N4H-K2-wb totaal

advertisement
K2 Technische automatisering
Meten en regelen | Havo
Werkblad opgave 1
Automatische systemen om je heen
In jouw omgeving zijn diverse automatische systemen aanwezig. Voor een
smartphone en tablet zijn diverse apps gemaakt waarmee je meer kunt dan
telefoneren of internet gebruiken.
1. Je kunt de sterrenhemel bekijken (figuur 1) door een tablet op een deel van
de hemel te richten. En naar beneden gericht zie je zelfs de zuidelijke
sterrenhemel boven Nieuw Zeeland. Welk onderdeel moet dan in je tablet zitten
en hoe werkt dat?
2. Op veel smartphones zit een gps-ontvanger, waarmee je nauwkeurig kunt
navigeren. Leg uit waarom er in het apparaat dan wel een goede rekenmachine
moet zitten.
3. Sommige stoplichten voor fietsers gaan alleen op groen als er een fiets voor
de stopstreep staat en niet als er een voetganger wil oversteken. Hoe werkt dit
systeem globaal?
Figuur 1: sterrenhemel in Nieuw
Zeeland
4. Automatische tuinlamp
Op de foto (figuur 2) zie je een automatische tuinlamp, zoals je die in veel
winkels kunt kopen. De lamp heeft geen elektrische voeding (adapter) nodig. Als
je de lamp in de tuin zet, doet hij het ’s avonds als het donker wordt. Nadeel is
wel dat de lamp weinig licht geeft.
De automatische schakeling bestaat uit vijf onderdelen (draadjes niet
meegerekend). Op de foto zie je de lamp en de zonnecel.
a. Welke drie andere onderdelen moeten er in de elektrische schakeling van de
tuinlamp zitten?
Bij deze lamp kun je ook instellen hoe donker het moet zijn voordat de lamp gaat
branden.
b. Hoe zorgt de schakeling ervoor dat de lamp op het juiste moment gaat
branden?
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 1 van 14
K2 Technische automatisering
Meten en regelen | Havo
Werkblad opgave 2
1 Introductie
Invoer op het systeembord
Je gaat met behulp van een voltmeter de onderdelen bij de ‘invoer’ van het
systeembord onderzoeken. Op het bord is dat het linkerdeel. Voorlopig sla je de
sensoraansluiting even over.
Alle onderdelen in het systeembord zijn aan één zijde met elkaar verbonden en
ook met alle zwarte bussen (met het teken van aarde). Sluit de voltmeter met de
minkant aan op één van deze zwarte bussen van het bord en laat dat verder zo
zitten. Nu zijn alle onderdelen éénzijdig met de voltmeter verbonden. Controleer
of de voltmeter op gelijkspanning (DC) staat ingesteld.
Figuur 1 Systeembord
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 2 van 14
1
Drukschakelaar
Verbind de gele bus op het systeembord met de rode bus van de voltmeter.

Figuur 2 Drukschakelaar
Meet de spanning van een ingedrukte schakelaar.

Uit: ………. V
Aan: ………. V
2
Variabele spanningsbron
Sluit de voltmeter aan op de variabele spanningsbron. Kijk naar de uitslag van
de voltmeter, terwijl je de knop rustig van 0 tot 5 V en weer terug naar 0 V draait.
Figuur 3 Variabele spanningsbron

Leg uit wat je waarneemt.
3
Pulsgenerator
Zet de draaiknop op 1 Hz en sluit de voltmeter aan op de gele bus.


Wat geeft de voltmeter aan? Leg uit wat er gebeurt.
Draai de knop van 1 naar 5 Hz. Verklaar wat er verandert aan de uitslag van
de voltmeter.
Conclusie:
Figuur 4 Pulsgenerator
De hoogst gemeten spanning is ………. V. Dit heet de werkspanning.
De spanning van de componenten varieert tussen de waarden ………. V en
………. V.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 3 van 14
2 Signalen en sensoren
Op het bord zitten aansluitingen voor twee sensoren.
Een geluidsensor is ingebouwd.
4
Werkspanning van de sensor
Meet de spanning op de rode bus van het systeembord bij ‘sensor’.
Figuur 5 Aansluiting voor een sensor

Wat valt je op als je de gemeten spanning vergelijkt met de eerste drie
onderdelen ?
5
Temperatuursensor
Sluit een temperatuursensor aan. Meet met de voltmeter de uitgangsspanning
(gele bus, rechts) bij kamertemperatuur.
Verwarm de sensor met je handen of onder je oksel en kijk wat er met de
spanning gebeurt.
Figuur 6 Een temperatuursensor

De spanning verandert van ………. V naar ………. V.

