Document

advertisement
1. ------IND- 2015 0055 D-- NL- ------ 20150217 --- --- PROJET
Ontwerpverordening
van het Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming
Deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in RheinlandPfalz (ERVLVO)
A. Probleem en noodzaak van de regeling
De federale wetgever heeft met de wet ter subsidiëring van het elektronische
rechtsverkeer met de rechtbanken van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786) voor het
eerst een in heel Duitsland geldende verplichting tot de invoering van het
elektronische rechtsverkeer (hierna afgekort: ERV) opgelegd. Door deze wet zal
vanaf 1 januari 2018 de elektronische toegang tot alle Duitse rechtbanken zijn
opengesteld, met uitzondering van de strafrechtbanken.
In Rheinland-Pfalz is het ERV tot dusver opengesteld in handelsregisterzaken en bij
publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtszaken.
De invoering van het ERV bij 73 rechtbanken op een vaste einddatum zal om
organisatorische, personeels- en financiële redenen niet over het hele gebied
omzetbaar zijn. Een tijdige en succesvolle omzetting kan pas slagen, wanneer
stapsgewijs en gericht op procesrecht wordt te werk gegaan.
B. Oplossing
De
strategische
planningen
van
het
Ministerie
van
Justitie
en
Consumentenbescherming zijn er bijgevolg op gericht om het ERV reeds vóór de
inwerkingtreding van de gebruiksplicht in heel Duitsland opeenvolgend in
verschillende proceduretypes in te voeren. Daarbij is het denkbaar dat het ERV eerst
bij bepaalde rechtbanken, in bepaalde proceduretypes of regionale afdelingen wordt
getest en vervolgens wordt uitgebreid. Bovendien moet de wettelijke basis voor het
gebruik van het ERV door de openbare ministeries worden gecreëerd.
De communicatiepartners van justitie staan voor de uitdaging dat de deelstaten
verschillende voorwaarden voor het elektronische rechtsverkeer kunnen stellen. Om
tegen deze achtergrond een homogeniteit van de openstelling te realiseren, moet de
commissie van de federale overheid en de deelstaten voor informatietechnologie
-1-
middels een gemeenschappelijk, grensoverschrijdend afgestemd modelwetsbesluit
bij justitie een uniform kader creëren.
Onderhavige, op basis van het modelwetsbesluit opgestelde verordening beperkt
zich tot de regeling van zaken waarvan in de wet uitdrukkelijk is vastgelegd dat de
verordenende macht deze moeten regelen: Zo moeten bijvoorbeeld volgens § 130a,
lid 2 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering het tijdstip vanaf wanneer
elektronische documenten kunnen worden ingediend en de geschikte vorm voor de
verwerking van de documenten door een wetsbesluit worden bepaald. Bovendien
kan de toelating van de elektronische vorm tot afzonderlijke rechtbanken of
procedures
worden beperkt.
De machtigingsbasissen
van
andere federale
reglementen voor de procesvoering zijn inhoudelijk volgens hetzelfde principe
georganiseerd.
De verordening is dan ook zo opgevat dat in de bijlage in tabelvorm door de
wetgever de benamingen van de te betrekken rechtbanken resp. openbare
ministeries en proceduretypes alsook van de datum waarop het ERV wordt
geïntegreerd, worden opgenomen. Deze gegevens worden bij een verdere
uitbreiding van het ERV telkens aangevuld.
In Rheinland-Pfalz moet het ERV in een volgende stap worden opengesteld bij het
Grondwettelijk
Hof
Rheinland-Pfalz,
de
faillissementsrechtbanken
en
de
arbeidsrechtbanken.
De deelstaatverordening heeft geen gevolgen voor de demografische veranderingen
en de middenstandseconomie.
C. Alternatieven
Het ERV kan eventueel op een bepaalde einddatum in alle rechtbanken in een
bepaald gebied worden opengesteld.
Rheinland-Pfalz kan eventueel - in afwijking van de overige deelstaten - een
individueel wetsbesluit met een andere structuur en afwijkende details voor het ERV
uitvaardigen.
-2-
D. Kosten
In de toelichting bij de wet ter subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer met
de rechtbanken wordt bij de uitvoeringskosten voor het bestuur uiteengezet dat de
deelstaten door de invoering van het ERV bij justitie over het hele gebied worden
belast met momenteel niet definitief becijferbare financiële kosten. De kosten
berusten enerzijds op het creëren van de vereiste infrastructuur over het hele gebied
(uitbreiding resp. opzetten van de digitale handtekening, leiding- en netinfrastructuur)
en anderzijds op de vereiste aanpassingen van de gespecialiseerde procedures van
justitie. Bovendien zullen er tijdens de overgangsperiode tot de invoering van het
elektronisch dossier over het hele gebied hogere druk- en scankosten zijn als gevolg
van continue communicatie.
De investeringskosten voor de thans uit te voeren uitbreiding van het ERV naar het
Grondwettelijk
Hof
Rheinland-Pfalz,
de
faillissementsrechtbanken
en
de
arbeidsrechtbanken anticiperen op de investeringen die moeten worden gedaan in
het kader van de omzetting van de wet tot subsidiëring van het elektronische
rechtsverkeer met de rechtbanken. Ze zullen binnen een overzichtelijk kader blijven,
aangezien de ingezette IT-procedures bij de desbetreffende rechtbanken het ERV
reeds kunnen aftekenen en verdere aanpassingen in dat opzicht niet zijn vereist.
Infrastructuurmaatregelen op de afzonderlijke vestigingen waarvoor het ERV nu voor
het eerst wordt ingevoerd, zijn momenteel nog niet vereist. Bijkomende kosten zullen
enkel ontstaan voor de aanschaf van kaarten met digitale handtekening, scanners en
de opleiding van het personeel.
E. Bevoegdheid
De bevoegde instantie is het Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming.
-3-
Deelstaatverordening
inzake het elektronische rechtsverkeer in Rheinland-Pfalz
(ERVLVO)
Van … 2015
Op basis van
§ 11a, lid 1, zin 1 van de deelstaatwet inzake het Grondwettelijk Hof van 23 juli 1949
(GVBl. blz. 285, 585), laatst gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 februari 2014
(GVBI. blz. 17), BS 1104-1,
§ 5, lid 4, zin 2 en 3 van de faillissementswet van 5 oktober 1994 (BGBl. I, blz.
