Warmtevermogensbalans, vingervaardigheid en vingergevoel in een warm klimaat Prof. Dr. H.A.M. Daanen1,2 E.M van Es1,2 1 TNO Defensie en Veiligheid Business Unit Human Factors Soesterberg 2 Faculteit Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam 21 Maart 2006 1 Inleiding In het kader van de opleiding Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam wordt jaarlijks door doctoraalstudenten een practicum thermofysiologie gevolgd. In het practicum van 2006 wordt de warmtebalans opgesteld tijdens fietsbelasting (1.5 W/kg lichaamsgewicht) in de warmte (35°C, 35 - 50% relatieve luchtvochtigheid). Daarnaast wordt onderzocht of de hitte een effect heeft op de vingervaardigheid en/of vingersensibiliteit. Er is veel bekend over de afname in de koude, maar (vrijwel) niets van veranderingen in de hitte. Warmte kan op verschillende manieren worden afgegeven. Door straling, stroming, geleiding en verdamping. Of er warmte wordt afgeven of opgenomen door straling, stroming en geleiding ligt aan het temperatuurverschil tussen huid en omgeving. Ook de luchtvochtigheid speelt een rol. Bij hoge luchtvochtigheid wordt verdamping van zweet lastiger. Als de warmte die geproduceerd wordt, niet allemaal afgeven kan worden, stijgt de kerntemperatuur van de sporter, dit wordt de warmteopslag genoemd. Winslow et al. (1939) schreven voor warmteproductie, warmteafgifte en warmteopslag de volgende vergelijking: M±S±K±R±C–E=0 Waarin M de warmteproductie is, S de warmteopslag in het lichaam K de warmteuitwisseling door geleiding/conductie (positief als de omgeving warmer is dan de huid en negatief als de huid warmer is dan de omgeving), R de warmteuitwisseling door radiatie (positief als de omgeving warmer is dan de huid en negatief als de huid warmer is dan de omgeving), C de warmteuitwisseling door convectie/stroming (positief als de omgeving warmer is dan de huid en negatief als de huid warmer is dan de omgeving), E de warmteuitwisseling door verdamping/evaporatie Omdat alle componenten uitgerekend kunnen worden is het mogelijk een warmtevermogensbalans op te stellen. Dit is een belangrijk didactisch doel van het practicum. Daarnaast is het van belang dat de studenten de in de thermofysiologie gebruikelijke apparatuur kennen en kunnen bedienen. Daarnaast wordt gepoogd een indruk te krijgen van: a) Het prestatieverlies op een fijnmotorische taak in de hitte. b) Het verlies aan sensoriek tijdens en na inspanning in de hitte. 2 Materiaal en methode Proefpersonen 21 Doctoraalstudenten van de Faculteit Bewegingswetenschappen van de VU te Amsterdam namen deel aan het onderzoek. In tabel 1 staan de gegevens. Tabel 1 – Gegevens van de proefpersonen De VO2-max (l/min) en VO2-relatief (ml/min/kg lichaamsgewicht) en maximale hartslagfrequentie zijn eigen schattingen van de proefpersoon. pp leeftijd sex sport lengte gewicht VO2 hfmax jaren uren/week cm kg l/min /min 1 24 m 3.5 187 79 3.9 193 2 25 m 6 188 68 4.03 189 3 21 v 4 178 63 2.2 194 4 21 v 0 169 83 2.5 198 5 47 m 2 188 81 3 170 6 21 v 2 177 75 2.7 195 7 23 v 5 184 69 2.8 187 8 21 v 4.5 172 69 2.8 188 9 21 v 10 174 67 3 174 10 23 v 6 175 67 2.7 197 11 20 m 6 175 70 3.5 194 12 20 v 7 175 61 3.2 184 13 22 m 0 181 61 3.4 205 14 24 m 12 190 68 4.8 195 15 21 v 18 167 63 3.07 193 16 23 v 10 172 72 3.2 190 17 25 m 8 181 63 3.7 198 18 24 m 5 176 74 198 19 21 m 4 180 74 4.1 203 20 22 m 2 180 81 3.8 206 21 20 v 8 181 64 3.5 188 Gem 23.2 5.9 179 70 3.3 192 SD 5.7 4.2 6 7 0.6 9 Protocol De heren kleedden zich in een zwembroek en de dames in een bikini. Ze brachten een rectaalsensor in en betraden vervolgens een klimaatkamer die op 35°C / 35- 50% RH was ingesteld. De temperatuurmarge is ongeveer 1°C. In de klimaatkamer werd 20 minuten doorgebracht voordat werd begonnen met de inspanning. Daarna werd 20 minuten inspanning verricht (1.5 W / kg lichaamsgewicht op een fietsergometer). Na 20 minuten rust werd weer 20 minuten inspanning werd verricht. De warmtevermogensbalans is opgesteld over de gehele periode van het verblijf in de klimaatkamer. 