Als de temperatuur toeneemt, neemt de sensorspanning dus ……….
6
Geluidsensor
In het bord zit een geluidsensor (microfoon). De sensor reageert onder andere
op tikken op het bord. Sluit de voltmeter aan en tik een paar keer op het bord.

Tussen welke waarden verandert de spanning daarbij?
Figuur 7 Een geluidsensor is ingebouwd.
7
Temperatuursensor ijken
Van een temperatuursensor bepaal je het meetbereik en de gevoeligheid.
De metingen doe je bij temperaturen van ongeveer 0 tot 60 °C.
Je kunt de sensor aansluiten op een systeembord. De spanning op het bord
tussen de rode en zwarte bus is automatisch 5,0 V. Sluit de sensor hierop aan.
Met de voltmeter kun je nu de sensorspanning meten.
Gebruik een gewone (alcohol)thermometer en doe minimaal vijf metingen:
bij water direct uit de kraan, ijswater, water van ongeveer 40, 60 en 80 °C.




Zet de meetresultaten in een tabel.
Maak een diagram van de sensorspanning tegen de temperatuur.
Bepaal uit het diagram het bereik van de sensor.
Bepaal uit het diagram de gevoeligheid van de sensor bij kamertemperatuur.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 4 van 14
8
De bouw van een temperatuursensor
Een sensor bestaat vaak uit twee weerstanden in serie, één weerstand die niet
van de temperatuur afhangt en één weerstand die wel verandert met de
temperatuur. De aansluiting zie je in figuur 8. De rode en zwarte draden worden
verbonden met de 5,0 V van het systeembord.
De uitgangsspanning is de spanning tussen de gele draad en de zwarte draad
(aarde). Zie voor de schakeling figuur 9.
Figuur 8 Sensoraansluitingen
Je gebruikt bij de volgende opdracht een stroommeter en een bekerglas met
warm water. Maak vooraf een meetplan: wat ga je meten en waarom?
Geef aan de hand van minimaal twee metingen een antwoord op de volgende
twee vragen.


Is R1 of R2 de temperatuurgevoelige weerstand?
Is de temperatuurgevoelige weerstand een NTC of een PTC?
9
Bouw zelf een lichtsensor
Met een LDR in serie met een vaste weerstand maak je een lichtgevoelige
sensor (zie ook opgave 27 uit het boek).
Meet met een multimeter de weerstand van de LDR:
 in het volle licht (dat bijvoorbeeld van buiten komt of van een sterke lamp);
 als de LDR is afgedekt.
Figuur 9 Sensoropbouw
Kies nu een vaste weerstand R die minimaal 1,5 × de weerstand is van de LDR
bij gematigd licht en bouw de schakeling van figuur 9. Hierbij is de
uitgangsspanning (tussen de gele en zwarte aansluiting) minstens 3 V als de
LDR door een lampje op enige afstand wordt beschenen. Voor een grotere
afstand mag je een kleine laser gebruiken. Als iemand de bundel onderbreekt,
moet de spanning tot onder 1 V dalen.

Verklaar je keuze voor de waarde van R en maak een kort verslag van je
metingen.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 5 van 14
3
Automaten bouwen
Verwerkers
Je onderzoekt eerst de werking van de verwerkers in het middengedeelte van
het systeembord, voordat je automaten gaat bouwen.
10
Comparator
Verbind de variabele spanningsbron met de ingang van de comparator en sluit
een led aan op de uitgang. Zet de referentiespanning op 3,0 V. Draai de
variabele spanning langzaam omhoog van 0 naar 5,0 V en weer langzaam terug
naar 0 V.
Figuur 10
Comparator


Noteer bij welke spanning de led brandt.
Omschrijf de werking van de comparator.
11
Invertor
Verbind de ingang van de invertor met een drukschakelaar en de uitgang met
een led.