2866), laatstelijk gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 31 augustus 2013 (BGBl. I,
blz. 3533),
§ 14, lid 4, zin 1 en 2, van § 292, lid 2, zin 1 en van § 387, lid 1, zin 1 van de wet
betreffende de procedure voor familiezaken en aangelegenheden van vrijwillige
rechtspraak van 17 december 2008 (BGBl. I, blz. 2586-2587), laatstelijk gewijzigd bij
artikel 4 van de wet van 20 juni 2014 (BGBl. I, blz. 786),
§ 89, lid 4, zinnen 1 en 2 van de wet inzake de vaartuigregistratie in de versie
van 26 mei 1994 (BGBl. I, blz. 1133), laatstelijk gewijzigd bij artikel 15 van de wet
van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786),
§ 110a, lid 2, zin 1 van de wet inzake strafbare feiten in de versie van 19 februari
1987 (BGBl. I, blz. 602), laatstelijk gewijzigd bij artikel 18 van de wet van 10 oktober
2013 (BGBl. I, blz. 3786),
§ 130a, lid 2, zin 1 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in de versie van
5 december 2005 (BGBl. I, blz. 3202; 2006 I, blz. 431; 2007 I, blz. 1781), laatstelijk
gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890),
§ 81, lid 4, zin 1 en van § 135, lid 1, zin 2 van de kadasterwet in de versie
van 26 mei 1994 (BGBl. I, blz. 1114), laatstelijk gewijzigd bij artikel 5 van de wet
van 5 december 2014 (BGBl. I, blz. 1962),
§ 8a, lid 2, zin 1 van het wetboek van koophandel van 10 mei 1897 (RGBl. blz. 219),
laatstelijk gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 22 december 2014 (BGBl. I, blz.
2409),
-4-
§ 61, lid 1, zin 1 van de invoeringswet bij het wetboek van koophandel van 10 mei
1897 (RGBl. blz. 437), laatstelijk gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 15 juli 2014
(BGBl. I, blz. 934),
§ 156, lid 1, zin 1 van de wet betreffende handels- en coöperatieve verenigingen in
de versie van 16 oktober 2006 (BGBl. I, blz. 2230), laatstelijk gewijzigd bij artikel 5
van de wet van 10 december 2014 (BGBl. I, blz. 2085), in combinatie met § 8a, lid 2,
zin 1 van het wetboek van koophandel,
§ 5, lid 2, van de wet betreffende geregistreerde partnerschappen van beoefenaars
van vrije beroepen van 25 juli 1994 (BGBl. I, blz. 1744), laatstelijk gewijzigd bij artikel
1 van de wet van 15 juli 2013 (BGBl. I, blz. 2386), in combinatie met § 8a, lid 2, zin 1
van het wetboek van koophandel,
§ 46c, lid 2, zin 1 van de wet inzake arbeidsrechtbanken in de versie van 2 juli 1979
(BGBl. I, blz. 853, 1036), laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 11 augustus
2014 (BGBl. I, blz. 1348),
§ 55a, lid 1, zin 1 van het wetboek van administratieve rechtsvordering in de versie
van 19 maart 1991 (BGBl. I, blz. 686), laatstelijk gewijzigd bij artikel 13 van de wet
van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890),
§ 52a, lid 1, zin 1 van de verordening inzake financiële rechtbanken in de versie van
28 maart 2001 (BGBl. I, blz. 442, 2262; 2002 I, blz. 679), laatstelijk gewijzigd bij
artikel 14 van de wet van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890),
§ 65a, lid 1, zin 1 van de wet inzake de rechtbank voor sociale zaken in de versie
van 23 september 1975 (BGBl. I, blz. 2535), laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van de
wet van 10 december 2014 (BGBl. I, blz. 2187),
van § 41a, lid 2, zin 1 van het wetboek van strafvordering in de versie van 7 april
1987 (BGBl. I, blz. 1074, 1319), laatstelijk gewijzigd bij artikel 3 van de wet van
23 april 2014 (BGBl. I, blz. 410),
§ 11, lid 4, zin 1 van de wet betreffende modelprocedures voor geschillen inzake
kapitaalrecht van 19 oktober 2012 (RGBl. I, blz. 2182), laatstelijk gewijzigd bij artikel
3 van de wet van 4 juli 2013 (BGBl. I, blz. 1981),
-5-
in combinatie met § 1, zin 1, punten 1a, 3, 6, 13, 24, 27, 29 tot en met 31, 33, 36 tot
en met 39 en 41 van de deelstaatverordening inzake de overdracht van
machtigingen op het gebied van de rechtsbedeling van 15 december 1982 (GVBl.
blz. 460), laatstelijk gewijzigd door de verordening van ... (GVBl. blz. …), BS 301-3,
wordt het volgende verordend:

Bekendgemaakt volgens de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels
betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37), laatstelijk gewijzigd bij artikel 26, lid
2, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (PB L 316 van
14.11.2012, blz. 12).
-6-
§1
Indiening van elektronische documenten, elektronische overdracht van structurele
gegevens in kadastrale zaken
(1) Bij de in de bijlage genoemde rechtbanken en openbare ministeries kunnen in de
daar telkens nader bepaalde proceduretypes en vanaf de daar aangegeven datum
elektronische documenten worden ingediend.
(2) Wanneer inzake kadastrale zaken de indiening van elektronische documenten
volgens lid 1 is meegedeeld, moeten notarissen
1. documenten elektronisch indienen en
2. naast de documenten de daarin opgenomen gegevens in gestructureerde en een
voor de machine leesbare vorm in het formaat XML (Extensible Markup
Language) doorgeven; daartoe behoren minstens de benaming van het
Kadaster, het district van het kadaster, het kadastraal blad, de betrokkenen en
de ingediende documenten.
Zin 1, punt 1 geldt niet voor plannen en tekeningen met een groter formaat dan DIN
A3, alsook de documenten die daarmee overeenkomstig § 44 van de wet inzake
notariële aktes gepaard gaan, wanneer minstens de in zin 1, punt 2 genoemde
informatie in een gestructureerde en voor de machine leesbare vorm worden
overgedragen. § 137, lid 1, zin 3, van de kadasterwet blijft onverminderd van kracht.
§2
Indieningsvorm
(1) De elektronische postkamer van de desbetreffende rechtbanken en openbare
ministeries is bestemd voor de ontvangst van elektronische documenten. De
elektronische postkamer is via de op de website
www.erv.justiz.rlp.de
aangegeven communicatiekanalen bereikbaar.
Uitsluitend de direct adresseerbare elektronische postbus van het desbetreffende
kadaster bij de elektronische postkamer is bestemd voor de ontvangst van
elektronische documenten.
(2) De indiening gebeurt door overdracht van het elektronische document naar de
elektronische postkamer. § 136 van de kadasterwet blijft onverminderd van kracht.
