- Scholieren.com

advertisement
ANW hoofdstuk 4 Evolutie en DNA
Paragraaf 1 onze oorsprong
Genesis
Op de vraag: ‘Waar komen wij en de wereld vandaan?’ heeft elke cultuur zijn eigen antwoord.
Volgens de Christelijke wereld heeft God de wereld geschapen in zeven dagen.
( dag 1: licht en duister, dag 2 lucht en de dampkring, dag 3 scheiding tussen land en zee en planten,
dag 4 de zon de maan en de sterren, dag 5 zeedieren en vogels, dag 6 landdieren en de mens, dag 7
Hij rustte uit van al zijn werken)
Fossielen
IN de 18e eeuw werden veel fossielen gevonden, ze verklaarden dit d.m.v. de Bijbel: dit waren
versteende overblijfselen van dieren en planten die waren gestorven in de zonvloed. (verhaal van
Noach). Ze konden alleen niet verklaren waarom er ook fossielen bijzaten van dieren die ze nog nooit
hadden gezien. Deze zouden dan te laat bij de ark zijn aangekomen of een andere verklaring: ze
zouden vast nog wel ergens op de aarde zijn maar gewoon nog niet gevonden.
George Cuvier kon niet geloven dat al die dieren nog op aarde rondliepen, hij dacht dat ze waren
veranderd in de nu levende vormen, en dat sommige dieren gewoon zijn uitgestorven. Hierdoor
werden veel nieuwe soorten erkend zoals de Mosasaurus ( acht meter lang zwemmend reptiel).
Darwin's waarnemingen
Darwin reisde veel en kwam daarbij veel verschillende diersoorten tegen, vooral op de galapagos
eilanden. De diersoorten verschillen daar erg per eiland, het hoofd van de archipel kon hem zo
vertellen welke schilpad/vink/spotlijster van welk eiland kwam.
Darwin en natuurlijke selectie
Darwin kwam er dus achter dat er binnen een diersoort verschillende variaties kunnen zijn, dit hangt
af van de omgeving van de soort. Zo waren bijvoorbeeld de snavels van vinken op verschillende
eilanden aangepast op het eten wat daar te vinden was. Verder constateerde hij dat er meer
nakomelingen waren dan voor de vervanging van de ouders nodig was (meer dan twee). Maar de
populatie groeide niet. Dit betekent dat er niet genoeg voedsel was: Struggle for life. Hierdoor ouden
de best aangepaste vogels blijven leven: Survival of the fittest. Dit samen is natuurlijke selectie.
Darwin voorziet weerstanden
In 1859 schreef Darwin zijn boek: On the origin of species by the means of Natural selection. Hij zag
zelf ‘geen reden waarom zijn ideeën over evolutie iemand religieuze gevoelens zouden kwetsen’ Dit
gebeurde natuurlijk toch omdat de ideeën van Darwin over evolutie dus ook impliceerde dat de
mens niet door God geschapen zou zijn maar een evolutie zou zijn van de aapachtigen. Dit stond
trouwens niet in zijn boek, de enige regel die hiermee in associatie kon worden gebracht was deze :
‘Light will be thrown on the origin of man and his history’. Pas in 1871 publiceerde hij een daar een
boek over : the Descent of man.
Missing links
Eén van de grootste bewaren tegen de evolutietheorie is het feit dat er weinig fossielen zijn
gevonden die de overgang tussen de belangrijkste groepen van de gewervelde dieren. De
zogenaamde missing links. Toch wordt er heel af en toe één gevonden: de Archeopteryx, dit is een
uitgestorven soort die zowel reptiel- als vogelkenmerken vertoont. Anderen zeggen dat de
overgangstijd van de ene naar de andere soort vaak maar een paar duizend jaar is, waardoor er maar
een kleine kans is dat de missing links gevonden worden.
Paragraaf 2 DNA en evolutie
Erfelijkheid en Mendel
De theorie van Darwin was voor velen nog maar moeilijk te geloven, de monnik Gregor Mendel
bracht hier verandering in. Hij kweekt erwten en deed daarmee verschillende proeven. Hij ontdekte
dat beide ouders hun eigenschappen aan nakomelingen meegeven. Hij kwam er ook achter dat
sommige eigenschappen dominant waren en sommigen recessief. Zijn ontdekkingen werden pas 40
jaar later serieus genomen.
