Bijbelstudie 1 Romeinen 1: 18 t/m 3: 20

advertisement
Bijbelstudie 4 Romeinen 2
Onderdeel van het eerste thema van de brief aan de Romeinen, te weten hfdst. 1 t/m 8 de
bekendmaking van Gods gerechtigheid. Paulus haalt in dit hoofdstuk flink uit naar de Joden.
Zij hadden er nog al een handje van zichzelf beter te beschouwen dan de heidenen. God had
immers met hun stamvader Abraham een verbond gesloten Niemand staat onschuldig voor
God. Of je nu volbloed jood, reformatorisch in de pas meeloopt of in de Geest door de
Pinkstergemeente stuitert. We zijn allemaal zondaren en missen van nature, van onze
geboorte af de aanwezigheid van God in ons leven. Alleen Jezus kan ons vrijstellen van het
oordeel.
Lezen: Romeinen 2
Het oordeel/ oordelen in Romeinen 2 is het Griekse woord “krima”, een woord dat niet zozeer
duidt op straf maar meer op het uitspreken van een vonnis. Op rechtspreken. Wij mogen niet
op Gods rechterstoel plaatsnemen of hem daarbij assisteren. (vergelijk Mattheus 20: vers 20
t/m 28 - links en rechts zitten betekent zoveel als assisteren bij het grote oordeel)
Vers 1: “Daarom zijt gij, o mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij
oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf”
1. Deze tekst linkt m.i. Romeinen 1 & de vorige Bijbelstudie over de boom van kennis
van goed en kwaad. Als wij oordelen leven wij bij de verkeerde boom. Het oordeel is
niet aan ons. Het oordeel is aan God. Hij heeft het recht, Hij heeft immers deze wereld
met alles erop en er aan gemaakt. Hij heeft het recht van spreken. Daarnaast oordeelt
God zonder aanziens des persoons. God houdt van ieder mens evenveel, zelfs als deze
mens zich openlijk van hem afkeert. Daar ligt voor Hem dan ook de kern van de
zonde. Het Hem niet erkennen als Heer en Schepper. God heeft in Christus de wereld,
met alles er op, er aan en er in met zich verzoend leert de Bijbel ons. Het oordeel gaat
dus niet over wat je goed en fout hebt gedaan, maar over: Wat heb je met zijn Zoon
gedaan. Val je binnen of buiten het nieuwe verbond in Christus. Vergelijk maar de
rede over de laatste dingen in Mattheus, hoofdstuk 25, vers 31 t/m 46 (wanneer
hebben wij U …)
2. Als wij oordelen houden wij er van om een onderverdeling te maken. De ene zondige
daad vinden we erger dan de ander. Daarmee zeggen we eigenlijk dat wij gelukkig een
trapje hoger staan dan die ander. Dat wij wel trots mogen zijn, niet zo te zijn als de
hoeren en tollenaars… Niets is minder waar. Op dat moment laten wij ons verblinden
door het farizeïsme. Wij kunnen onszelf niet oppoetsen voor God. Onlangs hoorde ik
iemand een mooi voorbeeld geven. Stel je voor: Ik leg hier voor mij neer een
makelaarskrant, een automagazine en een Playboy. Wat is zonde? Uiteraard moet de
Playboy het ontgelden, maar is dat eerlijk? Alle drie de bladen gaan toch over
begeerte? Een groter huis, een duurdere auto en de blote mevrouw uit ons blaadje
staan dan toch eigenlijk alle drie op de eerste plaats? Je kan je oprecht wakker liggen
van de zonde die je om je heen ziet, maar wees wel voorzichtig. We moeten ons
duidelijk tegen de zonde keren, maar wel met bescheidenheid. De zonden die wij bij
anderen zo duidelijk zien, zijn vaak dezelfde die in ons eigen leven wortel hebben
geschoten. Ook wij zondigen, zij het misschien alleen in een wat meer
maatschappelijk geaccepteerde vorm. Paulus wil afrekenen met het oordelen en zegt
eenvoudig dat iedere zonde straf van God verdient. Wij kunnen enkel en alleen door
het geloof in Jezus Christus gerechtvaardigd (gered) worden.
Vers 4 (NBG) “Of veracht gij de rijkdom van Zijn goedertierenheid , verdraagzaamheid
en lankmoedigheid, en beseft gij niet dat de goedertierenheid Gods u tot
boetevaardigheid leidt?