-7-
(3) Wanneer voor de indiening van documenten de schriftelijke of elektronische vorm
is voorgeschreven, moeten de elektronische documenten, indien er geen sprake is
van een geval zoals in § 12, lid 2, zin 2, halfzin 1 van het wetboek van koophandel,
van een gekwalificeerde elektronische handtekening overeenkomstig § 1, punt 3 van
de wet betreffende digitale handtekeningen van 16 mei 2001 (BGBl. ,I blz. 876) als
gewijzigd, worden voorzien. De gekwalificeerde elektronische handtekening en het
aan de basis ervan liggende certificaat moeten controleerbaar zijn door de
desbetreffende rechtbank, het desbetreffende openbaar ministerie of door een
andere instantie die door het Ministerie bevoegd voor de aangelegenheden van de
rechtsbedeling met de geautomatiseerde controle is belast. De voorwaarden om een
controle te doorstaan worden volgens § 3, punt 2, meegedeeld.
(4) Het elektronische document moet in een van de volgende formaten in een voor
het geadresseerde gerecht of het geadresseerde openbaar ministerie bewerkbare
versie worden ingediend:
1. ASCII (American Standard Code for Information Interchange) als zuivere tekst
zonder formatteringscode en zonder speciale tekens,
2. UNICODE,
3. Microsoft RTF (Rich Text Format),
4. Adobe PDF (Portable Document Format),
5. XML (Extensible Markup Language),
6. TIFF (Tag Image File Format),
7. Microsoft Word, indien er geen actieve componenten (bijvoorbeeld macro's)
worden gebruikt.
Nadere informatie, met name over de bewerkbare versies van de toegelaten
bestandsformaten, wordt volgens § 3, punt 3, meegedeeld.
(5)
Elektronische
documenten
die
voldoen
aan
de
in
lid
4
genoemde
bestandsformaten in de volgens § 3, punt 3, meegedeelde versie kunnen ook in
gecomprimeerde vorm als zipbestand worden ingediend. Het zipbestand mag geen
andere
zipbestanden
en
geen
indexstructuren
bevatten.
Bij
gebruik
van
documenthandtekeningen moet de handtekening betrekking hebben op het
document en niet op het zipbestand. Het zipbestand mag bijkomend worden
ondertekend.
(6) Wanneer gestructureerde gegevens worden overgedragen, moeten ze in
UNICODE UTF-8 zijn gecodeerd.
-8-
§3
Mededeling van de bewerkingsvoorwaarden
Het Ministerie bevoegd voor de aangelegenheden van de rechtsbedeling deelt op de
website
www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de
het volgende mee:
1. de details van de procedure die bij een eerdere aanmelding voor deelname aan
het
elektronische
rechtsverkeer
alsook
voor
de
authentificatie
bij
het
desbetreffende gebruik van de elektronische postkamer dient te worden
nageleefd, met inbegrip van de te bewaren persoonsgegevens voor het beheer
van elektronische postvakken conform de privacywetgeving,
2. de certificaten, aanbieders en versies van elektronische handtekeningen die
voldoen aan de in § 2, lid 3, vastgelegede eisen,
3. de na controle aan de in § 2, lid 4 vastgelegde formaatstandaarden
beantwoordende en voor de bewerking door aangesloten rechtbanken of
openbare ministeries geschikte versies van de genoemde formaten alsook de bij
de in § 1, lid 2, zin 1, punt 2 en § 2, lid 4, zin 1, punt 5, genoemde definitie- of
schemabestanden die als basis voor het XML-formaat dienen te worden gebruikt,
4. de bijkomende gegevens die bij de overdracht of bij de benaming van het in te
dienen elektronische document moeten worden verstrekt om de juiste toewijzing
binnen de geadresseerde rechtbank, het geadresseerde kadaster of het
geadresseerde openbaar ministerie en de verdere verwerking door de rechtbank
te garanderen,
5. de informatie over geschikte informatiedragers in geval van § 4, leden 1 en 2
alsook informatie over het aantal documenten en volumebeperkingen.
§4
Dubbele indiening
(1) Indien het elektronische document niet naar de elektronische postkamer
overeenkomstig § 2 kan worden overgedragen, kan het document in afwijking van §
2, leden 1 en 2 op een informatiedrager overeenkomstig § 3, punt 5 bij de
geadresseerde rechtbank, het geadresseerde kadaster of het geadresseerde
openbaar ministerie worden ingediend. Er moet conform § 2 worden doorgegeven
waarom het onmogelijk is documenten via elektronische postbus in te dienen.
-9-
(2) Voor zover indieningen het volgens § 3, punt 5 meegedeelde aantal documenten
of de volumegrens overschrijden, kunnen deze overeenkomstig de indiening volgens
lid 1 op een informatiedrager worden overgedragen.
(3) De bewerkingsvoorwaarden volgens § 3 moeten ook in geval van de leden 1 en
2, worden nageleefd, voor zover ze geen betrekking hebben op de elektronische
overdrachtsprocedure.
(4) Is de ontvangst van elektronische documenten via de elektronische postkamer
(§ 2) en op informatiedragers overeenkomstig de leden 1 en 2 niet mogelijk, dan treft
het hoofd van de instantie van de desbetreffende rechtbank of het hoofd van het
openbaar ministerie per individueel geval maatregelen inzake de indiening van
documenten.
§5
Gegevensverwerking in opdracht
De gegevensverwerking gebeurt in opdracht van de in de bijlage genoemde
rechtbanken, kadasters of openbare ministeries door de in de bijlage genoemde
instanties.
§6
Inwerkingtreding
(1) Deze verordening treedt de dag na haar bekendmaking in werking.
(2) Tegelijkertijd treden buiten werking:
1.
de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer met de
publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari 2008
(GVBl. blz. 33, 109, BS 320-1) en
2.
de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in
handelsregisterzaken van 12 december 2006 (GVBl. blz. 444), laatstelijk
gewijzigd door de verordening van 14 april 2010 (GVBl. blz. 65), BS
3212-7.
Mainz, [datum] 2015
De minister van Justitie en Consumentenbescherming
Prof. dr. Gerhard Robbers
,,,,
- 10 -
Bijlage
(bij § 1 en § 5)
Nr.
Rechtbank
Procesrecht
Gegevensverwerkende instantie
Datum
1.
Kantongerecht
Alzey
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
2.
Kantongerecht
Bad Neuenahr-Ahrweiler
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
3.
Kantongerecht
Bad Kreuznach
a) Handelsregister,
coöperatieregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
4.
Kantongerecht
Betzdorf
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
5.
Kantongerecht
Bingen am Rhein
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
6.