De jacht op het DNA
De ontdekkingen van Mendel bevestigde de theorie van Darwin. Langzaam maar zeker ontdekten
geleerden hoe eigenschappen precies werden doorgegeven. Eind 19e eeuw werd zo de chromosoom
ontdekt, dit zijn kleine staafjes die in de kern van een cel zitten. In de eerste helft van de 20e eeuw
kwam men erachter dat deze waren opgebouwd uit DNA , maar waarvoor dit diende wisten ze nog
niet.
Een gedraaide ladder!
Na de tweede wereldoorlog wilde men achter de structuur van DNA komen. Uiteindelijk waren
James Watson en Francis Crick de eersten die ontdekten hoe het er precies uitzag. DNA bestaat dus
uit een soort gedraaide touwladder, een dubbele helix. Het bestaat uit DNA ketens, de ‘sporten’ van
de ladder bestaan uit basen (ATCG). Linus pauling (concurrent) zij later dat de structuur van DNA
waarschijnlijk de grootste ontdekking was in de biologische wetenschap en in het begrip van ons
leven. Watson en Crick kregen in1958 de Nobel-prijs. Rosalind Franklin (ook betrokken) maakte dit
niet meer mee. De structuur van DNA is erg geschikt om erfelijke informatie op te slaan. Want elke
keer als een cel deelt hebben deze hetzelfde DNA. Bij bevruchting vormt het DNA, de helft van de
moeder, de helft van de vader.
De genetische code
Er was nog één raadsel, hoe kan het dat DNA erfelijke eigenschappen bepaalt? De basen van DNA
vormen een code waardoor bepaalde aminozuren worden gemaakt. Die aminozuren vormen
eiwitten die dan weer taken volbrengen in het lichaam. Een bepaalde volgorde van basen staat voor
een bepaald aminozuur. Het begin codon is ATG. En er zijn drie verschillende stop codons, één
daarvan is TAG. De aminozuren tussen die twee vormen een eiwit. De ontdekking van DNA en de
genetische code bevestigde opnieuw de theorie van Darwin.
Ordening voor het DNA
Voor de ontdekking van DNA probeerden geleerden al een evolutiestamboom te maken, hierin
probeerden ze er achter te komen welke dieren van wat afstammen. Ze gebruikten hiervoor de
gevonden fossielen. Ze gebruikten de indeling van Carolus Linnaeus, wat inhoud dat alle organismen
een naam kregen bestaande uit een soort- en een geslachtsnaam. Zo heten wij Homo sapiens, de
denkende mens. De mens werd in die tijd in een hele aparte familie geplaatst, omdat ze dachten wij
heel erg van andere soorten verschilden.
Mutaties
Na de ontdekking van het DNA werden de soorten ook ingedeeld op genetische informatie
ingedeeld. Soms ontstaan er foutjes in het DNA bij het ‘kopieren’. Dit noemen we een mutatie,
hierdoor maakt cel dus de verkeerde of helemaal geen eiwitten van dat gen. Bevindt zo’n fout zich in
de geslachtscellen, dan kan deze ook worden overgedragen op de nakomelingen. Evolutie is dus
berust op toeval, op een wisselwerking tussen toevallige mutaties en veranderingen van het milieu,
daarom geloven sommigen niet in de evolutietheorie.
Nieuwe indeling
De geleerden hebben dus bedacht dat soorten ook ingedeeld kunnen worden door het DNA met
elkaar te vergelijken, omdat soorten met dezelfde mutatie waarschijnlijk dezelfde voorouder hebben.
Sommige stambomen bleken al te kloppen, andere (zoals die van de mens) werden ingrijpend
gewijzigd ( zie het plaatje B4.10).
