Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Werkwinkel 3: Misconcepties rond de evolutietheorie. Dr. Carla Schramme Praktijklector SLO Natuurwetenschappen optie Biologie Kopie rechten: deze tekst mag vrij gebruikt worden door leraren in de klas. Voor het verder verspreiden via nascholing van de inhoud: toestemming vragen aan de verantwoordelijke. 1 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Misconcepties rond evolutietheorie. 1. Inleiding Zowel uit de wetenschappelijke literatuur als uit de populair wetenschappelijke literatuur blijkt dat er heel wat misconcepties bestaan rond de evolutietheorie. Men zou ze kunnen groeperen in 3 groepen nl. misconcepties rond de persoon van Darwin, misconcepties rond de evolutietheorie en natuurlijke selectie en misconcepties rond fylogenetische stambomen. Deze bevindingen zijn gebaseerd op diverse wetenschappelijke onderzoeken bij leerlingen en studenten via open vraagstelling, meerkeuzevragen, discussies, interviews. Wetenschappelijk onderzoekers hebben tevens gezocht naar de oorzaken van deze misconcepties en naar manieren om die misconcepties zo goed mogelijk te voorkomen. Het doel van deze werkwinkel is dan ook jullie kennis te laten maken met een aantal van deze misconcepties, de oorzaken hiervan te verduidelijken en vooral diverse leermethoden uit te testen om misconcepties zo efficiënt mogelijk te vermijden. De impact van de (neo)darwinistische evolutietheorie op sociaal, religieus, filosofische en culturele aspecten van de maatschappij komen hier niet aan bod. Enkel de puur wetenschappelijke, biologische aspecten van de evolutietheorie worden toegelicht. 2 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 2. Misconcepties rond de persoon van Darwin volgens wetenschappelijke1,2 en populair wetenschappelijke literatuur3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13. - Darwin was een racist Darwin was een man met een missie Darwin was een wetenschapper Darwin kreeg inzicht in de evolutie tijdens zijn reis op de Beagle Darwin was de eerste die de Galapagoseilanden bezocht Het ontstaan van de evolutietheorie via de weg van natuurlijke selectie is onlosmakelijk verbonden met de Galapagoseilanden Darwin verzamelde feiten, stelde een theorie op en testte zijn theorie een lange tijd uit alvorens te publiceren ‘On the origin of species’ gaat niet over rassen. Darwin beschreef zijn evolutietheorie tijdens zijn reis naar de Galapagoseilanden Darwin publiceerde ‘On the origin of species’ onmiddellijk na zijn terugkeer naar Engeland na zijn wereldreis met de Beagle Darwin beschreef het ontstaan van soorten, de oorsprong van het leven Darwin is de grondlegger, de eerste en enige die de evolutietheorie op die manier beschreef Darwin beschreef in 1859 ook de evolutie van de mens ‘The survival of the fittest’ is een zinsnede van Darwin zelf Darwin gaf een verklaring voor de variatie tussen soortgenoten 1 (Rees, 2007) (Launer, 2008) 3 (Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009) 4 (Knack Ontdek, 2009) 5 (Madsen, 2009) 6 (Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008) 7 (De Jaeger, 2009) 8 (Zuidema, 2009) 9 (Stroeykens S., 2009) 10 (Van Gossum, 2009) 11 (Quammen, Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht, 2009) 12 (Ridley, 2009) 13 (Moore, 2009) 2 3 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 3. Misconcepties rond de (moderne) evolutietheorie en natuurlijke selectie volgens wetenschappelijke 14,15,16,17,18 en populair wetenschappelijke literatuur19,20,21,22,23,24,25. - 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 ‘Individuen’ passen zich aan aan omgevingsfactoren ‘Survival of the fittest’ wordt begrepen als het overleven van de sterkste, de meest gespierde