Vragen raadsleden cie. RR 7-4-2011 n.a.v. te behandelen raadsvoorstellen (inclusief antwoorden) Raadsvoorstel 11.0015: Kamerbewoning in bestemmingsplannen Raadsvoorstel 11.0017: Afschaffen onttrekkingsvergunning in Huisvestingsverordening Indiener VVD Nr. 1. Vraag en antwoord Hoe hou je, als overheid, zicht op hoeveelheid en soorten bewoning bijvoorbeeld t.b.v. woonvisies etc. Antwoord: Op een aantal manieren: a. De samenstelling van de woningvoorraad kan en wordt bijgehouden door middel van systematisch en regelmatig uitgevoerd woononderzoek. Dat zijn het Woningbehoefte Onderzoek Nederland (het WoON, met oversampling voor Leiden) en het onderzoek dat SLS Wonen samen met de Universiteit laat doen naar de behoefte van studenten aan hoeveelheid en soorten bewoning. Er is afgesproken dat de gemeente de resultaten van studentenhuisvesting ter beschikking krijgt. Op deze wijze heeft de overheid op eenvoudige en doelmatige wijze inzicht in de omvang, samenstelling, behoefte en samenhang in vraag en aanbod. b. Via het GBA na gaan of er waarschijnlijk sprake is van kamerbewoning (veel inschrijvingen op één adres) c. Verder worden de meldingen brandveiligheid geregistreerd. VVD 2. Waar passen voorwaarden m.b.t. brandveiligheid etc. nog in? Antwoord: Bij nieuwbouw wordt voor brandveiligheid getoetst aan het Bouwbesluit. Indien bestaande bouw omgezet wordt naar kamerbewoning, moet bij 5 kamers of meer melding gedaan worden i.v.m. brandveiligheid. VVD 3. Tot of vanaf hoeveel kamers w/n vergunningplichtig m.b.t. brandveiligheid? Antwoord: Bij 5 of meer kamers voor kamerbewoning moet een melding gedaan worden i.v.m. brandveiligheid (voorheen gebruiksvergunning). Overigens moet de jurisprudentie nog antwoord geven op de vraag, wanneer er volgens de regelgeving precies sprake is van kamerbewoning. VVD 4. Hoe organiseer je de handhaafbaarheid als één en ander buiten procedures/vergunningen valt? Antwoord: a. Sinds een aantal jaren wordt in nieuwe bestemmingsplannen de bestemming wonen niet nader gespecificeerd. Inmiddels is dat in 10 bestemmingsplannen het geval. Te weten: - Binnenstad I - Leiden Zuid West - Stationsgebied Zeezijde - Merenwijk - Stationsgebied Stadszijde I - Binnenstad II - Leiden Noord - Leiden Oost - Zuidelijke schil - Transvaal In de praktijk, sinds 2000, levert dit weinig problemen op. Alleen in wijken rondom de schil van de binnenstad, met goedkope huizen, zoals in Transvaal, ontstaan er blijkbaar enige 1 problemen met huisjesmelkers. CU 5. b. Deze voorstellen zijn bedoeld om studentenhuisvesting te stimuleren, maar ook om groter wonen mogelijk te maken, zodat gezinnen in de stad kunnen blijven wonen en niet naar elders vertrekken. Deze voorstellen zijn nadrukkelijk niet bedoeld om de praktijk van huisjesmelkers in Transvaal te stimuleren. Afwijzen van deze voorstellen betekent dat de goeden (studenten, families) onder de kwaden (huisjesmelkers) moeten lijden. c. Daarnaast is het zo dat bij het niet afschaffen van de woningonttrekkingsvergunning de problematiek van de huisjesmelkers in Transvaal niet wordt opgelost. Het instrument van dit RO recht in strijd tegen de huisjesmelkers lijkt hiervoor niet de juiste. Vooral vanwege het feit dat vele gevallen op dit moment niet legaal plaatsvinden. De regels uit het verleden hebben dit verschijnsel van de huisjesmelkers ook niet tegengehouden. d. Wij overwegen dan ook om te kijken of we een project huisjesmelkers kunnen opzetten. Bedoeling van dit project is om, zoals ook in Den Haag is gebeurd, met integrale handhaving de praktijken