1. ------IND- 2015 0055 D-- NL- ------ 20150217 --- --- PROJET Ontwerpverordening van het Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming Deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in RheinlandPfalz (ERVLVO) A. Probleem en noodzaak van de regeling De federale wetgever heeft met de wet ter subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer met de rechtbanken van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786) voor het eerst een in heel Duitsland geldende verplichting tot de invoering van het elektronische rechtsverkeer (hierna afgekort: ERV) opgelegd. Door deze wet zal vanaf 1 januari 2018 de elektronische toegang tot alle Duitse rechtbanken zijn opengesteld, met uitzondering van de strafrechtbanken. In Rheinland-Pfalz is het ERV tot dusver opengesteld in handelsregisterzaken en bij publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtszaken. De invoering van het ERV bij 73 rechtbanken op een vaste einddatum zal om organisatorische, personeels- en financiële redenen niet over het hele gebied omzetbaar zijn. Een tijdige en succesvolle omzetting kan pas slagen, wanneer stapsgewijs en gericht op procesrecht wordt te werk gegaan. B. Oplossing De strategische planningen van het Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming zijn er bijgevolg op gericht om het ERV reeds vóór de inwerkingtreding van de gebruiksplicht in heel Duitsland opeenvolgend in verschillende proceduretypes in te voeren. Daarbij is het denkbaar dat het ERV eerst bij bepaalde rechtbanken, in bepaalde proceduretypes of regionale afdelingen wordt getest en vervolgens wordt uitgebreid. Bovendien moet de wettelijke basis voor het gebruik van het ERV door de openbare ministeries worden gecreëerd. De communicatiepartners van justitie staan voor de uitdaging dat de deelstaten verschillende voorwaarden voor het elektronische rechtsverkeer kunnen stellen. Om tegen deze achtergrond een homogeniteit van de openstelling te realiseren, moet de commissie van de federale overheid en de deelstaten voor informatietechnologie -1- middels een gemeenschappelijk, grensoverschrijdend afgestemd modelwetsbesluit bij justitie een uniform kader creëren. Onderhavige, op basis van het modelwetsbesluit opgestelde verordening beperkt zich tot de regeling van zaken waarvan in de wet uitdrukkelijk is vastgelegd dat de verordenende macht deze moeten regelen: Zo moeten bijvoorbeeld volgens § 130a, lid 2 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering het tijdstip vanaf wanneer elektronische documenten kunnen worden ingediend en de geschikte vorm voor de verwerking van de documenten door een wetsbesluit worden bepaald. Bovendien kan de toelating van de elektronische vorm tot afzonderlijke rechtbanken of procedures worden beperkt. De machtigingsbasissen van andere federale reglementen voor de procesvoering zijn inhoudelijk volgens hetzelfde principe georganiseerd. De verordening is dan ook zo opgevat dat in de bijlage in tabelvorm door de wetgever de benamingen van de te betrekken rechtbanken resp. openbare ministeries en proceduretypes alsook van de datum waarop het ERV wordt geïntegreerd, worden opgenomen. Deze gegevens worden bij een verdere uitbreiding van het ERV telkens aangevuld. In Rheinland-Pfalz moet het ERV in een volgende stap worden opengesteld bij het Grondwettelijk Hof Rheinland-Pfalz, de faillissementsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken. De deelstaatverordening heeft geen gevolgen voor de demografische veranderingen en de middenstandseconomie. C. Alternatieven Het ERV kan eventueel op een bepaalde einddatum in alle rechtbanken in een bepaald gebied worden opengesteld. Rheinland-Pfalz kan eventueel - in afwijking van de overige deelstaten - een individueel wetsbesluit met een andere structuur en afwijkende details voor het ERV uitvaardigen. -2- D. Kosten In de toelichting bij de wet ter subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer met de rechtbanken wordt bij de uitvoeringskosten voor het bestuur uiteengezet dat de deelstaten door de invoering van het ERV bij justitie over het hele gebied worden belast met momenteel niet definitief becijferbare financiële kosten. De kosten berusten enerzijds op het creëren van de vereiste infrastructuur over het hele gebied (uitbreiding resp. opzetten van de digitale handtekening, leiding- en netinfrastructuur) en anderzijds op de vereiste aanpassingen van de gespecialiseerde procedures van justitie. Bovendien zullen er tijdens de overgangsperiode tot de invoering van het elektronisch dossier over het hele gebied hogere druk- en scankosten zijn als gevolg van continue communicatie. De investeringskosten voor de thans uit te voeren uitbreiding van het ERV naar het Grondwettelijk Hof Rheinland-Pfalz, de faillissementsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken anticiperen op de investeringen die moeten worden gedaan in het kader van de omzetting van de wet tot subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer met de rechtbanken. Ze zullen binnen een overzichtelijk kader blijven, aangezien de ingezette IT-procedures bij de desbetreffende rechtbanken het ERV reeds kunnen aftekenen en verdere aanpassingen in dat opzicht niet zijn vereist. Infrastructuurmaatregelen op de afzonderlijke vestigingen waarvoor het ERV nu voor het eerst wordt ingevoerd, zijn momenteel nog niet vereist. Bijkomende kosten zullen enkel ontstaan voor de aanschaf van kaarten met digitale handtekening, scanners en de opleiding van het personeel. E. Bevoegdheid De bevoegde instantie is het Ministerie van Justitie en Consumentenbescherming. -3- Deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in Rheinland-Pfalz (ERVLVO) Van … 2015 Op basis van § 11a, lid 1, zin 1 van de deelstaatwet inzake het Grondwettelijk Hof van 23 juli 1949 (GVBl. blz. 285, 585), laatst gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 28 februari 2014 (GVBI. blz. 17), BS 1104-1, § 5, lid 4, zin 2 en 3 van de faillissementswet van 5 oktober 1994 (BGBl. I, blz. 2866), laatstelijk gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 31 augustus 2013 (BGBl. I, blz. 3533), § 14, lid 4, zin 1 en 2, van § 292, lid 2, zin 