Lesmap Loods7try-out

advertisement
Lesmap Loods7try-out
Cacao bleu
Cacao Bleu vzw is een organisatie die artistieke dansprojecten met en voor kinderen
ontwikkelt in nauwe samenwerking met dansers, choreografen, regisseurs en cineasten die
actief zijn in het actuele hedendaagse kunstenlandschap (dans, theater en film).Uit deze
dialoog vloeien projecten van uiteenlopende aard. De voorstellingen, films en educatieve
processen zijn eigenzinnig en willen een leemte vullen in het Belgische danslandschap voor
kinderen en jongeren. De vaste waarden binnen de organisatie zijn Anne-Lore Baeckeland en
Lenneke Rasschaert die beiden zowel een artistieke dans(docent)opleiding genoten als een
pedagogisch-agogische scholing.
www.cacaobleu.be
1
1.
Contactimprovisatie met kinderen.
Vooraf.
Na een stevige opwarming heb ik een gesprek met kinderen over “communicatie”. Welke
vormen van communicatie bestaan er? Hoe communiceren we zonder woorden? Hoe
communiceren dieren?... Als we de essentie van alle communicatievormen bekijken dan zien
we dat er steeds iemand op één of andere manier een boodschap zend die de andere
ontvangt, waarna de rollen dikwijls worden omgedraaid.
Hoe zouden we met de handen kunnen communiceren?
Communiceren met je handen en. ?. . . . .
Opstelling: in tweetallen
 Kind A sluit de ogen Kind B staat achter kind A. Duwt kind B op de schouderbladen
van kind A dan stapt deze laatste naar voor. Laat Kind B de handen los dan stopt kind
A onmiddellijk met stappen.
!!!!Afspraken:
o Duwen = eerst de volledige handen op de schouderbladen leggen, dan pas
duwen.
o Duwen met de volledige handen, niet met de vingertoppen
o We laten onze partner niet tegen iemand anders aanlopen, of tegen een
muur.
o Richting wisselen gebeurt door de ene hand vooraan aan de schouder te laten
trekken terwijl de andere hand duwt op de andere schouderblad.
 Deze opdracht wordt herhaald. De kinderen blijven echter niet bij dezelfde partner.
Groep A staat verspreidt in de ruimte met de ogen gesloten. Groep B wandelt rustig
rond van de ene persoon naar de andere om deze telkens een stukje te verplaatsen .
Deze opdracht wordt afgesloten met een gesprekje over hoe de verschillende
handen aanvoelen.
 De kinderen gaan terug in tweetallen staan. De opdracht wordt herhaald. De
kinderen zoeken uit hoe ze met verschillende lichaamsdelen de andere kunnen
wegduwen.
 De kinderen met de ogen gesloten proberen te voelen waar en in welke richting ze
geduwd worden om deze impuls te gebruiken als aanzet voor een beweging.
2
Receptief worden voor de impulsen van de andere
Om de impulsen van anderen te kunnen voelen en interpreteren is het belangrijk dat het
lichaam niet helemaal in spanning staat noch helemaal ontspannen is. In de hiernavolgende
opdrachten zoeken de kinderen de uitersten om uiteindelijk de middenweg te voelen.
 De kinderen liggen op de grond, op het teken van de docent spannen de kinderen alle
spieren op.
 Eén kind ligt op de grond helemaal opgespannen. De hele groep draagt het kind naar
de overkant van de zaal.
 De kinderen staan per twee. Kind A is helemaal opgespannen. Kind B probeert Kind A
te manipuleren en in een andere houding te plaatsen.
 De kinderen staan verspreid in de ruimte; de docent heeft een doek bij. De docent
danst met het doek. De kinderen imiteren de bewegingen van het doek.
 De kinderen dansen vrij rond in de ruimte roept de docent “SPANNING” dan dansen
de kinderen met gespannen spieren. Bij “ONTSPANNING” zwaaien, fladderen en
vallen ze door de ruimte.