van de huisjesmelkers een halt toe te roepen. Op dit moment onderzoeken wij in een aantal reserves financiële ruimte zit om de huisjesmelkers aan te pakken. Wij hebben een integraal handhavingspakket voor ogen, die er voor moet zorgen dat de overlast/uitbuiting van deze huisjesmelkers wordt verminderd. Bij integrale handhaving denken we aan de volgende zaken: - brandveiligheid - woonoverlast - huuruitbuiting - onrechtmatige bewoning Welke feitelijke gegevens heeft het College tot haar beschikking met betrekking tot de woonsituatie van Oost-Europese werknemers in Leiden? Antwoord: De gemeente heeft geen gegevens met betrekking tot de woonsituatie van Oost-Europese werknemers. CU 6. Wat is de visie en het beleid van het College van Burgemeester en Wethouders t.a.v. het verschijnsel huisjesmelken (het door particuliere eigenaren tegen woekerprijzen verhuren van (vaak te kleine en kwalitatief onvoldoende scorende) woonruimten met ongewenste effecten voor de leefbaarheid van een buurt) in Leiden? Graag beantwoording in het algemeen, en ten aanzien van Oost-Europese arbeidsmigranten in het bijzonder. Antwoord: Hoewel het probleem in Leiden niet zo groot is, moet uiteraard de praktijk van huisjesmelkers een halt worden toegeroepen. Op dit moment hebben we geen specifiek beleid ten aanzien van het verschijnsel van de huisjesmelkers. Naar aanleiding van de discussie over de afschaffing van de woningonttrekkingsvergunning gaan wij onderzoeken of we een project huisjesmelkers kunnen opzetten, waarmee we de illegale praktijken een halt willen toeroepen. CU 7. Welke functies zou een onttrekkingsvergunningsstelsel mogelijk kunnen hebben in het tegengaan van ongewenste vormen van huisjesmelken (uitbuiten van huurders, gebrekkig onderhoud), veronderstellend dat we daar als gemeente iets aan zouden willen doen? Antwoord: Het onttrekkingsvergunningsstelsel heeft in de discussie van de huisjesmelkers nauwelijks een functie. Vaak worden deze huizen vaak zonder vergunning geschikt gemaakt voor kamerbewoning. Daarnaast hebben we geen capaciteit om alle huizen met een vergunning periodiek te controleren op het gebruik. CU 8. Welke alternatieve instrumenten heeft de gemeente Leiden buiten de onttrekkingsvergunning tot haar beschikking om en de boven genoemde maatschappelijk ongewenste vormen van verhuur tegen te gaan? 2 Antwoord: De gemeente beschikt over weinig instrumenten om deze maatschappelijke ongewenste vormen tegen te gaan. Vooral omdat dergelijke panden, vaak zonder de benodigde vergunningen worden verbouwd tot kamerpand. Wel geven wij via onze website kamerbewoners informatie over de instanties waar zij bij problemen terecht kunnen zoals: D66 9. Het Juridisch Loket, gratis juridisch advies over bijvoorbeeld wonen en huren. De huurcommissie, bemiddelaar tussen huurder en verhuurder. Meldpunt kamerverhuur, helpt kamerhuurders die problemen hebben met hun verhuurder. Landelijke studentenvakbond, website met testen over huurprijs, brandveiligheid, etc. Studenten rechtsbureau Leiden, gratis juridische hulp door Leidse rechtenstudenten. Handhaving, team Bouwtoezicht, onderzoekt panden op gevaarlijke situaties op bouwkundig gebied." Het zelf voeren van een juridische procedure tegen de buren op grond van overlast. Het indienen van een handhavingsverzoek vanwege strijdigheid met de bouwverordening, het bouwbesluit of de regels op het vlak van brandveiligheid. De voorstellen worden gedaan in het kader van deregulering. Het college stelt dat er maar 10 onttrekkingsvergunning aanvragen per jaar worden