Figuur 11
Omschrijf kort de werking van de invertor.
Invertor
12
EN-poort
Je moet beide ingangen van een EN-poort onafhankelijk van elkaar hoog en/of
laag kunnen maken met schakelaars. Sluit de uitgang aan op de led. Druk eerst
alleen de bovenste schakelaar in, vervolgens alleen de onderste en ten slotte
allebei.
Figuur 12


EN-poort
Figuur 13
Wanneer geeft een EN-poort een hoog signaal af?
Vul de waarheidstabel van figuur 13 in: 0 is laag, 1 is hoog.
Ingang 1
Ingang 2
0
0
0
1
1
0
1
1
© ThiemeMeulenhoff bv
Uitgang
Conceptversie
Pagina 6 van 14
13
OF-poort
Maak de aansluitingen zoals bij de EN-poort. Onderzoek hoe de OF-poort
reageert op het indrukken van de schakelaars.


Figuur 14
OF-poort
Wanneer geeft een OF-poort een hoog signaal af?
Vul de waarheidstabel van figuur 15 in: 0 is laag, 1 is hoog.
Ingang 1
Ingang 2
0
0
0
1
1
0
1
1
Uitgang
Figuur 15
14
Geheugencel
De geheugencel heeft twee ingangen: de set- en de reset-ingang. Verbind de
twee drukschakelaars met de set en de reset en verbind de uitgang met de led.
Figuur 16
Geheugencel







Druk op de schakelaar van reset. Brandt de led?
Druk even op de schakelaar van set. Gaat de led aan of uit?
Druk even op de schakelaar van reset. Gaat de led aan of uit?
Kun je met set de led aan of uit schakelen, of beide?
Kun je met reset de led aan of uit schakelen, of beide?
Leg de werking van de geheugencel uit.
Waarom wordt deze bouwsteen een geheugencel genoemd?
In het diagram van figuur 17 wordt aangegeven wanneer de set en wanneer de
reset wordt ingedrukt en weer losgelaten.


Figuur 17
Teken in hetzelfde diagram wanneer de led brandt en wanneer niet.
Controleer je antwoord door de proef uit te voeren.
Als je in een schakeling de geheugencel gebruikt, druk dan voor het gebruik
eerst de reset-knop in!
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 7 van 14
15
Pulsenteller
Verbind een drukschakelaar met de ingang telpulsen.

Figuur 18
decimaal
0
1
Pulsenteller
binair
Sluit elk van de uitgangen 1, 2, 4 en 8 aan op een led. Zie figuur 18.
De aan/uit-verbinding hoeft niet verbonden te zijn, want de teller is in deze stand
aan.
Reset de teller.



Bij welke tellerstanden brandt de led die is aangesloten op 2?
Welke leds branden als de teller op 7 staat?
Vul de tabel van figuur 19 in. De leds geven de getallen 0 tot en met 9 binair
weer.
0001
Verbind nu de uitgang 8 met de reset van de pulsenteller.
2
3

4
5
6
7
Verklaar wat er hierdoor verandert.
Automaten bouwen
Je gaat nu zelf automaten bouwen op het systeembord.
8
9
16
Zonwering
Een school laat de zonwering zakken als de zon schijnt en het niet te hard waait.
In je boek staat een voorbeeld van een zonwering. Maak de schakeling van
figuur 20 en controleer de werking. Gebruik voor de lichtsensor en de
windsensor een drukknop en voor de zonwering een led.
Figuur 19




Figuur 20
Druk een aantal keren op de drukschakelaar en beschrijf wat er gebeurt.
Zonwering
Leg uit waardoor de zonwering niet zakt als het te hard waait, of de zon nu
schijnt of niet. Doe dit door bij elke poort na te gaan wat de poort in die
situatie doet.
Leg uit waardoor de zonwering zakt als het niet te hard waait en de zon
schijnt. Doe dit weer door bij elke poort na te gaan wat de poort in die situatie
doet.
17
Aan en uit schakelen
Gebruik bij deze opdracht alleen twee drukknoppen, een geheugencel, een
pulsenteller en een led om de volgende twee schakelingen te maken.



Een led wordt door een drukknop blijvend aangezet en via de tweede
drukknop weer uitgezet.
Een led wordt door een drukknop blijvend aangezet en via dezelfde drukknop
weer uitgezet.
Teken de twee schema’s en controleer daarna de werking met het
systeembord.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 8 van 14
18
Knipperlicht
Met een geheugencel, pulsgenerator en pulsenteller kun je een knipperlicht
bouwen waarvan de frequentie kan variëren van 1 tot 10 Hz (zie figuur 21). Het
knipperlicht kun je handmatig in en uit schakelen. Bouw de schakeling en
controleer de werking.