Basisopdracht contactimprovisatie
Vooropdracht: Kind A maakt een ludieke stoel, zetel of tafel waarop kind B ontspannen mag
zitten. Eénmaal Kind B helemaal ontspannen is ontspant kind A zich, waardoor beiden
geleidelijk naar de grond zakken en rollen.
Extra: Kind A maakt een stoel waarop Kind B gaat zitten. Vervolgens proberen te te wisselen
van rol zonder lichaamscontact te verliezen.
 De kinderen staan in duo’s voor elkaar. Op het teken van de docent gaan de kinderen
in een houding staan met gespannen spieren en vervolgens helemaal ontspannen om
de middenweg te vinden.
 Kind A geeft een impuls aan kind B maar laat deze niet los. Kind B laat een beweging
ontstaan vanuit deze impuls en geeft op zijn beurt een impuls aan kind A.
Basisoefeningen contactimprovisatie
Praktijk in de vorming
3
2.
Snake in Swimmingpool
In het midden van de film glijden kinderen over de vloer, ze gaan in interactie met elkaar of
volgen elkaar.
Om kinderen soortgelijke improvisatie te kunnen laten uitvoeren laat ik de kinderen
verschillende
bewegingssystemen
ontwikkelen.
Vervolgens
krijgen
ze
improvisatieopdrachten waarbij ze uitgedaagd worden een mix te maken van de eigen
gemaakte bewegingssystemen. Het uiteindelijk resultaat hangt af van de keuze van de
bewegingssystemen en de onbewuste voorkeuren van het kind.
Het idee om op een soortgelijke manier te werken is gegroeid vanuit de volgende
observaties:
- als ik kinderen bewegingsfrases aanleer dan wordt dansmateriaal aangereikt dat niet
bij ieder kind tot zijn recht komt, kinderen hebben verschillende structuren van
lichamen en eigen voorkeuren.
- Als meisjes over het algemeen zelf dansfrases maken, worden de bewegingen op een
hele mentale manier uitgevoerd en ziet het dansmateriaal er heel “bedacht” uit.
- Als jongens dansfrases maken dan ziet het er minder bedacht uit, maar ook veel
minder precies, het zijn een aaneenschakeling van grove bewegingen.
- Als ik kinderen laat improviseren vanuit een idee, een verhaal, dan komen de
kinderen tot mooie staaltjes improvisatie, wat waardevol is voor hun zelfontwikkeling
als persoon, maar danstechnisch staan deze improvisaties op losse schroeven.
Met mijn onderzoekje “the snake in the swimming pool” wou ik op zoek gaan hoe ik
kinderen kan laten improviseren met danstechnische tools die hen ondersteunen en niet
blokkeren. Kinderen hebben onbewust heel wat capaciteiten die via de mentale weg niet tot
hun recht komen.
Om een antwoord te vinden op mijn vragen ging ik eerst te rade in een aantal boeken over
creatief denken. We lezen vanuit hersenonderzoek van de laatste 20 jaar dat denken en
leren in de hersenen op verschillende manieren kan verlopen. Als ik het woord “denken”
vervang door “bewegen” dan kom ik tot de volgende bevestiging:
“Onze hersenen bestaan uit miljoenen neuronen, bij het ontstaan van een nieuw
denkpatroon (bewegingspatroon) gaan neuronen zich fysiek verbinden door het ontwikkelen
van axonen. Een kind dat een bewegingsfrase aangeleert verbindt in de hersenen de nodige
neuronen om de volgorde van de bewegingen te kunnen uitvoeren. Hoe meer deze
bewegingsvolgorde wordt uigevoerd, hoe sterker de verbinding tussen de desbetreffende
neuronen. Vandaar is het heel belangrijk dat fouten in bewegingscombinaties, vroegtijdig
worden opgespoord, want het afbreken van deze verbindingen is moeilijker dan nieuwe
aanmaken. Creatief denken (versus improviseren in dans), is
een geheel van
bewegingsattitudes, vaardigheden en technieken die de kans op patroondoorbreking, het
leggen van nieuwe verbindingen in onze hersenen vergroten.”