3 Tijdens de inspanning werd elke tien minuten de hartslagfrequentie, kerntemperatuur en (bij een deel van de proefpersonen) zuurstofopname geregistreerd (bijlage 1). De temperatuur van de huid werd elke 10 minuten op drie plaatsen gemeten, borst, arm en been, met behulp van thermistors (YSI, 700 series, Yellow Springs, USA). De kerntemperatuur werd bepaald met een rectaalsensor die door de proefpersonen zelf tenminste acht cm werd ingebracht (YSI 701, Yellow Springs, USA). Bij twee personen werd met een thermische pil gemeten, die net voor het experiment werd ingenomen (HQ Incorporated, USA). De zuurstofopname (VO2) en het respiratoir quotiënt (RQ) werden met behulp van de Oxycon Sigma en Pro (Oxycon, Lode, Groningen) bepaald voor de fietsergometer in de warme kamer en de zware belasting in de koude kamer. De hartslagfrequentie werd afgelezen van een Polar sporttester (800 serie). De proefpersonen werden tevens bevraagd op discomfort, waarbij temperatuursensatie en algemeen comfort gescoord werden met een schaal conform ISO 10551 en de rate of perceived exertion (RPE) conform de Borgschaal. Voor en na de inspanning stapten de proefpersonen van de fiets en werd het gewicht van de proefpersoon bepaald met behulp van een weegschaal (Sartorius F300S, Duitsland) met een afleesnauwkeurigheid van 1 gram. Een badstof handdoek werd gebruikt om het zweet regelmatig af te deppen en werd daarna telkens in een plastic zak gestopt. Deze zak werd telkens apart gewogen. De vingervaardigheid werd bepaald met de Purdue Pegboard test en de vingervaardigheid met Semmes – Weinstein filamenten. Tijdens de Purdue Pegboard test moest in een minuut zoveel mogelijk pinnen worden gezet in een gatenbord. Er waren 49 pinnen. Voor elke pin werd een punt geteld. Degene die sneller waren dan een minuut kregen een punt er bij voor elke seconde die ze sneller waren. De Semmes – Weinstein filamenten werden op de middelvingertop van de dominante hand aangebracht. De waarde werd genoteerd van het filament dat nog juist voelbaar was. Warmteproductie Uit de VO2 en het RQ is de energieinput (Pi) berekend (Toussaint et al., 1990). Pi = (4940 * RQ+ 16040) * VO2 60 [1] De warmteproductie werd berekend door het uitwendig geleverde vermogen van de energie input af te halen. Wprod = Pi –Pext [2] Voor de mensen waarbij de zuurstofopname niet werd gemeten, werd de gross efficiency op 20 procent gesteld; ofwel: de warmteproductie werd op vier maal het extern vermogen gesteld. Warmteopslag De gemiddelde huidtemperatuur (Thuid) werd bepaald uit de bovenbeentemperatuur (Tbeen), borsttemperatuur (Tborst) en bovenarmtemperatuur (Tarm) (Lund en Gisolfi, 1974): Thuid = 0.36 * Tarm + 0.25 * Tborst + 0.34 *Tbeen + 1.19 [3] De lichaamstemperatuur werd bepaald door een gewogen gemiddelde van de huid en de rectaal temperatuur te nemen (Blatteis, 1998) Tlichaam= (a * Trect) + ((1-a) * Thuid) [4] 4 De waarde a is gesteld op 0.9. De gewogen gemiddelde temperatuur van het lichaam werd vermenigvuldigd met de soortelijke warmte van het lichaam om de opslag in W te verkrijgen: Wopsl = (0.9 * Trect + 0.1 * Thuid) * Gl * 3.5 / dT [5] Waarin Wopsl de warmteopslag in Watt is, Trect de gemiddelde rectaaltemperatuurstijging in °C is over het tijdinterval dT, Thuid de gemiddelde huidtemperatuurstijging in °C is over het tijdinterval dT, Gl het lichaamsgewicht is in gram, 3.5 de soortelijke warmte van het lichaam is in J/g/°C en dT het aantal seconden over welke de stijging is gemeten. Natte warmteafgifte De natte warmteafgifte bestaat uit transpiratie door de huid en koeling via de ademhaling. De natte warmteafgifte door transpiratie werd bepaald door weging van het lichaam. Wtrans = Gl *2428 / 1200 - Gh *2428 / dT [6] Waarin Wtrans het warmteverlies door transpiratie in Watt is, Gl de afname van het lichaamsgewicht over tijdinterval dT, 2428 de verdampingswarmte van 1 liter water is, dT het aantal seconden is waarover de gewichtsverandering van het lichaam en handdoek is gemeten, Gh de toename van het gewicht is van de handdoek over tijdinterval dT. Droge warmteafgifte De droge warmteafgifte is berekend als het verschil tussen warmteproductie enerzijds en warmteopslag en nattewarmteafgifte anderzijds. Statistiek De resultaten zijn niet getoetst, maar alleen grafisch weergegeven. De gebruikte software is Statistica 6.0 (Statsoft, 2001). 