Leg uit waardoor de led knippert als de bovenste schakelaar even wordt
ingedrukt.
Leg uit waardoor de led stopt met knipperen als de onderste schakelaar even
wordt ingedrukt.
Figuur 21 Knipperlicht
19
Buitenlamp
Een buitenlamp moet aangaan als een warmtebron (persoon) in de buurt komt
en als het buiten donker is. De lamp is voorzien van een IR-sensor en een
lichtsensor. De lichtsensor is hoog (1) als het licht is en de IR-sensor is hoog als
er een warmtebron in de buurt is. De lamp brandt als het systeem een hoge
uitgang heeft.

Figuur 22 XOF-poort

Ingang 1
Ingang 2
0
0
0
1
1
0
1
1
Ontwerp een systeem dat aan de genoemde eisen voldoet en controleer
daarna de schakeling met het systeembord. Neem voor de lichtsensor de
variabele spanningsbron en voor de warmtebron een drukschakelaar.
Leg uit waardoor de lamp aangaat als in het donker iemand in de buurt is
van de lamp.
Uitgang
Figuur 23 Waarheidstabel XOF-poort
20
XOF-poort
Er zijn ook nog poorten die niet op het systeembord voorkomen, zoals de XOFpoort, een afkorting van eXclusieve OF-poort. Een XOF is ook samen te stellen
uit andere poorten (zie figuur 22).
 Schakel twee systeemborden aan elkaar door een snoer tussen een zwarte
bus van het ene en een zwarte bus van het andere systeembord. Bouw de
schakeling van figuur 22 en vul de waarheidstabel van figuur 23 in.
 Wat is het verschil met de OF-poort?
 Verklaar de naam ‘exclusieve OF-poort’.
21
Gordel om!
In een auto is een systeem ingebouwd dat waarschuwt als de bestuurder zijn
gordel niet om heeft. Het systeem heeft drie sensoren: een sensor die een hoog
signaal geeft als de bestuurder in de stoel zit, een sensor die een hoog signaal
geeft als de gordel in de houder zit en een sensor die een hoog signaal geeft als
de snelheid boven 30 km/h komt. Verder heeft het systeem als uitvoer een
waarschuwingslampje en een geluidssignaal. Het lampje gaat branden, zodra de
bestuurder in de stoel zit en de gordel niet om heeft. Het geluidssignaal gaat
klinken, als hij de gordel niet om heeft en bovendien de snelheid groter is dan 30
km/h. Neem 1,5 V als referentiespanning voor 30 km/h. Gebruik als
snelheidssensor de variabele spanningsbron.
Figuur 24 Gordel om!

Bouw de schakeling en controleer de werking.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 9 van 14
22
Schakelklok
Een schakelklok is een schakeling waarbij in vaste tijdsintervallen bepaalde
handelingen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: op tijdstip t = 0 druk je op de knop
bij een oversteekplaats. Op t = 4 s springt het verkeerslicht voor de auto’s op
rood, op t = 6 s springt het voetgangerslicht op groen. En op t = 8 s gaan beide
lichten weer uit.

Bouw deze schakeling en controleer de werking.
In werkelijkheid is 2 s oversteektijd voor voetgangers te weinig.

Wat kun je in de schakeling veranderen om de oversteektijd 20 s te maken?
Figuur 25 Schakelklok
23
Welke poort?
Met behulp van een EN-poort of OF-poort en een invertor (zie figuur 27) kun je
van twee ingangssignalen X en Y één uitgangssignaal Z maken. De signalen zijn
in figuur 26 getekend. Teken de schakeling met de juiste poort en de invertor. Je
kunt als hulpmiddel eerst een waarheidstabel maken.

Figuur 27 Welke schakeling?
Figuur 26 Welke poort?
Figuur 28 De voorzitter gaat voor.
Teken de schakeling en controleer daarna je antwoord met het systeembord.
24
De voorzitter gaat voor
Tijdens de vergadering is er een microfoon op de tafel van de voorzitter en zijn
er enkele microfoons in de zaal als interruptiemicrofoon. Om bij dreigende chaos
of ruzie in te kunnen grijpen heeft de voorzitter een microfoon die altijd voorrang
heeft. Wanneer hij zijn knop indrukt, worden alle andere microfoons
uitgeschakeld. Via een led moet een spreker of de voorzitter kunnen zien welke
microfoon ingeschakeld is. Als er geen knop is ingedrukt, mag er ook geen led
branden.

