Vragen naar: Bérengère Steppé e-mail: [email protected] Tel.: 02 509 84 46 www.socialeconomy.be Infosessie “Europa” Staatssteun en Sociale diensten van algemeen belang 25/09/07 Verslag Opening Julien Van Geertsom - Voorzitter POD Maatschappelijke Integratie Deze infosessie is al het tweede initiatief van de Cel en wil een ontmoetingsmoment inlassen voor overleg met de sector van de sociale economie over Europese dossiers. Tijdens de eerste sessie werd overeengekomen om de sector opnieuw rond de tafel te brengen van zodra er zich nieuwe ontwikkelingen zouden voordoen in het dossier van de sociale diensten van algemeen belang (SDAB). Het is essentieel dat we vandaag de Europese debatten op de voet volgen, met name over de staatssteun, met het ontwerp voor een groepsvrijstellingsverordening inzake staatssteun in het kader van de lopende raadpleging, en over de SDAB’s met het oog op de eventuele goedkeuring van een kaderrichtlijn. Het doel van deze infosessie is tweeledig: - enerzijds de sector op de hoogte brengen van de Europese agendapunten en verspreiding van de laatste info; - anderzijds peilen naar de standpunten van de sector opdat de Cel deze kan meedelen via de officiële kanalen. Het dient echter te worden onderstreept dat de standpunten van de administratie en beleidsverantwoordelijken kunnen verschillen van die van de sector. De actoren moeten dus lobbywerk verrichten om hun standpunten te verdedigen. Staatssteun: richtsnoeren voor de operatoren van de sociale economie Eric Van den Abeele – Raad, Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU Algemene regels Zoals bedoeld in het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 87 §1) “zijn de steunmaatregelen van de staten onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.” Artikel 88 bepaalt dat de controle de bevoegdheid is van de Commissie en dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van informatie over hun steunmaatregelen aan de Commissie alvorens deze toe te kennen: ex-ante kennisgeving. We onderstrepen hier dat niet-kennisgeving de steun onwettig maakt, waardoor deze verplicht moet worden terugbetaald. 1 De onverenigbaarheid van een steunmaatregel in de zin van het Verdrag wordt gekenmerkt door de overdracht van een staatsmiddel in om het even welke vorm (subsidie, rentesubsidie, garanties op leningen, provisie, inbreng in kapitaal of in natura, belastingmaatregelen…). Opdat de steunmaatregel onverenigbaar zou zijn, moet deze beantwoorden aan de volgende criteria: - de steunmaatregel moet een echt economisch voordeel toekennen aan de begunstigde; - de steunmaatregel moet selectief zijn, m.a.w. een beperkt aantal begunstigden op de markt beogen; - de steunmaatregel moet een impact hebben op de mededinging en op het intracommunautaire handelsverkeer. Het volstaat dat een van deze 3 elementen aanwezig is om de steunmaatregel als onverenigbaar te beschouwen. Afwijkingen De mogelijke afwijkingen van de Europese regels worden beschreven in artikel 87 §§2 en 3 van het Verdrag. Dit artikel bepaalt dat de steunmaatregelen die de onderstaande activiteiten beogen, verenigbaar zijn met de regels van de interne markt: - steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van de streken waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst - steunmaatregelen om de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen - steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken - steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. Andere soorten van steunmaatregelen aangewezen bij besluit van de Raad, genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, kunnen als verenigbaar worden beschouwd. Op basis van artikel 87§3 onderscheiden we drie categorieën van steunmaatregelen die onder bepaalde voorwaarden verenigbaar zijn: - steunmaatregelen met een regionaal oogmerk - steunmaatregelen die beantwoorden aan de horizontale regels: steun aan KMO’s; steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie; steun voor risicokapitaal; steun aan diensten van algemeen economisch belang; steun voor herstructurering en tewerkstellings- en opleidingssteun. - steunmaatregelen die beantwoorden