1 en van § 387, lid 1, zin 1 van de wet betreffende de procedure voor familiezaken en aangelegenheden van vrijwillige rechtspraak van 17 december 2008 (BGBl. I, blz. 2586-2587), laatstelijk gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 20 juni 2014 (BGBl. I, blz. 786), § 89, lid 4, zinnen 1 en 2 van de wet inzake de vaartuigregistratie in de versie van 26 mei 1994 (BGBl. I, blz. 1133), laatstelijk gewijzigd bij artikel 15 van de wet van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786), § 110a, lid 2, zin 1 van de wet inzake strafbare feiten in de versie van 19 februari 1987 (BGBl. I, blz. 602), laatstelijk gewijzigd bij artikel 18 van de wet van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786), § 130a, lid 2, zin 1 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in de versie van 5 december 2005 (BGBl. I, blz. 3202; 2006 I, blz. 431; 2007 I, blz. 1781), laatstelijk gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890), § 81, lid 4, zin 1 en van § 135, lid 1, zin 2 van de kadasterwet in de versie van 26 mei 1994 (BGBl. I, blz. 1114), laatstelijk gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 5 december 2014 (BGBl. I, blz. 1962), § 8a, lid 2, zin 1 van het wetboek van koophandel van 10 mei 1897 (RGBl. blz. 219), laatstelijk gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 22 december 2014 (BGBl. I, blz. 2409), -4- § 61, lid 1, zin 1 van de invoeringswet bij het wetboek van koophandel van 10 mei 1897 (RGBl. blz. 437), laatstelijk gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 15 juli 2014 (BGBl. I, blz. 934), § 156, lid 1, zin 1 van de wet betreffende handels- en coöperatieve verenigingen in de versie van 16 oktober 2006 (BGBl. I, blz. 2230), laatstelijk gewijzigd bij artikel 5 van de wet van 10 december 2014 (BGBl. I, blz. 2085), in combinatie met § 8a, lid 2, zin 1 van het wetboek van koophandel, § 5, lid 2, van de wet betreffende geregistreerde partnerschappen van beoefenaars van vrije beroepen van 25 juli 1994 (BGBl. I, blz. 1744), laatstelijk gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 15 juli 2013 (BGBl. I, blz. 2386), in combinatie met § 8a, lid 2, zin 1 van het wetboek van koophandel, § 46c, lid 2, zin 1 van de wet inzake arbeidsrechtbanken in de versie van 2 juli 1979 (BGBl. I, blz. 853, 1036), laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 11 augustus 2014 (BGBl. I, blz. 1348), § 55a, lid 1, zin 1 van het wetboek van administratieve rechtsvordering in de versie van 19 maart 1991 (BGBl. I, blz. 686), laatstelijk gewijzigd bij artikel 13 van de wet van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890), § 52a, lid 1, zin 1 van de verordening inzake financiële rechtbanken in de versie van 28 maart 2001 (BGBl. I, blz. 442, 2262; 2002 I, blz. 679), laatstelijk gewijzigd bij artikel 14 van de wet van 8 juli 2014 (BGBl. I, blz. 890), § 65a, lid 1, zin 1 van de wet inzake de rechtbank voor sociale zaken in de versie van 23 september 1975 (BGBl. I, blz. 2535), laatstelijk gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 10 december 2014 (BGBl. I, blz. 2187), van § 41a, lid 2, zin 1 van het wetboek van strafvordering in de versie van 7 april 1987 (BGBl. I, blz. 1074, 1319), laatstelijk gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 23 april 2014 (BGBl. I, blz. 410), § 11, lid 4, zin 1 van de wet betreffende modelprocedures voor geschillen inzake kapitaalrecht van 19 oktober 2012 (RGBl. I, blz. 2182), laatstelijk gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 4 juli 2013 (BGBl. I, blz. 1981), -5- in combinatie met § 1, zin 1, punten 1a, 3, 6, 13, 24, 27, 29 tot en met 31, 33, 36 tot en met 39 en 41 van de deelstaatverordening inzake de overdracht van machtigingen op het gebied van de rechtsbedeling van 15 december 1982 (GVBl. blz. 460), laatstelijk gewijzigd door de verordening van ... (GVBl. blz. …), BS 301-3, wordt het volgende verordend: Bekendgemaakt volgens de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37), laatstelijk gewijzigd bij artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12). -6- §1 Indiening van elektronische documenten, elektronische overdracht van structurele gegevens in kadastrale zaken (1) Bij de in de bijlage genoemde rechtbanken en openbare ministeries kunnen in de daar telkens nader bepaalde proceduretypes en vanaf de daar aangegeven datum elektronische documenten worden ingediend. (2) Wanneer inzake kadastrale zaken de indiening van elektronische documenten volgens lid 1 is meegedeeld, moeten notarissen 1. documenten elektronisch indienen en 2. naast de documenten de daarin opgenomen gegevens in gestructureerde en een voor de machine leesbare vorm in het formaat XML (Extensible Markup Language) doorgeven; daartoe behoren minstens de benaming van het Kadaster, het district van het kadaster, het kadastraal blad, de betrokkenen en de ingediende documenten. Zin 1, punt 1 geldt niet voor plannen en tekeningen met een groter formaat dan DIN A3, alsook de documenten die daarmee overeenkomstig § 44 van de wet inzake notariële aktes gepaard gaan, wanneer minstens de in zin 1, punt 2 genoemde informatie in een gestructureerde en voor de machine leesbare vorm worden overgedragen. § 137, lid 1, zin 3, van de kadasterwet blijft onverminderd van kracht. §2 Indieningsvorm (1) De elektronische postkamer van de desbetreffende rechtbanken en openbare ministeries is bestemd voor de ontvangst van elektronische documenten. De elektronische postkamer is via de op de website www.erv.justiz.rlp.de aangegeven communicatiekanalen bereikbaar. Uitsluitend de direct adresseerbare elektronische postbus van het desbetreffende kadaster bij de elektronische postkamer is bestemd voor de ontvangst van elektronische documenten. (2) De indiening gebeurt door overdracht van het elektronische document naar de elektronische postkamer. § 136 van de kadasterwet blijft onverminderd van kracht. -7- (3) Wanneer voor de indiening van documenten de schriftelijke of elektronische vorm is voorgeschreven, moeten de elektronische documenten, indien er geen sprake is van een geval zoals in § 12, lid 2, zin 2, halfzin 1 van het wetboek van koophandel, van een