gedaan. Hoe nu is dit dan een 'regel waarmee burgers worden lastiggevallen' ? Antwoord: Deregulering houdt ook in dat regels die als sturingsinstrument geen belang hebben, afgeschaft worden (‘snoeien van dor hout’). Bovendien wordt met de afschaffing voorkomen dat mensen in de onttrekkingsvergunning een belemmering zouden kunnen zien om kamerverhuur of grotere woningen te realiseren. D66 10. Hoewel er maar 10 officiële aanvragen worden gedaan klaagt de buurt Transvaal al jaren over overlast en illegale verbouwingen. Hoeveel bouwvergunningen zijn er de afgelopen jaren afgegeven voor het omvormen van woonhuizen naar kamers in Transvaal? Antwoord: De afgifte van bouwvergunningen voor verbouw tot kamerbewoning is niet automatisch te ontsluiten uit het registratiesysteem BARS en zou daarom handmatig moeten worden uitgezocht. Wij hebben dit wel gedaan voor de Morskade. In ons Bouw Aanvraag Registratie Systeem (BARS) staan een veertigtal bouwaanvragen geregistreerd aan de Morskade. In het systeem kunnen we niet zien of deze bouwaanvragen betrekking heeft op het verbouwen van een woning tot een kamerverhuurpand. We hebben de dossiers laten lichten en daaruit blijkt dat geen enkele vraag betrekking heeft op het verbouwen van een woning tot een kamerverhuurpand. Concreet betekent dit dat verbouwing van woningen aan de Morskade tot kamerverhuurpanden voor 2010 illegaal zijn uitgevoerd, want deze woonbestemming paste toen nog niet in het bestemmingsplan. Voor verbouwingen van 2010 tot op heden, is geen toestemming gevraagd om woning te mogen onttrekken aan de woningmarkt ten gunste van kamerverhuur. Kortom de woningen in Transvaal worden illegaal verbouwd tot kamerverhuurpand. D66 11. De raad heeft in 2008 ingestemd met deregulerende maatregelen onder de voorwaarde dat er risicobeheersende maatregelen zouden worden genomen. Het college stelt nu voor de regel af te schaffen maar geen risicobeheersende maatregelen te nemen. Waarom niet? Antwoord: De noodzaak voor het nemen van risico beheersende maatregelen blijkt zeer gering. Alleen in de wijk Transvaal blijken er problemen te ontstaan door huisjesmelkers. In de overige 3 bestemmingsplannen waarin de bestemming wonen niet nader is gespecificeerd krijgen wij geen signalen over het verbouwen en exploiteren van panden door huisjesmelkers. Handhaving heeft tot nu toe twee dossiers waarin men (buren) problemen heeft met de algemene woonbestemming. Het betreft Morsweg 83 (oud dossier, is inmiddels afgehandeld. Pand was kamerverhuur en is nu verbouwd tot twee appartementen). Tweede is een lopend verzoek om handhaving van het pand Morskade 16a van dhr. Mathijssen (februari 2011). Dit is gevolgd door 19 verzoeken om handhaving (gelijkluidende brief) van diverse omwonenden. De klacht heeft betrekking op het gebruik van het pand Morskade 16a. Men geeft aan dat er sprake is van studentenkamers en de daarbij behorende geluidsoverlast. Bij controle door de toezichthouder is gebleken dat er illegaal vier appartementen zijn gecreëerd in het pand Morskade 16a. Tevens is geconstateerd dat er een dakkapel is geplaatst of vergroot t.b.v. een balkon. De appartementen worden gebruikt door werkende jongeren. Wij hebben onderzoek gedaan naar het legaliseren van de overtreding. Het gebruik kan gelegaliseerd worden. Bestemmingsplan Transvaal heeft de omschrijving “wonen” breed. Een dezer dagen gaat een voorgenomen besluit naar de overtreder met het verzoek de illegale situatie op te heffen (terugbrengen in de laatst vergunde situatie of legaliseren via omgevingsvergunning). De