - - - - - Mensen komen in een WW-uitkering terecht en komen vervolgens (bijvoorbeeld door hun leeftijd) niet aan het werk. Zo belanden zij na verloop van tijd in de bijstand. Mensen verdienen lange tijd het minimum inkomen en kunnen daardoor geen financiële buffer opbouwen. Een (kleine) financiële tegenvaller kan dan al leiden tot schulden waar men vervolgens niet of nauwelijks meer uitkomt. Mensen die te maken hebben met psychische problematiek of een beperking zijn minder in staat bekwaam met geld om te gaan (bijvoorbeeld door verslavingsproblematiek). Zorgvragers hebben daarnaast met de komst van de WMO minder (lang) recht op zorg en worden sneller geacht zelfredzaam te zijn binnen de maatschappij. Deze groep heeft echter soms meer behoefte aan begeleiding en is niet altijd genoeg zelfredzaam. Kanttekening. Dit blijkt ook uit het gesprek met STEK waar een raad en daad balie is voor mensen die in een benarde situatie zitten waar ze zelf niet uitkomen. Vaak komen hier mensen die meer hulp nodig hebben dan wat hun vanuit maatschappelijk werk geboden is. Toch worden zij geacht het na een vast aantal gesprekken met een maatschappelijk werker zelf te kunnen redden. Het lijkt dat dit voor een groot aantal, minder mondige burgers (ouderen, mensen met psychische problemen en/of een beperking of mensen die de taal niet goed machtig zijn) niet haalbaar is. ZZP-ers komen niet aan opdrachten en hebben geen recht op WW-uitkering. Mensen kunnen hun hypotheek niet meer betalen, en/of hebben (na een scheiding) te hoge lasten. Mensen hebben onterecht te veel toeslag ontvangen (fraude gepleegd of aanvraag per abuis verkeerd ingevuld) en moeten het bedrag dat zij teveel hebben ontvangen (in één keer) terugbetalen. Mensen kunnen te vaak hun zorgverzekering niet betalen en moeten verplicht overstappen op een verzekering van de gemeente met een nog hogere premie. ( De premie is hoger doordat men geen eigen risico hoeft te betalen). Zij moeten dan de hogere premie betalen en de schulden bij de eerste verzekeraar aflossen. Lange aanloop in afhandelen procedure aanvraag uitkering waardoor mensen lang (soms maanden) zonder inkomsten zitten. Bij allochtone gezinnen: vaak geen tweeverdieners en niet altijd de taal goed machtig. Bij vluchtelingen: spreken de taal niet, kennen een andere cultuur en hebben hierdoor ook weinig kans op het vinden van werk. Mensen van allochtone afkomst: weten instanties vaak minder goed te vinden. Hebben een taalachterstand waardoor zij al meer geïsoleerd leven. Een groep vraagt, doordat ze de wegen daartoe niet weet, niet de aanvullende voorzieningen aan waar ze wel recht op hebben. 24 - Bij ouderen: partner overlijd en mensen moeten ineens zelf financiën regelen terwijl voorheen de partner dat deed. Ouderen: Weten soms geen raad met betalingen via internet. Sommige mensen kloppen niet gauw aan voor hulp. Oorzaken zijn o.a. slechte taalbeheersing, analfabetisme en lage opleiding. Alles moet tegenwoordig digitaal. Dat is voor die mensen een probleem Zij willen vaak graag praten over hun problemen (met bijv. wijkagent) en zijn blij als hun hulp geboden wordt. 3.5 De gevolgen van armoede op persoonlijk niveau De gevolgen van armoede op persoonlijk niveau genoemd in de interviews zijn: - - - - - Uitsluiting door het ‘ niet mee kunnen doen’ . Bijvoorbeeld aan activiteiten waar een (kleine) eigen bijdrage bij wordt gevraagd. Deze mensen zien er daarnaast soms onverzorgd uit. Uitsluiting is vooral zichtbaar bij kinderen die door gebrek aan geld niet mee kunnen doen. Kinderen ondervinden hierdoor soms ook pestgedrag, bijvoorbeeld doordat zij al jaar na jaar dezelfde kleding dragen die vaak ook al eerder door een familielid gedragen is. Schaamte doordat men niet mee kan doen. Vooral bij mensen/gezinnen die uit een situatie komen waarin zij het beter hebben gehad, bijvoorbeeld die eerder tweeverdieners waren en nu minder/geen inkomsten hebben. Ook bij ouderen speelt veel schaamte. Wellicht doordat armoede vroeger meer een taboe was. Bij asielzoekers: onbegrip vanuit wijk wat voor extra sociale isolatie kan zorgen. Asielzoekers krijgen voorrang op het verkrijgen van een huurhuis en er wordt verondersteld dat zij worden voorzien van een (beknopte) inboedel.