Slaap kindje slaap, juni 2012

advertisement
Slaap Kindje Slaap
Illustrator: Fiep Westendorp
Normale slaapontwikkeling peuter:
Een peuter van 18 maanden tot twee jaar slaapt gemiddeld
11 tot 12 uur ’s nachts en twee uur overdag. Tot de leeftijd van
vier jaar hebben kinderen gemiddeld 12 uur slaap nodig. Maak
je geen zorgen als jouw kind veel meer of minder slaapt dan
het ‘gemiddelde’ kind. Niet ieder kind heeft immers evenveel
slaap nodig. Je kind ontwikkelt een eigen slaappatroon.
Vormen van slaapproblemen:
Slaapproblemen komen in heel wat gezinnen voor; problemen
bij het naar bed gaan, bij het inslapen of juist bij het ’s nachts
doorslapen. Soms gaat het vanzelf over, in een aantal gevallen
duurt het maanden, zelfs jaren, voort. De oorzaak ervan kan
duidelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer een kind ’s nachts wakker
wordt omdat het ziek is, moet plassen, wat wil drinken of eng
gedroomd heeft. Als ouder ga je dan naar je kind toe. Hem
troosten is dan vaak voldoende voor het kind om weer in slaap
te vallen. Maar het kan ook zo zijn dat het patroon van wakker
worden en aandacht vragen elke nacht ontstaat, of zelfs een
paar keer per nacht.
In dat laatste geval kun je spreken van een slaapprobleem, en
dat kan voor ouders behoorlijk frustrerend zijn.
Slaapproblemen hebben vaak invloed op het hele gezin. Met
name de ouders ondervinden er last van zoals overdag moe en
prikkelbaar zijn en zich niet kunnen concentreren op de
dagelijkse bezigheden. Ook kan de relatie met het kind er
onder lijden of zelfs die tussen de ouders onderling.
Oorzaken slaapproblemen op peuterleeftijd:
Dat slaapproblemen juist de kop op steken bij peuters, heeft
voor een groot deel te maken met de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Daarnaast ervaart de peuter steeds meer dat
hij, los van anderen, een eigen persoon is. Hij wordt zich
bewust van zijn eigen wil en gaat deze uit proberen; de
zogenaamde koppigheidsfase, oftewel ‘de peuterpuberteit’. Het
niet naar bed willen, kan een uiting zijn van koppigheid maar
ook scheidingsangst kan een rol spelen bij slaapproblemen.
Omdat de peuter zichzelf ziet als een zelfstandig persoon kan
hij bang worden om gescheiden te worden van zijn ouders. Dit
kan een reden zijn om steeds te controleren of zijn ouders er
nog wel zijn. Dit zie je bijvoorbeeld nogal eens na een
ziekenhuisopname of als er iets traumatisch is gebeurd voor het
kind, zoals het overlijden van een geliefd iemand.
Een peuter kan tevens problemen krijgen met slapen als hij
overdag veel stoute dingen heeft gedaan. Als moeder of vader
veel gemopperd heeft, kan hij ’s avonds in bed denken dat zijn
ouders hem niet meer lief vinden. Door te roepen of te huilen
controleert hij of de ouders er wel zijn.
Een andere oorzaak van slaapproblemen heeft te maken met
het magische denken van peuters/kleuters. Een peuter begint
te fantaseren over allerlei dingen en dan kan het gebeuren dat
hij het verschil niet ziet tussen wat echt is en wat hij zelf
verzint/droomt. Een peuter denkt dan echt dat er een krokodil
onder het bed zit en dat kan hem van streek maken.
Het ontstaan van slaapproblemen heeft dikwijls met angst te
maken. Bij het voortduren ervan speelt echter een ander
element een rol. Het is voor peuters een manier om aandacht
te claimen en hun wil te laten gelden. Overdag kunnen deze
kinderen veel aandacht vragen. De kinderen hebben in dit geval
min of meer de leiding van de ouders overgenomen. De
oplossing is dat de ouders zelf deze leiding weer van hun
kinderen overnemen. De ouder bepaalt en niet het kind!
Bij het omgaan met slaapproblemen zijn er verschillende
punten waar je als ouder op moet letten:
• Houd overdag een vast patroon aan, dit biedt herkenning en
veiligheid voor het kind. Denk hierbij aan regelmaat en vaste
rustmomenten op een dag.
• Stel je grenzen en wees hierin consequent.
• Leer je kind zichzelf te vermaken.
• Geef positieve aandacht aan alles wat het kind goed doet.
• De slaapkamer van het kind moet een gezellige plek,
vertrouwde plek zijn; stuur je kind niet voor straf naar bed.
• Bouw rust in voor het slapen gaan; dus geen wilde spelletjes
of actieve tv-programma’s. De overgang naar het slapen
gaan is dan te groot.
• Vertel het kind vijf minuten van tevoren dat het naar bed
moet, zodat het kind kan omschakelen; bijvoorbeeld door
samen te gaan opruimen.
• Vraag je kind niet: ‘Ga je naar bed?’. Je geeft je kind dan
ruimte om ’nee’ te zeggen. Beter is: ‘Jij gaat nu naar bed,
lekker slapen’.
• Volg een vast ritueel bij het naar bed gaan, doe de dingen in
een vaststaande volgorde.
• Bij het in bed leggen van je kind kun je afspreken dat je naar
beneden gaat, een kopje koffie gaat drinken en over vijf
minuten nog even komt kijken. Deze tijd kun je steeds
langer maken.
•
•
•
•
Bij angst kan een nachtlampje of een knuffel helpen.
Is je kind bang voor enge monsters, jaag ze het raam uit.
Blijf boven nog even rommelen, zodat je kind je hoort.
Als je kind vroeg wakker wordt, kun je met behulp van een
tijdklok een lamp laten aanspringen op een tijd die voor jou
acceptabel is. Zodra de lamp aan springt, mag het kind uit
bed komen.
Dingen die je niet moet doen:
• Boos worden. Jouw boosheid maakt je kind meer
gespannen en boos.
• Haal je kind niet uit bed.
• Ga niet bij het kind liggen. Beter is het kind te leren dat
alleen zijn niet eng is.
Postbus 6063
4000 HB TIEL
Telefoon 0900 – 8433
(€ 0,10 per minuut)
www.stmr.nl
Juni 2012
Download