Evolutie is nu gestopt Evolutie gebeurde de voorbije eeuwen, niet de voorbije vele miljoenen jaren Gebruik of niet-gebruik van een orgaan verklaart de aan- of afwezigheid ervan Alle individuen van een populatie ontwikkelen tegelijk nieuwe kenmerken Grote klimaatsveranderingen zijn noodzakelijk voor evolutie Als een erfelijke eigenschap verdwijnt wordt dat gecompenseerd door een ander (vb. geur i.p.v. zicht) Evolutie streeft naar perfectie Evolutie leidt tot steeds grotere complexiteit Mutaties gebeuren niet toevallig, maar ontstaan als antwoord op specifieke gewijzigde omgevingsfactoren Organismen hebben een beperkt aantal nakomelingen, juist voldoende om zichzelf te vervangen in de populatie Alle organismen van een populatie zijn genetisch identiek aan mekaar Variaties tussen organismen van een populatie zorgen enkel voor een ander fenotype en hebben geen invloed op de overlevingskansen van die organismen Toevallige processen zijn niet efficiënt Natuurlijke selectie is het enige mechanisme dat evolutie kan verklaren (Robbins J.R., 2007) (Nehm R.H., 2007) (Brumby, 1984) (Anderson D.L., 2002) (Garvin-Doxas K., 2008) (Madsen, 2009) (Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008) (Stroeykens S., 2009) (Van Gossum, 2009) (Quammen, Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht, 2009) (Ridley, 2009) (Quammen, Had darwin gelijk?, 2004) 4 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 4. Misconcepties rond fylogenetische stambomen volgens wetenschappelijke 26,27,28,29,30,31 en populair wetenschappelijke literatuur32,33,34,35,36,37,38,39,40. - - Het ontstaan van de aarde valt samen met het ontstaan van het eerste leven Het leven is ontstaan bij de dinosauriërs Micro-organismen, vissen, insecten, dino’s, planten, … zijn allen heel lang geleden en samen ontstaan Verwantschapsbomen (cladogrammen) worden verkeerd afgelezen: verkeerd aflezen van de tijdevolutie van oud naar jong, toppen op een verwantschapsboom die dichter bijeen staan worden geïnterpreteerd als soorten die meer verwant zijn dan wanneer ze verder van mekaar staan, er worden knooppunten geteld om de verwantschap weer te geven, een rechte lijn wordt geïnterpreteerd als geen verandering, men zoekt te weinig naar gemeenschappelijke voorouders, De mens stamt af van de chimpansee Als organismen op mekaar lijken wordt dat geïnterpreteerd als verwantschap Soortarme takken worden geïnterpreteerd als voorouders, als primitiever Bepaalde nu levende organismen worden beschouwd als primitieve voorouders Organismen worden beschouwd als primitief i.p.v. kenmerken van dat organisme De mens is het einddoel van evolutie Klassieke indeling in stambomen met soorten, geslachten,… is gebaseerd op gelijkenissen i.p.v. op afstamming en verwantschap Vinnen van moderne beenvissen zijn homoloog met ledematen van reptielen Evolutie verloopt lineair Er is enkel verticale gentransfer 26 (Catley K.M., 2008) (Meir E., 2007) 28 (Baum D.A., 2008) 29 (Omland K.E., 2008) 30 (Perry J., 2008) 31 (O’Hara, 1997) 32 (Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009) 33 (Madsen, 2009) 34 (Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008) 35 (Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2004) 36 (Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2004) 37 (Stroeykens S., 2009) 38 (Van Gossum, 2009) 39 (Morwood M., 2005) 40 (Quammen, Had darwin gelijk?, 2004) 27 5 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 5. Oorzaken van misconcepties volgens wetenschappelijke literatuur - Taalgebruik in teksten van handboeken, in de populair wetenschappelijke literatuur, van leerkrachten en van leerlingen41,42,43,44,45,46 De teksten in handboeken en artikels zijn soms te eenvoudig geschreven. Hierdoor sluipen