gekwalificeerde elektronische handtekening overeenkomstig § 1, punt 3 van de wet betreffende digitale handtekeningen van 16 mei 2001 (BGBl. ,I blz. 876) als gewijzigd, worden voorzien. De gekwalificeerde elektronische handtekening en het aan de basis ervan liggende certificaat moeten controleerbaar zijn door de desbetreffende rechtbank, het desbetreffende openbaar ministerie of door een andere instantie die door het Ministerie bevoegd voor de aangelegenheden van de rechtsbedeling met de geautomatiseerde controle is belast. De voorwaarden om een controle te doorstaan worden volgens § 3, punt 2, meegedeeld. (4) Het elektronische document moet in een van de volgende formaten in een voor het geadresseerde gerecht of het geadresseerde openbaar ministerie bewerkbare versie worden ingediend: 1. ASCII (American Standard Code for Information Interchange) als zuivere tekst zonder formatteringscode en zonder speciale tekens, 2. UNICODE, 3. Microsoft RTF (Rich Text Format), 4. Adobe PDF (Portable Document Format), 5. XML (Extensible Markup Language), 6. TIFF (Tag Image File Format), 7. Microsoft Word, indien er geen actieve componenten (bijvoorbeeld macro's) worden gebruikt. Nadere informatie, met name over de bewerkbare versies van de toegelaten bestandsformaten, wordt volgens § 3, punt 3, meegedeeld. (5) Elektronische documenten die voldoen aan de in lid 4 genoemde bestandsformaten in de volgens § 3, punt 3, meegedeelde versie kunnen ook in gecomprimeerde vorm als zipbestand worden ingediend. Het zipbestand mag geen andere zipbestanden en geen indexstructuren bevatten. Bij gebruik van documenthandtekeningen moet de handtekening betrekking hebben op het document en niet op het zipbestand. Het zipbestand mag bijkomend worden ondertekend. (6) Wanneer gestructureerde gegevens worden overgedragen, moeten ze in UNICODE UTF-8 zijn gecodeerd. -8- §3 Mededeling van de bewerkingsvoorwaarden Het Ministerie bevoegd voor de aangelegenheden van de rechtsbedeling deelt op de website www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de het volgende mee: 1. de details van de procedure die bij een eerdere aanmelding voor deelname aan het elektronische rechtsverkeer alsook voor de authentificatie bij het desbetreffende gebruik van de elektronische postkamer dient te worden nageleefd, met inbegrip van de te bewaren persoonsgegevens voor het beheer van elektronische postvakken conform de privacywetgeving, 2. de certificaten, aanbieders en versies van elektronische handtekeningen die voldoen aan de in § 2, lid 3, vastgelegede eisen, 3. de na controle aan de in § 2, lid 4 vastgelegde formaatstandaarden beantwoordende en voor de bewerking door aangesloten rechtbanken of openbare ministeries geschikte versies van de genoemde formaten alsook de bij de in § 1, lid 2, zin 1, punt 2 en § 2, lid 4, zin 1, punt 5, genoemde definitie- of schemabestanden die als basis voor het XML-formaat dienen te worden gebruikt, 4. de bijkomende gegevens die bij de overdracht of bij de benaming van het in te dienen elektronische document moeten worden verstrekt om de juiste toewijzing binnen de geadresseerde rechtbank, het geadresseerde kadaster of het geadresseerde openbaar ministerie en de verdere verwerking door de rechtbank te garanderen, 5. de informatie over geschikte informatiedragers in geval van § 4, leden 1 en 2 alsook informatie over het aantal documenten en volumebeperkingen. §4 Dubbele indiening (1) Indien het elektronische document niet naar de elektronische postkamer overeenkomstig § 2 kan worden overgedragen, kan het document in afwijking van § 2, leden 1 en 2 op een informatiedrager overeenkomstig § 3, punt 5 bij de geadresseerde rechtbank, het geadresseerde kadaster of het geadresseerde openbaar ministerie worden ingediend. Er moet conform § 2 worden doorgegeven waarom het onmogelijk is documenten via elektronische postbus in te dienen. -9- (2) Voor zover indieningen het volgens § 3, punt 5 meegedeelde aantal documenten of de volumegrens overschrijden, kunnen deze overeenkomstig de indiening volgens lid 1 op een informatiedrager worden overgedragen. (3) De bewerkingsvoorwaarden volgens § 3 moeten ook in geval van de leden 1 en 2, worden nageleefd, voor zover ze geen betrekking hebben op de elektronische overdrachtsprocedure. (4) Is de ontvangst van elektronische documenten via de elektronische postkamer (§ 2) en op informatiedragers overeenkomstig de leden 1 en 2 niet mogelijk, dan treft het hoofd van de instantie van de desbetreffende rechtbank of het hoofd van het openbaar ministerie per individueel geval maatregelen inzake de indiening van documenten. §5 Gegevensverwerking in opdracht De gegevensverwerking gebeurt in opdracht van de in de bijlage genoemde rechtbanken, kadasters of openbare ministeries door de in de bijlage genoemde instanties. §6 Inwerkingtreding (1) Deze verordening treedt de dag na haar bekendmaking in werking. (2) Tegelijkertijd treden buiten werking: 1. de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer met de publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari 2008 (GVBl. blz. 33, 109, BS 320-1) en 2. de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in handelsregisterzaken van 12 december 2006 (GVBl. blz. 444), laatstelijk gewijzigd door de verordening van 14 april 2010 (GVBl. blz. 65), BS 3212-7. Mainz, [datum] 2015 De minister van Justitie en Consumentenbescherming Prof. dr. Gerhard Robbers ,,,, - 10 - Bijlage (bij § 1 en § 5) Nr. Rechtbank Procesrecht Gegevensverwerkende instantie Datum 1. Kantongerecht Alzey Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 2. Kantongerecht Bad Neuenahr-Ahrweiler Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 3. Kantongerecht Bad Kreuznach a) Handelsregister, coöperatieregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 4. Kantongerecht Betzdorf Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 5. Kantongerecht Bingen am Rhein Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 6. Kantongerecht Bitburg Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 7. Kantongerecht Cochem Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 8. Kantongerecht Idar-Oberstein Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 9. Kantongerecht Kaiserslautern a) Handelsregister, coöperatieregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken 10. 