11.1 Puberteit Hoe noem je de verschillen tussen jongens en meisjes? Geslachtskenmerken – alle kenmerken waarin jongens en meisjes verschillen. Primaire geslachtskenmerken – de kenmerken die vanaf de geboorte zichtbaar zijn, jongens; penis en balzak, meisjes; schaamlippen. Tot 10 jaar is er verder weinig verschil tussen het lichaam van een jongen of een meisje. Puberteit – de periode van ongeveer 10 tot en met 16 jaar waarin de verschillen tussen jongens en meisjes groter worden. Secundaire geslachtskenmerken – geslachtskenmerken die in de puberteit ontstaan. Tertiaire geslachtskenmerken – verschillen in kleding, gedrag, doen en denken tussen jongens en meisjes. Jongens: spelen bijv. veel met auto’s, meisjes: spelen meer met barbies of zo en hebben meet met roze/paars. Hoe ontstaan veranderingen in de puberteit? Veranderingen in de puberteit ontstaan onder invloed van regelstoffen of hormonen (soort berichtje die het lichaam vertelt wat hij moet doen). Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren (bijvoorbeeld: hypofyse, follikel, gele lichaam, schildklier, alvleesklier en bijnieren). De belangrijkste hormoonklier is hypofyse (klein orgaantje onder aan de hersenen). De hypofyse produceert drie hormonen FSH, LH & groeihormoon. Hormoon FSH LH groeihormoon Functie vrouw – follikel laten rijpen man – stimuleert productie zaadballen vrouw – stimuleert eisprong. - houdt gele lichaam in stand. man – stimuleren van de zaadballen tot de vorming van testosteron de groei van je botten regelen De zeven levensfases Lichamelijke ontwikkeling – de groei en veranderingen van het lichaam. Geestelijke ontwikkeling – de groei en ontwikkeling in wat je met je verstand kunt en doet. * neemt af * neemt toe * blijft gelijk fase lichamelijke ontwikkeling geestelijke ontwikkeling baby *ontwikkeling van spieren neemt toe leren lopen *ontwikkeling van spieren neemt toe leren fietsen *ontwikkeling van spieren neemt toe *ontwikkeling van spieren neemt toe *ontwikkeling van spieren neemt toe *ongesteldheid neemt toe en blijft tot ongeveer je 45e gelijk *zaadproductie neemt toe en blijft tot ongeveer je 50e gelijk */*ontwikkeling van je spieren neemt toe tot je ongeveer 20 bent en daarna neemt het af *ongesteldheid blijft gelijk *zaadproductie blijft gelijk *vanaf ongeveer je 20e neemt de verdwijning van kraakbeen uit je bot langzaam toe *vanaf ongeveer je 30e neemt de veroudering van je huid langzaam toe *ongesteldheid is al aan het afnemen en is ongeveer op je 55e gestopt *zaadproductie is al aan het afnemen *ontwikkeling van spieren neemt af *verdwijning van kraakbeen uit je botten neemt toe *veroudering van je huid neemt toe leren praten peuter kleuter kind puber volwassene oudere leren lezen en schrijven je wordt steeds zelfstandiger, krijgt een eigen mening en maakt meer beslissingen zelf helemaal zelfstandig worden 11.2 Wauw, ik groei! Periodes in de groei Eerste groeiperiode – als baby. Je groeit dan op de hoeveelheid voedingsstoffen je binnenkrijgt (zuigelingen periode). Na je eerste jaar – je groei wordt bepaald door het groeihormoon De puberteit – je krijgt een groeispurt, die staat onder invloed van extra groeihormoon Werking van het groeihormoon Het groeihormoon wordt in de hypofyse gemaakt. Via het bloed komt dit hormoon bij de verschillende lichaamsdelen terecht, maar alleen de cellen van je botten reageren op de boodschap van dit hormoon, ze gaan namelijk sneller delen. Door elke celdeling