(Dit blijkt echter niet te kloppen.) Als vluchtelingen geen Nederlands contactpersoon hebben, hebben zij daarnaast geen recht op een voedselpakket. Mensen raken geïsoleerd, vereenzamen/ verloederen. Mensen met een uitkering hebben vaak te maken met vele afwijzingen (bij sollicitaties, maar ook in het dagelijks leven niet mee kunnen doen) Dit kan leiden tot een uitzichtloze situatie waardoor mensen passief worden omdat zij geen toekomstperspectief hebben. Bij openstaande boetes kunnen mensen in gijzeling genomen worden door de politie. Wanneer zij alleenstaand zijn en kinderen hebben wordt er een melding gedaan bij jeugdzorg. De openstaande schulden blijven hiernaast gewoon staan. Eerder werden deze (deels) kwijtgescholden. 25 3.6 Gevolgen voor de buurt/omgeving Armoede van personen heeft ook gevolgen voor de omgeving waarin zij wonen: - - - Het sociale systeem raakt uitgeput. Financiële problemen zijn vaak oorzaak van conflicten. De buurt verloedert, tuinen worden slecht onderhouden, huizen hebben lappen voor de ramen in plaats van gordijnen. Zoals eerder beschreven hebben mensen in armoede vaak te maken gehad met veel afwijzingen, wat mensen passief kan maken. De verloedering kan ontstaan zijn door deze passieve houding. Dit kan er echter ook wijzen op een gebrek aan middelen of voort komen uit andere prioriteiten. (Geluid-)overlast, vooral door mensen met psychische problemen en verslavingsproblematiek. Juist mensen met psychische problemen en drank- en drugsproblemen zorgen vaak voor geluidsoverlast en zijn ook moeilijk in toom te houden wat dat betreft. Verbaliseren heeft weinig zin. Zodra ze bv onder invloed zijn, vergeten ze dat en gaat de radio weer hard aan. De 'nettere' mensen die dat kunnen, vertrekken er vaak snel. Mensen die bezig zijn op te krabbelen, bijvoorbeeld van een verslaving worden vaak weer negatief beïnvloed door andere bewoners met die problemen. Door de bezuinigingen op de zorg is de situatie verslechterd. De gehorigheid van de oude huizen waarin deze mensen veelal wonen verergerd de situatie. Weinig sociale cohesie en participatie. 5 Ook overdag veel (permanent) afgedekte ramen. Indicatie van sociale afsluiting? 26 3.7 Waar in de Heesterbuurt komt armoede vooral voor? In de interviews zijn de op onderstaande kaart aangegeven (delen van ) straten naar voren gekomen waar armoedeproblematiek het meest voorkomt. Overzichtskaart Heesterbuurt, concentraties armoedeproblematiek Rood gemarkeerd: bewoners met meestal laag inkomen, meest ernstige armoede problematiek. Veel multiproblematiek · Oranje gemarkeerd: bewoners met veelal laag inkomen, armoedeproblematiek minder ernstig. Geel: Grens Heesterbuurt In de koopwoningen en (niet coöperatie-) huurwoningen is de armoede wellicht minder zichtbaar. Toch blijkt dit probleem zich volgens een maatschappelijk werker van VOOR , zich ook hier voor te doen. Mensen kunnen hun hypotheeklasten of huur niet meer dragen en komen hierdoor in de schulden. Soms resulteert dit er zelfs in dat mensen een beroep moeten doen op een voedselpakket. In ieder geval aan de buitenkant verwaarloosde woningen komen daar ook veelvuldig voor. 27 Oudere huurwoningen en nieuwbouw koopwoningen. 