11. Kantongerecht Koblenz Kantongerecht Landau in der Pfalz a) Handelsregister, coöperatieregister, partnerschapsregister b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister b) 01.05.2010 c) Faillissementszaken c) 01.10.2015 a) Handelsregister, coöperatieregister b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 - 11 - Nr. Rechtbank Procesrecht Gegevensverwerkende instantie Datum 12. Kantongerecht Ludwigshafen am Rhein a) Handelsregister, coöperatieregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken 13. Kantongerecht Mainz a) Handelsregister, coöperatieregister b) Verenigingsregister b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 Deelstaatwerking Gegevens en informatie c) Faillissementszaken a) 01.01.2007 b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 14. Kantongerecht Mayen Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 15. Kantongerecht Montabaur a) Handelsregister, coöperatieregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 16. Kantongerecht Neustadt an der Weinstraße Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 17. Kantongerecht Neuwied Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 18. Kantongerecht Pirmasens Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 19. Kantongerecht Trier Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 20. Kantongerecht Wittlich a) Handelsregister, coöperatieregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 b) Verenigingsregister c) Faillissementszaken b) 01.05.2010 c) 01.10.2015 21. Kantongerecht Worms Faillissementszaken Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2015 22. Kantongerecht Zweibrücken a) Handelsregister, coöperatieregister, partnerschapsregister Deelstaatwerking Gegevens en informatie a) 01.01.2007 23. Grondwettelijk Hof Rheinland-Pfalz b) Verenigingsregister b) 01.05.2010 c) Faillissementszaken c) 01.10.2015 In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.08.2015 - 12 - Nr. Rechtbank Procesrecht Gegevensverwerkende instantie Datum 24. Hogere administratieve rechtbank Rheinland-Pfalz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 05.02.2004 25. Administratieve rechtbank Koblenz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.01.2005 26. Administratieve rechtbank Mainz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.04.2005 27. Administratieve rechtbank Neustadt an der Weinstraße In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.06.2005 28. Administratieve rechtbank Trier In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.02.2005 29. Deelstaatrechtbank voor sociale zaken Rheinland-Pfalz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 20.10.2005 30. Rechtbank voor sociale zaken Koblenz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.02.2006 31. Rechtbank voor sociale zaken Mainz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.10.2006 32. Rechtbank voor sociale zaken Speyer In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.05.2006 33. Rechtbank voor sociale zaken Trier In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.07.2006 34. Financiële rechtbank Rheinland-Pfalz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 14.03.2006 35. Regionale arbeidsrechtbank Rheinland-Pfalz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 07.09.2015 36. Arbeidsrechtbank Kaiserslautern In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 06.06.2016 37. Arbeidsrechtbank Koblenz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 07.09.2015 - 13 - Nr. Rechtbank Procesrecht Gegevensverwerkende instantie Datum 38. Arbeidsrechtbank Ludwigshafen am Rhein In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 04.04.2016 39. Arbeidsrechtbank Mainz In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 01.02.2016 40. Arbeidsrechtbank Trier In alle proceduretypes Deelstaatwerking Gegevens en informatie 02.09.2016 - 14 - Toelichting A. Algemeen Het begrip elektronisch rechtsverkeer (hierna afgekort: ERV) heeft betrekking op de veilige, juridisch bindende elektronische communicatie tussen betrokkenen bij procedures en rechtbanken alsook openbare ministeries. Deelnemers aan het ERV zijn naast de justitiële autoriteiten en de burgers met name de vertegenwoordigers van betrokkenen (bijv. advocaten en notarissen), bestuurslichamen en commerciële ondernemingen. De invoering van het ERV maakt de rechtszekere uitwisseling van documenten (bijv. aanvragen, verzoekschriften, rechterlijke beslissingen en besluiten) via elektronische weg mogelijk. Het ERV is zodoende een equivalente vervanging voor de uitwisseling van papieren documenten. Op die manier kan de verzending van documenten aanzienlijk worden vereenvoudigd en versneld, aangezien de weg van het opstellen van papieren documenten tot verzending, ontvangst en verdeling bij de post wegvalt en de documenten rechtstreeks tussen de IT-systemen van de betrokkenen worden uitgewisseld. Met een reeks wetten zijn de voorbije jaren de grondslagen gevestigd om deze communicatiemiddelen ook in procedures van justitie te kunnen inzetten. Vooral de wetgeving omtrent de elektronische handtekening (vgl. SigG van 16.05.2001 en SigV van 16.11.2001) alsook de mogelijkheid om de schriftelijke vorm te vervangen door een elektronisch document met een gekwalificeerde handtekening hebben de nodige voorwaarden gecreëerd (vgl. FormVorschrAnpG van 13.07.2001, ZustRG van 26.06.2001, JKomG van 22.03.2005). Het ERV is in Rheinland-Pfalz tot dusver opengesteld in handelsregisterzaken (handels-, vennootschaps-, partnerschaps-, coöperatie- en verenigingsregister) en op het gebied van de administratieve, sociale en financiële rechtspraak (deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in handelsregisterzaken van 12 december 2006 - GVBl. blz. 444, BS 3212-7 –, deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer met de publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari 2008 – GVBl. blz. 33, 109, BS 320-1 –). - 15 - De federale wetgever heeft met de wet ter subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer met de rechtbanken van 10 oktober 2013 (BGBl. I, blz. 3786) voor het eerst een in heel Duitsland geldende verplichting tot de invoering van het elektronische rechtsverkeer opgelegd. De wet voorziet daarbij een getrapte inwerkingtreding van de verschillende regelingen. Zo moet vanaf 1 januari 2018 de elektronische toegang tot alle Duitse rechtbanken met uitzondering van de strafrechtbanken zijn opengesteld zonder gekwalificeerde elektronische handtekening, bij gebruik van een veilige overdrachtsmethode. Aangezien afzonderlijke deelstaten voor de oprichting van de noodzakelijke ITinfrastructuur mogelijk meer tijd nodig kunnen hebben, laat het ontwerp toe om de inwerkingtreding van de toegangsregelingen door de deelstaatverordening uit te stellen tot 1 januari 2020. Uiterlijk vanaf dit tijdstip is de elektronische toegang tot de rechtbanken dan in heel Duitsland uniform ingevoerd. Een plicht tot gebruik van het ERV voor advocaten en instanties kunnen de deelstaten ten vroegste vanaf 2020 voorzien, waarbij dit in de desbetreffende deelstaat minstens moet worden voorafgegaan door een eenjarige fase op vrijwillige basis. Uiterlijk op 1 januari 2022 treedt de gebruiksplicht in heel Duitsland in werking. De strategische planningen Consumentenbescherming zijn van het erop gericht Ministerie van Justitie en om het ERV reeds voor de inwerkingtreding van de gebruiksplicht in heel Duitsland opeenvolgend in verschillende proceduretypes in te voeren. Daarbij is het denkbaar dat het ERV eerst bij bepaalde rechtbanken, in bepaalde proceduretypes of regionale afdelingen wordt getest en vervolgens wordt uitgebreid. Bovendien moet de wettelijke basis voor het gebruik van het ERV door de openbare ministeries worden gecreëerd. De bestaande regelingen inzake het ERV in handelsregisterzaken en in de publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken moeten in een geconsolideerde verordening inzake het ERV in Rheinland-Pfalz - met opheffing van de tot dusver bestaande deelstaatverordeningen - worden samengevat. In een volgende stap zal het ERV nu ook worden opengesteld bij het Grondwettelijk Hof Rheinland-Pfalz, de faillissementsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken. De openstelling van het ERV bij de arbeidsrechtbanken omvat ook de overeenkomstig § 14 van de wet betreffende de organisatie van de rechtbanken opgerichte ”Auswärtige Kammer”. - 16 - Om de toegang tot het ERV in Duitsland niet te bemoeilijken met talloze verschillende deelstaatverordeningen, heeft de commissie van de federale overheid en de deelstaten voor informatietechnologie bij justitie (hierna afgekort: BLK — BundLänder-Kommission) met een modelwetsbesluit een uniform kader voor alle rechtbanken en openbare ministeries gecreëerd waarvoor het ERV moet worden opengesteld. Door de uitvaardiging van gelijkluidende wetsbesluiten inzake het ERV - op basis van het grensoverschrijdend afgestemd modelwetsbesluit - bereiken de federale overheid en de deelstaten het door de BLK geformuleerde doel om met een uniform kader voor het ERV meer transparantie voor de burgers en de overige deelnemers van het ERV te creëren. Op die manier wordt ook tegemoetgekomen aan de vraag van de conferentie van de ministers van Justitie aan de BLK om standaardiseringen op het vlak van het ERV kracht bij te zetten (vgl. besluit bij TOP I.7 ”Subsidiëring van het elektronische rechtsverkeer door bijkomende gebruiksstimulansen” van de conferentie van de ministers van Justitie van 29 tot 30 juni 2005). Het modelwetsbesluit beperkt zich tot de regeling van zaken waarvan de federale wetgever uitdrukkelijk heeft vastgelegd dat de verordenende macht deze moeten regelen: Zo moeten bijvoorbeeld volgens § 130a, lid 2 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering het tijdstip vanaf wanneer elektronische documenten kunnen worden ingediend en de geschikte vorm voor de verwerking van de documenten door een wetsbesluit worden bepaald. Bovendien kan de toelating van de elektronische vorm tot afzonderlijke rechtbanken of procedures worden beperkt. De wetgever heeft geen uitspraak gedaan over de elektronische vorm van de overdracht. Hij heeft in het bijzonder de verordenende macht niet gelast om de overdracht in het kader van het wetsbesluit te regelen. Het volstaat bijgevolg om in de verordening een website van de postkamer aan te geven, zodat de elektronische brievenbus van de ontvanger kan worden bereikt. De telkens actuele technische informatie over de overdrachtsprocedure moet op deze website worden meegedeeld. Deze verordening heeft de in acht te nemen kennisgevingsprocedure van de Europese Commissie doorlopen zoals vastgelegd in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, - 17 - blz. 37), laatstelijk gewijzigd bij artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12). Het ideaal van gendermainstreaming blijft onaangeroerd, aangezien de deelstaatverordening enkel organisatorische en technische regelingen bevat die geen personen treffen. De deelstaatverordening heeft bovendien geen gevolgen voor de demografische veranderingen en de middenstandseconomie. Een effectbeoordeling van de wet is omwille van de beperkte actieradius niet noodzakelijk. B. Toelichting bij de afzonderlijke bepalingen Bij art. 1 Lid 1 verbindt de gegevens in de tabel in de bijlage van de verordening met de informatie vanaf wanneer in welk gebied elektronische documenten kunnen worden ingediend. Dankzij deze vorm is het mogelijk om enkel door de bijlage aan te vullen stapsgewijs afzonderlijke gebieden na elkaar bij het ERV te betrekken en daarbij het overzicht over de mogelijke omvang van het ERV op het gebied van de verordenende macht te garanderen door talloze louter specifieke lokale regelingen te vermijden. Bovendien wordt zo gegarandeerd dat voor alle geregistreerde eenheden in de bijlage dezelfde voorschriften gelden. § 1, lid 1 begint de tekst met de optie om met de in de bijlage genoemde rechtbanken of openbare ministeries elektronisch te kunnen communiceren. Wanneer voor bepaalde proceduretypes en/of documenten reeds door de wet een uitsluitend elektronische overdracht wordt geëist, is dit niet in strijd met de