1.2.3. oefenCAT 0809

advertisement
VUmc-compas
Oefentoets 2
CAT B1.2.3 0809 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
B123 0809 Hersenen en zintuigen
Cursuscoördinator
Prof.dr. H.J. Groenewegen / mv. A.J. Greven
Deze oefentoets werd eerder aangeboden als toets (1ste gelegenheid) in studiejaar 0708.
Na afname zijn de volgende wijzigingen aangebracht:
Sleutelfout: vraag 48 moet zijn a (en niet b)
Drie sleutelverdubbelingen:
Vraag 6
a en b = goed (niet scherp wederzijds uitsluitend)
Vraag 15
c en d = goed (definitieprobleem; daardoor onduidelijk)
Vraag 25
b en d = goed (onduidelijk in de leerstof)
Eén vraag schrappen: vraag 12 (niet behorend bij leerstof, c.q. collegestof op Bb)
1
U neemt in een verpleeghuis een anamnese af bij een slechtziende patiënt.
Het is een heel bewolkte dag. U doet een lamp aan.
Welke opstelling is voor het gesprek de beste?
a. de patiënt zit met de rug naar de lamp, u zit tegenover de patiënt
b. u zit met de rug naar de lamp, de patiënt zit tegenover u
c. de lamp staat naast u en de patiënt, het raam is aan de andere kant
d. de lamp staat naast u en de patiënt, aan dezelfde kant als het raam.
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
a
Pagina 1 van 12
2
c
U heeft een patiënt onderzocht en uitval van de vitale en gnostische sensibiliteit gevonden
volgens een patroon zoals weergegeven in bovenstaand schema.
Dit patroon van sensibele uitval past het beste bij een laesie ter hoogte van
a. het cervicale ruggenmerg
b. het myelencephalon
c. de gyrus postcentralis
d. het cerebellum.
3
Veneus bloed vanuit de cerebrale hemisferen bereikt de vena jugularis interna via de
volgende veneuze sinussen.
Wat is de juiste volgorde?
a. sinus sagittalis superior, sinus rectus, sinus transversus en sinus sigmoideus
b. sinus sagittalis inferior, confluens sinuum, sinus sigmoideus en sinus transversus
c. sinus sagittalis superior, confluens sinuum, sinus rectus en sinus transversus
d. sinus sagittalis superior, confluens sinuum, sinus transversus en sinus sigmoideus.
d
4
De afdalende banen van de motorische cortex die de spieren van de hand aansturen,
kruisen in hun beloop tussen de cortex cerebri en het cervicale ruggenmerg de mediaanlijn
ter hoogte van
a. het mesencephalon
b. de pons
c. de overgang hersenstam-ruggenmerg
d. het segment van het cervicale ruggenmerg waar zij eindigen.
c
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 2 van 12
a
5
Welke drie hersenzenuwen (in bovenstaande figuur aangeduid met nummers) spelen een
rol bij de oogbewegingen?
a. 13, 14 en 19
b. 1, 13 en 19
c. 3, 14 en 20
d. 13, 14 en 20.
6
Een spinale zenuw bevat
a. somatomotorische en somatosensibele vezels, en bovendien viscerale vezels
b. somatomotorische en somatosensibele vezels, maar geen viscerale vezels
c. uitsluitend somatomotorische vezels
d. uitsluitend somatosensibele vezels.
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
a
Pagina 3 van 12
7
c
Indien het gearceerde gebied in bovenstaande tekening (aangeduid met A) door de
afsluiting van een arterietakje ischemisch is geworden, welke neurologische uitval is
daarvan het gevolg?
a. gnostische en vitale sensibiliteit van de linker lichaamshelft en vitale sensibiliteit van de
linker gelaatshelft
b. vitale sensibiliteit van de rechter het lichaamshelft en vitale sensibiliteit van de linker
gelaatshelft
c. vitale sensibiliteit van de linker lichaamshelft en vitale sensibiliteit van de rechter
gelaatshelft
d. vitale sensibiliteit en paretische verschijnselen van de linker lichaamshelft.