3.8 Wat kan de armoedeproblematiek verminderen volgens geïnterviewden? De geïnterviewden geven de volgende suggesties om armoedeproblematiek te verminderen. (Achter de antwoorden hebben de samenstellers van deze rapportage aangeven op welk niveau /door welke instantie naar hun mening de betreffende actie ondernomen zou kunnen worden.) Haag wonen: Beter onderling contact/informatie-uitwisseling tussen instanties. (Stadsdeelniveau) Stek: · Meer zorg vanuit gemeente voor mensen die minder mondig zijn (Gemeentelijk en stadsdeelniveau) · Projecten gericht op verbinden van mensen (maatjesprojecten). (Stadsdeelniveau) · Kortere periode tussen aanvraag en ontvangen uitkering (Gemeentelijk niveau). · Vrijwilligerswerk op basis van eigen wil. Gedwongen vrijwilligerswerk werkt averechts. (Gemeentelijk niveau). Voedselbank: - Projecten gericht op verbinden van mensen (maatjesprojecten). (Stadsdeelniveau). - Controle op bewindvoerders. Deze korten mensen soms te veel op hun uitkering/inkomsten en verwijzen hen door naar de voedselbank. (Vanuit STEK wordt een zwarte lijst van bewindvoerders bijgehouden.) (Gemeentelijk niveau.) - Vergeet mensen die net niet in aanmerking komen voor voedselpakket niet. Deze mensen voldoen (net niet) aan de norm voor een voedselpakket maar hebben nog steeds weinig te besteden. Daarnaast kunnen zij doordat zij net boven de inkomstengrens vallen geen gebruik 28 - maken van alle regelingen (zoals st. leergeld en voedselpakket) gebruik maken waar mensen die onder de norm vallen wel gebruik van kunnen maken. (Gemeentelijk niveau, financiers Voedselbank) Meer subsidie voor de voedselbank. Voorheen was dit er. Nu niet meer waardoor er gaten in de begroting vallen. (De voedselbank draait nu volledig op fondsen en giften.) (Gemeenteniveau.) Wijkagenten - Bevorderen van burgerbetrokkenheid zoals bijvoorbeeld vanuit de burenhulpcentrale wordt gedaan. (Stadsdeelniveau) - Meer ambulante hulpverlening. (Gemeentelijk niveau. (Ook stadsdeelniveau?) - Zou meer proactief gewerkt moeten kunnen worden. Problemen voorkomen. (Stadsdeelniveau). Desgevraagd: maatjesproject: vrijwilligers die mensen helpen: de mensen met multiproblematiek zijn voor vrijwilligers meestal te zwaar. Wel voor minder complexe gevallen. (Stadsdeelniveau) - Een dagbesteding, liefst betaald werk zou heel nuttig zijn: dit geeft doel, structuur, gevoel van eigenwaarde. (Gemeenteniveau) (Ook stadsdeelniveau?) - Als de woningen in/rond Weigeliaplein betere geluidsisolatie zouden hebben, zouden de onderlinge problemen (door geluidsoverlast) daar veel minder zijn. De 'betere' mensen zouden daar dan ook langer daar blijven wonen. (Woningcorporatie.) - Meer bekendheid aan wat er te doen is in de wijk: informatieblad huis aan huis, informatie op markt. ( Jasmijnvereniging, St. Voor,( financiering Stadsdeelniveau?)) Medewerkers VOOR: - Activiteiten moeten gericht zijn op iedereen, maar mensen uit armoedesituatie moeten er aan kunnen deelnemen. De kosten voor deelname moeten laag zijn. Armoedeproblemen moeten bespreekbaar gemaakt worden maar de aanleiding om mensen te benaderen moet iets gezelligs’ zijn. Zo staat de armoede niet voorop. (Stadsdeelniveau) - Voorlichting over omgaan met geld.(Stadsdeelniveau). - - Aanvulling maatschappelijk werker VOOR: Minimumloon moet omhoog (ook uitkering), mensen moeten een buffer kunnen opbouwen voor onvoorziene kosten. (Landelijk niveau) Naast de interviews is er een overleg van St. Voor bijgewoond. Daarin kwam het volgende naar voren: Den Haag werkt met verschillende sociale wijkteams. Dit zijn teams van professionals die zich richten op volwassenen met problemen die extra ondersteuning nodig hebben. Vanuit de veronderstelling dat mensen in armoede problemen kennen (zoals tevens naar voren kwam in de interviews) leek het in belang van dit onderzoek noodzakelijk om inzicht te krijgen in de aandacht die er binnen deze teams voor armoede is. Tijdens deze bijeenkomst zijn er vragen gesteld over deze teams. Hier kwam de volgende informatie uit naar voren: Segbroek werkt met twee sociale wijkteams in Segbroek: ReVa en Flora- en Faunabuurt. In de sociale wijkteams zitten verschillende professionals waaronder medewerkers (maatschappelijkwerk) van St. VOOR. Het sociaalwijkteam heeft een vaste samenstelling. Bij de servicedesk van St. VOOR komen mensen met hulpvragen. Deze gevallen worden dan behandeld in het sociaalwijkteam. De aanpak is vraag gestuurd en gericht op het individu. Armoede is (nog) geen specifiek aandachtspunt binnen het sociaalwijkteam. 