Kantongerecht
Bitburg
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
7.
Kantongerecht
Cochem
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
8.
Kantongerecht
Idar-Oberstein
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
9.
Kantongerecht
Kaiserslautern
a) Handelsregister,
coöperatieregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
10.
11.
Kantongerecht
Koblenz
Kantongerecht
Landau in der Pfalz
a) Handelsregister,
coöperatieregister,
partnerschapsregister
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
b) 01.05.2010
c) Faillissementszaken
c) 01.10.2015
a) Handelsregister,
coöperatieregister
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
- 11 -
Nr.
Rechtbank
Procesrecht
Gegevensverwerkende instantie
Datum
12.
Kantongerecht
Ludwigshafen
am Rhein
a) Handelsregister,
coöperatieregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
13.
Kantongerecht
Mainz
a) Handelsregister,
coöperatieregister
b) Verenigingsregister
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
c) Faillissementszaken
a) 01.01.2007
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
14.
Kantongerecht
Mayen
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
15.
Kantongerecht
Montabaur
a) Handelsregister,
coöperatieregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
16.
Kantongerecht
Neustadt an der Weinstraße
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
17.
Kantongerecht
Neuwied
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
18.
Kantongerecht
Pirmasens
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
19.
Kantongerecht
Trier
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
20.
Kantongerecht
Wittlich
a) Handelsregister,
coöperatieregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
b) Verenigingsregister
c) Faillissementszaken
b) 01.05.2010
c) 01.10.2015
21.
Kantongerecht
Worms
Faillissementszaken
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2015
22.
Kantongerecht
Zweibrücken
a) Handelsregister,
coöperatieregister,
partnerschapsregister
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
a) 01.01.2007
23.
Grondwettelijk Hof
Rheinland-Pfalz
b) Verenigingsregister
b) 01.05.2010
c) Faillissementszaken
c) 01.10.2015
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.08.2015
- 12 -
Nr.
Rechtbank
Procesrecht
Gegevensverwerkende instantie
Datum
24.
Hogere administratieve
rechtbank
Rheinland-Pfalz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
05.02.2004
25.
Administratieve rechtbank
Koblenz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.01.2005
26.
Administratieve rechtbank
Mainz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.04.2005
27.
Administratieve rechtbank
Neustadt an der Weinstraße
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.06.2005
28.
Administratieve rechtbank
Trier
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.02.2005
29.
Deelstaatrechtbank voor
sociale zaken
Rheinland-Pfalz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
20.10.2005
30.
Rechtbank voor sociale
zaken
Koblenz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.02.2006
31.
Rechtbank voor sociale
zaken
Mainz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.10.2006
32.
Rechtbank voor sociale
zaken
Speyer
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.05.2006
33.
Rechtbank voor sociale
zaken
Trier
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.07.2006
34.
Financiële rechtbank
Rheinland-Pfalz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
14.03.2006
35.
Regionale arbeidsrechtbank
Rheinland-Pfalz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
07.09.2015
36.
Arbeidsrechtbank
Kaiserslautern
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
06.06.2016
37.
Arbeidsrechtbank
Koblenz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
07.09.2015
- 13 -
Nr.
Rechtbank
Procesrecht
Gegevensverwerkende instantie
Datum
38.
Arbeidsrechtbank
Ludwigshafen am Rhein
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
04.04.2016
39.
Arbeidsrechtbank
Mainz
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
01.02.2016
40.
Arbeidsrechtbank
Trier
In alle proceduretypes
Deelstaatwerking
Gegevens en
informatie
02.09.2016
- 14 -
Toelichting
A. Algemeen
Het begrip elektronisch rechtsverkeer (hierna afgekort: ERV) heeft betrekking op de
veilige, juridisch bindende elektronische communicatie tussen betrokkenen bij
procedures en rechtbanken alsook openbare ministeries. Deelnemers aan het ERV
zijn naast de justitiële autoriteiten en de burgers met name de vertegenwoordigers
van betrokkenen (bijv. advocaten en notarissen), bestuurslichamen en commerciële
ondernemingen.
De invoering van het ERV maakt de rechtszekere uitwisseling van documenten (bijv.
aanvragen, verzoekschriften, rechterlijke beslissingen en besluiten) via elektronische
weg mogelijk. Het ERV is zodoende een equivalente vervanging voor de uitwisseling
van papieren documenten. Op die manier kan de verzending van documenten
aanzienlijk worden vereenvoudigd en versneld, aangezien de weg van het opstellen
van papieren documenten tot verzending, ontvangst en verdeling bij de post wegvalt
en de documenten rechtstreeks tussen de IT-systemen van de betrokkenen worden
uitgewisseld.
Met een reeks wetten zijn de voorbije jaren de grondslagen gevestigd om deze
communicatiemiddelen ook in procedures van justitie te kunnen inzetten. Vooral de
wetgeving omtrent de elektronische handtekening (vgl. SigG van 16.05.2001 en SigV
van 16.11.2001) alsook de mogelijkheid om de schriftelijke vorm te vervangen door
een elektronisch document met een gekwalificeerde handtekening hebben de nodige
voorwaarden gecreëerd (vgl. FormVorschrAnpG van 13.07.2001, ZustRG van
26.06.2001, JKomG van 22.03.2005).
Het ERV is in Rheinland-Pfalz tot dusver opengesteld in handelsregisterzaken
(handels-, vennootschaps-, partnerschaps-, coöperatie- en verenigingsregister) en
op het gebied van de administratieve, sociale en financiële rechtspraak
(deelstaatverordening
inzake
het
elektronische
rechtsverkeer
in
handelsregisterzaken van 12 december 2006 - GVBl. blz. 444, BS 3212-7 –,
deelstaatverordening
inzake
het
elektronische
rechtsverkeer
met
de
publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari 2008 – GVBl. blz. 33,
109, BS 320-1 –).
- 15 -
De federale wetgever heeft met de wet ter subsidiëring van het elektronische
rechtsverkeer met de rechtbanken van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786) voor het
eerst een in heel Duitsland geldende verplichting tot de invoering van het
elektronische rechtsverkeer opgelegd. De wet voorziet daarbij een getrapte
inwerkingtreding van de verschillende regelingen.
Zo moet vanaf 1 januari 2018 de elektronische toegang tot alle Duitse rechtbanken
met uitzondering van de strafrechtbanken zijn opengesteld zonder gekwalificeerde
elektronische handtekening, bij gebruik van een veilige overdrachtsmethode.