soms ongewild fouten en Lamarckistische ideeën in de teksten die leerlingen overnemen in hun gedachtegang. De spreektaal is soms te zeer vereenvoudigend, figuratief en met gebruik van metaforen. Als leerkracht verklaren wij soms ook ongewild verschijnselen op een Lamarckistische manier, terwijl we het uiteraard anders bedoelen. Hoe dikwijls zeggen we zelf niet ’… passen zich aan …’; ‘cactussen ontwikkelen een dikke buitenlaag omdat dit nodig is om zo weinig mogelijk water te verliezen’, … Wij gaan bij het uitleggen soms menselijke eigenschappen toekennen aan niet menselijke organismen: vb. ‘bacteriën zijn vindingrijk in het ontwikkelen van resistentie’, … We spreken zelf soms van: ‘mensen staan hoger in de evolutionaire stamboom dan …’. Dit impliceert dat evolutie naar perfectie streeft, terwijl we dat niet bedoelen. Het verkeerd gebruik van de (spreek)taal is een gevolg van gewoonte, van diepgewortelde vroegere (Lamarckistische) denkwijzen. Het is historisch gegroeid. De geschiedenis van de wetenschap herhaalt zich in onze spreektaal. We spreken Lamarckistisch maar denken neodarwinistisch. De eigen natuurlijke spreektaal van leerlingen bevat vele misconcepties. Ze gebruiken vroeger geziene leerstof in nieuwe situaties. Bij testen hebben leerlingen grote problemen met het juist lezen van de vraag. Ze antwoorden te vlug intuïtief over de geziene leerstof; ze herkennen bepaalde sleutelwoorden in de vraag en geven dan als antwoord alles wat ze weten over dit begrip terwijl dat niet altijd het antwoord op de vraag is. - Onvoldoende kennis van de tijdschaal47 Leerlingen en studenten missen een referentiekader waarbinnen ze die verschillende gebeurtenissen in de tijd kunnen plaatsen. In handboeken wordt soms weinig of te vluchtig aandacht besteed aan macro-evolutie. Het tijdsbesef is zeer abstract, we kunnen ons dat niet voorstellen. Het verband tussen geologische tijd en evolutionair biologisch leven is onvoldoende gekend door leerlingen - Het belang van ‘toeval’ wordt onderschat of is niet (voldoende) gekend48 Leerlingen denken dat toevallige processen niet efficiënt zijn, terwijl biologische processen juist zeer efficiënt zijn. Leerlingen gaan dus vlug zelf rationele verklaringen geven voor biologische processen waarbij zij bijna altijd een noodzakelijke driver zoeken voor het proces. Vb. concentratieverschillen zijn noodzakelijk om diffusie te krijgen, natuurlijke selectie is noodzakelijk om evolutie te verklaren. 41 (Anderson D.L., 2002) (Rees, 2007) 43 (Geraedts, 2006) 44 (Tanner K., 2005) 45 (Brumby, 1984) 46 (Garvin-Doxas K., 2008) 47 (Catley K.M., 2008) 48 (Garvin-Doxas K., 2008) 42 6 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme - De evolutie wordt door leerlingen bijna uitsluitend verklaard door natuurlijke selectie. De begrippen ‘genetische drift’ en ‘flessenhalsfenomeen’ zijn onvoldoende gekend. Het verband tussen deze toevallige fenomenen en natuurlijke selectie is onvoldoende begrepen. Het feit dat toevallige mutaties altijd plaats vinden en aan de basis liggen van complexe en soms tegennatuurlijke gedragingen zijn niet of onvoldoende begrepen door leerlingen. Het biologieonderwijs is te veel gefocust op de efficiëntie van biologische systemen i.p.v. evenzeer de nadruk te leggen op toevallige verschijnselen. Leerkrachten leggen zelf te veel de nadruk op de kracht van adaptatie. Leerlingen begrijpen het belang van toeval niet. In populair wetenschappelijke teksten en in films wordt teveel de nadruk gelegd op ‘the survival of the fittest’. Dit impliceert dat evolutie een doel heeft (aanpassen of verdwijnen) terwijl er te weinig aandacht is voor toevallige mutaties. Transferprobleem tussen verschillende wetenschappen 49,50,51,52,53,54,55,56 