Prof. Dr. Francois Peeters, Prof Dr. Dirk Lamoen Computationeel design van materialen Computationele technieken worden gebruikt om inzicht te verwerven in de atomistische oorsprong van mechanische, elektronische en magnetische eigenschappen van materialen met als uiteindelijk doel materialen met zeer specifieke eigenschappen te kunnen ontwerpen (“computational design of materials”). De vraag waarom bijv. het ene materiaal zeer goed de elektrische stroom geleidt en waarom een ander materiaal eerder een goede elektrische isolator is, hangt nauw samen met het type atomen waaruit het materiaal is opgebouwd en de wijze waarop de atomen tov. elkaar geordend zijn. Ook de afmetingen van het materiaal spelen een grote rol. Bij dimensies in het nanometerbereik (1 nanometer = 10-9 m ) kan het materiaal zich totaal verschillend gaan gedragen van traditioneel “bulkmateriaal”. Vooral deze nanostructuren staan de laatste tijd erg in de belangstelling, voornamelijk omdat zij de weg tonen naar een verdere miniaturisatie van allerlei (elektro)mechanische en elektrische componenten en omdat hun fysisch gedrag dikwijls spectaculair afwijkt van materialen met macroscopische dimensies (zelfs in het milli- of micrometer gebied). Een bevredigende beschrijving van de materie op deze schaal wordt enkel bekomen in het kader van de kwantummechanica. Een groot gedeelte van de onderzoeksinspanningen gaat dan ook naar kwantummechanische berekeningen van structurele en elektronische eigenschappen van nanostructuren zoals koolstof nanobuisjes, halfgeleider kwantumputten en kwantumstippen en supergeleiders. Wanneer deze berekeningen geen aanpasbare parameters bevatten maar enkel gebruik maken van de fundamentele natuurconstanten en het atoomnummer spreekt men van ab initio of “first principles” berekeningen. Deze berekeningen zijn zeer rekenintensief zowel qua CPU-rekentijd als qua geheugengebruik, wat betekent dat men enerzijds enkel relatief kleine en eenvoudige systemen kan bestuderen en anderzijds moet beschikken over heel wat rekenkracht. Wanneer men toch meer complexe systemen bijv. defectstructuren wil bestuderen of wanneer men geïnteresseerd is in thermodynamische eigenschappen gaat men dikwijls over tot een vereenvoudigde voorstelling van de interactie tussen de atomen (die in principe natuurlijk kwantummechanisch is). Ook deze (semi-)empirische aanpak wordt veelvuldig gebruikt bijv. bij het genereren van fysisch aanvaardbare structuurmodellen voor amorf koolstof. Recent onderzoek richt zich vooral op de elektronische en structurele eigenschappen van amorf koolstof, de elektronische eigenschappen van koolstof nanobuisjes, halfgeleider nanostructuren zoals kwantumputten, kwantumstippen en nanodraden en transitiemetaaloxiden. Prof Dr. Lamoen Dirk Voorbeeld van een berekening De elektrische eigenschappen van koolstof nanobuisjes hangen sterk af van de “chiraliteit” van deze buisjes i.e. de manier waarop de koolstofatomen ten opzichte van elkaar geordend zijn en een “schroefpatroon” (helix) vormen. Sommige nanobuisjes zijn elektrisch geleidend en andere gedragen zich als halfgeleiders. Daarom worden ze ook beschouwd als mogelijke componenten in elektronische schakelingen op nanometerschaal. De elektronische eigenschappen van deze nanobuisjes kan men onderzoeken door het toepassen van de wetten van de kwantummechanica, welke het gedrag van de elektronen in de materie beschrijven. Dit betekent echter dan men complexe vergelijkingen moet oplossen, wat enkel mogelijk is wanneer men over voldoende rekenkracht beschikt. De berekening wordt gesplitst over de verschillende