Aangezien afzonderlijke deelstaten voor de oprichting van de noodzakelijke ITinfrastructuur mogelijk meer tijd nodig kunnen hebben, laat het ontwerp toe om de
inwerkingtreding van de toegangsregelingen door de deelstaatverordening uit te
stellen tot 1 januari 2020. Uiterlijk vanaf dit tijdstip is de elektronische toegang tot de
rechtbanken dan in heel Duitsland uniform ingevoerd.
Een plicht tot gebruik van het ERV voor advocaten en instanties kunnen de
deelstaten ten vroegste vanaf 2020 voorzien, waarbij dit in de desbetreffende
deelstaat minstens moet worden voorafgegaan door een eenjarige fase op vrijwillige
basis. Uiterlijk op 1 januari 2022 treedt de gebruiksplicht in heel Duitsland in werking.
De
strategische
planningen
Consumentenbescherming zijn
van
het
erop gericht
Ministerie
van
Justitie
en
om het ERV reeds voor de
inwerkingtreding van de gebruiksplicht in heel Duitsland opeenvolgend in
verschillende proceduretypes in te voeren. Daarbij is het denkbaar dat het ERV eerst
bij bepaalde rechtbanken, in bepaalde proceduretypes of regionale afdelingen wordt
getest en vervolgens wordt uitgebreid. Bovendien moet de wettelijke basis voor het
gebruik van het ERV door de openbare ministeries worden gecreëerd.
De bestaande regelingen inzake het ERV in handelsregisterzaken en in de
publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken moeten in een geconsolideerde
verordening inzake het ERV in Rheinland-Pfalz - met opheffing van de tot dusver
bestaande deelstaatverordeningen - worden samengevat. In een volgende stap zal
het ERV nu ook worden opengesteld bij het Grondwettelijk Hof Rheinland-Pfalz, de
faillissementsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken. De openstelling van het ERV
bij de arbeidsrechtbanken omvat ook de overeenkomstig § 14 van de wet betreffende
de organisatie van de rechtbanken opgerichte ”Auswärtige Kammer”.
- 16 -
Om de toegang tot het ERV in Duitsland niet te bemoeilijken met talloze
verschillende deelstaatverordeningen, heeft de commissie van de federale overheid
en de deelstaten voor informatietechnologie bij justitie (hierna afgekort: BLK — BundLänder-Kommission) met een modelwetsbesluit een uniform kader voor alle
rechtbanken en openbare ministeries gecreëerd waarvoor het ERV moet worden
opengesteld.
Door de uitvaardiging van gelijkluidende wetsbesluiten inzake het ERV - op basis van
het grensoverschrijdend afgestemd modelwetsbesluit - bereiken de federale overheid
en de deelstaten het door de BLK geformuleerde doel om met een uniform kader
voor het ERV meer transparantie voor de burgers en de overige deelnemers van het
ERV te creëren. Op die manier wordt ook tegemoetgekomen aan de vraag van de
conferentie van de ministers van Justitie aan de BLK om standaardiseringen op het
vlak van het ERV kracht bij te zetten (vgl. besluit bij TOP I.7 ”Subsidiëring van het
elektronische
rechtsverkeer
door
bijkomende
gebruiksstimulansen”
van
de
conferentie van de ministers van Justitie van 29 tot 30 juni 2005).
Het modelwetsbesluit beperkt zich tot de regeling van zaken waarvan de federale
wetgever uitdrukkelijk heeft vastgelegd dat de verordenende macht deze moeten
regelen: Zo moeten bijvoorbeeld volgens § 130a, lid 2 van het wetboek van
burgerlijke rechtsvordering het tijdstip vanaf wanneer elektronische documenten
kunnen worden ingediend en de geschikte vorm voor de verwerking van de
documenten door een wetsbesluit worden bepaald. Bovendien kan de toelating van
de elektronische vorm tot afzonderlijke rechtbanken of procedures worden beperkt.
De wetgever heeft geen uitspraak gedaan over de elektronische vorm van de
overdracht. Hij heeft in het bijzonder de verordenende macht niet gelast om de
overdracht in het kader van het wetsbesluit te regelen. Het volstaat bijgevolg om in
de verordening een website van de postkamer aan te geven, zodat de elektronische
brievenbus van de ontvanger kan worden bereikt. De telkens actuele technische
informatie over de overdrachtsprocedure moet op deze website worden meegedeeld.
Deze verordening heeft de in acht te nemen kennisgevingsprocedure van de
Europese Commissie doorlopen zoals vastgelegd in Richtlijn 98/34/EG van het
Europees
Parlement
en
de
Raad
van
22 juni
1998
betreffende
een
informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels
betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998,
- 17 -
blz. 37), laatstelijk gewijzigd bij artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1025/2012
van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (PB L 316 van
14.11.2012, blz. 12).
Het
ideaal
van
gendermainstreaming
blijft
onaangeroerd,
aangezien
de
deelstaatverordening enkel organisatorische en technische regelingen bevat die
geen personen treffen. De deelstaatverordening heeft bovendien geen gevolgen voor
de
demografische
veranderingen
en
de
middenstandseconomie.
Een
effectbeoordeling van de wet is omwille van de beperkte actieradius niet
noodzakelijk.
B. Toelichting bij de afzonderlijke bepalingen
Bij art. 1
Lid 1 verbindt de gegevens in de tabel in de bijlage van de verordening met de
informatie vanaf wanneer in welk gebied elektronische documenten kunnen worden
ingediend. Dankzij deze vorm is het mogelijk om enkel door de bijlage aan te vullen
stapsgewijs afzonderlijke gebieden na elkaar bij het ERV te betrekken en daarbij het
overzicht over de mogelijke omvang van het ERV op het gebied van de
verordenende macht te garanderen door talloze louter specifieke lokale regelingen te
vermijden. Bovendien wordt zo gegarandeerd dat voor alle geregistreerde eenheden
in de bijlage dezelfde voorschriften gelden.
§ 1, lid 1 begint de tekst met de optie om met de in de bijlage genoemde rechtbanken
of openbare ministeries elektronisch te kunnen communiceren. Wanneer voor
bepaalde proceduretypes en/of documenten reeds door de wet een uitsluitend
elektronische overdracht wordt geëist, is dit niet in strijd met de algemene
formulering van deze verordeningsnorm. Hierna wordt naast het bij het ERV te
betrekken gebied enkel het desbetreffende tijdstip genoemd vanaf wanneer de
elektronische communicatie mogelijk zal zijn, alsook het adres van de elektronische
postkamer en de aan te houden formaten. De verplichting tot elektronische indiening
vloeit dan direct voort uit de hogere norm, terwijl de verordening enkel de
uitvoerigere technische bepalingen regelt.