Teken de schakeling en controleer de werking ervan door het te bouwen op
een systeembord.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 10 van 14
25
Een energiezuinige roltrap
Sommige roltrappen draaien continu, maar dat is eigenlijk bijna nooit nodig. Om
iemand naar de volgende verdieping te brengen is 6 s nodig. Als er niemand
omhoog wil, kan de roltrap stilstaan.
Figuur 29 Energiezuinige roltrap
Je moet een schakeling ontwerpen die ervoor zorgt dat de roltrap:
• 8 s draait nadat iemand een lichtsluis aan het begin van de trap passeert;
• door blijft draaien (en opnieuw begint met tellen) als er binnen die 8 s een
tweede persoon de lichtsluis passeert;
• voor een tweede, derde of … persoon weer 8 s draait.
Teken een schakeling die aan deze eisen voldoet. Gebruik componenten uit
figuur 29. De led brandt als de motor draait.

Teken de schakeling, controleer je antwoord en leg de schakeling uit.
Bij de volgende twee opdrachten is gegeven welke onderdelen je moet
gebruiken. Maak de schakelingen eerst op papier, controleer daarna op het
systeembord of de schakeling werkt en leg de schakeling uit.
26
Een stil alarm
Maak een alarm dat reageert op geluid. Als het alarm afgaat, begint er ergens
anders in het gebouw een licht te knipperen met een periode van 8 s. Het licht
gaat 4 s aan, 4 s uit, enzovoort. Een drukschakelaar moet het alarm weer uit
kunnen zetten.
Figuur 30 Een stil alarm
27
Gangverlichting
De gangverlichting moet aanspringen als in het donker iemand in de gang loopt.
Voor de lichtsensor mag je de variabele spanningsbron gebruiken. Bij een
spanning onder 1,0 V is het donker. De bewegingssensor mag je imiteren door
de geluidsensor. Als je er op tikt, simuleert dat de beweging. De led stelt de
lamp voor. Als er 8 s geen beweging meer is waargenomen, moet de lamp weer
uit gaan.
Figuur 31 Gangverlichting
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 11 van 14
28
Onderzoek de AD-omzetter
(facultatief)
Sluit de variabele spanningsbron aan op de ingang van de AD-omzetter (zie
figuur 32). Sluit de vier uitgangen van de AD-omzetter aan op de vier leds. Draai
de spanning langzaam op. Vergelijk het branden van de leds met het binaire
tellen.