aan sectorverordeningen, zoals steun aan de transportsector, de landbouwsector… De huidige hervorming van de groepsvrijstelling inzake staatssteun kadert binnen het actieplan inzake steunmaatregelen van 2005, dat een algemene vermindering van de staatssteun beoogt door deze gerichter toe te kennen en door het steunbeleid te integreren in de Lissabonstrategie. De hervorming steunt op vier pijlers: - steun terugschroeven en gerichter toekennen - een doelgerichtere economische aanpak: nagaan waarom de markt zonder steunmaatregelen niet de verhoopte resultaten boekt. Het begrip « marktfalen » vindt hier ingang, wat de mogelijkheid tot tussenkomst inhoudt indien bewijs voor het falen van de markt wordt geleverd. - efficiëntere procedures en een verbeterde toepassing, voorzienbaarheid en transparantie: m.a.w. een criterium m.b.t. « good governance ». - gedeelde verantwoordelijkheid van lidstaten en Commissie inzake de controle op de steunmaatregelen en de toepassing van de verordeningen. 2 Regels van toepassing op diensten Voor de diensten maakt de Europese Unie een onderscheid tussen niet-economische diensten van algemeen belang en (sociale) diensten van algemeen economisch belang. De niet-economische diensten van algemeen belang vallen niet binnen het kader van de Europese regels, maar hun toepassingsveld is beperkt tot de sociale zekerheid, het wettelijk pensioenstelsel en nationaal onderwijs. De (sociale) diensten van algemeen economisch belang vallen daarentegen wel binnen het toepassingsveld van de internemarktregels en mededingingsregels. We wijzen er hier op dat het begrip ‘economische activiteit’ door de Europese Unie zeer ruim wordt geïnterpreteerd. Het feit dat de gebruiker niet voor de dienstverlening betaalt, speelt niet mee en het non-profit oogmerk van een onderneming is hier niet relevant. Het vzw-statuut bijvoorbeeld, is onvoldoende om de operator uit te sluiten van het domein ‘economische activiteit’. De regels van het Verdrag zijn dus van toepassing van zodra er een economische tegenwaarde is. De minimisverordening Minimisverordening 1998/2006 voorziet een afwijking van de regels van toepassing op staatssteun voor steunmaatregelen van geringe waarde, die geen enkele impact hebben op het handelsverkeer. Het bedrag van deze steunmaatregelen wordt vastgesteld op 200.000 € per begunstigde over drie belastingjaren. De steun kan betrekking hebben op eender welk type kosten en eender welk type onderneming (behalve bepaalde sectoren zoals de landbouw, visvangst en steun aan ondernemingen in moeilijkheden). De steunmaatregelen moeten echter transparant zijn, m.a.w. hun bruto subsidieequivalent moet worden berekend. De lidstaat is zelf verantwoordelijk voor de controle. Wat cumulering betreft, stellen we vast dat een minimissteunmaatregel niet kan worden gecumuleerd met andere soorten steunmaatregelen onder de plafonds. Het gebruik van een steunmaatregel in de vorm van minimissteun, sluit feitelijk ieder ander soort steun uit. Verordening inzake groepsvrijstelling De Verordening wordt momenteel hervormd en er loopt een openbare raadplegingsprocedure. Het doel van de hervorming is om verschillende Verordeningen inzake groepsvrijstelling te bundelen in één algemene Verordening. Deze bundelt dan alle steunmaatregelen met een regionaal oogmerk, de investeringsmaatregelen voor KMO’s, de steunmaatregelen voor milieubescherming, de steunmaatregelen voor adviesdiensten en voor deelname aan beurzen, steunmaatregelen in de vorm van risicokapitaal, steun voor O&O, opleidings- en tewerkstellingssteun voor achtergestelden of personen met een handicap. Sommige begunstigden werden van deze nieuwe Verordening uitgesloten, met name de individuele ad-hocsteun aan grote ondernemingen, steun die het voorwerp uitmaakt van een terugvorderingsbevel (criterium vastgesteld volgens het Arrest Deggendorf voor gefusioneerde ondernemingen) en steun aan bedrijven in moeilijkheden. De steunmaatregel moet transparant zijn, ongeacht het type steun dat wordt toegekend. Kapitaalinbreng is in het kader van deze Verordening niet toegelaten. De Verordening bepaalt de plafonds voor de vrijgestelde steun, bijvoorbeeld 