29 Medewerker Staedion: - Bewoners moeten op de hoogte zijn van alle hulpmogelijkheden in de wijk in verband met hun financiële toestand. Dit door folders hierover uit te delen. Ook moeten ze gemotiveerd worden om zelf hulp te zoeken. (Stadsdeelniveau). 3.9 Vluchtelingen en armoede Achtergrond Er is een toename van het aantal vluchtelingen in Nederland en in Den Haag. Deze mensen krijgen voorrang bij het verkrijgen van een (sociale huur-) woning om in hun eerste levensbehoefte ( dak boven hun hoofd) te kunnen voorzien. (anders komen zij op straat terecht.) Tijdens het interview met de groep bewoners werd verteld dat vluchtelingen een inboedel krijgen wanneer zij een huis krijgen toegekend. Dit is echter niet het geval. Vluchtelingen krijgen een lening om deze benodigdheden aan te kunnen schaffen. Hiervan moeten zij elke maand 5% terug betalen. Dit betalen zij van hun uitkering. Net als anderen uitkeringsgerechtigden ervaren zij veel problemen door het lange wachten op het toekennen van subsidies en (financiële)regelingen (m.n. de toeslagen). Naast de lening die vluchtelingen moeten terugbetalen. Hebben zij te maken met veel extra kosten bovenop de vaste lasten. Zij hebben geen voorraden en geen inboedel. Zij beginnen met niks en moeten een basis ( m.n. de basisboodschappen) aanschaffen. Vluchtelingen worden het eerste jaar begeleid vanuit st. Vluchtelingenwerk. Dit gebeurt individueel door een persoonlijk begeleider die zij krijgen toegewezen. Daarnaast biedt st. Vluchtelingenwerk verschillende workshops aan om de mogelijkheden tot participatie te vergroten. Deelname is niet verplicht, maar het merendeel maakt er wel gebruik van. Een deel van de vluchtelingen is na dit jaar in staat zelfredzaam deel te nemen binnen de samenleving (zo’n 70%), een ander gedeelte is dit echter niet. Dit heeft verschillende oorzaken: - Men is minder mondig en daardoor minder snel in staat zelfstandig alles op te pakken. Door stress/ zorgen. Wanneer mensen eenmaal ‘gesetteld zijn’ komen deze zorgen (om bijvoorbeeld het thuisfront) vaak boven. Hierdoor zijn deze mensen niet in staat om actief te participeren en dingen zelfstandig op te pakken. Hulpverlening Een belemmering is dat hulp door gemeentelijke instanties alleen geboden wordt aan vluchtelingen die de Nederlandse taal spreken. Wanneer een vluchteling er dus niet in slaagt om in het jaar waarin zij begeleiding krijgen vanuit st. Vluchtelingenwerk, de taal te leren, is het vervolgens lastig om voor hulp in aanmerking te komen (terwijl dit de minder mondige groep betreft die meer behoefte heeft aan hulp/begeleiding). Het is nog onduidelijk welke functie (rol)het sociale wijkzorgteam kan spelen bij eventuele hulp aan vluchtelingen. Hierover is binnenkort contact tussen st. Vluchtelingenwerk en de sociale wijkteams. Ook zal er na de vakantie een bijeenkomst plaatsvinden tussen st. Vluchtelingenwerk en woningcorporaties. Vluchtelingen komen vaak in aanmerking voor sociale woningbouw. Deze woningen liggen vaak bij elkaar. Dit heeft tot gevolg dat er een concentratie van vluchtelingen op bepaalde plekken kan ontstaan. Het is in het kader van integratie belangrijk dat er aandacht is voor gespreide huisvesting. In de wijk Er lijkt tussen de bewoners het gevoel te bestaan dat vluchtelingen privileges hebben ten opzichten 30 van anderen: voorrang op een huis, een gratis inboedel. Ondanks dat deze veronderstellingen niet allemaal berusten op waarheden, zorgt dit voor scheve ogen in de wijk wat participatie kan vermoeilijken. Wat hierbij niet meewerkt is dat vluchtelingen in goedkope huurwoningen geplaatst worden, tussen mensen die zelf ook weinig te besteden hebben. Het is dan voor te stellen dat deze mensen negatief reageren wanneer zij het gevoel hebben dat vluchtelingen