Lid 2 licht de bijzonderheden toe bij de indiening van elektronische documenten bij
een kadaster, voor zover het ERV in kadastrale zaken is opengesteld. Dat is in
Rheinland-Pfalz tot dusver nog niet gebeurd. Desalniettemin wordt het wettelijke
- 18 -
kader nu reeds in de verordening vastgelegd. Bij een latere openstelling van het ERV
hoeft bijgevolg enkel nog de bijlage bij § 1 te worden gewijzigd.
§ 135, lid 1, zin 2 van de kadasterwet machtigt de deelstaatregeringen om met een
wetsbesluit het ERV met de kadasters open te stellen en details van de technische
overdracht nader te bepalen. In het bijzonder kan daarbij overeenkomstig
§ 135, lid 1, zin 2, punt 4 van de kadasterwet voor notarissen de verplichte
elektronische indiening van documenten worden bepaald. Aangezien de notarissen
zijn uitgerust met de vereiste technische infrastructuur voor elektronische indieningen
en de indieningen bij de handelsrechtbanken reeds over het hele gebied elektronisch
gebeuren, moet voor notarissen uitsluitend een bindende elektronische indiening
worden voorzien. Een louter facultatieve openstelling van het ERV in kadastrale
zaken zou zware organisatorische nadelen in het kadaster tot gevolg hebben waar
geen adequaat nut zou tegenover staan.
De in § 135, lid 1, zin 2, punt 4, onder b), van de kadasterwet opgenomen, louter
abstracte machtiging om van notarissen ”bepaalde gegevens” uit de elektronische
documenten bijkomend in gestructureerde, door de machine leesbare vorm te
kunnen eisen, wordt in § 1, lid 2, zin 1, punt 2 zo ingevuld dat gegevens over het
Kadaster, het district van het kadaster en het kadastraal blad, over de betrokkenen
en over de doorgestuurde elektronische documenten moeten worden bijgevoegd. De
genoemde gegevens worden los van de concrete transactie bij iedere indiening
verwacht. Ze dienen voor de geautomatiseerde, eenduidige toewijzing van de
procedure aan een kadaster (evt. met inbegrip van het intern doorsturen binnen het
Kadaster), voor de foutloze registratie en evt. kennisgeving aan de betrokkenen
alsook voor de controle van de volledigheid van de elektronische procedure.
Lid 2, zin 2 maakt een uitzondering mogelijk op de plicht tot elektronische indiening
voor plannen en tekeningen, die vaak in papieren vorm beschikbaar zijn, in een
formaat dat omwille van de grootte (bijvoorbeeld DIN A1) noch met gebruikelijke
kantoorscanners in een elektronisch document kan worden overgedragen, noch bij
de ontvanger met een gebruikelijk beeldscherm kan worden bekeken en bewerkt. In
papieren
vorm
ingediende
plannen
en
tekeningen
kunnen
ofwel
centraal
overeenkomstig § 138, lid 1 van de kadasterwet in elektronische documenten worden
overgedragen of in papieren vorm bij het kadastraal dossier worden gevoegd. Het
elektronisch bijgehouden kadastraal dossier kan in dat geval een verwijzing bevatten
- 19 -
naar het document dat in papieren vorm beschikbaar is. De door lid 1 gecreëerde
mogelijkheid tot elektronische indiening wordt hierdoor niet beperkt.
Bij art. 2
Op grond van de technische ontwikkeling moet het ERV van de deelstaat niet ”direct”
en uitsluitend via slechts één communicatieweg (SMTP of HTTPS of OSCI) worden
afgehandeld, maar moet dit mogelijk zijn via alle beschikbare communicatiewegen.
Deze bepaling ziet er dan ook van af om de afzonderlijke communicatiewegen en
hun specifieke voorwaarden, zoals het downloaden van een OSCI-client of de
publieke coderingssleutel van de rechtbank voor een vertrouwelijke communicatie via
e-mail, in het wetsbesluit zelf te regelen. In de plaats daarvan geeft ze in lid 1 de
website www.erv.justiz.rlp.de aan, waarop de elektronische postbussen bereikbaar
zijn en waar de nadere regelingen inzake de mogelijke communicatiewegen en de
technische voorwaarden ervan beschikbaar worden gehouden.
Lid 1, zin 3 is op grond van § 135, lid 1, zin 2, punt 3 van de kadasterwet ingevoegd.
De federale wetgever heeft vastgelegd dat de ontvangstvoorziening in kadastrale
zaken kan worden geïntegreerd in een reeds bestaand technisch systeem zoals de
virtuele postkamer, wanneer daarbij de directe adresseerbaarheid van het Kadaster
is gegarandeerd en de voorwaarden met het oog op een reglementaire
gegevensverwerking zijn vervuld. Een afzonderlijke postbus van het Kadaster is dan
ook onontbeerlijk. Alleen op die manier is de afzender er bij ontvangst van de
ontvangstbevestiging (vgl. § 136, lid 1, zin 4 van de kadasterwet) zeker van dat zijn
aanvraag in goede orde bij het Kadaster is aangekomen.
Lid 2, zin 1 verduidelijkt, vergelijkbaar met de bepaling van § 130a, lid 3 van het
wetboek van burgerlijke rechtsvordering dat de overdracht van een elektronisch
document aan een rechtbank is voltooid wanneer het elektronische document aan de
voor ontvangst bestemde elektronische postkamer is overgedragen. De nadere
bepalingen van § 136 van de kadasterwet inzake de indieningsprocedure blijven
daardoor als speciaal voorschrift onverminderd van kracht. Zin 2 dient wat dat betreft
als verduidelijking.
Lid 3, zin 1 schrijft voor de indiening van documenten waarvoor de schriftelijke vorm
is voorgeschreven voor om het desbetreffende elektronische document verplicht te
ondertekenen met een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens de wet
betreffende digitale handtekeningen.
- 20 -
Voor documenten waarvoor de schriftelijke vorm is voorgeschreven, leggen o.a. §
55a, lid 1, zin 3 van het wetboek van administratieve rechtsvordering, § 65a, lid 1, zin
3 van de wet inzake de rechtbank voor sociale zaken en § 52a, lid 1, zin 3 van de
verordening
inzake
financiële
rechtbanken
vast
dat
een
gekwalificeerde
elektronische handtekening overeenkomstig § 2, punt 3 van de wet betreffende
digitale handtekeningen dient te worden voorgeschreven.
De bepaling van § 130a, lid 2 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is in
dat opzicht weliswaar enkel als richtvoorschrift geformuleerd; in de desbetreffende
wetgevingsprocedure is indertijd echter in de bemiddelingscommissie bepaald dat dit
”richtvoorschrift” als een verplichte eis dient te worden verstaan.
