Biologie Samenvatting H. 4 Planten Geslachtelijke voortplanting Meeldraad = meeldraad + helmknop -> meiose -> vorming stuifmeelkorrels Stamper = stempel + stijl + vruchtbeginsel -> vorming zaadbeginsels Stuifmeelkorrel + zaadbeginsel -> vorming stuifmeelbuis naar zaadbeginsel -> bevruchting -> een zygote is ontstaan -> de zygote wordt een embryo (kiem) -> het zaadbeginsel wordt een zaad, het vruchtbeginsel een vrucht Ontkieming, groei en ontwikkeling Groei embryo -> reservevoedsel uit de zaadlobben wordt verbruikt (zetmeel -> glucose m.b.v. amylum)-> wortels worden gevormd -> chlorofyl wordt gevormd -> zaadlobben vallen af als ze zijn gebruikt Bruine boon = tot de groep van de dicotylen (tweezaadlobbigen) Groei vindt alleen plaats in de meristemen (deelweefsels), die zitten in - Toppen wortels en stengels (groeipunten) - Knoppen - Jonge bladeren - Cambium Na mitose, celdeling en plasmagroei blijft één van de dochtercellen in het meristeem liggen -> de andere heeft celstrekking doordat de vacuolen veel water opnemen Wortelmutsje: dode, verslijmde cellen die de worteltop beschermen Diktegroei mogelijk door het cambium, na elke deling komt één cel buiten het cambium te liggen. - Naar binnen toe ontstaan houtcellen - Naar buiten toe ontstaan bastcellen In de stam zit - Spinthout (buitenkant stam, vervoert water met stoffen) - Kernhout (binnenkant stam, stevigheid) - Cambium maakt ook cellen om zijn eigen diktegroei bij te houden - Parenchymcellen -> verbinding door mergstralen -> radiaal transport (van buitenkant <-> binnenkant) Om diktegroei bij te houden delen de mergstralen van de bast -> het kurkcambium vormt kurk in de scheuren Groeistoffen (plantenhormonen) regelen de groei Auxine (indolazijnzuur IAA) - Bevordert de lengtegroei door celstrekking door de rekbaarheid van de celwanden te verhogen - Wordt geproduceerd in de uiterste top van de stengel - Concentratie is lager aan de belichte zijde -> andere kant groei sneller -> fototropie o Positieve fototropie: groeit naar het licht toe o Negatieve geotropie: groeit tegen de zwaartekracht in In het donker ontstaan bleke, slappe planten (= geëtioleerd) Opbouw blad - Cuticula (waslaagje) o Voorkomen dat de plant uitdroogt - Epidermis (opperhuid) o Beschermen tegen uitdroging en infecties - Palissadeparenchym o Bevat veel bladgroen o Zorgt voor fotosynthese en tijdelijke opslag van zetmeel - Sponsparenchym o Direct achter de huidmondjes -> bevat dus veel intercellulaire ruimtes o Zorgt ook voor fotosynthese en tijdelijke opslag van zetmeel - Nerf o Bevat houtvaten (bovenkant) en bastvaten (onderkant) en vaatbundelschede (vezels) o Zorgt voor transport en stevigheid Bladeren diffunderen stoffen die binnenkomen door de huidmondjes -> luchtholtes / intercellulaire ruimtes Houtvaten ontstaan doordat houtcellen secundaire celwanden (cellulose en houtstof (lignine)) afzetten en de dwarswanden verdwijnen - Ringvormige of spiraalvormige secundaire celwanden bij groeiende plantendelen - Netvormige secundaire celwanden bij later gevormde houtvaten -> stippels zorgen voor zijwaarts transport Houtvaten vervoeren water en zouten naar bladeren (anorganische sapstroom) Bastvaten vervoeren water en assimilatieproducten van de bladeren naar alle andere delen (organische sapstroom) Endodermis: buitenste laag cellen centrale cilinder. Niet verwarren met de epidermis! Capillaire werking: water -> wortels -> bladeren Kurkbandjes (bandjes van Caspary) zijn een scheiding tussen de schors en centrale cilinder - De endodermiscellen zorgen voor actief transport van de zouten naar de centrale cilinder - Hogere osmotische waarde centrale cilinder - Water diffundeert door osmose naar centrale cilinder - Kurkbandjes verhinderen dat het water terugstroomt - Waterdruk in wortels stijgt -> worteldruk Glucose wordt omgezet in koolhydraten (vooral zetmeel), vetten en eiwitten - Deze stoffen worden tijdelijk opgeslagen in het palissade- en Sponsparenchym - ’s nachts wordt het zetmeel omgezet in sacharose (suiker) en via bastvaten afgevoerd naar alle delen plant - Glucose, fructose en sacharose worden in het vacuolevocht opgeslagen - Zetmeel wordt opgeslagen in amyloplasten (zetmeelkorrels) in bijv. knollen - Vetten worden opgeslagen als druppels in het cytoplasma - Eiwitten worden opgeslagen in het vacuolevocht of als aleuronkorrels in het cytoplasma Stevigheid wordt verkregen door - Turgor (druk van de cel op de celwand) en houtvaten bij kruidachtige planten - Lagen houtvaten (jaarringen) bij houtachtige planten - Speciale steunweefsels bestaande uit vezels (sklerenchymcellen) o Gemaakt door sklerenchymcellen