verzoekers om handhaving zullen een brief krijgen waarin wordt gemeld dat wij handhavend zullen optreden tegen de overtreding. Verder zijn tegen de 'brede' woonbestemming in het bestemmingsplan Transvaal twee beroepschriften ingediend bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, namelijk door M.A. Ziel, mede namens A.Th. de Vries (Morsweg 85), respectievelijk door Wijkvereniging 'Transvaal Leiden', p.a. Paul Krugerstraat 6. D66 12. Tijdens een hoorzitting over het bestemmingsplan Transvaal heeft wethouder Witteman toegezegd met een handhavingsbeleid te komen betreffende vergunningen tot het verbouwen van complete woningen tot kamerverhuurbedrijven. Heeft dit beleid al vorm gekregen en wat zijn de resultaten? Wordt er gecontroleerd of de nieuw te vormen kamers of onzelfstandige woningen voldoen aan het bouwbesluit en eisen van brandveiligheid? Antwoord: Dit beleid heeft nog onvoldoende vorm gekregen. Zoals ook al aangegeven in de antwoorden op de vragen van de VVD fractie, willen wij gaan kijken of we een projecthuisjesmelkers kunnen opzetten. Bedoeling van dit project is om, zoals ook in Den Haag is gebeurd, met integrale handhaving de praktijken van de huisjesmelkers een halt toe te roepen. Op dit moment onderzoeken wij in een aantal reserves financiële ruimte zit om de huisjesmelkers aan te pakken. Wij hebben een integraal handhavingspakket voor ogen, die er voor moet zorgen dat de overlast/uitbuiting van deze huisjesmelkers wordt verminderd. Bij integrale handhaving denken we aan de volgende zaken: brandveiligheid woonoverlast huuruitbuiting onrechtmatige bewoning Daarnaast wordt er bij nieuwbouwprojecten voor brandveiligheid door de gemeente getoetst aan Bouwbesluit. Indien bestaande bouw omgezet wordt naar kamerbewoning, zal niet altijd een 4 omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) nodig zijn, maar moet bij 5 kamers of meer melding gedaan worden i.v.m. brandveiligheid (voorheen gebruiksvergunning). Overigens moet de jurisprudentie nog antwoord geven op de vraag, wanneer er volgens de regelgeving precies sprake is van kamerbewoning. Indien er bij bestaande bouw ten onrechte geen melding i.v.m. brandveiligheid gedaan wordt van omzetting naar kamerbewoning en de woning voldoet niet aan brandveiligheidseisen, dan kan de huurder aan de gemeente vragen om handhavend op te treden. D66 13. Sinds 2005 is kamerbewoning in een aantal bestemmingsplannen automatisch mogelijk. Het college stelt voor om dit voor alle bestemmingsplannen te laten gelden omdat het meer kamers zou creëren. Hoeveel kamers zijn er bij gekomen in de gebieden waar dit nu sinds 2005 kan? Antwoord: Omdat in groot aantal bestemmingsplannen geen specificatie van de woonbestemming meer nodig is en het creëren van kamers dus “vrij” is , kan dit niet verder worden nagegaan. D66 14. Sinds 2010 is verkamering in Transvaal mogelijk. Sinds die tijd worden er veel huizen opgekocht en verbouwd. De buurt claimt dat studenten juist worden weggejaagd en de panden alleen voor veel geld worden verhuurd aan Oost-Europeanen. Hoeveel studentenkamers zijn er sinds 2010 in Transvaal bijgekomen (dus geen Oost-Europeanen) Antwoord: Zie antwoord op vraag 5. D66 15. Hoe zal worden bijgehouden hoeveel sociale en onzelfstandige woningen worden toegevoegd aan de Leidse woningvoorraad? Antwoord: De toevoeging van het aantal sociale huurwoningen aan de woningvoorraad wordt bijgehouden door middel van de monitor Prestatieafspraken corporaties 2009-2015. Het aantal onzelfstandige woningen komt driejaarlijks aan bod in