Onvoldoende inzicht in het verband tussen genetica en evolutie. Leerlingen worden op toetsen te veel bevraagd naar het begrijpen van natuurlijke selectie zonder dat er wordt gepeild naar de onderliggende ecologische en genetische principes die de basis vormen van natuurlijke selectie De populatiegenetica wordt te beperkt onderwezen met te weinig links naar de evolutieleer Er is een zeer diepgewortelde kennis van de 19° eeuwse klassieke stambomen waardoor het moeilijk is om cladogrammen juist te interpreteren. In klassieke stambomen wordt de nadruk gelegd op gelijkenissen en verschillen tussen organismen terwijl men in verwantschapsbomen meer de nadruk legt op het ontstaan van kenmerken. In handboeken worden verwantschapsbomen als een feit aangehaald, zonder dat de opbouw ervan wordt uitgelegd. Onvoldoende inzicht in het verband tussen geologische tijden en biologische evolutie. Onvoldoende inzicht in het verschil tussen absolute en relatieve dateringen Resistentie, immuniteit, antistoffen, adaptatie, tolerantie, gebruik van antibiotica, bacteriën, virussen,… zijn allemaal begrippen die door mekaar gebruikt worden, ook door geneeskunde studenten. Het essentialistisch denken in de geneeskunde (elk individu streeft naar een bepaalde basisvorm) staat tgo. de nieuwe denkwijzen bij onderzoek van populaties en voortdurend veranderende kennis van verwantschapsbomen in de moderne biologie 49 (Geraedts, 2006) (Anderson D.L., 2002) 51 (Kampourakis, 2006) 52 (O’Hara, 1997) 53 (Baum D.A., 2008) 54 (Meir E., 2007) 55 (Brumby, 1984) 56 (Garvin-Doxas K., 2008) 50 7 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme - Er wordt nog te veel gedoceerd en te weinig (inter)actief en probleemoplossend geleerd.57,58 Leerkrachten zijn zich te weinig bewust van de misconcepties bij leerlingen Er wordt nog te veel gedoceerd i.p.v. de leerlingen zelf de theorie te laten ontdekken om op die manier een verandering in de gedachtegang van leerlingen te bereiken. De confrontatie tussen voorkennis en nieuwe kennis bij leerlingen is het kritieke punt bij het begrijpen van de evolutietheorie. Misconcepties blijven hardnekkig bestaan na conventioneel onderwijs omdat leerkrachten ze zelf onbewust gebruiken. Ze zijn een herhaling van hoe de geschiedenis van de wetenschap is geëvolueerd Leerlingen leren te weinig ‘probleemoplossend denken’. In feite hebben leerlingen vooraf geen misconcepties, ze zijn een ‘blanco blad’. Leerkrachten, tijdschriften, films, … brengen hen op verkeerde ideeën. Het is beter de leerlingen zelf de theorie van natuurlijke selectie te laten heruitvinden. Als leerlingen iets Lamarckistisch uitleggen is dat eerder een taalprobleem dan wel een probleem van kennis en begrijpen van de theorie. Ze gebruiken de Lamarckistische ideeën niet om de evolutie te verklaren maar wel om uit te leggen wat er gebeurt. 6. Leermethoden om misconcepties te vermijden - Taalgebruik Letten op een correcte formulering in teksten, door leerkrachten,…. Dit impliceert dikwijls het gebruik van lange zinnen. De leesbaarheid moet dus blijvend in het oog worden gehouden, zeker bij (meerkeuze)vragen op toetsen59,60. In het artikel van Anderson D.L. (2002) vind je een lijst met 20 meerkeuzevragen rond de theorie van natuurlijke selectie. De meerkeuzevragen zijn zo opgesteld dat de afleiders de meest voorkomende misconcepties van leerlingen bevatten. Er wordt ook gepeild naar de onderliggende principes die de basis vormen van natuurlijke selectie. (lijst: zie bijlage 1) Leerlingen (delen van) een boek laten lezen over evolutie als inleiding op de lessenreeks over evolutie. Vb. ‘Kaas en de evolutietheorie’ (2001) van Bas Haring61 leest zeer vlot en is correct geschreven met aandacht voor de formuleringen. Men kan ze