ontstaan er twee nieuwe cellen die gaan groeien. Als die weer zijn uitgegroeid, gaat elke cel zich weer delen. Dus door de celdeling en de celgroei groeit je lichaam. Elk hormoon heeft een eigen bestemming, dus alleen die bestemming kan de boodschap ‘openen’ en dus de boodschap uitvoeren. Dat elk hormoon een eigen ‘bestemming’ heeft komt door dat er in het celmembraan (buitenkant van de cel) instulpingen (inhammetjes) met verschillende vormen. Hormonen hebben ook bepaalde vormen. Als een hormoon in zo’n inhammetje past, is dat het seintje voor een cel om de boodschap uit te voeren. Zo past dus het groeihormoon alleen op de botcellen. Groei in de puberteit In de puberteit geeft de hypofyse extra groeihormoon af, daarom krijg je dan een groeispurt. Bij jongens is de groeispurt ongeveer tot hun 17e en bij meisjes tot hun 14e. Groeischrijven zitten aan de uiteinden van pijpbeenderen, van de wervelkolom en in de heupbeenderen (schouders, heupen, knieën, enkels, wervelkolom). Ze bestaan uit kraakbeencellen. 11.4 Ziek van de liefde Soa – sexueel overdraagbare aandoening Een soa kan worden veroorzaakt door een bacterie, schimmel, virus en een insect. Die kunnen zitten in sperma, vaginavocht, bloed en slijmvliezen. Slijmvliezen zitten onder andere in de penis, de vagina, de anus en de mond. Een soa kan worden overgedragen door: Onveilige seks (zonder condoom) Van moeder op kind Bloedcontact o Bloedtransfusie o Besmette injectie/drugs naalden Je kan een soa voorkomen door: Veilig vrijen o Strelen, zoenen, knuffelen, jezelf bevredigen, elkaar met de hand bevredigen alles voor vrijen, masturberen, hand jobs. o Een condoom gebruiken Als je een vaste partner hebt is de kans ook niet zo groot dat je een soa oploopt SOA veroorzaker kenmerken gevolgen overdragen door… aids virus dood *onveilige seks *bloedcontact *moeder op kind candida schimmel *afname van weerstand tegen infectie ziektes (afweersysteem wordt aangetast) *jeuk, branderigheid niet gevaarlijk *onveilige seks chlamydia bacterie *ontstoken eileiders *kans op onvruchtbaarheid *onveilige seks druiper (gonorroe) bacterie onvruchtbaarheid *onveilige seks genitale wratten virus *afscheiding uit penis of vagina *branderig gevoel bij plassen *afscheiding uit penis of vagina *branderig gevoel bij plassen *wratjes rond en in de geslachtsorganen niet gevaarlijk hepatites B virus *ontstoken lever *kan chronische ziekte worden herpes virus schaamluis (platjes) insect *paar weken na besmetting: moeheid, buikpijn en jeuk *later: geel zien, lichte ontlasting en donkere urine *blaasjes met vocht rond geslachtsorganen *jeuk in schaamhaar *onveilige seks *bijvoorbeeld via kleren, handdoeken, etc. *onveilige seks *bloedcontact syfilis bacterie *paar weken na besmetting: er ontstaan zweertjes rond de geslachtsorganen *koorts *huiduitslag *ernstig zieke organen (bijv. de hersenen) branderig gevoel en jeuk niet gevaarlijk *onveilige seks *onveilige seks *bijvoorbeeld via kleren, handdoeken, etc. *onveilige seks *bloedcontact Wat moet je doen als je denkt dat je een soa hebt? Het is verstandig om dan een soa-test te doen bij een arts. Afhankelijk van de klachten bekijkt de arts je geslachtsorganen of maakt een uitstrijkje van slijm uit bijv. de vagina of penis. Een bloedtest kan gedaan worden bij aids, hepatitis B en syfilis. HIV en aids HIV – human immunodeficiency virus. Het HIV breekt langzaam het afweersysteem af. Dat doet het door witte bloedcellen in te dringen en die kapot te maken. Deze soa kan overgedragen worden door; Onveilige seks Van moeder o kind bloedcontact Seropositief – dan ben je besmet met HIV, maar niet ziek. Je afweersysteem maakt dus nog genoeg afweerstoffen. Aids – je bent dan besmet met HIV en ook al ziek. Je afweersysteem maakt dus niet meer genoeg afweerstoffen. HIV-remmers remmen de afbraak van het afweersysteem af. En remt het delen van virus zodat het de witte bloedcellen minder snel binnendringt. 