7,5 miljoen voor KMO’s en 2 miljoen voor opleidingssteun. We wijzen erop dat deze plafonds naar rato van de intensiteit en de duur van de steun worden bepaald. De kennisgevingsprocedure voor deze steunmaatregelen werd wel vereenvoudigd. Cumulering is mogelijk indien de steunmaatregelen verschillende, identificeerbare in aanmerking komende kosten betreffen. Cumulering bij dezelfde kosten met enige andere overheidssteun, zelfs minimis, is niet toegelaten indien de cumulering het plafond overschrijdt dat werd vastgesteld bij verordening of bij beslissing voor de aangegeven steun. De steun dient verplicht een aansporende uitwerking te hebben, m.a.w. de steun moet de begunstigde toelaten de projecten te verwezenlijken die hij niet zonder deze steun zou kunnen verwezenlijken. De lidstaat 3 staat in voor de controle en transparantie van de steunmaatregelen, met name door middel van een verslag over de maatregelen. Indien de lidstaat weigert de informatie te verstrekken, kan het voordeel van de Verordening inzake groepsvrijstelling worden ingetrokken. Het tweede hoofdstuk van de ontwerpverordening inzake groepsvrijstelling beschrijft alle verschillende types van steunmaatregelen die in aanmerking kunnen worden genomen. Wat de investeringssteun en tewerkstellingssteun betreft, werd de intensiteit van de steun verhoogd in vergelijking met de vorige verordeningen, maar de regionale bonus werd ingetrokken. Met betrekking tot opleidingssteun schuift het ontwerp nieuwe elementen naar voren, met definiëring van de « algemene » opleidingen (60% met mogelijke optrekking tot 80% indien het gaat om achtergestelde werknemers of werknemers met een handicap - 10% - en voor KMO’s - 10-20%) en « specifieke » opleidingen (25%). Voor tewerkstellingssteun voor achtergestelde werknemers kan de intensiteit tot 50% en zelfs 60% of 100% bedragen voor de extra kosten die de werkgever moet dragen omwille van de handicap bij aanwerving van werknemers met een handicap. Beslissing van de Commissie van toepassing op kleine operatoren van diensten van algemeen economisch belang We stellen de voorbije jaren een kentering bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vast, met name in het Altmark-arrest van 24 juli 2004. Deze rechtspraak geeft aan dat een rechtvaardige compensatie voor uitvoering van een opdracht van openbare dienstverlening niet als staatssteun wordt beschouwd. Deze compensatie moet aan de volgende vier voorwaarden voldoen: - de begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen, m.a.w. de onderneming moet belast zijn met de uitvoering van duidelijk in een wettelijk document of mandaat beschreven verplichtingen van openbare dienstverlening - de berekening van de compensatie moet op transparante wijze gebeuren - de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is voor uitvoering van de openbare dienstverlening. Deze voorwaarde kan vragen oproepen m.b.t. de dekking van de kosten op lange termijn, zoals de investering en definitie van « relevante kosten » die in aanmerking kunnen worden genomen. - de vergelijkbaarheid van de kosten van de openbaredienstverplichtingen met een gemiddelde, goed beheerde onderneming. Voor toepassing van dit criterium is het noodzakelijk de mededinging te laten spelen en een beroep te doen op de regels m.b.t. overheidsopdrachten. Dit stelt belangrijke problemen voor de sociale operatoren. De Commissie nam naar aanleiding van dit arrest een beslissing omtrent de toepassing van artikel 86 §3 om een antwoord te bieden op de vele vragen die deze uitspraak deed rijzen. Deze beoogt hoofdzakelijk een onderscheid tussen « hoge » compensaties, die onderworpen zijn aan algemene richtlijnen, en « geringe » compensaties, die in overeenstemming zijn met de beslissingen van de Commissie. De beslissing bepaalt ook de voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat de toegekende compensatie zou stroken met de regels inzake staatssteun: de noodzaak van een duidelijk gedefinieerd openbaar mandaat (iedere regelgevingshandeling, die kan gaan tot de beraadslaging van een gemeente) en de compensatie mag niet meer bedragen dan 30 miljoen euro per jaar, voor zover het