processoren van de cluster, welke elk hun deel van de totale berekening uitvoeren. Men zegt dat de berekening geparallelliseerd is. Bovendien moet over voldoende geheugen beschikken : 2-4 GB per processor is geen uitzondering. CalcUA, de cluster die aan de UA komt bezit deze eigenschappen. Men zou nog verder kunnen gaan en de koolstofbuis vullen met fullerenen . Dit zijn “kooi-structuren” van koolstof waarvan de bekendste het buckminsterfullereen C60 is. Deze molecule bestaat uit 60 koolstofatomen en heeft de vorm van een voetbal. Het geheel van nanobuisje gevuld met fullereenmoleculen noemt men “koolstof doperwten” (“carbon peapods”). De dynamica van deze fullerenen in de nanobuisjes kan men bestuderen met moleculaire dynamica simulaties en de elektronische eigenschappen van de koolstof doperwten met de techniek zoals hierboven beschreven. Deze koolstof nanobuisjes en doperwten kunnen mogelijk gebruikt worden als opslagreservoir voor waterstof in toekomstige brandstofcellen. Fig1: koolstofnanobuisjes Fig 2: het buckminsterfullereen C60 Prof. Dr. Peeters Francois Voorbeeld van een berekening - Zelf-georganiseerde kwantumstippen Het is moeilijk om ons de moderne vaste-stoffysica voor te stellen zonder halfgeleiderheterostructuren, een combinatie van twee (of meerdere) verschillende halfgeleidermaterialen zoals gebruikt in hoge-snelheids- en optische elektronica. In 2000 deelden Alferov en Kroemer de Nobelprijs Natuurkunde “voor de ontwikkeling van halfgeleiderheterostructuren,” nog met Kilby “voor zijn rol in de uitvinding van het geïntegreerde circuit”. Kilby construeerde reeds de eerste eenvoudige microship op 12 september 1958 wat uiteindelijk heeft geleid tot de micro-elektronica met zijn computerchips en vervolgens het internet mogelijk heeft gemaakt. Maar ook nu staan heterostructuren nog volop in de onderzoeksbelangstelling. Recent werden deze structuren uitgebreid met kwantumputten, -draden en –stippen. De ontwikkeling van de fysica en technologie op gebied van halfgeleiderheterostructuren heeft geleid tot opmerkelijke veranderingen in ons hedendaagse leven. Elektronica gebaseerd op halfgeleiderfysica wordt gebruikt op bijna alle vlakken van onze samenleving. Zo kunnen we ons leven nog moeilijk voorstellen zonder bijvoorbeeld telecommunicatie gebaseerd op dubbele-heterostructuur(DHS)lasers. Of denk maar aan CD- of, recenter nog, DVD-spelers en -schrijvers, die eveneens DHS lasers als essentieel onderdeel hebben. De meeste DHS lasers zijn tegenwoordig nog gebaseerd op tweedimensionale kwantumputstructuren, waar de beweging van elektronen wordt beperkt tot twee richtingen. De vraag naar steeds toenemende miniaturisatie heeft wetenschappers echter geleid naar de studie van systemen met kleinere dimensies, zoals de ééndimensionale kwantumdraden of nuldimensionale kwantumstippen. In deze systemen worden ladingsdragers beperkt tot respectievelijk één en nul richtingen. Vooral kwantumstippen, ook wel artificiële atomen genoemd, staan in het centrum van een ruime wetenschappelijke belangstelling. Er bestaan verschillende soorten kwantumstippen, maar voor bruikbare toepassingen zijn de zogenaamde zelfgeorganiseerde kwantumstippen het meest veelbelovend. Hun groeiproces is namelijk vrij eenvoudig te realiseren, snel en relatief goedkoop. Zoals hun naam het zegt, vormen ze zich spontaan tijdens de groei van gespannen heterostructuren (i.e. heterostructuren die bestaan uit materialen met een verschillende roosterparameter). Mogelijke toepassingen zijn kwantumstiplasers, waarvan men verwacht dat ze in de nabije toekomst de conventionele kwantumputlaser