5 Resultaten en discussie Proefpersonen Bij twee van de 21 proefpersonen werd de test voortijdig beëindigd wegens een te hoge rectaaltemperatuur: pp 1 en pp12. Bij pp3 is het lichaamsgewicht na de 2e inspanning niet bepaald. Bij pp4 is de belasting teruggeschroefd van 124 W (1.5 W/kg) naar 83 W (1 W/kg) wegens overbelasting na 34 minuten in het eerste inspanningsblok. Proefpersoon 10 werd onwel in de periode tussen de inspanningsblokken, heeft 135 ml water gedronken en is toen weer verder gegaan. Voor de hoeveelheid gedronken water is gecorrigeerd. Bij proefpersonen 5 werd met de pil gemeten en bij proefpersoon 13 werd rectaal en met de pil gemeten. De pil werd geslikt omdat het vermoeden bestond dat de rectaalsensor onredelijk hoge waarden aangaf. Dit bleek te kloppen: de rectaalsensor gaf ongeveer 1°C te veel aan. Het vermoeden bestaat dat deze sensor ook voor pp1 en pp12 tot te hoge waarden heeft geleid. Alle waarnemingen zijn in de analyse verwerkt. Temperatuur Fig. 1 toont de rectaaltemperatuur en huidtemperatuur tijdens het experiment. In Fig. 2 is de uitsplitsing gemaakt voor borst-, arm en beentemperatuur. 40 38 36 34 32 Temperatuur in °C 30 Rectaal Huid 28 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Tijd in minuten Fig. 1 Rectaal- en gemiddelde huidtemperatuur tijdens de experimenten. De rectaaltemperatuur stijgt geleidelijk. De huidtemperatuur stijgt sterk na binnenkomst in de klimaatkamer en daalt wat tussen de inspanningsperioden in. 6 37 36 35 34 33 32 31 Huidtemperaturen (°C) 30 tborst tarm tbeen 29 28 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Tijd in minuten Fig. 2 Borst-, arm en beentemperatuurverloop in tijd. De borsttemperatuur daalt in de warme kamer meer dan de bovenarmtemperatuur, waarschijnlijk omdat van dit lichaamsdeel meer wordt getranspireerd. De beentemperatuur blijft wat lager tijdens inspanning, waarschijnlijk door stroming van lucht door de beweging. Warmtevermogensbalans In Fig. 3 staat de warmtevermogensbalans weergegeven. Hierbij is uitgegaan van een efficientie van 20%. 600 Totale w armteproductie Natte w armteafgifte Opslag in lichaam Verschil (droge w armteafgifte) 500 400 300 Vermogen (W) 200 100 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Proefpersoon Fig. 3 Warmtevermogensbalans voor elke deelnemer. De totale warmteproductie is gesteld op 4x het fietsvermogen. De natte warmteafgifte is bepaald door weging; de warmteopslag door de kern- en huidtemperatuurbepaling. Het verschil in de warmtebalans is paars weergegeven. 7 Gemiddeld is het ingesteld vermogen op de fiets 106 W geweest. Dit betekent dat er, uitgaande van 20% efficiëntie, 425 W aan warmte is geproduceerd. Hiervan is gemiddeld 290 W door verdamping van vocht verloren (68%), 72 W in het lichaam opgeslagen (17%) en 65 W (15%) rest (waarschijnlijk droge warmteafgifte). Hartslagfrequentie In Fig. 4 wordt de hartslagfrequentie getoond. Bij rust in de hitte is de hartslagfrequentie hoger dan gemeten in de relatief koude ruimte er buiten. Dit komt omdat de huid nu een groter deel van de circulatie opeist en het hart dat moet compenseren door sneller te gaan kloppen. Tijdens de inspanningsperioden is de hartslagfrequentie gemiddeld tussen de 140 en 155 slagen per minuut. In de tweede inspanningsperiode ligt de frequentie iets hoger. 170 160 150 140 130 120 110 100 hartslagfrequentie (/min) 90 80 Mean Mean±0.95 Conf. Interval 70 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Tijd in minuten Fig. 4 Hartslagfrequentie tijdens het experiment Subjectieve schalen In Fig. 5 staan de subjectieve scores weergegeven. 