12.1 Man en vrouw Een jongen is vruchtbaar als hij zijn eerste zaadlozing heeft gehad. Een meisje is vruchtbaar als ze voor de eerste keer ongesteld is geweest, dus als er eicellen rijp worden. Zaadcellen Zijn nog niet vanaf de geboorte aanwezig, worden pas vanaf ongeveer de puberteit geproduceerd Voortplantingscellen van een man Beweegt zich voort met de staart (cel heeft een kop en een staart) Drie keer zo klein als een eicel Worden meer geproduceerd dan bij een meisje eicellen Worden gevormd door de teelballen en opgeslagen in de bijballen Eicel Zijn al vanaf de geboorte aanwezig Voortplantingscellen van de vrouw Kan zichzelf niet voortbewegen Drie keer zo groot als een zaadcel Bevat reservevoedsel Worden geproduceerd door de eierstok, daar bevinden zich ook onrijpe eicellen Nummer Naam Functie(s) 1 Zaadblaasje Produceert vloeistof dat de zaadcellen actief maakt. 2 Prostaat Produceert vloeistof dat voedingsstoffen bevat voor de zaadcellen. 3 - 4 Anus Afsluiten van de endeldarm. 5 Urineleider Leiden de urine van de nieren naar de urineblaas. 6 Urineblaas Tijdelijke opslagplaats urine. 7 Schaambeen Vormt voorkant bekkengordel. 8 Zwellichaam Onder invloed van seksuele prikkels, vullen de holten zich met bloed, waardoor de penis groter en stijf wordt. 9 Zaadleider Leiden de zaadcellen van de bijballen langs de zaadblaasjes en de prostaat. 10 Urinebuis Vervoeren urine en sperma. 11 Bijbal Tijdelijke opslagplaats zaadcellen. 12 Teelbal Vorming van de zaadcellen. Vorming mannelijk hormoon testosteron. 13 Eikel Gevoelig voor seksuele prikkels. 14 Voorhuid Stuk huid dat de eikel afdekt. 15 Balzak Huidplooi waarin de teelballen liggen. Nummer Naam Functie(s) 1 Eierstok Produceren eicellen. 2 Baarmoeder Ontwikkeling van een embryo. 3 Baarmoedermond Ingang baarmoeder, hier komt het sperma terecht. 4 Vagina Buis waar tijdens geslachtsgemeenschap de stijve penis in gebracht wordt. Via de vagina komt ook het kind tijdens de geboorte naar buiten. 5 Endeldarm Laatste stukje dikke darm. 6 Maagdenvlies Dun randje dat de ingang van de vagina afsluit. 7 Binnenste schaamlippen Klieren kunnen slim produceren, waardoor de toegang tot de vagina glad wordt. 8 Trechter Ingang van de eileier. 9 Eileider Vervoeren eicellen. 10 Urineblaas Tijdelijke opslagplaats voor urine. 11 Schaambeen Vormt de voorkant van de bekkengordel. 12 Urinebuis Vervoert urine. 13 Clitoris Gevoelig voor seksuele prikkels. 14 Buitenste schaamlippen Twee huidplooien die de buitenkant van de geslachtsorganen vormen. 17 Eileider Zie nr. 9. 18 Trechter Zie nr. 8. 19 Eierstok Zie nr. 1. 20 Baarmoeder Zie nr. 2. 21 Baarmoedermond Zie nr. 3. 