ook een stukje laten lezen uit ‘On the origin of species’ van Charles Darwin (1859)62, vertaald door Ludo Hellemans, uitgeverij Nieuwezijds Amsterdam (2000)63 Leerlingen nadien, als taak, een korte samenvatting laten neerschrijven over een stukje geziene leerstof. Hierbij moeten ze uiteraard letten op de juiste formuleringen. Leerlingen, eventueel in groepjes, een echt Engelstalig wetenschappelijk artikel laten lezen en verwerken via vragen of discussie over een onderwerp uit de evolutieleer. Zo komen ze in contact met correcte wetenschappelijke omschrijvingen. Het is vakoverschrijdend gezien het gebruik van een vreemde taal en het stimuleert het ontwikkelen van hun onderzoekscompetenties gezien die artikels geschreven zijn volgens de wetenschappelijke onderzoeksmethode. 57 (Tanner K., 2005) (Geraedts, 2006) 59 (Anderson D.L., 2002) 60 (Tanner K., 2005) 61 (Haring, 2001) 62 (Darwin, 1859) 63 (Hellemans, 2000) 58 8 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Leerlingen mondeling ondervragen: dan kan je beter achterhalen waarom een leerling een bepaalde afleider kiest; je kan beter de gedachtegang van de leerling volgen64. - Kennis tijdschaal Gebruik maken van beeldmateriaal. Interactief werken. Verbanden leggen met de aardrijkskundelessen. Zie ook werkwinkel 2 van Ignace Nerinckx. Je kan ook gebruik maken van een fylogenetische stamboom met de sleutelmomenten (ontstaan aarde, eerste prokaryoten, eerste ééncelligen, eerste meercelligen, Cambrische explosie, meeste dino’s, verschijnen van moderne vogels, eerste zoogdieren, primaten, Hominiden) als markers die in een referentiekader geplaatst worden. Dus met relatieve tijdspannes ertussen. Zie hiervoor de figuur in bijlage 2 van Catley K.M.65 - Belang van toeval in de biologie benadrukken 66 Meer de nadruk leggen op het feit dat organismen tot succesvol voortplanten moeten komen i.p.v. steeds weer de ‘survival of the fittest’ te herhalen. Dit laatste begrijpen leerlingen al te vaak alsof de evolutie een doel heeft nl. ‘aanpassen of verdwijnen’. Het succesvol voortplanten, als gevolg van toevallige mutaties, genetische drift, flessenhalsfenomenen leiden tot een verschillende kans op overleven en tot evolutie. Oefeningen over populatiegenetica met vb. een toevallig allelverlies (toevallige mutatie) kan helpen om de evolutie te begrijpen. Vraagstukken over populatiegenetica integreren in het hoofdstuk over evolutieleer. - Transferprobleem tussen verschillende wetenschappen Vraagstukken over populatiegenetica integreren in het hoofdstuk over evolutieleer (zie hierboven) Een simulatie-oefening opgeven over de evolutietheorie zoals voorgesteld door Kampourakis, K. (2006)67 (zie bijlage 3) waarbij vroeger opgedane kennis van genetica, ecosystemen, … aan bod komen om de evolutie te verklaren. Het programma ‘Genetica voor Windows’ van ABC-Computer Aided Education, Tilburg kan hierbij ook helpen. Leerlingen eenvoudige verwantschapsbomen laten tekenen en interpreteren. Als hulpmiddel bij de interpretatie kan ook hun eigen familieverwantschapsboom getekend worden, waarop duidelijker de graad van verwantschap kan herkend worden. Of een mobiel maken zodat duidelijk kan gezien worden dat de boom kan gedraaid worden rond een knooppunten68,69. achternichten en achterneven nichten en neven broers en zussen ouders grootouders overgrootouders 64 (Garvin-Doxas K., 2008) 65 (Catley K.M., 2008) 66 (Garvin-Doxas K., 2008) 67 (Kampourakis, 2006) 68 (Baum D.A., 2008) 69 (Meir E., 2007) 9 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme - Vakoverschrijdend werken samen met de leraar aardrijkskunde, chemie i.v.m. het opstellen van een geologische tijdschaal, dateringsmethodes voor fossielen, verschil tussen absolute en relatieve