Vragen over de evolutie
De vraag over het ontstaan van het eerste leven blijft, hier heeft de wetenschap nog geen
bevredigend antwoord op kunnen geven. Een andere vraag: waarom zijn erfelijke ziekten niet
verdwenen door evolutie? De meesten zijn dan namelijk niet in het voordeel. Sikkelcelanemie is een
ziekte waarbij de genen over hemoglobine ( zuurstofvervoer van het bloed) afwijkend. Hierdoor
verandert de vorm van de rode bloeddcellen, waardoor deze gaan klonteren, dit leidt vaak tot een
pijnlijke dood. Mensen met maar één foutief hemoglobine gen krijgen deze ziekte veel lichter en ze
kunnen beter tegen parasieten.
Paragraaf 3 DNA-technieken in de praktijk
DNA-profielen
Om iemand te identificeren kan een DNA-profiel worden gebruikt, omdat dit voor iedereen uniek is.
Zo kunnen bijvoorbeeld misdrijven worden opgelost. Of iemand de dader wel of juist niet is. Ook
kunnen zo de ouders van een kind worden achterhaald. Ze kunnen ook gebruikt worden om
verwantschap tussen diersoorten aan te tonen
DNA-diagnostiek
Met behulp Van DNA kan worden bepaald of iemand bijvoorbeeld drager is van het huntington gen,
op van het CF gen. De technieken worden steeds krachtiger, met de DNA-chip is het mogelijk om in
korte tijd duizenden bepalingen tegelijk te doen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden geconstateerd
welk micro-organisme een infectieziekte veroorzaakt.
Chromosoomonderzoek
Bij de deling van een eicel kan ook van alles misgaan, zo kan tijdens de deling een chromosoom of
een gedeelte daarvan in de verkeerde dochtercel terecht komen, bijvoorbeeld bij het
downsyndroom. Hier bevat elke cel drie keer het 21e chromosoom i.p.v. twee keer. Met een
vlokkentest of een vruchtwaterpunctie kan dit worden aangetoond.
Knippen en plakken
Zouden we ook zelf de mutaties kunnen veroorzaken? En zouden we zo het evolutieproces kunnen
beïnvloeden? Paul Berg knipte in 1972 een gen uit een virus en plakte dit in een bacterie. Dit is de
recombinant DNA-technologie. Hij kreeg hier in 1980 de Nobelprijs voor. Als je modificaties aan het
DNA van een cel toebrengt, veranderende eigenschappen van deze cel. Als dit en cel is die direct
voor nakomelingen zorgt (geslachtscel, virus) verandert dit de genetische informatie van het
organisme, dit heet genetische modificatie. Binnen tien jaar na de ontdekking van Berg werden
genetisch gemodificeerde bacteriën gebruikt voor de massaproductie van bijvoorbeeld medicijnen.
En de erfelijke informatie van planten en dieren kon veranderd worden.
Nieuwe cellen
Stamcellen hebben zich nog niet gespecialiseerd tot bijvoorbeeld huidcel of spiercel, maar kunnen
nog alles worden. De bedoeling hiervan is dat er ziek of aangetast weefsel vervangen kan worden
met deze aangepaste stamcellen. Maar in de praktijk is dit nog niet zover. Stamcellen zijn moeilijk te
winnen aangezien ze alleen voorkomen in beenmerg en navelstrengbloed. Pas bevruchte embryo’s
bevatten ook veel stamcellen. Maar aan het gebruiken van menselijke embryo’s hangt een ethisch
dilemma daarom wordt er nu ook onderzoek gedaan naar het ‘herprogrameren’ van cellen.
Bronnen bij paragraaf 3
B4.14
Tussen de genen liggen grote stukken DNA zonder informatie, daarin zitten bepaalde korte stukjes
DNA die zich één of meer keer herhalen. Hoe vaak, dat verschilt per mens. De stukjes DNA kunnen in
een soort streepjespatroon zichtbaar worden gemaakt. Hier wordt dus niet naar erfelijke
eigenschappen gekeken. De kans dat twee mensen voor een zo’n bepaald stukje precies hetzelfde
patroon hebben is 1: 100 Als er naar drie van die stukjes wordt gekeken 1 : 1 000 000, en als er naar 5
verschillende stukjes wordt gekeken mag het uniek worden genoemd.