In het belang van een uniform ERV zijn de rechtelijke machten van de deelstaten tot
een overeenstemming gekomen om algemeen de gekwalificeerde elektronische
handtekening als voorwaarde voor de vervanging van de schriftelijke vorm voor te
schrijven. Hiervan uitgezonderd zijn echter indieningen bij het handelsregister
overeenkomstig § 12, lid 2, zin 2, halfzin 1 van het wetboek van koophandel. Een
andere uitzondering is bijvoorbeeld te vinden in § 137, lid 4 van de kadasterwet.
Aangezien de wettelijke regeling voorrang heeft, hoeven de uitzonderingen hier niet
te worden vermeld. De expliciete verwijzing dient echter ter verduidelijking van een
bijzonder vaak te verwachten toepassingsgeval.
Lid 3, zin 2 formuleert de voorwaarde van de algemene bewerkbaarheid van
elektronische documenten (bijv. overeenkomstig § 130a, lid 1 van het wetboek van
burgerlijke rechtsvordering, § 55a, lid 1, zin 3 van het wetboek van administratieve
rechtsvordering, § 65a, lid 1, zin 3 van de wet inzake de rechtbank voor sociale
zaken, § 52a, lid 1, zin 3 van de verordening inzake financiële rechtbanken) voor de
speciale componenten van de gekwalificeerde elektronische handtekening. Voor de
concrete details wordt in lid 3, zin 3 verwezen naar de bekendmakingsprocedure
volgens § 3.
Om te garanderen dat de ingediende elektronische documenten überhaupt kunnen
worden bewerkt door de desbetreffende rechtbank of het desbetreffende openbaar
ministerie, is het noodzakelijk om bepaalde technische documentformaten voor te
schrijven. Lid 4 bepaalt daartoe de te gebruiken bestandsformaten voor de
elektronische documenten.
- 21 -
Lid 5 legt vast dat elektronische documenten ook in gecomprimeerde vorm als
zogenaamde zipbestanden mogen worden ingediend en regelt de hieraan verbonden
voorwaarden. Een zipbestand (ziparchief) wordt daarbij niet als een zelfstandig
bestandsformaat, maar enkel als transportmap beschouwd. Indien documenten een
gekwalificeerde elektronische handtekening nodig hebben, moet deze vooraf in het
document zelf worden aangebracht en niet op de ”elektronische omslag” waarin het
document eventueel samen met andere documenten wordt overgedragen. Lid 5, zin
4 verduidelijkt dat reeds ondertekende documenten met een ondertekend zipbestand
kunnen worden verbonden (§ 39a, zin 4 van de wet inzake notariële aktes).
In lid 6 wordt voor de overdracht van gestructureerde gegevens (XML-record XJustiz)
het tekenformaat 8-bit UNICODE-Transformation UTF-8 voorgeschreven. Dit
voorschrift garandeert dat willekeurige tekens in XML-bestanden bij de ontvanger
juist worden herkend en weergegeven. UNICODE voldoet aan de eis om alle
vandaag bekende lettertekens (bijv. ook het Cyrillisch, Chinees, Koreaans, Arabisch,
Sanskriet of speciale wiskundige tekens) eenduidig te kunnen weergeven. In de
praktijk is UTF-8 het meest courant; het wordt door alle XML-toepassingen beheerst
en kan ook in gebruikelijke standaardsoftware worden geselecteerd.
De IT-planningsraad heeft in de vergadering van 12 maart 2014 (over TOP 8) die
verplichte toepassing van de interoperabiliteitsnorm ”Latijnse tekens in UNICODE”
als minimumnorm voor de uitwisseling van gegevens tussen de federale overheid en
de deelstaten en de gegevensuitwisseling met de burgers en het bestuur
vastgesteld. Deze norm wordt omgezet door het voorschrift van lid 6.
Bij art. 3
De wetgever heeft de verordenende macht in de reglementen voor de procesvoering
opgedragen om door middel van wetsbesluit telkens ook de geschikte vorm te
bepalen voor bewerking door de betrokken rechtbank resp. het betrokken openbaar
ministerie. Voldoet een overgedragen elektronisch document niet aan de genoemde
vereisten, dan moet de rechtbank of het openbaar ministerie aan de afzender
onmiddellijk meedelen dat het elektronisch document niet kan worden bewerkt, en
daarbij de geldende technische kadervoorwaarden vermelden.
De bepaling van § 3 legt bijgevolg de technische en organisatorische voorwaarden
vast die naast de formaatvoorschriften moeten zijn vervuld, zodat een elektronisch
document bij de rechtbanken en openbare ministeries kan worden ingediend en
- 22 -
geschikt is voor bewerking door de ontvanger. Aangezien de technische ontwikkeling
snel vooruitgang boekt en een succesvolle elektronische communicatie enkel kan
worden gegarandeerd als de kadervoorwaarden nauwgezet worden nageleefd, is het
nuttig om de desbetreffende details telkens direct op een centrale plaats op het
internet te publiceren en te onderhouden. Het wetsbesluit verwijst hier enkel naar de
hiervoor opgerichte website www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de.
In het bijzonder dient bij de kadervoorwaarden die op de voornoemde website
worden gepubliceerd het volgende te worden opgemerkt:
Bij punt 1
Hier legt het voorschrift de vereiste authentificatiegegevens voor de eenduidige
identificatie
van
een
elektronische
communicatiepartner
en
de
eventuele
aanmeldprocedure vast, aan de hand waarvan de centrale elektronische postkamer
de in dat opzicht vereiste gegevens inzamelt - met inbegrip van de toelichting van de
bereidwilligheid om elektronische documenten te ontvangen, van de gewenste
communicatieweg voor antwoorden en eventueel van de vereiste coderingssleutel
van de betrokkene(n).
Bij punt 2
Elektronische documenten waarvoor de schriftelijke vorm is voorgeschreven, moeten
worden voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens § 2,
punt 3, van de wet betreffende digitale handtekeningen. Verdere informatie over de
gekwalificeerde elektronische handtekening wordt meegedeeld op www.ervvoraussetzungen.justiz.rlp.de.
Bij punt 3
§ 2, lid 4 legt de na te leven formaatstandaarden met betrekking tot de indiening van
elektronische documenten enkel principieel vast. De bepaling verduidelijkt in die zin
dat hiervoor op het internet aanvullende details moeten worden aangegeven, vooral
over de verschillende technische versies van de genoemde standaarden die door de
desbetreffende rechtbanken kunnen worden verwerkt.