Bij welke spanning gaan de leds branden die horen bij het decimale getal 12
(8 + 4)?
Wat is de binaire code van 12?
Wat is de stapgrootte? Dus bij hoeveel meer spanning gaat de teller één
omhoog?
Figuur 32 AD-omzetter
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 12 van 14
4
Ontwerpopdrachten
Je kunt kiezen uit de volgende ontwerpopdrachten met een oplopende
moeilijkheidsgraad. Teken eerst het ontwerp en controleer dan de werking op
het systeembord.
29
Winkelbel
Als een klant een winkel binnenkomt, gaat automatisch de winkelbel even
rinkelen. Gebruik de variabele spanningsbron als lichtsensor en de zoemer als
winkelbel. Gebruik de teller als secondeklok die na een tijdsduur van 2 s de
zoemer uitschakelt. Zorg ervoor dat de teller dan stopt en weer op nul wordt
gezet.
30
Rookmelder
Een rookmelder moet bij te veel rook direct een alarm laten afgaan. De
rookmelder moet ook met een drukknop getest kunnen worden. Gebruik de
variabele spanningsbron als rooksensor die bij ‘te veel rook’ een signaal van
4,0 V afgeeft.
De rookmelder van deze opdracht geeft vaak vals alarm, bijvoorbeeld als er
sigarettenrook in de rookmelder geblazen wordt. Dit probleem kan worden
opgelost door het alarm pas te laten afgaan, nadat er 4 s lang rook is
gesignaleerd.
31
Schoolbel
De schoolbel rinkelt steeds 6 s nadat er aan het eind van een lesuur even op
een knop gedrukt is.
32
Zwembad
Aan het water in een zwembad wordt onder andere de volgende eis gesteld: er
mogen (per uur) in 1 m3 water maximaal 7 vuildeeltjes zitten (haarbandjes,
pleisters, boombladeren enzovoort). Om dit te controleren is een buis in het
water geplaatst. Door deze buis stroomt 1 m3 water per uur. Met een lichtsensor
kan het aantal vuildeeltjes worden geteld. Als er per uur meer dan 7 vuildeeltjes
geteld zijn, moet een controlelampje gaan branden. Gebruik de variabele
spanningsbron als lichtsensor, die bij afwezigheid van een vuildeeltje een
signaal van 2,5 V afgeeft.
33
Luchtsluis
In sommige ziekenhuizen bevindt zich bij de ingang van bepaalde afdelingen
een luchtsluis. Je loopt dan door twee achter elkaar geplaatste deuren. Als je de
eerste deur opent, passeer je een lichtsensor. Daardoor gaat de tweede deur
met een elektromagneet even op slot. Je moet dus wachten, voordat je de
tweede deur kunt openen. Gebruik de variabele spanningsbron als lichtsensor.
Gebruik een led als elektromagneet. Zorg ervoor dat de tweede deur 8 s lang op
slot blijft zitten.
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 13 van 14
34
Föhn
Een föhn heeft een drukknop voor het inschakelen en een andere drukknop voor
het uitschakelen van het apparaat. Als de föhn is ingeschakeld, moet er een
signaallampje branden. De föhn moet beveiligd zijn tegen oververhitting: de
temperatuur van de warme lucht mag niet hoger worden dan 45 °C. Gebruik de
variabele spanningsbron als temperatuursensor, die bij een temperatuur van
45 °C een signaal van 3,0 V afgeeft. Gebruik de zoemer als föhn.
35
Lift
In een lift kies je met een drukknop de juiste verdieping. Na 4 s gaan de
liftdeuren dicht, tenzij er iemand tussen de deuren beklemd dreigt te raken.
Gebruik de variabele spanningsbron als lichtsensor. Gebruik een led als
signaallampje voor ‘deuren dicht’.
36
Broodrooster
In een broodrooster is het brood goed na 8 s roosteren. Het brood moet bij het
begin van die tijdsduur van 8 s dan wel al een bepaalde temperatuur hebben.
Gebruik de variabele spanningsbron als temperatuursensor, die een signaal van
4,0 V afgeeft als de juiste broodtemperatuur is bereikt. Gebruik een led als
verwarmingselement in het broodrooster.
37
Inbraakalarm
Een inbraakalarm kan op geluid reageren. Bij het waarnemen van een inbreker
moet een lamp gaan knipperen. De lamp moet steeds 4 s uit en 4 s aan zijn.
Gebruik de variabele spanningsbron als geluidsensor, die een signaal van 3,5 V
afgeeft als er een inbreker aanwezig is. Gebruik een led als lamp.
38
Voetgangerslicht
Het voetgangerslicht bij een oversteekplaats staat normaal gesproken op rood.
Met een drukknop kan een voetganger het licht op groen zetten. Na het
indrukken van de knop gebeurt er 4 s niets. Dan gaat het rode licht uit en het
groene licht aan. Het groene licht blijft 4 s branden. Daarna wordt de startsituatie
(rood licht) hersteld, tot er weer een voetganger op de knop drukt. Gebruik twee
leds als groen en rood licht.
39
Vuurtoren
Bij een vuurtoren brandt de lamp constant. Het aan/uit-ritme ontstaat door de
lamp wel of niet af te schermen. Maar zo’n aan/uit-ritme kan ook ontstaan door
het in en uit schakelen van de lamp. Gebruik een led als vuurtorenlamp, die
steeds 2 s aan en 6 s uit is.
De vuurtoren van deze opdracht geeft ook overdag licht. Dat is niet nodig: de
vuurtoren moet alleen bij invallende schemer en ‘s nachts in werking zijn. Neem
aan dat de lichtsensor overdag een signaal van meer dan 3,0 V afgeeft.
Figuur 2: tuinlamp
© ThiemeMeulenhoff bv
Conceptversie
Pagina 14 van 14
Download
Study collections