8
Spierspoeltjes registreren
a. de lengteveranderingen van de spier tijdens contractie en relaxatie
b. zowel de lengte als de lengteveranderingen van de spier
c. uitsluitend de lengte van de spier
d. de spanning in de pezen van de spier.
b
9
De ascenderende, vitale sensibele banen verlopen in het ruggenmerg via
a. de voorzijstreng en hebben eindigingen in de reticulaire formatie van de hersenstam en
de thalamus
b. de achterstreng en hebben eindigingen in de achterstrengkernen en de reticulaire
formatie van de hersenstam
c. de achterstreng en hebben eindigingen in de achterstrengkernen en de thalamus
d. de voorzijstreng en hebben eindigingen in het cerebellum en de thalamus.
a
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 4 van 12
d
10
Bovenstaande tekening geeft een doorsnede van het ruggenmerg weer op het niveau van
het 4e thoracale ruggenmergsegment (Th4). Aan de linkerzijde is de uitbreiding en
localisatie van een laesie te zien (aangeduid met een arcering).
Deze laesie veroorzaakt uitval van de
a. motoriek van linker arm en been
b. motoriek en gnostische sensibiliteit van linker been
c. motoriek rechter been
d. motoriek linker been.
11
De arteria communicans posterior vormt de verbinding tussen de
a. cerebri media en de a. cerebri anterior
b. carotis interna en de a. cerebri posterior
c. cerebri posterior van links en rechts
d. cerebri anterior en de a. cerebri posterior.
12
c
De heer Van Olphen, 77 jaar en tot nu toe altijd heel gezond, bemerkt tijdens het tuinieren
ineens zwakte van de linkerarm. Aan de benen merkt hij geen bijzonderheden. Geen
hoofdpijn. Hij waarschuwt zijn echtgenote en merkt dat hij wat onduidelijk spreekt. Zij ziet
dat hij een wat afhangende mondhoek links heeft. Net als ze besloten hebben de huisarts te
bellen, verdwijnen de klachten. Al met al heeft het vijf minuten geduurd. De kans dat dhr.
Van Olphen binnen een maand door een herseninfarct wordt getroffen, is:
a. 1-2%
b. 2-5%
c. 5-10%
d. 10-20%.
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
b
Pagina 5 van 12
13
De heer Peul heeft een hernia nuclei pulposi (HNP) op het niveau L5-S1, waardoor de
b
wortel S1 rechts bekneld is. Welk van de onderstaande bevindingen past het best bij deze
aandoening?
a. hypotonie m. gastrocnemius rechts; Achillespeesreflex rechts lager dan links; gestoorde
vitale, maar behouden gnostische sensibiliteit in dermatoom S1 rechts
b. hypotonie m. gastrocnemius rechts; Achillespeesreflex rechts lager dan links; gestoorde
vitale en gnostische sensibiliteit in dermatoom S1 rechts
c. hypertonie m. gastrocnemius rechts; Achillespeesreflex rechts hoger dan links;
gestoorde vitale, maar behouden gnostische sensibiliteit in dermatoom S1 rechts
d. hypertonie m. gastrocnemius rechts; Achillespeesreflex rechts hoger dan links;
gestoorde vitale en gnostische sensibiliteit in dermatoom S1 rechts.
14
De heer Ney wordt door u onderzocht wegens "een gevoel op watten te lopen", dat in de
loop van een paar weken is ontstaan. U vindt geen paresen. Pijn- en temperatuurzin zijn
intact, maar lichte aanraking wordt beiderzijds beneden de navel niet goed waargenomen.
Ook blijkt de positie- en bewegingszin van de benen gestoord. De proef van Romberg is
positief.
In welk deel van het zenuwstelsel is de oorzaak van deze klacht het meest waarschijnlijk
gelokaliseerd?
a. achterstreng van het ruggenmerg ter hoogte van Th 4
b. achterstreng van het ruggenmerg ter hoogte van Th 10
c. voorzijstreng van het ruggenmerg ter hoogte van Th 4
d. voorzijstreng van het ruggenmerg ter hoogte van Th 10.
b
15
De heer Jansen, 76 jaar, merkt na zijn middagdutje dat hij zijn rechterhand niet goed meer
kan gebruiken. Hij komt ook moeilijk uit zijn stoel omdat de kracht uit zijn rechterbeen is
verdwenen. Als zijn vrouw hem vraagt wat er aan de hand is, kan hij alleen wat
onverstaanbare klanken voortbrengen. Wat zijn vrouw tegen hem zegt, begrijpt hij
overigens heel goed.