Vers 4 (uit Het Boek vertaling) “Bent u dan niet blij dat God zoveel liefde toont en
trouw en geduldig is? Begrijpt u dan niet dat Hij zolang met Zijn straf (lees het oordeel)
wacht om u de kans te geven met de zonde te breken?
o “De rijkdom van” = beter vertaald is “de overvloed van”. Het stroomt over bij God, er
is meer dan genoeg en dan nog veel meer!
o Goedertierenheid (Grieks: chrestotetos) = Gods eigenschap om in de eerste plaats Zijn
liefde en niet Zijn toorn aan de mensen kenbaar te maken.
o Verdraagzaamheid (Grieks: anoches) = het inhouden van straf en boosheid
o Lankmoedigheid (Grieks: makrothumias) = het verdragen van de zonde van de mens.
= Het is de gewoonte van Paulus om vaak iets met meerdere woorden te omschrijven om
te bekrachtigen dat het echt zo is. Er valt niet aan te twijfelen!!
1. Hetgeen Paulus hier op zijn eigen wijze behoorlijk ingewikkeld weet te zeggen, zien
we terug in de Evangeliën. Jezus, Gods zoon die het volste recht heeft om te oordelen
spreekt mensen vrij. (vb. overspelige vrouw: Ga heen en zondig niet meer). Wat wel
interessant is om te zien in het leven van Jezus dat Hij geen goed woord over heeft
voor mensen die oordelen. Mensen, zoals de farizeeërs die dachten dat ze heel wat
voorstelden scheld hij uit voor wit gepleisterde graven.
Vers 6, 7 “… het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn
werken: hun, die, in het goed doen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid
zoeken, het eeuwige leven;”
1. Hier lijkt het toch even dat het wel om goede werken gaat. Toch, als je goed leest zie
je dat Paulus iets ander bedoelt. Hij zegt dat mensen die Gods wil doen eeuwig leven
zullen ontvangen. Dat is niet in tegenspraak met zijn vorige uitspraak dat redding
alleen door geloof is (Rom 1; vers 16 en 17) Wij worden niet gered door goede
daden, maar als wij ons leven helemaal aan God toewijden, willen wij graag doen wat
hij wil. Volharden duidt hier dan ook op iemand die zijn best doet om goed te doen.
Wellicht zal hem dat niet altijd lukken, maar hij jaagt ernaar. Onze goede daden zijn
dan een dankbaar antwoord op wat God heeft gedaan en niet een voorwaarde om Zijn
genade te verdienen.
In Romeinen 2 spreekt Paulus dus wederom harde taal. Niet om te kwetsen maar om door te
dringen tot onze botte koppen dat God nu nog geduldig wacht op onze bekering. Het is nog
niet te laat om je te bekeren/ om je om te keren naar God en voortaan dicht bij Hem te leven.
Hij wil de lezers er van doordringen (dus ook ons!!) dat wij het nooit zelf in orde kunnen
maken met God. Welke rituelen je ook hebt ondergaan, of het je houden aan allerlei wetten, je
besnijdenis of je doop is, het brengt je niet dichter bij God. De handelingen zijn ceremonieel.
Het gaat erom of je hart besneden, of je hart gedoopt is. Doe je het voor God om hem te
bedanken, om je keus voor hem te laten zien, of denk je dat het ritueel je dichterbij God zal
brengen. Het gaat niet om de uiterlijkheden, maar om de gehele instelling van de mens ten
opzichte van de wil van God. Uiterlijkheden zijn leeg, God ziet het hart aan…
Trouwens, niet alleen God hoor, schijnheiligheid wordt echt wel opgemerkt en laat pijnlijke
sporen na met verstrekkende gevolgen…
Vers 24 “Want de naam van God wordt om u gelasterd onder de heidenen”
Vragen:
1. Waarom vind Paulus het zo belangrijk om niet te oordelen?
2. In het boven genoemde gedeelte uit Mattheus 23 lezen we dat Jezus de gelovigen
bedankt omdat zij in Zijn naam anderen hebben geholpen. Herken je deze houding ni
je eigen leven? Waarom wel/ niet?
3. Betrekken wij Gods geduld, vers 4, ook op onszelf? Realiseren we ons dat wij meestal
meer verbaasd zijn over Gods geduld met de zonden van anderen, dan verbaasd en
nederig door Zijn geduld met ons.
4. Hoe kan jij Gods naam hoog houden in je dagelijks leven? (n.a.v. vers 24)
Download