algemene formulering van deze verordeningsnorm. Hierna wordt naast het bij het ERV te betrekken gebied enkel het desbetreffende tijdstip genoemd vanaf wanneer de elektronische communicatie mogelijk zal zijn, alsook het adres van de elektronische postkamer en de aan te houden formaten. De verplichting tot elektronische indiening vloeit dan direct voort uit de hogere norm, terwijl de verordening enkel de uitvoerigere technische bepalingen regelt. Lid 2 licht de bijzonderheden toe bij de indiening van elektronische documenten bij een kadaster, voor zover het ERV in kadastrale zaken is opengesteld. Dat is in Rheinland-Pfalz tot dusver nog niet gebeurd. Desalniettemin wordt het wettelijke - 18 - kader nu reeds in de verordening vastgelegd. Bij een latere openstelling van het ERV hoeft bijgevolg enkel nog de bijlage bij § 1 te worden gewijzigd. § 135, lid 1, zin 2 van de kadasterwet machtigt de deelstaatregeringen om met een wetsbesluit het ERV met de kadasters open te stellen en details van de technische overdracht nader te bepalen. In het bijzonder kan daarbij overeenkomstig § 135, lid 1, zin 2, punt 4 van de kadasterwet voor notarissen de verplichte elektronische indiening van documenten worden bepaald. Aangezien de notarissen zijn uitgerust met de vereiste technische infrastructuur voor elektronische indieningen en de indieningen bij de handelsrechtbanken reeds over het hele gebied elektronisch gebeuren, moet voor notarissen uitsluitend een bindende elektronische indiening worden voorzien. Een louter facultatieve openstelling van het ERV in kadastrale zaken zou zware organisatorische nadelen in het kadaster tot gevolg hebben waar geen adequaat nut zou tegenover staan. De in § 135, lid 1, zin 2, punt 4, onder b), van de kadasterwet opgenomen, louter abstracte machtiging om van notarissen ”bepaalde gegevens” uit de elektronische documenten bijkomend in gestructureerde, door de machine leesbare vorm te kunnen eisen, wordt in § 1, lid 2, zin 1, punt 2 zo ingevuld dat gegevens over het Kadaster, het district van het kadaster en het kadastraal blad, over de betrokkenen en over de doorgestuurde elektronische documenten moeten worden bijgevoegd. De genoemde gegevens worden los van de concrete transactie bij iedere indiening verwacht. Ze dienen voor de geautomatiseerde, eenduidige toewijzing van de procedure aan een kadaster (evt. met inbegrip van het intern doorsturen binnen het Kadaster), voor de foutloze registratie en evt. kennisgeving aan de betrokkenen alsook voor de controle van de volledigheid van de elektronische procedure. Lid 2, zin 2 maakt een uitzondering mogelijk op de plicht tot elektronische indiening voor plannen en tekeningen, die vaak in papieren vorm beschikbaar zijn, in een formaat dat omwille van de grootte (bijvoorbeeld DIN A1) noch met gebruikelijke kantoorscanners in een elektronisch document kan worden overgedragen, noch bij de ontvanger met een gebruikelijk beeldscherm kan worden bekeken en bewerkt. In papieren vorm ingediende plannen en tekeningen kunnen ofwel centraal overeenkomstig § 138, lid 1 van de kadasterwet in elektronische documenten worden overgedragen of in papieren vorm bij het kadastraal dossier worden gevoegd. Het elektronisch bijgehouden kadastraal dossier kan in dat geval een verwijzing bevatten - 19 - naar het document dat in papieren vorm beschikbaar is. De door lid 1 gecreëerde mogelijkheid tot elektronische indiening wordt hierdoor niet beperkt. Bij art. 2 Op grond van de technische ontwikkeling moet het ERV van de deelstaat niet ”direct” en uitsluitend via slechts één communicatieweg (SMTP of HTTPS of OSCI) worden afgehandeld, maar moet dit mogelijk zijn via alle beschikbare communicatiewegen. Deze bepaling ziet er dan ook van af om de afzonderlijke communicatiewegen en hun specifieke voorwaarden, zoals het downloaden van een OSCI-client of de publieke coderingssleutel van de rechtbank voor een vertrouwelijke communicatie via e-mail, in het wetsbesluit zelf te regelen. In de plaats daarvan geeft ze in lid 1 de website www.erv.justiz.rlp.de aan, waarop de elektronische postbussen bereikbaar zijn en waar de nadere regelingen inzake de mogelijke communicatiewegen en de technische voorwaarden ervan beschikbaar worden gehouden. Lid 1, zin 3 is op grond van § 135, lid 1, zin 2, punt 3 van de kadasterwet ingevoegd. De federale wetgever heeft vastgelegd dat de ontvangstvoorziening in kadastrale zaken kan worden geïntegreerd in een reeds bestaand technisch systeem zoals de virtuele postkamer, wanneer daarbij de directe adresseerbaarheid van het Kadaster is gegarandeerd en de voorwaarden met het oog op een reglementaire gegevensverwerking zijn vervuld. Een afzonderlijke postbus van het Kadaster is dan ook onontbeerlijk. Alleen op die manier is de afzender er bij ontvangst van de ontvangstbevestiging (vgl. § 136, lid 1, zin 4 van de kadasterwet) zeker van dat zijn aanvraag in goede orde bij het Kadaster is aangekomen. Lid 2, zin 1 verduidelijkt, vergelijkbaar met de bepaling van § 130a, lid 3 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering dat de overdracht van een elektronisch document aan een rechtbank is voltooid wanneer het elektronische document aan de voor ontvangst bestemde elektronische postkamer is overgedragen. De nadere bepalingen van § 136 van de kadasterwet inzake de indieningsprocedure blijven daardoor als speciaal voorschrift onverminderd van kracht. Zin 2 dient wat dat betreft als verduidelijking. Lid 3, zin 1 schrijft voor de indiening van documenten waarvoor de schriftelijke vorm is voorgeschreven voor om het desbetreffende elektronische document verplicht te ondertekenen met een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens de wet betreffende digitale handtekeningen. - 20 - Voor documenten waarvoor de schriftelijke vorm is voorgeschreven, leggen o.a. § 55a, lid 1, zin 3 van het wetboek van administratieve rechtsvordering, § 65a, lid 1, zin 3 van de wet inzake de rechtbank voor sociale zaken en § 52a, lid 1, zin 3 van de verordening inzake financiële rechtbanken vast dat een gekwalificeerde elektronische handtekening overeenkomstig § 2, punt 3 van de wet betreffende digitale handtekeningen