Zijn probleem met het spreken moet worden omschreven als een
a. globale afasie
b. receptieve afasie (Wernicke afasie)
c. motorische afasie (Broca afasie)
d. dysartrie.
c
16
Tot het vliezig labyrint behoren onder andere
a. de gehoorbeentjes, sacculus en utriculus
b. de gehoorbeentjes, utriculus en ampullae
c. de ampullae, auricula en ductus cochlearis
d. de ampullae, utriculus en ductus cochlearis.
d
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 6 van 12
17
In de utriculus en sacculus van het labyrint bevinden zich zintuigvlekken van het
evenwichtsorgaan. Via welke zenuw staan deze zintuigvlekken in verbinding met de
hersenen?
a. n. vestibularis
b. n. cochlearis
c. n. facialis
d. n. trochlearis.
a
18
De pons vormt een belangrijk schakelcentrum voor vezelverbindingen van
a. het myelencephalon naar het mesencephalon
b. het mesencephalon naar het myelencephalon
c. de grote hersenen naar het cerebellum
d. het cerebellum naar de grote hersenen.
c
19
Registratie van het statische evenwicht vindt plaats in de
a. utriculus en sacculus
b. halfcirkelvormige kanalen
c. ossiculus
d. cochlea.
a
20
In de haarcellen van de utriculus en de sacculus leidt buiging van de stereocilia naar het
kinocilium tot
a. hyperpolarisatie
b. depolarisatie
c. hypopolarisatie
d. repolarisatie.
b
21
Bij de zogenaamde kiepproef beoordeelt u of er een rotatoire nystagmus ontstaat in een
bepaalde positie van de patiënt.
Deze positie is liggend op een onderzoekbank met het hoofd
a. steunend op de bank in rechte positie
b. steunend op de bank en opzij gedraaid
c. afhangend van de bank recht naar achteren
d. afhangend van de bank en opzij gedraaid.
d
22
Spierspoeltjes bestaan uit
a. intra- en extrafusale vezels met bindweefsel
b. intra- en extrafusale vezels zonder bindweefsel
c. uitsluitend extrafusale vezels
d. uitsluitend intrafusale vezels
d
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 7 van 12
23
Wanneer maakt iemand bij het handhaven van zijn evenwicht het meest gebruik van de
propriocepsis?
a. liggend in bed
b. staand
c. lopend
d. fietsend.
c
24
Indien de afdalende invloed van centrale motorische structuren op het ruggenmerg is
gestoord, kan zich dit uiten in een verhoogde spiertonus (spasticiteit). Hierbij is in sommige
gevallen een clonus op te wekken (bijvoorbeeld een enkelclonus).
Welke perifere receptoren spelen hierbij een rol?
a. pijnreceptoren en Golgi-peeslichaampjes
b. spierspoeltjes en Golgi-peeslichaampjes
c. gewrichtsreceptoren en spierspoeltjes
d. drukreceptoren en pijnreceptoren.
b
25
Wanneer komt diepe slaap het meeste voor?
a. tijdens een dutje
b. in het begin van de slaap
c. aan het einde van de slaap
d. tijdens REM slaap.
b
26
Een man met overgewicht klaagt over het feit dat hij ’s ochtends niet goed uitgerust opstaat. d
Zijn vrouw meldt dat hij flink snurkt.
De meest waarschijnlijke diagnose is
a. insomnia
b. narcolepsie
c. rusteloze benen syndroom
d. slaapapneu syndroom.
27
b
Een 78-jarige vrouw stoot haar hoofd flink tegen een keukenkastje. Vanwege een
doorgemaakt hartinfarct slikt zij bloedverdunnende middelen. Behalve een pijnlijke bult op
haar hoofd lijkt er aanvankelijk weinig aan de hand te zijn. De dagen erna voelt zij zich zo
nu en dan wel wat suffig. Op de tiende dag na het ongeval raakt zij echter buiten bewustzijn
en wordt met spoed naar het ziekenhuis vervoerd. Op de Spoedeisende Hulp (SEH) ziet de
dienstdoende arts haar met een wijde, lichtstijve rechter pupil. De arts heeft onmiddellijk het
vermoeden van een inklemming en laat met spoed een CT-scan maken. Welk deel van de
hersenen is in dit geval betrokken bij de inklemming?
a. de nervus opticus
b. het mesencephalon
c. het myelencephalon
d. de tonsil van het cerebellum.