omzetcijfer niet boven de 100 miljoen uitkomt. We noteren hier dat de Commissie meer let op de berekeningswijze dan op het bedrag zelf. Ziekenhuizen en sociale huisvestingsmaatschappijen zijn niet onderworpen aan compensatiebeperkingen. In geval van compensatie moet de Staat de steun niet aan de Commissie meedelen, maar wel nagaan of er geen sprake is van overcompensatie. Wanneer in een bepaald jaar een geval van overcompensatie wordt vastgesteld van minder dan 10% van de werkelijke 4 kost, dan kan dit het jaar daarop worden rechtgezet door een vermindering toe te staan in verhouding tot de overcompensatie van het vorige jaar. Kortom, de definitie en financiering van de openbaredienstverleningsverplichting blijven de bevoegdheid van de lidstaten en plaatselijke overheden. Het begrip ‘overcompensatie’ blijft echter vaag en brengt de verplichting met zich mee om een voorafgaande kostenberekening te maken (ex-ante analyse) en de Staat is verplicht de afwezigheid van overcompensatie of de bestemming van de compensatie naar het intracommunautaire handelsverkeer na te gaan (ex-post analyse). Steunmaatregelen in een notendop Indien de operator voldoet aan de voorwaarden van het Altmark-arrest, of indien de steunmaatregel onder de minimisdrempels blijft of voldoet aan de criteria van de compensatiebeslissing, dan kan de steun niet als staatssteun worden gezien zoals bedoeld in het Verdrag en is deze niet onderworpen aan de kennisgevingsverplichting. De Staat moet echter wel steeds de goede toepassing van de verordeningen inzake steunmaatregelen nagaan. De Europese Commissie ziet de steunmaatregelen als een verstoring van de mededingingsregels en ziet deze niet als een hefboom voor ontwikkeling. De Commissie verleent aan bepaalde steunmaatregelen wel een afwijkend statuut. De Staat kan wel tussenkomen om het « marktfalen » te « corrigeren ». Er moet aandacht worden besteed aan de toekomstige ontwikkeling van de internemarktregels, met name de regels inzake overheidsopdrachten. Zelfs in het kader van een « inhouse » delegering van een openbare dienst, moet een overheidsinstantie de operatoren met mekaar laten concurreren en een overheidsopdracht lanceren. Voorbeelden van standpunten van de sector: ENSIE Patrizia Bussi – coördinatrice van ENSIE vzw ENSIE staat voor European Network of Social Integration Enterprises. De ondernemingen die lid zijn van dit netwerk beogen een maatschappelijk doel, namelijk socioprofessionele inschakeling. Ze opereren centraal op de markt via nieuwe niches en dankzij een bijzondere beheermethode. Deze ondernemingen worden bovendien gekenmerkt door een duidelijke pedagogische dimensie via een vormingsopdracht. Ze verzoenen het bedrijfsleven met het leven van de werknemer. De opdracht van ENSIE is de ondersteuning en ontwikkeling van nationale netwerken en federaties van de sociale inschakeleconomie in Europa. In 2006 overkoepelde ENSIE 12 nationale en regionale netwerken van sociale inschakelbedrijven in 8 lidstaten van de EU. Deze netwerken zijn samen goed voor 1.500 ondernemingen en 220.000 werknemers. Het RES-netwerk en SST-netwerk maken ook deel uit van ENSIE. ENSIE formuleerde verscheidene opmerkingen m.b.t. de Verordening inzake vrijgestelde steunmaatregelen. Voor het bepalen van zijn standpunt werkte ENSIE samen met de leden van zijn netwerk. Allereerst is de Europese definitie van achtergestelde personen volgens ENSIE te ruim en houdt deze onvoldoende rekening met de ernst van de problemen van de betrokkene. ENSIE is voorstander van een systeem met gedifferentieerde steun, dat rekening houdt met de ernst van de problemen van de werknemer, waardoor meer mensen zouden kunnen worden ingeschakeld. Zonder dit systeem ontstaat er een ‘restgroep’ van werkzoekenden die geen werk vinden en die blijvend in een situatie van maatschappelijke uitsluiting verkeren. Een tweede vaststelling is de intensiteit van de steun 5 bij aanwerving die volgens artikel 31 van de ontwerpverordening wordt beperkt tot 50%. In tal van landen wordt deze drempel in de nationale regelgeving overschreden. Bovendien beperkt artikel 31 de duur van de steun tot 12 maanden, terwijl heel wat