Uit Igor Byttebier “Creativiteit Hoe? Zo!
4
Bewegingsopdrachten die een kind uitdagen om bewegingspatronen te doorbreken:
- opleggen van een beperking;
- het vertalen van een beweging naar een ander lichaamsdeel;
- verder ontwikkelen van de verbeelding;
- twee bewegingen simultaan verbinden;
- ....
Voor de “The snake in the swimming pool” koos ik voor een middenweg tussen vaste
bewegingspatronen, de kinderen werden vervolgens getraind om deze bewegingspatronen
voorturend te doorbreken en op verschillende manieren toe te passen. Ik maakte ook
gebruik van de kinetische herinnering of, anders uitgedrukt, de sporen van een ervaring.
De gebruikte bewegingssystemen en/of leersystemen:
1. Aanleren vloercombinaties
2. Bewustwording van de beweging van de ruggenwervels
3. Het bewust worden van de kinetische ruimte rond het lichaam.
4. Dansen geïnitieerd vanuit verschillende lichaamsdelen.
5. Kinderen te confronteren met volwassen dansers waarbij ze onbewust gebruik
maken van imitatie of levende inspiratie
Aanleren van vloercombinaties
Gedurende de werkweken werd steeds een deel van de tijd gebruikt aan het eigen maken
van vloercombinaties. De meeste vloercombinaties zijn geïnspireerd uit “Flying Low” van
David Zambrano.
“Flying Low” is een danstechniek, ontstaan uit Feldenkreiss en Release-technieken,
die op hun beurt gebaseerd zijn op de natuurlijke bewegingssystemen van het kleine
kind en van dieren. Jonge kinderen hebben van nature voeling met deze
bewegingsvormen; het is vrij eenvoudig om deze techniek verder te ontwikkelen bij
kinderen.
Bewustwording van de wervelkolom
 Yoga-oefeningen waarbij de ruggenwervels gemobiliseerd worden.
 Bewegingsonderzoek waarbij de voeten vastgekleefd zijn.
 Bekijken van de bewegingen van de slang en van de salamander, waarbij de
kronkelbeweging heel duidelijk te zien zijn.
 Bestuderen van de wervelkolom. (bekijken skelet, voelen van de ruggenwervels bij
elkaar, het tekenen met een schminkstift van de ruggenwervels op de rug);
 De kinderen kregen plakband op de rug gekleefd en kregen de volgende
opdrachten:
- zoek alle mogelijke bewegingen vanuit je rug op je plaats;
- beweeg vanuit je enkel hoofd, enkel vanuit de coccys;
- zoek alle bewegingen voor en achter alsof je tussen twee zijwaartse muren zit;
- 1 danst en 1 houdt een hand op onderrug en een hand in de nek;
5
- 1 danst, stopt de muziek dan blijft deze in een houding staan, de tweede strijkt met
zijn/haar hand over de ruggenwervel;
- De kinderen dansen, bij een stop proberen ze zich de positie van de ruggenwervels visueel
voor te stellen. Ze stappen uit zichzelf en tekenen de ruggenwervels.
Bewustwording kinetische ruimte
 Stappen door de ruimte, stappen met het bewustzijn dat de ruimte achter je groter
wordt, de ruimte voor je kleiner wordt; tijdens het stappen of het rennen steeds
twee personen in het vizier nemen waartussen je probeert te stappen. Iemand
volgen of je eigen weg gaan, stoppen, je ogen dicht doen en je inbeelden wie waar
staat in de ruimte, naar iemand toestappen, draaien en achterwaarts verder stappen
(beide blijven naar elkaar kijken),....
 Met twee stappen en gelijke afstanden houden van elkaar, idem met drie, vier,....