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 8 van 12
28
U onderzoekt een reumapatiënt met een verlaagd bewustzijn. De patiënt opent de ogen niet c
op aanspreken en hij voert geen opdrachten uit. Hij opent de ogen wel op het moment dat u
een pijnprikkel toedient door druk op het nagelbed en maakt dan een strekkende en
pronerende beweging van de arm. Hij maakt op dat moment ook een onverstaanbaar
geluid.
De Glascow Coma Scale van deze patiënt is als volgt:
a. E=1; M=1; V=2; totaal 4
b. E=2; M=1; V=3; totaal 5
c. E=2; M=2; V=2; totaal 6
d. E=1; M=2; V=3; totaal 7.
29
Piramidale neuronen komen uitsluitend voor in
a. de cerebrale cortex
b. de thalamus
c. de voorhoorn van het ruggenmerg
d. het striatum.
a
30
De plexus choroideus produceert per 24 uur ongeveer het volgende volume aan liquor
cerebrospinalis
a. 125 ml
b. 250 ml
c. 500 ml
d. 1000 ml.
c
31
De cerebrale cortex ontvangt vezels uit de volgende hersenstamkernen:
a. de locus coeruleus
b. de raphekernen
c. het ventrale tegmentale gebied (VTA)
d. alle bovengenoemde alternatieven zijn juist.
d
32
c
De basale ganglia spelen niet alleen een rol bij de willekeurige motoriek, maar ook bij
cognitieve hersenprocessen en emotioneel gedrag. Hiertoe ontvangen de basale ganglia,
via corticostriatale projecties, informatie uit alle delen van de hersenschors.
De invloed van de basale ganglia op de genoemde functies komt met name tot uiting via de
a. temporale kwab
b. parietale kwab
c. frontale kwab
d. occipitale kwab.
33
Een arts twijfelt of er bij een patiënt sprake is van een delier of een dementie.
Welk symptoom of syndroom pleit vóór de aanwezigheid van een delier?
a. normaal slaap-waakritme
b. snel ontstaan
c. amnestisch syndroom
d. desoriëntatie in tijd, plaats en persoon.
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
b
Pagina 9 van 12
34
Een 75-jarige man heeft twee dagen geleden onder narcose een transurethrale resectie van a
de prostaat ondergaan (dat is een operatie van de prostaat). Hij is moeilijk te verplegen: al
twee maal heeft hij zijn infuus uitgetrokken. De nacht tevoren is hij zijn bed uitgekomen en
de kamers van andere patiënten ingelopen. Hij maakt af en toe een verwarde indruk en ziet
kleine beestjes lopen, waar hij bang voor is. Deze beestjes zijn er in werkelijkheid niet.
Welke predisponerende factor(en) van het delirium vind je terug in deze casus?
a. oudere patiënt
b. patiënt heeft een operatie ondergaan
c. patiënt is moeilijk te verplegen
d. visuele hallucinaties.
35
Een patiënt die een frontaal traumatisch hersenletsel heeft doorgemaakt blijft na
behandeling in het ziekenhuis nog maanden emotioneel labiel.
Welk frontaal circuit zou hiervoor het meest waarschijnlijk verantwoordelijk zijn?
a. laterale orbitofrontale circuit
b. dorsolaterale prefrontale circuit
c. anterior cingulaire circuit
d. geen van drieën, dit wijst op stoornis in de amygdala.
a
36
Bij laesies van welke hersenkwab treden met name leer- en geheugenstoornissen op?
a. frontale kwab
b. pariëtale kwab
c. temporale kwab
d. occipitale kwab.
c
37
Ernstige stress heeft een ongunstig effect op de geheugenprestaties.
Dit "stress-effect" komt voor een belangrijk deel tot stand door een effect van
corticosteroiden op de
a. hersenschors
b. hippocampus
c. basale ganglia
d. amygdala.
b
38
Bij een patiënte ontstaat een wasdwang na de geboorte van het eerste kind
De geboorte van het kind is een
a. predisponerende factor
b. luxerende factor
c. final common pathway
d. noodzakelijke oorzaak.
b
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 10 van 12
39
Bij een patiënt met een obsessieve-compulsieve stoornis wordt een MRI-scan gemaakt van d
de hersenen.