nationale maatregelen 24 maanden lang lopen, wat volgens ENSIE het enige aanvaardbare minimum is. Het lijkt immers niet haalbaar om een persoon op 12 maanden tijd opnieuw in te schakelen. Er wordt in dat verband gewezen op het feit dat de inschakeling een individueel traject inhoudt, wat uiteraard soms meer tijd vergt. Patrizia Bussi stelde eveneens het standpunt van CECOP-CICOPA Europe voor (Confédération européenne de coopérative de travail associée, des coopératives sociales et des entreprises sociales et participatives), een stichtend lid van ENSIE. CECOP-CICOPA Europe pleit voor de schrapping van de bepaling over de financiële bijdrage (artikel 11§6). Wat definities betreft, wordt opgemerkt dat de definitie van achtergestelde werknemers te ruim is en geen rekening houdt met bepaalde categorieën zoals drugsgebruikers, ex-gedetineerden… De definitie van werknemers met een handicap is te eng in de zin dat deze geen rekening houdt met het niveau van de handicap in verhouding tot de tewerkstelling. Tot slot hield de definitie van beschermde tewerkstelling in de eerste versie van de ontwerpverordening geen rekening met de realiteit van de ondernemingen, vermits deze bepaalde dat het percentage van personen met een handicap 75% van alle werknemers moest uitmaken, waardoor er slechts 25% van de banen toegankelijk zou zijn voor validen. Dit werd aangepast in de tweede versie, waar dit percentage werd teruggebracht tot 50%. Bovendien vroeg CECOP-CICOPA Europe een specifieke vrijstelling voor invoegbedrijven om tegemoet te komen aan hun specifieke noden. Openbare raadplegingen van de Europese Commissie Bérengère Steppé – Cel Sociale Economie van de POD Maatschappelijke Integratie Naar aanleiding van een mededeling van 2002 over de minimumnormen van toepassing op raadplegingen, zette de Commissie een website op onder de naam « Your voice in Europe » (Uw stem in Europa), die alle lopende of afgesloten openbare raadplegingen beschikbaar stelt die door de Directoraten-Generaal van de Commissie werden gelanceerd. Via de homepage krijgt de bezoeker toegang tot de verschillende raadplegingen, gerangschikt naar beleidsterrein. Voor iedere oproep tot raadpleging wordt aangegeven om welke beleidsactiviteit het gaat, welke doelgroepen op de oproep kunnen reageren en wanneer de oproep wordt afgesloten. Deze sluitingsdatum dient strikt te worden nageleefd om te garanderen dat de ingediende bijdrage in aanmerking wordt genomen. Het raadplegingsbericht beschrijft ook de voorwaarden voor deelname, alsook de eventueel in te vullen documenten. De raadpleging die loopt tot 8 oktober over het ontwerp voor een groepsvrijstellingsverordening inzake staatssteun is beschikbaar op de website van het Directoraat-Generaal Mededinging op: http://ec.europa.eu/comm/competition/consultations/open.html De tekst is beschikbaar in verschillende talen, via opzoeking in het Publicatieblad van de Europese Unie op het volgende adres: http://eur-lex.europa.eu. Referenties van het Publicatieblad: 8 september 2007 nr. C210. Bijdragen kunnen per post, fax of e-mail worden bezorgd aan het DG Mededinging ten laatste tegen 8 oktober. 6 Een goede netwerking tussen de Europese actoren en netwerken is van wezenlijk belang in het kader van deze openbare raadplegingen, want hoe vaker een punt terugkomt in de bijdragen, hoe meer de Commissie geneigd zal zijn dit punt in aanmerking te nemen. Interactie met aanwezigen Cumulering van steunmaatregelen: bij cumulering van minimissteun met een vrijgestelde steunmaatregel geldt het plafond van de minimisverordening. Transparantie van steunmaatregelen: hoe kunnen in het bijzonder kleine ondernemingen deze transparantie verzekeren? Wanneer wordt vastgesteld dat de intensiteit van de steun de plafonds van de minimissteun of andere verordeningen overstijgt, is het aangewezen een discussie met de Europese Commissie aan te gaan via de Permanente Vertegenwoordiging. De Staat is verantwoordelijk voor overmaking van de informatie en moet de operatoren over de toegekende steun berichten. Statuut van de Europese steunmaatregelen (ESF, EFRO…) : de Europese steunmaatregelen zijn regionale steunmaatregelen. Cumulering