dient te worden voorgeschreven. De bepaling van § 130a, lid 2 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is in dat opzicht weliswaar enkel als richtvoorschrift geformuleerd; in de desbetreffende wetgevingsprocedure is indertijd echter in de bemiddelingscommissie bepaald dat dit ”richtvoorschrift” als een verplichte eis dient te worden verstaan. In het belang van een uniform ERV zijn de rechtelijke machten van de deelstaten tot een overeenstemming gekomen om algemeen de gekwalificeerde elektronische handtekening als voorwaarde voor de vervanging van de schriftelijke vorm voor te schrijven. Hiervan uitgezonderd zijn echter indieningen bij het handelsregister overeenkomstig § 12, lid 2, zin 2, halfzin 1 van het wetboek van koophandel. Een andere uitzondering is bijvoorbeeld te vinden in § 137, lid 4 van de kadasterwet. Aangezien de wettelijke regeling voorrang heeft, hoeven de uitzonderingen hier niet te worden vermeld. De expliciete verwijzing dient echter ter verduidelijking van een bijzonder vaak te verwachten toepassingsgeval. Lid 3, zin 2 formuleert de voorwaarde van de algemene bewerkbaarheid van elektronische documenten (bijv. overeenkomstig § 130a, lid 1 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, § 55a, lid 1, zin 3 van het wetboek van administratieve rechtsvordering, § 65a, lid 1, zin 3 van de wet inzake de rechtbank voor sociale zaken, § 52a, lid 1, zin 3 van de verordening inzake financiële rechtbanken) voor de speciale componenten van de gekwalificeerde elektronische handtekening. Voor de concrete details wordt in lid 3, zin 3 verwezen naar de bekendmakingsprocedure volgens § 3. Om te garanderen dat de ingediende elektronische documenten überhaupt kunnen worden bewerkt door de desbetreffende rechtbank of het desbetreffende openbaar ministerie, is het noodzakelijk om bepaalde technische documentformaten voor te schrijven. Lid 4 bepaalt daartoe de te gebruiken bestandsformaten voor de elektronische documenten. - 21 - Lid 5 legt vast dat elektronische documenten ook in gecomprimeerde vorm als zogenaamde zipbestanden mogen worden ingediend en regelt de hieraan verbonden voorwaarden. Een zipbestand (ziparchief) wordt daarbij niet als een zelfstandig bestandsformaat, maar enkel als transportmap beschouwd. Indien documenten een gekwalificeerde elektronische handtekening nodig hebben, moet deze vooraf in het document zelf worden aangebracht en niet op de ”elektronische omslag” waarin het document eventueel samen met andere documenten wordt overgedragen. Lid 5, zin 4 verduidelijkt dat reeds ondertekende documenten met een ondertekend zipbestand kunnen worden verbonden (§ 39a, zin 4 van de wet inzake notariële aktes). In lid 6 wordt voor de overdracht van gestructureerde gegevens (XML-record XJustiz) het tekenformaat 8-bit UNICODE-Transformation UTF-8 voorgeschreven. Dit voorschrift garandeert dat willekeurige tekens in XML-bestanden bij de ontvanger juist worden herkend en weergegeven. UNICODE voldoet aan de eis om alle vandaag bekende lettertekens (bijv. ook het Cyrillisch, Chinees, Koreaans, Arabisch, Sanskriet of speciale wiskundige tekens) eenduidig te kunnen weergeven. In de praktijk is UTF-8 het meest courant; het wordt door alle XML-toepassingen beheerst en kan ook in gebruikelijke standaardsoftware worden geselecteerd. De IT-planningsraad heeft in de vergadering van 12 maart 2014 (over TOP 8) die verplichte toepassing van de interoperabiliteitsnorm ”Latijnse tekens in UNICODE” als minimumnorm voor de uitwisseling van gegevens tussen de federale overheid en de deelstaten en de gegevensuitwisseling met de burgers en het bestuur vastgesteld. Deze norm wordt omgezet door het voorschrift van lid 6. Bij art. 3 De wetgever heeft de verordenende macht in de reglementen voor de procesvoering opgedragen om door middel van wetsbesluit telkens ook de geschikte vorm te bepalen voor bewerking door de betrokken rechtbank resp. het betrokken openbaar ministerie. Voldoet een overgedragen elektronisch document niet aan de genoemde vereisten, dan moet de rechtbank of het openbaar ministerie aan de afzender onmiddellijk meedelen dat het elektronisch document niet kan worden bewerkt, en daarbij de geldende technische kadervoorwaarden vermelden. De bepaling van § 3 legt bijgevolg de technische en organisatorische voorwaarden vast die naast de formaatvoorschriften moeten zijn vervuld, zodat een elektronisch document bij de rechtbanken en openbare ministeries kan worden ingediend en - 22 - geschikt is voor bewerking door de ontvanger. Aangezien de technische ontwikkeling snel vooruitgang boekt en een succesvolle elektronische communicatie enkel kan worden gegarandeerd als de kadervoorwaarden nauwgezet worden nageleefd, is het nuttig om de desbetreffende details telkens direct op een centrale plaats op het internet te publiceren en te onderhouden. Het wetsbesluit verwijst hier enkel naar de hiervoor opgerichte website www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de. In het bijzonder dient bij de kadervoorwaarden die op de voornoemde website worden gepubliceerd het volgende te worden opgemerkt: Bij punt 1 Hier legt het voorschrift de vereiste authentificatiegegevens voor de eenduidige identificatie van een elektronische communicatiepartner en de eventuele aanmeldprocedure vast, aan de hand waarvan de centrale elektronische postkamer de in dat opzicht vereiste gegevens inzamelt - met inbegrip van de toelichting van de bereidwilligheid om elektronische documenten te ontvangen, van de gewenste communicatieweg voor antwoorden en eventueel van de vereiste coderingssleutel van de betrokkene(n). Bij punt 2 Elektronische documenten waarvoor de schriftelijke vorm is voorgeschreven, moeten worden voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening volgens § 2, punt 3, van de wet betreffende digitale handtekeningen. Verdere informatie over de gekwalificeerde elektronische handtekening wordt meegedeeld op www.ervvoraussetzungen.justiz.rlp.de. Bij punt 3 § 2, lid 4 legt de na te leven formaatstandaarden met betrekking tot de indiening van elektronische documenten enkel principieel vast. De bepaling verduidelijkt in die zin dat hiervoor op het