Is dit beleid terecht?
a. ja, er zijn afwijkingen van de hersenen aangetoond bij deze stoornis
b. ja, dit dient om afwijkingen aan te tonen die deze stoornis kunnen veroorzaken, zoals
Chorea van Sydenham
c. nee, hersenbeschadigingen die deze stoornis kunnen veroorzaken zijn al bekend bij de
patiënt
d. nee, een neurologisch onderzoek daarentegen kan wel hersenbeschadigingen aan het
licht brengen die deze stoornis kunnen veroorzaken.
40
Impliciet geheugen
a. heeft betrekking op de kennis van voorwerpen, taal en objecten
b. is aangedaan bij patiënten met executieve functiestoornissen
c. werkt onafhankelijk van bewuste geheugenprocessen
d. wordt gestuurd door de hippocampus.
c
41
De voorste oogkamer bevindt zich tussen
a. lens en corpus ciliare
b. cornea en iris
c. iris en lens
d. lens en retina.
b
42
Welk referentiepunt staat in DIRECTE relatie tot de benodigde brilsterkte?
Het
a. accommodatiepunt
b. focuspunt
c. nabijheidspunt
d. vertepunt.
d
43
Amblyopie wordt behandeld door
a. occlusie van het dominante oog
b. operatie
c. refractiecorrectie (bril) van het dominante oog
d. pupilvernauwende oogdruppels.
a
44
Bij donkeradaptatie van de fotoreceptoren in de retina worden er
a. meer rhodopsine-moleculen aangemaakt
b. meer opsine-moleculen aangemaakt
c. minder opsine-moleculen aangemaakt
d. minder rhodopsine-moleculen aangemaakt.
a
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 11 van 12
45
Een oogarts test de gezichtsvelden van een patiënt. De patiënt blijkt in beide ogen een
"hap" uit het rechter gezichtsveld te missen, met andere woorden hij ziet een gedeelte niet
van wat er rechts van hem gebeurt.
Deze bevinding past het beste bij
a. beschadiging van de linker nervus opticus
b. pathologie mediaal in het chiasma opticum
c. complete lesie van de linker tractus opticus
d. een CVA links waarbij Meyer’s loop is betrokken..
d
46
Tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaat de retina
a. uit het retinablaasje
b. door invaginatie van het kopectoderm
c. als differentiatie van een deel van het oogbekertje
d. door celmigratie vanuit het telencephalon.
c
47
De m. tensor tympani en de m. stapedius zijn bevestigd aan de
a. incus, respectievelijk de malleus
b. malleus, respectievelijk de incus
c. stapes, respectievelijk de malleus
d. malleus, respectievelijk de stapes.
d
48
Tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaat de cochlea als volgt:
a. de ductus cochlearis uit het labyrintblaasje; de scala vestibuli en scala tympani uit
mesenchym
b. alle drie uit het labyrintblaasje: ductus cochlearis, scala vestibuli en scala tympani
c. de ductus cochlearis uit de keelholte, de scala vestibuli en scala tympani uit het
labyrintblaasje
d. de ductus cochlearis uit het labyrintblaasje, de scala vestibuli en scala tympani als
evaginatie van de keelholte.
b
49
Laag-frequente tonen worden vooral opgevangen door haarcellen in de
a. cochlea dicht bij het helicotrema
b. cochlea dicht bij het ovale venster
c. sacculus
d. utriculus.
a
50
Julian, 5 jaar oud, komt regelmatig op het spreekuur van de huisarts met allergische
klachten. Hij heeft recent veel klachten van zijn pollenallergie en is onder meer erg
verkouden. U denkt bij onderzoek OME te zien in het rechter oor.
Welke uitslag van de stemvorkproeven bevestigt uw diagnose?
a. Rinne rechts -, Weber lateraliseert NIET
b. Rinne rechts -, Weber lateraliseert naar rechts
c. Rinne rechts +, Weber lateraliseert NIET
d. Rinne rechts +, Weber lateraliseert naar links.
b
CAT B321 0708 Hersenen en zintuigen vs A / werktabel / TdN 23-04-08
Pagina 12 van 12
Download