is dus toegelaten in functie van het voordeligste plafond in overeenstemming met de toepasselijke regels. Raadpleging over de hervorming van de groepsvrijstellingsverordening inzake staatssteun: iedere stakeholder kan nog tot 8 oktober zijn mening geven over het hervormingsontwerp. We wijzen er echter op dat het gaat om een uitsluitende bevoegdheid van de Europese Commissie, die dus het advies van het Europees Parlement en de Raad niet hoeft in te winnen voor goedkeuring van de tekst. De Commissie wil de Verordening goedkeuren tegen het einde van 2007. Gids 2007-2013: Europese begrotingsvooruitzichten voor de actoren van de Belgische sociale economie Ariane Fontenelle – Europese denktank voor de Solidariteit Deze gids werd speciaal opgesteld voor de actoren van de sociale economie, vermits 2007 een nieuwe begrotingsprogrammeringsperiode op Europees niveau inluidt, wat belangrijke verschuivingen in de programma’s met zich meebrengt. De Europese Unie is een niet te verwaarlozen bron voor medefinanciering van de projecten van de actoren van de sociale economie en de programma’s zijn algemeen weinig bekend. De impact van de nieuwe programmering vertaalt zich als volgt: verdwijning van bepaalde programma's, maar we stellen vast dat hun beginselen in andere programma's worden ingebouwd; nieuwe werkingsregels en nieuwe mogelijkheden in het kader van de nieuwe programma’s. Enkele van de programma’s die verdwijnen zijn EQUAL (bestrijding van iedere vorm van discriminatie), INTI (integratie van derdelanders), URBAN (ontwikkeling van stedelijke gebieden) en LEADER+ (ontwikkeling van landelijke gebieden). De prioriteiten van deze programma’s werden echter in bestaande programma’s ingebouwd (EQUAL in het Europees Sociaal Fonds, URBAN en Interreg in het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, of INTI, dat wordt omgedoopt tot het Fonds voor de integratie van derdelanders). De nieuwe programmering brengt, in het bijzonder voor de structurele fondsen, een aantal beginselwijzigingen met zich mee (nieuwe doelstellingen en prioriteiten), maar ook nieuwe implementeringsregels. Een greep uit de nieuwe programma’s: lancering van PROGRESS 7 (Programme pour l’emploi et la solidarité sociale – programma voor werkgelegenheid en solidariteit); nieuwe financiële instrumenten voor regionale ontwikkeling JEREMIE, JASPER en JESSICA, uitgewerkt in samenwerking met de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds; evenals de implementering van fondsen, bijvoorbeeld het Fonds voor integratie van derdelanders. De gids steunt op een selectie van programma’s die van belang kunnen zijn voor de actoren van de sociale economie in België. Deze selectie valt uiteen in twee delen: een deel dat betrekking heeft op de communautaire actieprogramma’s, gerangschikt naar thema en volgens het bevoegde DirectoraatGeneraal, en een tweede deel met de structurele fondsen. Synthese van de begrippen 'diensten’, ‘diensten van algemeen belang’ en ‘sociale diensten van algemeen belang’ Sébastien Pereau – Cel Sociale Economie De Cel Sociale Economie organiseerde in april 2007 een eerste infosessie over de sociale diensten van algemeen belang (SDAB). Deze infosessie benaderde de SDAB’s vanuit het standpunt van de interne markt, met name het vrije verkeer van diensten. Dit aspect houdt echter ook verband met het domein van de staatssteun: welke rol moeten de overheden spelen in de toegang tot en verlening van sociale diensten van algemeen belang? Zoals werd aangehaald in de uiteenzetting van dhr. Van den Abeele, is iedere onderneming, ongeacht haar rechtsstatuut, dus ook een vzw, onderworpen aan de regels van de interne markt, zelfs indien ze een sociaal oogmerk en geen winstoogmerk heeft. Vandaag worden de sociale diensten van algemeen belang (nog) niet erkend als een volwaardig juridisch begrip, maar als subcategorie van de diensten van algemeen belang (DAB). De SDAB’s vertonen alle kenmerken van een DAB (een continue dienstverlening; een universaliteitsbeginsel; toegankelijkheid en gelijke toegang tot de diensten, ongeacht de kredietwaardigheid van de begunstigde; transparantie m.b.t. de inhoud en de