8 14 12 10 8 Score 6 Thermisch comfort Algeheel comfort RPE 4 2 0 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Tijd in minuten Fig. 5 Thermisch comfort (gemiddelde met 95% betrouwbaarheidsinterval; de score loopt van 4 (zeer heet) tot –4 (zeer koud), Rate of Perceived Exertion (RPE) en algeheel comfort. Opvallend is de grote mate van overeenkomst tussen thermisch comfort en algemeen comfort. Men kan stellen dat het comfortgevoel vooral door thermische prikkels wordt gevormd. De RPE is vrij constant tijdens het belastingblok en groter voor het tweede dan voor het eerste blok. Vingervaardigheid Fig. 6 vat de resultaten van de vingervaardigheidstest samen. 56 54 52 50 48 46 PurdueTotaal Score 44 42 Mean Mean±0.95 Conf. Interval 40 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Tijd in minuten Fig. 6 Score op de Purdue Pegboard test in tijd. Duidelijk zichtbaar is het leereffect waardoor de prestatie telkens beter wordt. Het zou wellicht kunnen dat de minder getrainden meer vermoeid raakten en daardoor een geringere stijging van het leereffect hadden dan de goed getrainden. Om deze hypothese te toetsen is voor elke deelnemer de mate van getraindheid uitgedrukt als percentage Heart Rate Reserve (%HRR) tijdens de eerste inspanningsperiode. Mensen met 9 een lage %HRR hebben het relatief gemakkelijk en zijn waarschijnlijk goed getraind. In Fig. 7 is de relatie tussen %HRR en de richtingscoefficient van de leercurve weergegeven. Uit Fig. 7 wordt in een oogopslag duidelijk dat er geen relatie is tussen getraindheid en vingervaardigheidsleercurve. 1.4 1.3 1.2 1.1 1.0 0.9 Verhouding laatste 2: eerste 2 Purdue testen 0.8 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 Percentage Heart Rate Reserve Fig. 7 Relatie tussen Percentage Heart Rate Reserve (aangenomen als inverse van de getraindheid) en de richtingscoefficient van de leercurve voor de vingervaardigheidstest (berekend als de verhouding tussen de eerste en de laatste twee testen). Vingergevoeligheid Fig. 8 geeft de vingergevoeligheid weer. Er waren grote verschillen tussen proefpersonen, maar geen enkele verandering in de tijd. 2.65 2.60 2.55 2.50 2.45 2.40 2.35 Semms Weinstein test score 2.30 Mean 2.25 -10 0 10 20 30 40 Mean±0.95 Conf. Interval 50 60 70 80 90 100 Tijd in minuten Fig. 8 Gemiddelde score op de Semmes Weinstein test tegen de tijd. 10 Conclusies Samenvattend zien we dat tijdens inspanning in de hitte het merendeel van de geproduceerde warmte wordt verloren door natte warmteafgifte (68%). De huidtemperatuur is vrijwel gelijk aan de omgevingstemperatuur van 35ºC. De rectaaltemperatuur stijgt gestaag naar waarden boven de 38ºC. De hitte heeft geen invloed op de vingervaardigheid en vingergevoel. 11 Referenties Blatteis, C.M. (1998). Physiology and pathophysiology of temperature regulation. World Scientific, Singapore. ISBN 981-02-3172-5 Daanen, H.A.M., Van Es, E., De Graaf, J. Heat strain and gross efficiency during endurance exercise after lower, upper or whole body precooling in the heat. Int. J. Sport Sciences. In Press. Lund, D.D. & C.V. Gisolfi (1974). Estimation of mean skin temperature during exercise. J. Appl. Physiol., 36 (5), 625-628. StatSoft, Inc. (2001). STATISTICA (data analysis software system), version 6. www.statsoft.com. Toussaint, H.M., W. Knops, G. de Groot & A.P. Hollander (1990). The mechanical efficiency of front crawl swimming. Med. Sci. Sports Exerc., 22(3), 402-408. Winslow, C.E.A., A.P. Gagge & L.P. Herrington (1939). Influence of air movement upon heat losses from clothed human body. Am. J. Physiol., 127, 505 12 Bijlage 1 – Scoreformulier Proefpersoonnummer: Minuut Gewicht pp 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Datum: .. / 03 / 2006 Gewicht handdoek Trect Tborst Voormiddag / Namiddag Tarm Tbeen Activiteit Rust Rust Meten Insp Insp Meten Insp Insp Meten Insp Insp Meten Rust HF Th. comfort comf RPE Purdue Semmes Opm Opmerkingen: 13