22 Vagina Zie nr. 4. Als een jongen / man opgewonden raakt, krijgt hij een erectie. Zijn penis wordt dan stijf omdat er extra bloed naar de zwellichamen gaat. De eikel is het gevoeligste deel van de penis (veel tastzintuigjes). Als tijdens een erectie de eikel geprikkeld wordt, kan dat een zaadlozing veroorzaken. Sperma en urine kunnen niet tegelijk door de urinebuis. Dat komt doordat tijdens een erectie de prostaat opzwelt en de urinebuis afknijpt. Sperma bestaat uit zaadcellen en vloeistof dat uit de zaadblaasjes en prostaat komt. Follikel – blaasje waarin een ongerijpte eicel zich ontwikkelt. Bevruchting – de kern van een zaadcel smelt samen met de kern van een eicel. En dat wordt één nieuwe kern. 1. De kop van de zaadcel dringt de eicel binnen 2. De kop gaat naar de kern van de eicel 3. Beide kernen smelten samen tot één nieuwe kern 12.2 Bevruchting De geslachtsorganen die de hypofyse produceert zijn FSH & LH. Elke maand komt bij de vrouw het zelfde menstruatie cyclus voor. Dag 1 t/m 5: het gele lichaam sterft af. En het baarmoederslijmvlies wordt afgebroken. (hierbij is de eicel niet bevrucht) Dag 6 t/m 13: follikel ontwikkelt zich (groeit). Het baarmoederslijmvlies wordt dikker. Dag 14: de follikel barst open en de eicel komt vrij in de eileider. Dag 15 t/m 28: het gele lichaam wordt gevormd. Het baarmoederslijmvlies wordt nog dikker. 1 2 1. 2. 3. 4. 3 4 5 6 7 8 9 1 0 1 1 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 2 2 2 4 2 5 2 6 2 7 Er rijpt een eicel in een van de eierstokken. (dag 6 t/m 13) Het baarmoederslijmvlies wordt dikker en er groeien meer bloedvaten in. Daardoor wordt de baarmoeder geschikt om een baby te laten groeien. (dag 6 t/m 13) Na ongeveer twee weken is de eisprong (ovulatie). Na de eisprong blijft de eicel nog 12 / 24 uur leven. Wordt de eicel niet bevrucht dan gaat hij dood . (dag 14) Het verdikte baarmoederslijmvlies is niet meer nodig en laat na nog twee weken (dag 15 t/m 28) los. (de menstruatie) (dag 1 t/m 5) De hormonen die bij dit menstruatiecyclus een rol spelen, zijn: 2 3 FSH LH follikel laten rijpen stimuleert eisprong houdt gele lichaam in stand Oestrogeen stimuleert baarmoederslijmvlies remt afgifte FSH (1 follikel per keer) stimuleert secundaire geslachtskenmerken 2 8 Progesteron baarmoederslijmvlies in stand houden remt afgifte FSH en LH zorgt voor slijmprop in baarmoedermond De weg van sperma naar de eileiders 1. Sperma komt uit de penis en in de vagina 2. Dan gaat het naar de baarmoeder 3. Vanuit de baarmoeder naar de eileider Bevruchting – de kern van een zaadcel smelt samen met de kern van een eicel. En dat wordt één nieuwe kern. 4. De kop van de zaadcel dringt de eicel binnen 5. De kop gaat naar de kern van de eicel 6. Beide kernen smelten samen tot één nieuwe kern Voorbehoedsmiddelen voorbehoed smiddel wat is het? hoe gebruik je het? hoe werkt het? voordelen nadelen condoom hoesje van dun rubber om de penis in een erectie schuiven verhindert dat er sperma in de vagina komt *beschermt tegen het overdragen van ziekteverwekkers. *goedkoop *makkelijk *betrouwbaar * 1 keer te gebruiken *vrijen moet soms onderbroken worden om het om te doen pil een pil je moet deze pil dagelijks innemen het bevat hormonen waardoor enkele veranderingen optreden (geen ovulatie) *je kan niet zwanger worden *je kan je menstruatie regelen * dagelijks innemen spiraaltje een buigzaam plastic voorwerpje met koperdraad omwikkeld aanbrengen waarschijnlijk verhindert het de innesteling *het kan 5 jaar blijven zitten *makkelijk *betrouwbaar hevigere menstruatie in de baarmoed er periodieke onthouding geen geslachtsge meenschap in de 4 vruchtbare dagen prikpil een prik met hormonen voor het vrijen moet bepaald worden of de vrouw in de vruchtbare periode zit je krijgt om de drie maanden een prik je moet de vruchtbare