 1 danst; bij een stop omlijnt 2 de contouren met toppen van de vingers. Dansen in
tweetallen waarbij houdingen/bewegingen worden gemaakt in de negatieve ruimtes.
 Bewegen vanuit de idee van water of luchtverplaatsingen waarbij 1 een impuls geeft
waarbij de tweede op afstand reageert.
 Uit deze laatste opdracht ontstaat de benaming “Swimmingpool”. Als ééntje in het
zwembad spring vliegen anderen omhoog. Als iemand water verplaatst of beweegt is
dat voor anderen voelbaar.
Dansen geïnitieerd vanuit verschillende lichaamsdelen
Klassieke opbouw in tweetallen
 Ontspanningsoefeningen;
 Per twee, A tikt (steeds met één hand) een lichaamsdeel van B, vervolgens verplaatst
A zichzelf en de hand in de ruimte. B danst vanuit het aangetikte lichaamsdeel naar
de hand van A.
 Variatie: A toont na het aantikken een bewegings-verloop dat B vervolgens probeert
te volgen. (Een stippenlijn, een kronkelweg, van hoog naar laag, etc)
Individuele oefeningen
 Je hand gaat zijn eigen weg, het lichaam volgt de beweging van de hand alsof het de
staart is. (visueel idee van een vis met een hele grote staart, of een pauw, etc)
 Idem met andere lichaamsdelen.
 Afwisselen van lichaamsdelen.
Kijken naar dans en dansen met volwassen dansers
De idee om kinderen en volwassen dansers te laten samen dansen is ontstaan uit mijn
ervaring in Afrika en Cuba. In Afrika is dans alomtegenwoordig. Zoals kinderen een taal
leren door imitatie van klanken en geluiden uit de omgeving, leren kinderen ook dansen.
Tot mijn eigen verbijstering heb ik kinderen heel complexe bewegingen zien uitvoeren die
onmogelijk zijn aangeleerd via de analytische mentale weg. Dit heeft mij aangezet om af en
toe alle methodische en didactische systemen overboord te gooien en kinderen heel veel
te laten kijken naar dans en te confronteren met professionele dansers.
6
Combinatie van de 5 systemen
Na het uitvoerig werken aan deze vijf benaderingen werden improvisatieopdrachten
uitgevoerd waarbij twee gecombineerd werden.
- De ruimte werd vol met dozen gezet. De kinderen werd gevraagd om vanuit de
ruggenwervels te bewegen, soms stops te maken (zoals een slang wacht op haar
prooi) en dan vanuit één van de lichaamsdelen een plotse aanval te doen.
- Maak duetten waarbij het aangeleerde bewegingsmateriaal boven en onder elkaar
wordt uitgevoerd.
- Op de vloer wordt een vierkant getekend. De kinderen dansen alsof ze samen in het
zwembad zitten, impulsen van de ene zijn aanzetten voor de andere.
- Elke vorm van (spel)opdrachten die de kinderen zelf voorstellen hebben we
geïntegreerd.
3.
Communiceren in beweging (body-talking)
Benodigdheden:
 Muziek
 Indien gewenst een aantal prenten van het internet met handinstructies dovengebarentaal of hand mantra’s.
 Indien gewenst: YouTube fragment gebarentaal
Doelstellingen:
 De kinderen maken kennis met de basiselementen van dans: differentiatie in
tijdsgebruik, differentiatie in krachtgebruik en ruimtegebruik.
 De kinderen dansen met vraag en antwoord.
 De kinderen leren op een natuurlijke wijze dansbewegingen fraseren.
Inleiding.
De kinderen staan in een kring:
De begeleider buigt naar voor of doet een stap naar voor en maakt een geluid. De kinderen
imiteren het geluid in hun antwoord. Het geluid kan gepaard gaan met eenvoudige
gesticulaties van de handen (wijzen, schouders op en neer, hand op hoofd etc…)
 gromgeluid, een kreet, gefluister, gezang van hoog naar laag, dierengeluiden
 het spel eindigt met zinnetjes in de jabbertaal ( een zelfverzonnen taal).