zullen vervangen. Met behulp van computer modellen bestaat nu de mogelijkheid tot het voorspellen en controleren van de energieniveaus van kwantumstippen en daardoor ook de golflengte van het laserlicht. Verder dissiperen kwantumstippen veel minder warmte, waardoor ze dichter bij elkaar geplaatst kunnen worden en voor steeds kleinere toepassingen kunnen gebruikt worden. Men hoopt deze zeer efficiënte kwantumstiplasers te gebruiken om gegevens efficiënter en tegen hogere snelheden door te sturen via optische vezelnetwerken. Misschien iets meer futuristisch is de hoop om kwantumstippen te gebruiken om optische geheugensystemen te ontwikkelen, waarbij de informatie bewaard wordt als een enkel of meerdere elektronen of fotonen. Men voorspelt voor dergelijke systemen ultra-dichte bewaarcapaciteiten. Aan de ontwikkelingen van bruikbare toepassingen gaat zeer diepgaand wetenschappelijk onderzoek vooraf. Om de toepassingen te optimaliseren, is het van groot belang om de fundamentele fysische eigenschappen van kwantumstippen zo goed mogelijk te begrijpen. Daarom blijft fundamenteel onderzoek naar kwantumstippen, zowel op experimenteel als op theoretisch vlak, zeer belangrijk. De overgangsenergie van een exciton is misschien wel de belangrijkste grootheid om de optische eigenschappen van halfgeleiderkwantumstippen te karakteriseren. Een exciton is een nieuw deeltje dat bestaat uit een elektron en een holte. Dit laatste wordt ook wel een ‘gat’ genoemd en stelt de afwezigheid van een elektron bij de chemische binding van het materiaal voor. Een elektron is negatief geladen – een holte is positief geladen – zij trekken elkander aan en vormen een ‘exciton’. Wanneer het elektron en het gat samenvallen annihileren ze elkaar en hierbij komt er energie vrij dat omgezet wordt in licht. Dit is dan de lichtstraal van een laser. De energie die wordt uitgezonden na recombinatie van een elektron en een holte in de kwantumstip bepaalt dus de golflengte van het laserlicht, wanneer de stippen in lasers gebruikt worden. De exciton energie, en dus de golflengte van het laserlicht, hangt af van de specifieke materiaalparameters, zoals de bandkloof en de effectieve massa, maar ook van de geometrie van de stippen zelf, namelijk de grootte en de vorm van de stip in kwestie. De materiaalparameters kunnen gemanipuleerd worden door verschillende materialen te gebruiken, terwijl de geometrie van de stip gecontroleerd wordt door bijvoorbeeld de groeiparameters (zoals de temperatuur) te variëren. Dit is zeer interessant omdat men daardoor een middel in handen heeft om de energie van het laserlicht te manipuleren door de bandkloof en/of de grootte van de stippen te veranderen. Computationele aspecten. Om de eigenschappen van zulke kwantumstippen te berekenen is het noodzakelijk dat men eerst de spanningsvelden berekend. De groeimethode van zelf-georganiseerde kwantumstippen is een gevolg van spanningsvelden die ontstaan wanneer men twee materialen met een verschillende roosterparameter op elkaar groeit. Het is dus van groot belang om met deze spanningvelden rekening te houden bij de karakterisatie van de kwantumstippen. Dit is een drie dimensionaal probleem wat alleen met behulp van een krachtige computer kan berekend worden. In een volgende stap wordt de elektronische structuur berekend. Dit is een tweede computationeel intensief probleem, vooral wanneer men de effecten van een extern magneetveld wil in rekening brengen. Ook de laatste stap waarbij de correlaties tussen elektron(en) en holte(s) meegenomen worden om tot uiteindelijk de exciton energie te bekomen, vergt veel rekenwerk.