periode van de vrouw bepalen - het is een onbetrouwbare methode, de menstruatie kan onregelmatig zijn het hormoon remt de ovulatie - de menstruatie neemt soms af of blijft geheel weg Alleen het condoom (mannen/vrouwen) en het pessarium voorkomen een soa. Een goed voorbehoedsmiddel moet voldoen aan: Het voorkomt zwangerschap Makkelijk in gebruik Het is niet schadelijk voor je gezondheid Wat kun je doen als een vrouw misschien toch zwanger is? Morning-afterpil – deze moet binnen 72 uur nadat de vrouw seks heeft gehad worden ingenomen. bij seks zonder voorbehoedsmiddel Overtijdsbehandeling – een vrouw is dan niet ongesteld geweest doordat ze zwanger is. Dit mag niet langer dan 16 dagen over tijd zijn. als een vrouw toch zwanger is Abortus – dit kan een vrouw overwegen als ze zwanger is en al te ver over tijd. Voor een abortus mag je niet langer dan 20 weken over tijd zijn. Wat gebeurt er met een bevruchte eicel? 1. De ovulatie. De eicel komt vrij in de eileider 2. De bevruchting. De kern van de eicel smelt samen met de kern van een zaadcel. 3. De eicel gaat zich delen. 4. Er is een bolletje cellen gevormd en die wordt naar de baarmoeder vervoert 5. De cellen in het bolletje blijven zich delen (na 5 dagen). 6. De innesteling vindt plaats. Het klompje cellen komt dus in het baarmoederslijmvlies te liggen. 12.3 Zwanger Uit de bevruchte eicel ontstaan: Placenta Navelstreng Embryo Vruchtvliezen vruchtwater Na de innesteling wordt het zwangerschaphormoon geproduceerd. Een zwangerschapstest toont de aanwezigheid van dit hormoon in de urine aan. Een vrouw merkt dat ze zwanger is, doordat: 4 - 6 weken; o Uitblijven van de menstruatie o Zwangerschapstest is positief o Ochtendmisselijkheid en soms overgeven o Gevoelige borsten 6 - 8 weken; o Minder speeksel o Trek in ander eten o Je vermoeid voelen o Vaker moeten plassen 18 - 22 weken; o Voelen dat je kindje beweegt o De buik begint echt dikker te worden 22 - 26 weken; o Harde buiken (weeën oefenen) Hoe komt een embryo aan eten? Placenta uitwisselen van stoffen tussen moeder en embryo Navelstreng vervoeren van stoffen o 2 navelstrengslagaders koolstofdioxide en andere afvalstoffen Van embryo naar moeder o 1 navelstrengader voedingsstoffen + zuurstof Van moeder naar embryo Bevalling 1. Ontsluiting – weeën met regelmatige tussenpozen. Door deze weeën gaat de baarmoedermond open. Vlak voor of tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater naar buiten (via de vagina). 2. Uitdrijving – de baby wordt met sterkte persweeën door de vagina naar buiten geduwd. 3. Nageboorte – door een wee komen de placenta, de vruchtvliezen en een stuk van de navelstreng naar buiten. normale ligging, via de vagina geboren stuitligging, kan ook via de vagina dwarsligging, met een keizersnee Keizersnee – een operatie waarbij een chirurg een snee maakt in de onderbuik en zo het kind geboren wordt. Ook als de placenta voor de baarmoeder ligt of als het bekken te nauw is, wordt een keizersnee gebruikt. Tweelingen Eeneiige tweeling o 1 zaadcel + 1 eicel Twee-eiige tweeling o 2 zaadcellen + 2 eicellen Miskraam – spontane afbreking van de zwangerschap voor 20 weken. Echo De verloskundige kan zien hoe groot het embryo is, dus hoelang de vrouw al zwanger is. Aan de hand daarvan kan er een datum uitgerekend worden waarop de uitgeteld is. De verloskundige kan kijken of het hartje goed klopt en of de baby goed groeit Je kan te horen krijgen of het een jongetje of een meisje wordt