Van spreken naar bewegen
De kinderen staan in tweetallen en hebben een gesprek in de jabbertaal.
 Om de kinderen te helpen in het overwinnen van de eerste schroom is het handig dat
de spelleider samen met een kind een demonstratie geeft.
! Vooraf wordt duidelijk afgesproken dat beide kinderen niet tegelijkertijd spreken. De ene
spreekt, de andere luistert.
! Bij het uitvoeren van de opdracht gebeurt het heel vaak dat kinderen enkel schreeuwen.
7
Via een groepsgesprek onderzoeken de kinderen wat de verschillende manieren zijn waarop
je iets kan vertellen aan de andere: fluisteren, zingen, roddelen, commando geven,
vriendelijk vragen, stotteren,...Nadien wordt de opdracht herhaald met de uitdaging de
verschillende nuances te gebruiken.
In een kring: De groep heeft een gesprekje over gebarentaal, hierbij kan een videofragment
handig zijn om het gesprek te specificeren.
 Een van de belangrijke kenmerken van gebarentaal is de precisie waarmee de
doventolk te werk gaat. De kinderen staan vervolgens in tweetallen en illustreren hun
jabbergesprek met een jabbergebarentaal. Eventueel bij oudere kinderen kan er
gewerkt worden met jabbertolken.
De opdracht wordt herhaald zonder geluid. Hierbij komt muziek op de achtergrond.
De kinderen worden stap voor stap uitgedaagd om....
 hun hele lichaam te gebruiken;
 te stoppen in een eindhouding als de beweging is geëindigd;
 bewegingen te variëren zoals ze vooraf hun jabbertaal hebben gevarieerd: Roepen
versus groot bewegen, fluisteren versus klein bewegen, commando geven versus
krachtig bewegen, zingen versus lyrisch bewegen,...
 te kijken naar de bewegingen van de gesprekspartners, sommige bewegingen over te
nemen om die te vervormen en te gebruiken in het antwoord.
 de beweging af te ronden na 2 maten in de muziek.
Een handige manier om deze oefening te organiseren in de ruimte is in twee lange rijen
tegenover elkaar te staan. Telkens na een aantal opdrachten word er doorgeschoven. Op die
manier kunnen de kinderen met verschillende andere kinderen een dialoog hebben.
Over imiteren en transformeren.
De kinderen staan in viertallen. Twee kinderen staan tegenover elkaar en achter ieder kind
staat een ander kind. De binnenste kinderen zijn de gesprekspartners en hebben een
gesprek in bewegingstaal, de buitenste kinderen imiteren en transformeren op de volgende
wijze: (steeds met wisselende rollen)
 Imiteer de persoon voor u;
 Wat de handen doen probeer je met de benen te imiteren
 Imiteer liggend op de grond
 Maak een imitatie met uitvergrote bewegingen
 Neem één beweging eruit en herhaal die voortdurend tot je een andere beweging
oppikt.
8
4. Tot slot:
Het bijbrengen van de danstechnische en creatieve vaardigheden kan niet gebeuren zonder
een combinatie van:
-
Gezonde discipline en regelmaat;
Humor;
Kans geven aan ontsporingen;
Kinderen vrije tijd geven waarin ze zelf invullen wat ze doen;
Veel spelen;
Voldoende spelelementen en uitdaging;
Een gezonde groepsdynamica;
Respect, de kinderen beschouwen als volwaardige dansers, kinderen
verantwoordelijkheid geven;
Ieder kind beschouwen als een uniek wezen.
Kinderen voortdurend aan herinneren dat ze een deel zijn van een geheel en
verantwoordelijk zijn voor het geheel;
Bewondering en liefde (klinkt pathetisch, maar kinderen moeten het gevoel hebben
dat je hen graag ziet, dat je 100 procent achter hen staat en dat ze niet kunnen falen)
Cacao Bleu wenst je veel plezier met deze lesmap!
9
Download