B4.16
Cystic Fibrosis (CF) of taaislijmziekte is een voorbeeld van een recessief erfelijke ziekte. Je hebt dan
zeer taai slijm in je luchtwegen waardoor ademhalen lastig is en een groot risico op
luchtweginfecties. De infecties zijn dan uiteindelijk dodelijk. Een dominant erfelijke ziekte is
Huntington, hierbij wordt op latere leeftijd een gedeelte van de hersenen aangetast, waardoor je
onwillekeurige bewegingen gaat maken en mentaal achteruit gaat. Uiteindelijk is de patiënt een
psychisch wrak. Met DNA onderzoek kan van te voren worden geopenbaard of iemand de ziekte zal
krijgen of kan doorgeven aan zijn/haar kinderen.
Paragraaf 4 DNA en ethiek
Dilemma’s
Aan de ene kant kan een onderzoek duidelijkheid geven, maar aan de aan de andere kant kan een
onprettige uitslag nadelige gevolgen hebben. Een moeilijke beslissing heet een dilemma (facepalm).
Het recht om het niet te weten
Je hebt het wettelijke recht om te weten wat je mankeert, maar ook het recht om het niet te willen
weten. Sommige erfelijke ziekten zijn onbehandelbaar, en heeft het dan wel zin om je hele leven in
spanning te zitten wachten totdat je ziek wordt. Als er een afwijkend gen aanwezig is hoeft dit ook
niet meteen te betekenen dat je ook echt ziek wordt, daar zijn vaak ook andere genen bij betrokken(
ook het milieu). DNA-onderzoek roept vaak matschappelijke discussies op, zoals bij
vruchtwaterpunctie (ik ga er vanuit dat je weet wat dit is.
De brief van Berg
Toen Paul Berg DNA recombinantie had uitgevonden schreef hij een brief naar het wetenschappelijke
tijdschrift Science. Hij was bang dat de schadelijke bacteriëmn die hij had gemaakt uit het lab zouden
komen en mensen ziek zouden maken. Dus hij pleitte voor een bezinningsperiode van een jaar.
Wereldwijd werd het onderzoek gestopt en men stelde regels op voor genetische modificatie. Eén
daarvan is dat “gehandicapte”bacteriën niet moeten kunnen overleven buiten het lab. Dit was een
van de eerste maatschappelijke discussies uit velen.
Een ethische discussie
Een ethische discussies gaan over vraagstukken over wat goed en wat fout is. Voor- en tegenstanders
discussiëren met elkaar m.b.v. feiten en cijfers. De regering riep een ethische commissie in het leven,
deze deskundigen buigen zich over ethische vraagstukken.
Een plan van aanpak
Ethici pakken een probleem aan d.m.v. een vijfstappenplan, (zie bron 4.24). In het geval van
embryonale stamcellen is besloten dat ze allen gebruikt mogen worden voor onderzoek en niet voor
behandeling. Ook mogen ze zelf geen embryo’s maken maar mogen ze alleen de ‘overblijfsels’ van de
ivf-behandelingen gebruiken. Door het onderzoek naar het opnieuw programmeren van cellen zijn
embryonale stamcellen als het goed is niet meer nodig in de toekomst.
(tering paragraaf 4 is lang)
Nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen
Door nieuwe ontwikkelingen is het nu gemakkelijk om met bacteriën heel veel medicijnen te maken,
wat eerder veel lastiger was. Men kan nu ook groeihormonen maken, wat eerst werd gewonnen uit
de hersenen van overleden mensen. Maar dat roept weer vragen op; wat is te klein? Zo roept nieuwe
wetenschap dus ook nieuwe discussies op.
Gentherapie
Met gentherapie wordt bijvoorbeeld aan een virus een extra gen toegevoegd waardoor deze
tumorcellen doodt, maar de rest laat leven. Of een gen dat ervoor zorgt dat een missend enzym
wordt aangemaakt. Helaas is de fout meestal in het hele lichaam waardoor dit onbegonnen werk is.