financieringswijze, de kwaliteit van de dienstverlening; de deelname van de gebruikers aan de evaluatie), maar vertonen ook een aantal bijzondere kenmerken m.b.t. uitoefening van basisrechten en spelen een belangrijke rol op het vlak van de sociale samenhang. Als afsluiter van de infosessie in april werd aangegeven dat er momenteel grote juridische onzekerheid bestaat voor de operatoren van de SDAB’s en dat de Commissie een zeer enge opvatting hanteert i.v.m. het begrip SDAB’s, waarbij ze deze herleidt tot louter caritatieve voorzieningen die tegemoet moeten komen aan de behoeften van achtergestelde personen. Inzet van de lopende besprekingen voor de sector van de sociale economie Patrick de Bucquois, Caritas Europa Caritas Europa heeft geen rechtstreekse banden met de sector van de sociale economie. Dhr. De Bucquois is echter lid van verschillende Europese organisaties zoals het platform van sociale ngo’s (Social Platform) en de Permanente Europese conferentie van coöperatieven, ziekenfondsen, verenigingen en stichtingen (CEP-CMAF), het voornaamste Europese platform van actoren uit de sociale economie. 8 Het is geen sinecure om op Europees niveau tot een convergente visie te komen m.b.t. de SDAB’s en het blijft onduidelijk welke Europese regels hier nu precies van toepassing zijn. De belangrijkste discrepantie is die tussen de Europese regels en het begrip ‘algemeen belang’, waarvan de definitie de bevoegdheid is van de lidstaten. De regels die in aanmerking worden genomen in artikel 86 §2 aangaande diensten van algemeen belang zijn niet alleen de regels die verband houden met de mededinging, maar ook de regels m.b.t. de interne markt. Er bestaat op Europees niveau evenwel geen eensgezindheid over de juridische grondslag die dit artikel samen met artikel 16 (dat het bestaan van een opdracht van algemeen belang erkent) kan leggen voor de uitwerking van een richtlijn over de SDAB’s. Dit versterkt alleen maar de rechtsonzekerheid voor de actoren. In 2006 publiceerde de Commissie een mededeling over de SDAB’s, in het bijzonder onder impuls van het Sociale Platform, maar deze mededeling wordt niet door alle Europese actoren gesteund. Een van de grote problemen die deze verschillende opvattingen met zich meebrengen, is het onderscheid dat wordt gemaakt tussen de sociale diensten van algemeen belang en de diensten van algemeen economisch belang. Een ander probleem is de afzonderlijke behandeling van de gezondheidsdiensten en de SDAB’s, vermits volgens sommige landen beide complementair zijn voor een goede sociale bescherming. Deze scheiding kwam er naar aanleiding van de dienstenrichtlijn (2006). Wat deze richtlijn aangaat, noteren we belangrijke verschillen in de vertalingen en dit zal een nog grotere divergentie tussen de lidstaten teweegbrengen na overzetting in de nationale wetgeving - een delicaat proces. Er werd wel vooruitgang geboekt dankzij het beleidsakkoord dat in 2007 werd bereikt over het Verdrag over de hervorming van de Europese Unie. Deze hervorming zou een wettelijke basis moeten invoeren op niveau van artikel 16 met het oog op een Europese SDAB-richtlijn. Dit artikel is echter gelinkt aan een protocol dat bepaalt dat de Europese Unie de bevoegdheden van de lidstaten in dit domein niet mag aantasten. Wanneer de Europese Unie zich echter tot het minimum beperkt, zou dit de nationale sociale beschermingssystemen in gevaar kunnen brengen, gezien de belangrijke evoluties die zich momenteel voordoen. De Commissie zou in november 2007 een mededeling over de DAB’s en SDAB’s moeten publiceren waaruit duidelijk haar wil om vorderingen te maken blijkt. In dat debat is het Europees Parlement een belangrijke bondgenoot, maar binnen diezelfde instelling tekenen we momenteel wel belangrijke divergenties op. We stellen op Europees vlak vast dat de sociale dialoog onderontwikkeld is in vergelijking met de burgerlijke dialoog, met name via Europese organisaties zoals de vakbondsconfederatie, het initiatief van de Europese Socialistische Partij of de standpunten over SDAB’s van het Sociaal Platform. De vragen die de SDAB-problematiek doet rijzen, zijn van een andere orde, met name de afbakening