Bij punt 4
Deze bepaling regelt dat op de website www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de nader
wordt
gedefinieerd
welke
gewenste
bijkomende
gegevens
er
voor
een
- 23 -
vereenvoudiging van de geautomatiseerde verdere verwerking in de onderwerpregel
van een e-mail of in een desbetreffend veld bij de gegevensoverdracht via HTTPS of
OSCI moeten worden aangegeven. Het kan hierbij om verschillende gegevens gaan.
Hierbij komt bijvoorbeeld informatie in aanmerking of het zich bij overgedragen
documenten om een nieuwe zaak gaat of bij welk dossiernummer de procedure
hoort. Eventueel kunnen ook aanwijzingen voor de benaming van de documenten
(bestandsnamen) worden gegeven om het doorsturen, archiveren of het terugvinden
van ingekomen stukken te vergemakkelijken.
Bij punt 5
§ 4 regelt de voorwaarden voor de alternatieve indiening op een informatiedrager.
Punt 5 legt vast dat in de internetpublicaties bij § 3 de nadere gegevens over
geschikte informatiedragers en de grenzen inzake het aantal elektronische
documenten en de gegevensvolumes worden meegedeeld.
Bij art. 4
Lid 1 creëert een algemeen bindende, uniforme regeling die direct kan worden
toegepast en zodoende rechtszekerheid garandeert. De bepaling van de indiening op
een informatiedrager overeenkomstig § 3, punt 5 houdt hiermee rekening.
Een alternatieve indiening kan dientengevolge plaatsvinden, wanneer een overdracht
naar de elektronische postkamer (§ 2) niet mogelijk is. De indiening moet dan op een
informatiedrager gebeuren die rechtstreeks bij de bevoegde rechtbank of het
bevoegde openbaar ministerie moet worden ingediend. Deze regeling creëert een
parallelle indieningsmethode naast de traditionele, papiergebonden methode.
Voor de alternatieve indiening overeenkomstig § 4, lid 1 is het irrelevant waar er zich
in de communicatieketen een technische storing voordoet. Om mogelijk misbruik van
deze alternatieve methode tegen te gaan, is er de eis om het noodgeval tegenover
de geadresseerde rechtbank of het geadresseerde openbaar ministerie in ieder
individueel geval aannemelijk te beschrijven. Daarbij volstaat het dat de indiener
verzekert dat het onmogelijk was om aan te melden. Verder onderzoek door de
rechtbank of het openbaar ministerie resp. het overleggen van bewijzen door de
indiener of de betrokkenen zijn niet nodig, voor zover de beschrijving overtuigend is.
- 24 -
Het gevaar dat de indiener de mogelijkheid tot alternatieve indiening misbruikt om het
werk te verlichten bestaat niet, aangezien hij in ieder geval verplicht is om de XMLstructuurgegevens op te stellen (lid 3).
Lid 2 regelt dat voor gevallen waarin de bestaande grenzen in de communicatieweg
overeenkomstig § 2, lid 1 met betrekking tot het aantal documenten en de
gegevensvolumes worden overschreden er uniform een geschikte informatiedrager
als
elektronisch
indieningsmiddel
kan
worden
bepaald.
De
desbetreffende
grenswaarden worden gepubliceerd in de mededeling op het internet via www.ervvoraussetzungen.justiz.rlp.de.
Indien een elektronische postkamer op meer dan één communicatiekanaal met
verschillende volumebegrenzingen elektronisch kan worden bereikt, kan in principe
de overdracht gebeuren op een kanaal met meer capaciteit dan het gewoonlijk
gebruikte kanaal, dat qua volume sterker is beperkt. Ook in dit geval moet de
indiening op een informatiedrager echter mogelijk zijn, om een alternatief middel te
kunnen gebruiken dat niet afhankelijk is van de bijzonderheden van het individuele
geval.
De
vastlegging in
lid
3
van de gegevensstructuur bij de
indiening op
informatiedragers dient ter verduidelijking, aangezien er in § 3 zelf enkel over de
elektronische postkamer wordt gesproken.
Wanneer de ontvangst van elektronische documenten via de virtuele postkamer
alsook overeenkomstig de in leden 1 en 2 getroffen regeling niet mogelijk is, wordt
door de regeling van lid 4 de indiening van de documenten via een andere weg
gegarandeerd op basis van de beslissing van het hoofd van de desbetreffende
rechtbank resp. het hoofd van het openbaar ministerie.
Bij art. 5
§ 5 verduidelijkt dat de in de bijlage genoemde instanties instaan voor de
gegevensverwerking in opdracht van de desbetreffende rechtbank of het openbaar
ministerie.
Zij
exploiteren
centrale
communicatie-infrastructuren
en
leveren
zogenaamde diensten met toegevoegde waarde, zoals het controleren van digitale
handtekeningen in elektronische documenten of viruscontroles.
- 25 -
Bij art. 6
Lid 1 regelt de inwerkingtreding.
Lid 2 regelt de beëindiging van de deelstaatverordening inzake het elektronische
rechtsverkeer met de publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari
2008 (GVBl. blz. 33, 109, BS 320-1) en de deelstaatverordening inzake het
elektronische rechtsverkeer in handelsregisterzaken van 12 december 2006 (GVBl.
blz. 444), laatstelijk gewijzigd door de verordening van 14 april 2010 (GVBl. blz. 65),
BS 3212-7.
- 26 -
Bij de bijlage bij § 1 en § 5
In kolom 2 moeten de rechtbanken en openbare ministeries worden genoemd
waarvoor het ERV - minstens gedeeltelijk - wordt opengesteld.
In kolom 3 moeten de concrete domeinen worden ingevuld waarvoor het ERV bij de
rechtbanken en openbare ministeries wordt opengesteld. Wanneer de verordening
betrekking heeft op instanties die slechts één IT-procedure gebruiken (bijv. in de
gespecialiseerde rechtbanken), wordt het ERV ”in alle proceduretypes” toegelaten. In
heterogene omgevingen met verschillende procedures en IT-systemen, zoals bij de
kantongerechten, zal daarentegen eerst een optelling plaatsvinden van de domeinen
die telkens bij het ERV moeten worden betrokken.
Kolom 4 correspondeert met § 5. Daar wordt de instantie vermeld die de
gegevensverwerking in opdracht van de rechtbank op het openbaar ministerie
uitvoert.
Kolom 5 geeft aan vanaf welke datum er bij de desbetreffende rechtbank of het
desbetreffende openbaar ministerie voor het concrete proceduretype elektronische
documenten kunnen worden ingediend - en zodoende het ERV is opengesteld.
- 27 -
Download