Stamcellen zouden ook hier de oplossing kunnen zijn
Klonen
Recombinant DNA-technologie maakt ook klonen mogelijk. Klonen zijn genetisch identiek aan hun
‘ouder’, wat natuurlijk niet het geval is bij geslachtelijke voortplanting. Klonen zou de oplossing
kunnen zijn van bijvoorbeeld uitsterving van soorten, of mensen die ongewenst kinderloos zijn. Maar
dit roept natuurlijk weer ethische dilemma’s op.
Genen te koop
Farmaceutische bedrijven hebben inmiddels octrooien op meer dan 100 000 genen of delen daarvan.
Dit roept echter vragen op. Van wie is ons DNA eigenlijk. Op natuurlijk voorkomende genen kun je
geen patent krijgen, maar op genetisch gemodificeerde genen, gecombineerd met een functie of
toepassing, wel.
Human Genome Project
In 2003 was de opheldering van de precieze volgorde van de 3 miljard letters van het menselijk DNA
klaar, het menselijk genoom. Maar men weet niet waar die letters allemaal precies voor staan. Dus
probeert men dat te testen op dieren, door genen uit of juist aan te zetten.
Meer dan DNA alleen
Wetenschappers focussen zich op de voorspellende geneeskunde, omdat voorkomen beter is dan
genezen. Mensen kunnen dan weten waar ze risico op lopen en wat ze kunnen doen om dit risico te
verkleinen. Maar voor die tijd moet de wetenschap wel eerst de link tussen afwijkingen in het DNA
en de aanleg voor de ziekte achterhalen. Helaas ligt voor veel ziekten de informatie van aanleg in
meerdere genen, en is dus moeilijk te ontdekken. Ook spelen omgevingsfactoren vaak een rol. Door
gezond te leven kan men bijvoorbeeld het risico op een hartinfarct verkleinen.
Genetische screening
Hoe ver mag je gaan met voorspellende geneeskunde. In de toekomst kunnen we waarschijnlijk
storende genetische aandoeningen al uit embryo’s halen, maar moeten we mensen niet accepteren
zoals ze zijn? En als we alles al weten van mensen worden deze ook onnodig in hokjes gestopt.
Nature versus nurture
De meeste eigenschappen worden dus beïnvloed door een combinatie van genen en milieu, je kunt
de invloed hiervan bijvoorbeeld testen d.m.v. tweelingen.
ANW SAMENVATTING HOOFDSTUK 6 TOETSWEEK 3
PAR 6.1 DUURZAAM ONTWERPEN EN PRODUCEREN
Uitgangspunten van duurzame ontwikkeling:
-We hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze planeet voor toekomstige
generaties leefbaar is.
- We moeten ook in onze eigen behoeften, zoals grondstoffen en brandstoffen, kunnen voorzien.
Er zijn sinds 1992 verschillende VN-conferenties geweest over duurzame ontwikkeling.
Technologische en maatschappelijke vernieuwingen en veranderingen kunnen leiden tot een
duurzamere samenleving.
Transitie= structurele verandering van de maatschappij die bijdragen aan het realiseren van een
duurzamere samenleving.
B6.1: 2 voorbeelden van transities:
Neolithische revolutie = +- 10.000 jaar geleden begonnen mensen met graan verbouwen en vee
houden in plaats van jagen en verzamelen. Ze gingen de natuur steeds meer naar hun hand zetten.
Industriële revolutie: rond 1800 begon deze met de uitvinding van de stoommachine.
Bij Levens Cyclus Analyse (LCA) wordt de levenscyclus van een product in kaart gebracht.
Belangrijkste stappen: - het inventariseren van alle grondstoffen die gebruikt worden (om het
product te maken) en stoffen die weer vrijkomen tijdens het leven van het product. –‘Assessment’ =
het beoordelen van deze gegevens = bepalen voor welke milieueffecten het product (in)direct
verantwoordelijk is.
Milieuprofiel = resultaat van LCA = soort scorelijst van milieueffecten. Het milieuprofiel wordt
gebruikt om te kijken of producten het ‘milieukeur’ (een keurmerk) verdienen en om te kijken hoe
het product milieuvriendelijker kan worden gemaakt.
Manieren om schadelijke milieueffecten van een product te beperken:
-bij het ‘Cradle to Cradle’-principe staan gesloten kringlopen centraal. Een kringloop is gesloten als
alle restproducten en alle gebruikte materialen hergebruikt worden.