het Woon Onderzoek Nederland. Het college (B&W nr. 110196, d.d. 1-3-2011) heeft de nieuwste rapportage WoON 2009 onlangs naar uw Raad gestuurd. In figuur 16 is het aantal onzelfstandige wooneenheden in Leiden weergegeven. De gegevens zijn gebaseerd op de registratiebestanden van het CBS. In 2002 en 2006 zijn vergelijkbare onderzoeken uitgevoerd. In 2012 vindt er weer opnieuw onderzoek plaats. Via de rapportages kan de ontwikkeling in het aantal onzelfstandige woningen worden gevolgd. Resultaten gehouden woononderzoeken en voorstel bijstellen Woonvisie 2005 – 2015 Indiener D66 Nr. 1. Vraag en antwoord Voorafgaand aan de beantwoording willen we graag het volgende opmerken. De grondprijs is slecht een klein onderdeel van de afweging van de koper om een woning wel of niet te kopen. De marktomstandigheden,de kwaliteit van het bouwplan en de omgeving zijn doorslaggevend in de beslissing van de consument om een woning wel of niet te kopen. Daarnaast moet worden opgemerkt, dat veel bouwprojecten plaatsvinden op private grond. Voor deze grond is de grondquote niet van toepassing. Welke factoren zijn bepalend voor de afweging of de grondprijzenquote herijkt wordt? Antwoord: Voor de grondprijzen voor marktwoningen wordt gewerkt met (indicatieve) grondprijzenquotes; indicatief, vandaar ook een grote bandbreedte. Deze geven voor een globale opbrengstenraming de verhouding weer tussen de verwachte V.O.N.-prijs van de woning en de bijbehorende grondprijs. Onderliggende bouwstenen van dit verhoudingsgetal zijn de bouwkosten en de genoemde V.O.N.-prijs. Als deze kosten/prijzen zich evenwichtig ontwikkelen, bv. allebei stijgen met de inflatie, is er geen aanleiding de grondprijzenquote aan te passen. Anders was het in de tijd toen de woningprijzen in de lift zaten (waardoor de quote 5 naar boven is bijgesteld) en wellicht moet de quote benedenwaarts worden bijgesteld, nu de woningprijzen lichtelijk dalen, terwijl de bouwkosten niet een zelfde trend vertonen. Zodra onderhandeld wordt over een gronduitgifte wordt de grondprijs in een zoektocht naar een optimale prijs residueel berekend. D66 2. Op welke wijze is de huidige economische situatie en de teruggelopen huizenvraag in de grondprijzennotitie 2011 betrokken? Antwoord: In het geval van onderhandelingen over een gronduitgifte worden residuele berekeningen uitgevoerd, toegespitst op projectspecifieke omstandigheden. Dat soort berekeningen aan de hand van concrete plannen en becijferingen van ontwikkelaars hebben de laatste paar jaar niet kunnen plaatsvinden, omdat er in 2009 en 2010 geen enkele betekenisvolle gronduitgifte heeft plaats gevonden. De residuele berekening, uitgevoerd kort voor de start van de bouw, zal echter bij realistische bouwplannen automatisch en objectief aan het licht brengen wat de reële grondprijzen zijn. Al geruime tijd wordt gewerkt aan plannen voor woningbouw Dieperhout en Haagwegterrein-Noord en daarbij zal in het kader van de onderhandelingen kunnen worden getoetst of onze quotes nog in de pas lopen of dat sprake is van bovenbedoelde, discongruente ontwikkeling van de bouwkosten en de woningprijzen. In dat laatste geval kan dat aanleiding zijn tot aanpassing van de quotetabellen. D66 3. Waarom heeft het college – gelet op de onzekere, vastgelopen woningmarkt – ervoor gekozen om de grondprijzenquote 2011 t.o.v. vorig jaar te handhaven in plaats van te verlagen? Antwoord: Zie antwoord bij 2. D66 4. In hoeverre zijn (is de) grondprijzen(quote) een sturingsinstrument om het totale woningprijsniveau te verlagen en daarmee woningbouw te bevorderen? Antwoord: Niet, het voorgaande maakt duidelijk dat de gemeente bij deze residuele berekening de financiële ruimte opsoupeert tussen de V.O.N.