van wat in aanmerking moet worden genomen en ook de parallellen met de gezondheidsdiensten. Een ander vraagstuk betreft de waarden die door de SDAB's worden uitgedragen, met name de 3 « A's » (accessibility, affordability & asymetric relationship: toegankelijkheid tot de diensten en in functie van de kosten, asymmetrische relatie tussen leverancier en begunstigde). Tot slot rest nog de vraag welk antwoord de wetgeving moet voorzien om aan deze specifieke noden tegemoet te komen. De sector van de sociale economie wordt niet formeel door de verdragen erkend. De regels van het Verdrag schrijven immers de neutraliteit van de operator voor en laten dus geen specifieke erkenning toe op grond van het oogmerk van een onderneming. Er is momenteel ook geen nauwkeurige definitie van de sociale economie en haar oogmerk voorhanden. Daarom nam de Europese Unie een definitie aan op basis van statuten (coöperatieve, ziekenfonds, vereniging, stichting). 9 De links tussen de SDAB’s en de actoren van de sociale economie zijn belangrijk, omdat alle actoren erbij betrokken zijn, maar in een verschillend opzicht. Dienstverlening is en blijft een handeling, ongeacht de operator die deze handeling stelt. Er zou een analyse per operator moeten worden uitgevoerd op basis van een waaier van identificatiecriteria. Voor de sector van de sociale economie is het belangrijk dat de stakeholders en niet de shareholders in aanmerking worden genomen. Vandaag komt het thema van de kwaliteit van de SDAB's vaak aan bod. We moeten echter uitkijken met de standaardisering door private standaardiseringsinstelingen. Het gevaar voor de sociale economie schuilt in een maximale herleiding van de sector, met name tot het minimum van de maatschappelijke insluiting, waardoor deze gemarginaliseerd zou worden. Interactie met aanwezigen Dienstenrichtlijn en impact op de sociale economie: tijdens de sessie van 18 april 2007 hadden de actoren na de besluiten de indruk dat de impact voor de sector niet zo groot zou zijn. Vandaag zijn zij er zich echter van bewust dat de gevolgen wel eens zwaarder zouden kunnen wegen. Er zouden met name problemen kunnen optreden in de omzettingsfase van de richtlijn naar de nationale wetgeving, maar momenteel willen de actoren deze niet echt in de verf zetten om te vermijden dat deze problemen zich effectief zouden stellen. Deze omzetting kan trouwens ook verschillen teweegbrengen tussen de lidstaten. In de dienstenrichtlijn onderscheiden we 7 verschillende dienstenstatuten (diensten van algemeen belang, niet-economische diensten van algemeen belang, sociale diensten van algemeen belang…). 3 SDAB’s werden uit deze richtlijn gehaald, namelijk sociale huisvesting, hulp aan kleine kinderen en hulp aan behoeftige personen. Met betrekking tot DAB’s verwierp een verslag van het Europees Parlement het idee van een DAB-kaderrichtlijn en dus van een vrijstelling van de formele regels van het Verdrag. Wat de SDAB’s betreft, staat de deur nog op een kier, maar het blijft moeilijk om een afdoend antwoord in de wetgeving te voorzien: een kaderrichtlijn, sectorrichtlijnen, …? Er moet echter wel een duidelijke coherentie worden nagestreefd. Besluiten van Julien van Geertsom Deze infosessie maakte een goede informatieverstrekking aan de actoren mogelijk m.b.t. de vooruitgang van de dossiers. De actoren hebben nog tot 8 oktober de tijd om te reageren op de raadpleging over de groepsvrijstellingen inzake staatssteun en het is belangrijk dat zo veel mogelijk mensen reageren om gewicht in de schaal te leggen en druk uit te oefenen op de Europese Commissie. Overleg en dialoog op sectorniveau zijn aangewezen, zodat er ook een uitwerking kan zijn op Europees niveau. De Cel Sociale Economie neemt het voortouw om opnieuw een infosessie te organiseren wanneer er nieuwe doorbraken zijn in de dossiers. De Cel zal ook een analyse maken van de huidige steunmaatregelen en een inventaris opmaken om na te gaan waar de drempels worden overschreden. De Cel Sociale Economie zal dit dossier verder opvolgen met de Permanente Vertegenwoordiging. Julien Van Geertsom bedankt alle sprekers voor hun interessante en boeiende uiteenzetting. 10