gebruik kunnen maken van privileges op financieel gebied. Daarnaast hebben deze mensen het zelf ook moeilijk om alle eindjes aan elkaar te knopen. Wanneer men het druk heeft met eigen problemen, staat men ook minder open om zich op (hulp aan) andere mensen te richten. Het komt geregeld voor dat bewoners contact opnemen met st. Vluchtelingenwerk om te klagen over het intreden van vluchtelingen in hun wijk. Taal vormt hierbij ook een belemmering wanneer bewoners hun nieuwe buur aan willen spreken op bijvoorbeeld hun gedrag. Dit maakt dat er sneller contact gelegd wordt met instanties zoals de wijkagent of de woningcorporaties om te bemiddelen. Probleemsituatie Al deze elementen zorgen ervoor dat integreren en participeren moeilijk is. In het gesprek met St Vluchtelingenwerk wordt de piramide van Maslov genoemd. Vluchtelingen bevinden zich wanneer zij zich in ons land vestigen in de eerste laag, waarbij de nadruk ligt op het voorzien in de eerste levensbehoeften. Wanneer zij hierin geslaagd zijn en ruimte hebben voor een nieuwe focus (zoals werk/ en een netwerk) krijgt een groot aantal te maken met psychische problemen door hun verleden/situatie. (Verwerking vindt meestal plaats wanneer mensen weer een eigen plek hebben en tot rust komen). Dit maakt dat zij minder in staat zijn om actief te integreren/ participeren. Daarnaast is er sprake van sociale uitsluiting. Niet alleen door een gebrek aan geld, maar ook door het slecht (of niet) beheersen van de Nederlandse taal. Dit belemmert hen om actief deel te nemen binnen de maatschappij. Daarnaast heerst er bij sommige bewoners een gevoel van een voorkeurspositie van vluchtelingen doordat zij veronderstellen dat vluchtelingen gebruik kunnen maken van privileges, wat sociale inclusie bemoeilijkt. Aanpak “Integreren moet van twee kanten komen” Het is belangrijk dat er aandacht is voor verbinding met de wijkbewoners. Dit zorgt voor meer begrip naar de vluchtelingen (door kennis van de situatie), daarnaast helpt dit bij het integratieproces (denk aan ervaring met de taal en gevoel van acceptatie, hierdoor meer gevoel van verbinding met ons land en de maatschappij.) Dit kan bijvoorbeeld door activiteiten te organiseren waar ontmoeting tussen buurtbewoners en vluchtelingen plaats kan vinden. Daarnaast blijkt ook uit het interview met Vluchtelingenwerk, dat er weinig onderling contact is tussen de verschillende instanties (woning corporaties, welzijns instanties etc.). Een gezamenlijke aanpak kan mogelijk leiden tot eerder signaleren en constructiever oppakken van problemen. 31 4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Dat er armoede voorkomt in de Heesterbuurt blijkt zowel uit de cijfers als uit de gehouden interviews. De grootste groep huishoudens vormen alleenstaanden. Eenoudergezinnen hebben een grote kans op armoede. Als leeftijdsgroep worden 50 plussers worden ook vaak genoemd in de interviewers (al dan niet alleenstaand). Ook mensen met psychische en/of verslavingsproblemen worden veel genoemd. Als belangrijkste oorzaken van armoede komen naar voren: (langdurige) werkloosheid (van werknemers en ZZP-ers), scheidingen, psychische problemen en daardoor moeilijk kunnen functioneren in de maatschappij. Hoewel de mate waarin minima in de Heesterbuurt gebruik maken van (aanvullende) financiële voorzieningen op hetzelfde niveau ligt als Segbroek en Den Haag als geheel, blijft er een groep die er niet of onvoldoende gebruik van maakt. Dit kan zijn door onwetendheid, slechte beheersing van de Nederlandse taal (autochtone laaggeletterden, allochtonen), niet goed met internet/ een pc kunnen omgaan hetgeen steeds meer vereist is. Nu er steeds meer zelfredzaamheid van burgers wordt verwacht, is te veronderstellen dat de groep die niet in staat is voorzieningen aan te vragen, zal groeien. De tijdsduur tussen aanvraag en verkrijgen van een uitkering is vaak zo groot, dat veel mensen in de tussentijd in financiële