-prijs en de stichtingskosten. De grondprijs is dus een afgeleide. Zo zien we dat het beeld dat vaak wordt opgeroepen dat de gemeente schuldig is aan de hoge vastgoedprijzen, niet klopt. De grondprijs is niet bepalend is voor de waarde van de woning, maar de waarde van de woning bepaalt de grondprijs. Een lagere grondprijs van de gemeente zal dus de winst van de ontwikkelaar ten goede komen. Grondprijsbeleid voor marktwoningen is derhalve nauwelijks een sturingsinstrument. D66 Een verlaging van de grondprijzenquote zou volgens D66 de woningbouw kunnen bevorderen en daarmee bijdragen aan een adequaat volkshuisvestingsbeleid. Eventueel kan bij de gronduitgifte een clausule in de overeenkomst worden opgenomen dat de gemeente een gedeelte van de overwaarde (‘suppletievergoeding’) ontvangt als de huizenprijzen binnen enkele jaren aanzienlijk stijgen (als gevolg van conjuncturele verbetering of wijziging van wetgeving), zodat de gemeente ‘geen dief van de eigen portemonnee’ hoeft te worden. 5a. Wat vindt het college in het algemeen van deze suggestie, ten aanzien van marktwoningen en ten aanzien van (sociale) huurwoningen? Antwoord: Sociale huurwoningen hebben al een hele lage, zwaar gesubsidieerde grondprijs. Verlagen van de grondprijzen, zou gezien al andere kosten nauwelijks tot geen effect hebben (zie ook het antwoord op vraag 6). Een suppletievergoeding is aan de orde bij de lage grondprijs voor corporatiewoningen, indien n.l. de corporatie de woning verkoopt. D.m.v. de suppletieclausule wordt bereikt dat de gemeente een deel gecompenseerd krijgt voor het feit dat de gemeente bij sociale huurwoningen een grondprijs hanteert van ca. € 16.500 incl. BTW, terwijl de grondprijs van een identieke woning in de markt ca. € 60.000 bedraagt. Een dergelijke clausule is reeds jarenlang in gebruik Ook voor marktwoningen zal een verlaging van de grondprijs niet leiden tot verlaging van de V.O.N. prijs.. 6 5b. Wat is – voor zover (landelijk?) bekend – het beredeneerde of berekende gevolg van een daling van de grondprijsquote met 1 procentpunt op (i) de aankoopprijs van het huis en ‘de aankoopbereidheid’ door woningzoekenden; en (ii) de bouwkosten en de ‘bouwbereidheid’ door ontwikkelaars (privaat en corporatief)? Antwoord: Het effect van daling van de grondprijzen is niet 1 op 1 te relateren aan de aankoopbereidheid van consumenten. Naar ons oordeel zal een dergelijke verlaging geen gevolgen hebben op de aankoopprijs van de woning en dus geen stimulerende invloed op de woningproductie. 5c. Wat zijn de verwachte kosten, onder meer als gevolg van inkomstenderving voor de gemeente als de grondprijsquote met 1 procentpunt wordt verlaagd? Antwoord: Stel dat een woning €300.000 V.O.N kost. De grondquote wordt berekend op basis van de verkoop prijs excl. btw.. De grondquote is dan 38 %, de grondprijs is dan € 114.000, d.w.z. excl. btw € 95.000. Een verlaging met een procentpunt, dus een quote van 37 %, leidt tot een grondprijs van € 93.000 excl. btw. Dus een verlaging van € 4.000. Als we uitgaan van een gemiddelde woning van €300.000,- met de aanname dat we de komende 5 jaar 300 woningen zullen bouwen op grond van de gemeente, dan kost het de Gemeente €1,2 mln. Wij denken dat deze verlaging geen effect heeft op de woningproductie om redenen als hiervoor vermeld. 