B6.5: 3 basisregels van Cradle to Cradle (C2C):
Afval = Voedsel
Zon is de energiebron
Respect voor Diversiteit
-3R-strategie = ‘reduce, reuse, recycle’. (zie eventueel B6.6 p 143)
Bij beide strategieën ligt de nadruk op het slim gebruik van grondstoffen en hergebruik van
afvalstromen.
Grondstoffen worden gewonnen uit ‘natuurlijke hulpbronnen’. Omdat de natuurlijke hulpbronnen
uitgeput kunnen raken en de winning van grondstoffen voor verstoring van het (natuur)gebied kan
zorgen, moet je zuinig met grondstoffen omgaan. Op de volgende manieren:
- Productieproces aanpassen zodat je minder grondstoffen nodig hebt.
- Alternatieven voor grondstoffen zoeken
- Recyclede producten gebruiken
Verpakkingen zijn een goed startpunt voor duurzame producten omdat deze veel afval geven en veel
grondstoffen kosten. Oplossing : recycling
Het ‘gat’ in de ozonlaag wordt met name veroorzaakt door chloor-fluor-koolwaterstoffen (cfk’s).
Cfk’s zijn synthetisch geproduceerde gassen die o.a. worden gebruikt als koelvloeistof. Veel westerse
landen spraken in 1987 af de uitstoot van cfk’s in te perken -> protocol van Montreal.
In koelkasten worden nu andere koelvloeistoffen gebruikt, zo zie je dat internationale afspraken
kunnen bijdragen aan een milieuvriendelijkere manier van produceren.
Paul Crutzen heeft een model opgesteld over het herstellen van de ozonlaag. De ozonlaag hersteld
héél langzaam, de mate waarin landen en bedrijven zich aan de milieuafspraken houden heeft een
groot effect op het herstel.
PAR6.2 ENERGIE
Duurzame energiebronnen raken niet op, geven geen/minder milieuschade en zijn bij voorkeur
goedkoper in winning en gebruik.
B6.13 belangrijkste duurzame energiebronnen:
Zon: boilers op het dak die door de zon worden opgewarmd en zonnepanelen worden al op kleine
schaal gebruikt. De ontwikkeling van efficiënte en betaalbare zonnecellen duurt echter lang.
Wind: in windmolens wordt de draaiende beweging van de wieken omgezet in elektriciteit.
Nadeel: wind(kracht) is niet constant; veel mensen vinden windmolens lelijk in het landschap en
windmolenparken op zee verstoren visgebieden en vogeltrek. Een oplossing is windturbines hoog in
de lucht (zwevende windturbines), het is nog niet zeker of dit uitvoerbaar is.
Aardwarmte: toegepast in geothermische centrales, vooral in vulkanische gebieden. Dus niet
wereldwijd toepasbaar.
Biomassa: organisch materiaal (gekweekt of uit afvalstromen) wordt gebruikt als energiebron. Uit
planten(resten) wordt bio-ethanol gemaakt voor in verbrandingsmotoren. Plantaardige olie wordt
ook al bij benzine gemengd. Gft-afval wordt omgezet in biogas. Ook mest, rioolzuiveringsslib en
afvalstromen uit de voedingsindustrie kunnen vergist worden tot biobrandstof.
Voordeel: bestemming voor afval en steeds op nieuw te kweken.
Nadeel: teelt biomassa gaat ten koste van landbouwgrond en concurreert met de productie van
voedingsgewassen. Transport. Dus: slechts een overgangsmiddel totdat echte duurzame bronnen
massaal ingezet kunnen worden.
Water: waterkracht is de belangrijkste bron van duurzame energie maar verliest terrein doordat er
dure stuwdammen en stuwmeren voor nodig zijn die grote invloed hebben op het landschap.
Waterstof wordt verkregen door elektrolyse van water. H2 kan worden toegevoerd aan een
brandstofcel. Daarin reageert H2 met O2 en wordt er elektrische stroom opgewekt. Het afvalproduct
is water -> duurzame kringloop is rond. Er moet nog wel veel verbeterd worden aan de
brandstofcellen en het transport van H2. Ook moet de infrastructuur van een tankstation veranderd
worden om auto’s waterstof te laten tanken. De vraag is of bedrijven en overheden voldoende
vertrouwen hebben in H2 om er in te investeren.