problemen komen en moeten aankloppen bij de Voedselbank en Stek. Uit de interviews komt een beeld naar voren van delen van de wijk/ (delen van) straten waar armoede het meest herkenbaar naar voren komt. Dit zijn de woningen met een zeer lage huur. Daar zitten mensen die niet meer huur kunnen betalen. Daar wonen ook relatief veel mensen met psychische problemen. Uit deze buurten komen ook veel overlastklachten (geluidsoverlast, asociaal gedrag etc.). Maar dat wil niet zegen dat in andere delen van de wijk geen armoede zou voorkomen. Mensen met een eigen woning die hun baan zijn kwijtgeraakt en ZZP-ers die geen of weinig opdrachten hebben, komen ook in financiële problemen. Echter dit komt minder veelvuldig voor, is veel minder zichtbaar en komt meer verspreid over de wijk voor. Armoede veroorzaakt problemen op verschillende niveaus. Gevolgen op persoonlijk niveau zijn: Mensen kunnen door gebrek aan financiële middelen niet meedoen aan activiteiten. Dit zorgt dat zij minder sociale contacten hebben, zij zijn minder in staat “mee te doen”. Wanneer mensen langdurig (financiële) problemen hebben, kan dit er voor zorgen dat men weinig uitzicht heeft op een verbeterde situatie, wat leidt tot passiviteit en apathie. Armoede en psychische problematiek gaan volgens respondenten vaak hand in hand, waarbij het onduidelijk is welk aspect er eerst optreedt. Hierbij moet er rekening gehouden worden met het feit dat mensen met psychische problemen (zoals verslavingsproblematiek) er verwaarloosd uit kunnen zien, en dus eerder als ‘armoedig’ gezien worden. Het hoeft niet zo te zijn dat iedereen in armoede psychische problemen kent, of dat iedereen met psychische problemen in armoede leeft. Voor de buurt waarin armen wonen kan verloedering van de woning van binnen en buiten (tuin, ramen) een gevolg zijn. Sociaal trekt men zich vaak terug, waardoor er weinig sociale cohesie is. Armoede kan voor psychische problemen zorgen en psychische problemen kunnen armoede als gevolg hebben. In beide gevallen kan dit leiden tot overlast voor de buren. Oude gehorige woningen versterken dit. 32 Sociale wijkteams werken vooral vraaggestuurd. In de interviews kwam naar voren dat een deel van de mensen die in armoede verkeren weinig uit zichzelf hulp zoeken bij hun financiële problemen. Wanneer er enkel vraaggericht gewerkt wordt kan verondersteld worden dat veel van de armoede problematiek niet aan het licht komt. 4.2 Aanbevelingen In de interviews zijn diverse punten naar voren gekomen die mogelijk het armoedeprobleem kunnen verminderen. Sommigen vereisen actie op gemeentelijk niveau en één op landelijk niveau. Aandacht hiervoor vragen. m.n. die op gemeentelijk niveau is zeker een aanbeveling. Verschillende aanbevelingen zijn op stadsdeelniveau en dus ook op het niveau van de Heesterbuurt toepasbaar. Maatjes projecten Een veelvoorkomend advies is het gaan werken met maatjesprojecten, waarbij bewoners andere bewoners die in een armoedesituatie verkeren helpen o.a. hun financiën op orde te brengen. Deze methode wordt vaker en met succes toegepast. Een kanttekening die naar voren kwam in een interview is hier wel op zijn plaats: het helpen door vrijwilligers van mensen met (zware) multi problematiek (armoede in combinatie met psychische en/of verslavingsproblemen) kan een te zware opgave zijn. Kennis van de doelgroep/problematiek is hierbij gewenst. Dit vereist dus scholing en dient in zware gevallen door/onder toezicht van een professional te worden uitgevoerd. Maatjes voor nieuwkomers Mogelijk is een maatjesproject ook interessant om vluchtelingen uit hun isolement te halen. (of te voorkomen dat zij in isolement raken) In gemeente Heumen bijvoorbeeld wordt gewerkt met een maatjesproject waarbij een nieuwkomer wordt gekoppeld aan een maatje dat ze wegwijs maakt in de buurt. Een dergelijk project zou twee kanten uit een positief effect kunnen hebben. De ‘nieuwkomer’ wordt wegwijs gemaakt