5d. Wat zijn de verwachte inkomsten in deze situatie, onder meer als gevolg van vroegtijdiger geïnde (OZB-)belasting doordat de woningbouw weer op gang komt? Antwoord: aangenomen dat die 300 woningen allemaal additioneel zijn, dus er geen sprake is van vervangende nieuwbouw, dan zijn de extra OZB-belasting inkomsten te stellen op 300 x € 480 per woning = € 144.000 per jaar. Echter de OZB staat niet ter dekking van de grondexploitaties (lagere grondopbrengsten). 5e. Hoeveel van de verwachte kosten kunnen worden terugverdiend met een zogeheten suppletievergoeding? Antwoord: Zoals hiervoor gesteld speelt de suppletieclausule bij de sociale huurwoningen en is dat een geheel ander verhaal. Anti-speculatiebepalingen bij marktwoningen zijn in het verleden ook wel gehanteerd bij de goedkope koopwoningen (zogenaamde premiewoningen), maar hebben nog nimmer tot een extra opbrengst geleid. D66 6. Het college constateert in de grondprijzennotitie: “Bij de nieuwbouw zien we dat ontwikkelaars hun planvorming vertragen of nieuwe plannen uitstellen (bv. Chrispijn/Hoge Rijndijk, Big Boss) en ook gemeentelijke woningbouwplannen (b.v. Lorentzschool, Sint Josefschool/ Oppenheimstraat en hoogbouw Nieuw Leyden) zijn uitgesteld, maar aan de andere kant worden Groenoord, Trisor en Haagwegterrein/La Linea echter wel opgepakt. Of een bouwplan in de huidige tijd tot ontwikkeling wordt gebracht is dus ongewis.” Hoe valt te verklaren dat er in de ene situatie wel tot bouw wordt overgegaan en in de andere situatie projecten juist worden vertraagd? Antwoord: Dat bepaalt de marktpartij op grond van allerlei specifieke omstandigheden, o.a. boekwaarde renteverlies, saneringskosten, wel of geen binnenstedelijke herstructurering, kwaliteit van de woning, of er sprake is (bij sociale woningen) van corporatieheffingen etc.. D66 7. Is het college, alles afwegende, bereid om de grondprijzenquote te verlagen of ‘de richtprijzenmarge te verruimen’ teneinde de vraag te stimuleren en woningbouw te bevorderen 7 in het kader van het volkshuisvestingsbeleid? Antwoord: Als uit concrete projectberekeningen blijkt dat er voor de grond een lager residu overblijft, zal de grondquote worden aangepast. 7a. Zo nee, wordt dit anders als de economische situatie en vastgelopen woning(bouw)markt één, twee of zelfs drie jaar aanhouden? Antwoord: Niet van toepassing. 7b. Zo nee, waarom kiest het college er wel voor om de grondprijzen voor kantorenfuncties te bevriezen om de vraag te stimuleren? Antwoord: Bij kantoorfuncties wordt niet gewerkt met een quotetabel, maar wel richtprijzen en residueel vastgestelde prijzen bij concrete bouwplannen die bepalend zijn, ook als de uitkomst zou afwijken van de bandbreedte-richtprijzen. 7c. Zo nee, welk ander beleidsinstrument wil het college hanteren om stagnerende woningbouwprojecten uit het slop te trekken? Antwoord: Gemeend wordt dat de gemeente geen beleidsinstrumenten heeft om de markt in beweging te krijgen. In 2010 zijn er maar liefst 550 woningen opgeleverd. Leiden heeft een goede markt voor wonen en geeft ons geen reden tot zorgen. De provinciale behoefte aan woningen geeft dat er ruimte is voor ruim 2500 extra woningen, boven op de 3500 die we op dit moment hebben gepland. Veel projecten lopen goed, een aantal minder waarvoor we specifieke maatregelen kunnen inzetten. Zoals het toepassen van een garantieregeling (Groenoord), het inzetten van het herstructureringsfonds bij corporatiewoningen en het meewerken aan wijziging van het bouwplan/ het bestemmingsplan. Verstandig is dat we laten bouwen conform de wens van de markt en de consument in plaats van gemeentelijke bouw. 8