Zie eventueel p147 B6.12 Waterstofkringloop.
2500 jaar geleden kwam de Griekse natuurfilosoof Demokritos op het idee dat materie uit atomen
bestaat. Manieren om energie te verkrijgen uit atoomkernen:
- Atomen splitsen in kerncentrales
- Kernfusie: (gebeurt in fusiereactoren maar ook in de zon:) onder de extreem hoge
temperatuur en hoge luchtdruk smelten de kernen van waterstofatomen samen tot
heliumatomen, hierbij komt veel energie (warmte en straling) vrij.
Voordeel: duurzaam, bron: zeewater, nauwelijks radioactief afval.
Nadeel: het is moeilijk om een goede fusiereactor te bouwen die meer energie levert dan
erin gestopt moet worden, (das nog niet gelukt).
ITER is een groot wetenschappelijk project dat tot doel heeft te laten zien dat commerciële productie
van energie via kernfusie haalbaar is. Het is de bedoeling dat kernfusie tien keer zoveel energie levert
als de productie ervan kost. Het zal nog zeker tientallen jaren duren voordat kernfusie op grote
schaal kan worden ingezet.
KEUZEPARAGRAAF CONSUMEREN
Door de toegenomen mobiliteit zijn er meer files. De maatregelen van de overheid (zoals extra
rijstroken en beter openbaar vervoer) hebben tot dusver niet geholpen.
De toegenomen mobiliteit leidt ook tot meer gebruik van fossiele brandstoffen en meer uitstoot van
broeikasgassen. Dankzij de katalysator, roetfilters en de ontwikkeling van schonere brandstoffen is
de luchtvervuiling minder geworden. De uitstoot van CO2 blijft een probleem.
De veranderende wooneisen zorgen ervoor dat oude wijken gerenoveerd of gesloopt moeten
worden, en er dus weer nieuwe wijken gebouwd moeten worden. Dat alles kost ruimte, materiaal en
energie. Als een huis meegroeit met de nieuwe eisen hoeft er minder gesloopt en gebouwd te
worden, dat bevordert de duurzaamheid. Bij ontwerpen en bouwen is dit een belangrijke factor
geworden. ((voor voorbeelden van duurzaam ontwerpen zie p153. B6.19))
De duurzaamheid van een huis zit ook in de materialen en de toegepaste techniek. Veel gemeenten
hebben regels opgesteld waaraan huizen moeten voldoen om zich duurzaam te mogen noemen.
Voorbeelden: gebruik van tropisch hardhout van plantages die na de kap nieuwe bomen planten.
Rioleringsbuizen en regenpijpen van gerecycled pvc, goede isolatie, zonnecollectoren op dak.
Bij het ontwerpen van een duurzame wijk moeten niet alleen de huizen duurzaam zijn. Het is
makkelijker een nieuwe wijk duurzaam te ontwerpen dan om een bestaande wijk duurzaam te
maken. Bewoners vormen een belangrijke factor in het slagen of falen van plannen voor
duurzaamheid.
Iedereen wil wel een duurzamere wereld, maar niet iedereen wil er zelf wat aan doen. Een
combinatie van factoren bepaalt je motivatie en daarmee je gedrag. De overheid kan motivatie
beïnvloeden d.m.v. beloning of straf (zoals extra belasting op minder zuinige auto’s en subsidies op
zonnepanelen). Je kunt motivatie ook beïnvloeden d.m.v. emotie (denk aan milieuorganisaties die
inspelen op je schuld- en verantwoordelijkheidsgevoel.) zie P154 B6.20 motivatiefactoren
Als er alternatieven zijn is het gemakkelijker om duurzaam gedrag te bevorderen (bv spaarlampen).
Soms zijn er geen alternatieven of wil men niet voor de alternatieven kiezen omdat ze beïnvloed
worden door motivatiefactoren. Het streven naar duurzaamheid is vooral een zaak van keuzes
maken.
Download