in het land/ de buurt en het ‘maatje’ wordt in de gelegenheid gesteld iets te kunnen betekenen voor de medemens. Dit kan bijdragen aan een gevoel van zingeving. Activiteiten voor de doelgroep: Het is belangrijk dat mensen uit hun isolement komen. Meer bekendheid geven aan wat er in de wijk te doen is (in m.n. het Lindenkwadrant) kan daartoe helpen. Als mensen eenmaal daar komen is ook gemakkelijker hulp te geven of te vragen bij o.a. armoede. Daarnaast is het belangrijk om activiteiten aan te bieden die toegankelijk zijn voor mensen die weinig te besteden hebben. De financiële bijdrage voor een activiteit moet laag gehouden worden. 33 Ervaring leert dat activiteiten die specifiek gericht zijn op armoede niet of nauwelijks bezocht worden. Activiteiten kunnen achterliggend een informatief karakter hebben maar de armoede problematiek moet niet voorop staan. 6. 2e 2e Braamstraat: toegang naar activiteiten, informatie en school Extra aandacht voor (mogelijke) armoede bij professionals Mensen met financiële problemen zoeken vaak te weinig uit zichzelf hulp bij hun problemen. Vaak komen deze problemen aan het licht bij een huisbezoek, of naar aanleiding van een andere hulpvraag. De problemen hebben zich dan al vaak gevormd tot een uitzichtloze situatie. Het is daarom belangrijk om in te zetten op preventieve hulp. Voorbeelden hiervan zijn: - Doorverwijzen: Wanneer er sprake lijkt van financiële problematiek dienen mensen doorverwezen te worden naar de juiste hulpverlener. Vaak gebeurt dit al door bijv. de wijkagent. - Inzichtelijk maken welke hulp er bestaat en voor wie deze hulp beschikbaar is. Het feit dat mensen geen hulp vragen bij hun financiële problemen kan komen doordat men niet weet waar en waarbij men hulp kan vragen. - Taboes op armoede doorbreken. Armoede moet bespreekbaar worden. Een tweede reden waarom mensen geen hulp zoeken is de mogelijke schaamte waarmee zij te maken hebben. Het is tevens de taak van de professionals om deze schaamte weg te nemen. Armoede moet bespreekbaar worden gemaakt en moet een aandachtspunt zijn bij overige hulpvragen. Aandachtspunten voor gemeente. - - De groepen bewoners die nét boven het minimum bedrag verdienen kunnen vaak geen beroep doen op regelingen. Vergeet deze groep niet. Hierdoor hebben zij soms minder te besteden dan de groep die wel gebruik van de regelingen kan maken. Informatie over regelingen (bijvoorbeeld voorschotregeling) moet meer inzichtelijk/beter vindbaar zijn. Mensen weten deze regelingen vaak niet te vinden en maken hier dan geen gebruik van terwijl zij er wel recht op hebben. 34 - Het is belangrijk dat mensen geactiveerd worden en zich verbonden voelen met hun omgeving/wijk. Uit gesprekken blijkt dat dwang hierbij vaak averechts werkt (zoals verplicht vrijwilligerswerk of integratietrajecten). Buurtgerichte activiteiten zorgen voor een positieve verbinding met de buurt en de directe omgeving. Ons advies luidt dan ook om te investeren in positieve/verbindende activiteiten om mensen op die manier te activeren en de verbinding met de maatschappij te herstellen. Workshop gericht op armoedeproblematiek In de Heesterbuurt wonen diverse doelgroepen en zijn verschillende professionals werkzaam. Een deel van de professionals pakt sinds kort problemen gezamenlijk op binnen een sociaal wijkteam. Armoede is een probleem waar verschillende disciplines mee te maken hebben, die niet allemaal deelnemen aan dit sociale wijkteam. Al deze professionals hebben een signalerende functie. Om problemen op gebied van armoede (het liefst preventief) aan te kunnen pakken, is het belangrijk dat de professionals inzicht hebben in elkaars handelen. Waar wordt armoedeproblematiek gesignaleerd? Welke aanpak wordt er gehanteerd etc. Het is belangrijk dat professionals elkaar weten te vinden en weten welke aanpak bewezen effectief blijkt. Zo kan armoede structureel gezamenlijk worden opgepakt. Wij doen het volgende voorstel om