internet aanvullende details moeten worden aangegeven, vooral over de verschillende technische versies van de genoemde standaarden die door de desbetreffende rechtbanken kunnen worden verwerkt. Bij punt 4 Deze bepaling regelt dat op de website www.erv-voraussetzungen.justiz.rlp.de nader wordt gedefinieerd welke gewenste bijkomende gegevens er voor een - 23 - vereenvoudiging van de geautomatiseerde verdere verwerking in de onderwerpregel van een e-mail of in een desbetreffend veld bij de gegevensoverdracht via HTTPS of OSCI moeten worden aangegeven. Het kan hierbij om verschillende gegevens gaan. Hierbij komt bijvoorbeeld informatie in aanmerking of het zich bij overgedragen documenten om een nieuwe zaak gaat of bij welk dossiernummer de procedure hoort. Eventueel kunnen ook aanwijzingen voor de benaming van de documenten (bestandsnamen) worden gegeven om het doorsturen, archiveren of het terugvinden van ingekomen stukken te vergemakkelijken. Bij punt 5 § 4 regelt de voorwaarden voor de alternatieve indiening op een informatiedrager. Punt 5 legt vast dat in de internetpublicaties bij § 3 de nadere gegevens over geschikte informatiedragers en de grenzen inzake het aantal elektronische documenten en de gegevensvolumes worden meegedeeld. Bij art. 4 Lid 1 creëert een algemeen bindende, uniforme regeling die direct kan worden toegepast en zodoende rechtszekerheid garandeert. De bepaling van de indiening op een informatiedrager overeenkomstig § 3, punt 5 houdt hiermee rekening. Een alternatieve indiening kan dientengevolge plaatsvinden, wanneer een overdracht naar de elektronische postkamer (§ 2) niet mogelijk is. De indiening moet dan op een informatiedrager gebeuren die rechtstreeks bij de bevoegde rechtbank of het bevoegde openbaar ministerie moet worden ingediend. Deze regeling creëert een parallelle indieningsmethode naast de traditionele, papiergebonden methode. Voor de alternatieve indiening overeenkomstig § 4, lid 1 is het irrelevant waar er zich in de communicatieketen een technische storing voordoet. Om mogelijk misbruik van deze alternatieve methode tegen te gaan, is er de eis om het noodgeval tegenover de geadresseerde rechtbank of het geadresseerde openbaar ministerie in ieder individueel geval aannemelijk te beschrijven. Daarbij volstaat het dat de indiener verzekert dat het onmogelijk was om aan te melden. Verder onderzoek door de rechtbank of het openbaar ministerie resp. het overleggen van bewijzen door de indiener of de betrokkenen zijn niet nodig, voor zover de beschrijving overtuigend is. - 24 - Het gevaar dat de indiener de mogelijkheid tot alternatieve indiening misbruikt om het werk te verlichten bestaat niet, aangezien hij in ieder geval verplicht is om de XMLstructuurgegevens op te stellen (lid 3). Lid 2 regelt dat voor gevallen waarin de bestaande grenzen in de communicatieweg overeenkomstig § 2, lid 1 met betrekking tot het aantal documenten en de gegevensvolumes worden overschreden er uniform een geschikte informatiedrager als elektronisch indieningsmiddel kan worden bepaald. De desbetreffende grenswaarden worden gepubliceerd in de mededeling op het internet via www.ervvoraussetzungen.justiz.rlp.de. Indien een elektronische postkamer op meer dan één communicatiekanaal met verschillende volumebegrenzingen elektronisch kan worden bereikt, kan in principe de overdracht gebeuren op een kanaal met meer capaciteit dan het gewoonlijk gebruikte kanaal, dat qua volume sterker is beperkt. Ook in dit geval moet de indiening op een informatiedrager echter mogelijk zijn, om een alternatief middel te kunnen gebruiken dat niet afhankelijk is van de bijzonderheden van het individuele geval. De vastlegging in lid 3 van de gegevensstructuur bij de indiening op informatiedragers dient ter verduidelijking, aangezien er in § 3 zelf enkel over de elektronische postkamer wordt gesproken. Wanneer de ontvangst van elektronische documenten via de virtuele postkamer alsook overeenkomstig de in leden 1 en 2 getroffen regeling niet mogelijk is, wordt door de regeling van lid 4 de indiening van de documenten via een andere weg gegarandeerd op basis van de beslissing van het hoofd van de desbetreffende rechtbank resp. het hoofd van het openbaar ministerie. Bij art. 5 § 5 verduidelijkt dat de in de bijlage genoemde instanties instaan voor de gegevensverwerking in opdracht van de desbetreffende rechtbank of het openbaar ministerie. Zij exploiteren centrale communicatie-infrastructuren en leveren zogenaamde diensten met toegevoegde waarde, zoals het controleren van digitale handtekeningen in elektronische documenten of viruscontroles. - 25 - Bij art. 6 Lid 1 regelt de inwerkingtreding. Lid 2 regelt de beëindiging van de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer met de publiekrechtelijke gespecialiseerde rechtbanken van 9 januari 2008 (GVBl. blz. 33, 109, BS 320-1) en de deelstaatverordening inzake het elektronische rechtsverkeer in handelsregisterzaken van 12 december 2006 (GVBl. blz. 444), laatstelijk gewijzigd door de verordening van 14 april 2010 (GVBl. blz. 65), BS 3212-7. - 26 - Bij de bijlage bij § 1 en § 5 In kolom 2 moeten de rechtbanken en openbare ministeries worden genoemd waarvoor het ERV - minstens gedeeltelijk - wordt opengesteld. In kolom 3 moeten de concrete domeinen worden ingevuld waarvoor het ERV bij de rechtbanken en openbare ministeries wordt opengesteld. Wanneer de verordening betrekking heeft op instanties die slechts één IT-procedure gebruiken (bijv. in de gespecialiseerde rechtbanken), wordt het ERV ”in alle proceduretypes” toegelaten. In heterogene omgevingen met verschillende procedures en IT-systemen, zoals bij de kantongerechten, zal daarentegen eerst een optelling plaatsvinden van de domeinen die telkens bij het ERV moeten worden betrokken. Kolom 4 correspondeert met § 5. Daar wordt de instantie vermeld die de gegevensverwerking in opdracht van de rechtbank op het openbaar ministerie uitvoert. Kolom 5 geeft aan vanaf welke datum er bij de desbetreffende rechtbank of het desbetreffende openbaar ministerie voor het concrete proceduretype elektronische documenten kunnen worden ingediend - en zodoende het ERV is opengesteld. - 27 -