armoede gezamenlijk op te pakken: Onze voorstel is de lijst met aanbevelingen in een workshop met professionals en mogelijk ook een aantal bewoners door te nemen en te toetsen op draagvlak en haalbaarheid. Daarnaast inzichtelijk maken welke maatregelen er vanuit welke instanties al genomen worden. Op deze wijze wordt armoedeproblematiek extra onder de aandacht gebracht. Zoals eerder aangegeven is armoede een topprioriteit vanuit de gemeente Den Haag. (En natuurlijk heeft dit onderzoek het vraagstuk van armoede ook weer extra op de kaart gezet bij professionals in de wijk.) Het resultaat van de workshop kan zijn: het maken van afspraken over het uitvoering geven van een aantal projecten /activiteiten om het armoedeprobleem in de Heesterbuurt (en mogelijk ook andere delen van Segbroek) te verminderen. Daarnaast wordt voor de professionals in de wijk zichtbaar welke instanties er werkzaam zijn in de wijk, op welke doelgroep deze zich richten en welke aanpak er al bewezen effectief is gebleken. Deze bijeenkomst heeft dus naast een informatieve, ook een verbindende werking. Na deze workshop zullen professionals elkaar beter weten te vinden en hierdoor ook makkelijker naar de geschikte persoon of instantie doorverwijzen. Een niet te vergeten ontwikkeling in dit verband is de komst van het sociale wijkteam. Veel instanties die wij geïnterviewd hebben, maken daar deel van uit. Borging van het vraagstuk van armoede bij dit team is belangrijk. Een belangrijk onderdeel wat zeker meegenomen moet worden, is dat de instanties niet alleen elkaar moeten weten te vinden, maar ook vindbaar moeten zijn voor de hulpvrager/buurtbewoners. Waar kan men met welke zorgvraag terecht? Vervolgonderzoeken Achter de voordeur Bij dit onderzoek hebben wij gekozen voor een methodiek waarbij wij gesprekken voerden met professionals en met wijkbewoners die bij ons bekend waren uit andere projecten. Het verdient aanbeveling om in (delen van)de wijk (waarin de grootste concentratie van armoedeproblematiek is vastgesteld), een vervolgonderzoek te doen waarbij mensen actief (achter de voordeur) benadert worden. Dit kan niet alleen nuttige aanvullingen opleveren op de verkregen resultaten uit ons 35 armoede-onderzoek.(Bijvoorbeeld: met welke regelingen en instanties zijn mensen bekend? Weten zij hoe ze gebruik kunnen maken van deze regelingen en instanties en waar zij voor hulp kunnen aankloppen?) Daarnaast heeft een dergelijke benadering tot gevolg dat je contact legt met de doelgroep waar de problemen zich afspelen. Deze doelgroep zijn vaak minder mondige burgers die weinig vertrouwen hebben in de maatschappij en ‘het systeem’. Hierdoor zullen zij minder geneigd zijn op eigen initiatief actief te participeren en hun stem te laten horen. Een persoonlijke benadering stelt men in de gelegenheid een vertrouwensband aan te gaan. Deze vertrouwensband kan helpen om mensen bewust te maken van de eigen kracht en te motiveren op te komen voor hun eigen belangen. Een dergelijke benadering heeft als doel dat er een netwerk van ‘peers’ ontstaat die kunnen fungeren als ‘ervaringsdeskundigen’ en hun stem kunnen laten horen wanneer het gaat om het schrijven van beleid en projecten op dit gebied. Onderzoek naar bewoners met psychische/multiproblematiek. In ons onderzoek naar armoede werd door professionals en bewoners vaak gewezen op een hoge concentratie van mensen met psychische/multiproblematiek in de delen van de wijk waar wij ook veel armoedeproblematiek hebben vastgesteld. Een deel van deze mensen geeft overlast voor de woonomgeving. Door bezuinigingen zal begeleiding door professionals afnemen. Dit kan tot toename van de problemen voor de woonomgeving leiden. Het verdient nader onderzoek om goed in kaart te brengen wat de te verwachte gevolgen zijn van verminderde begeleiding, hoe ingespeeld moet worden op de veranderde situatie en o.a. hoe te sterke geconcentreerde plaatsing kan worden voorkomen. 36