datering. Hoofdstuk over immuniteit, resistentie,… terug aanhalen tijdens de lessen over evolutie. Actief en interactief leren70,71,72,73,74,75,76 Discussiëren: brengt hen tot nieuwe (juiste) inzichten en laat zo misconcepties verdwijnen Gebruik van leesteksten, film, beeldmateriaal: maakt de leerstof minder abstract In groepjes de leerstof laten verwerken: ze blijven minder lang steken in hun eigen foute visie na overleg met groepspartners. Ze gaan kritischer nadenken. Peerevaluatie binnen de groep Evalueren via een quiz. Practica, oefeningen, taken inlassen over interpretatie en opstellen van cladogrammen, populatiegenetica. Darwins reis op een kaart laten voorstellen, Galapagoseilanden en ligging t.o.v. Zuid-Amerika zoeken op kaart, oorsprong van de eilanden laten opzoeken als voorbereidende taak. Probleemoplossend denken: leerlingen als het ware zelf, in groep, de evolutietheorie laten herontdekken via gerichte vraagstelling77. Dan vertrek je van het idee dat leerlingen nog geen misconcepties hebben. Ze zijn als het ware een ongeschreven blad wat kennis over evolutie betreft. Doordat ze het zelf ontdekken kunnen er ook geen misconcepties rond ontstaan. Gebruik van science fiction78. Het is een methode om moeilijke abstracte leerstof aan te bieden op een voor hen leuke manier. Ze leren kritisch denken want science fiction is niet altijd correct. Op die manier verdwijnen misconcepties. Ze discussiëren gemakkelijker over een stukje film dan over een artikel. Ze denken na over ‘waar wetenschap stopt en fictie begint’. Op die manier worden ze geconfronteerd met hun eigen misconcepties. Het is vakoverschrijdend. Je kan leerlingen benaderen die anders niet geïnteresseerd zijn in evolutieleer. Een groepstaak opgeven rond een (Engelstalig) wetenschappelijk artikel over een onderwerp van de evolutieleer. Dit is vakoverschrijdend, scherpt de onderzoekscompetenties bij leerlingen aan, ze leren kennis maken met de echte wetenschappelijke onderzoeksmethode en hoe die neergeschreven wordt. 70 (Anderson D.L., 2002) (Brumby, 1984) 72 (Nehm R.H., 2007) 73 (Robbins J.R., 2007) 74 (Kampourakis, 2006) 75 (Tanner K., 2005) 76 (Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009) 77 (Geraedts, 2006) 78 (Bixler, 2007) 71 10 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 7. Concreet: wat wordt er van jullie verwacht in deze werkwinkel? - - - Groepswerk: je maakt groepen van 4-5 leerkrachten en doorloopt enkele opgestelde activiteiten naar keuze. Belang van taalgebruik: Bij het doorlopen van de activiteiten let je voortdurend op je eigen taalgebruik en dat van je groepsgenoten. Je corrigeert mekaar (peerinstructie). Dit als oefening en bewustwording van de fouten die we zelf ook soms maken en die ontegensprekelijk leiden tot misconcepties bij leerlingen. Eén leider van de groep noteert de gemaakte fouten (anoniem). Bij elke activiteit die je doorloopt, beantwoord je de volgende vragen: Herken je de misconceptie? Vind je de voorgestelde leermethode zinvol of eerder niet om die misconceptie te vermijden? + waarom Zou je die leermethode zelf gebruiken in de klas? Waarom wel of waarom niet? Is groepswerk, met bijhorende discussies en peerinstructie, hier een voordeel of niet? + waarom De groepsleider (voor elke activiteit iemand anders ) formuleert kort een antwoord op de bovenstaande vragen. Vergeet niet het nummer van de activiteit te noteren. Op het einde van de sessie houden we nog 5-10 min. een gezamenlijke discussie waarbij bovenstaande vragen kort besproken worden. Alle antwoorden en reflecties kunnen nadien aan mij afgegeven worden. Ik zal ze verwerken in één document en jullie terugmailen. 11 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Bibliografie Anderson D.L., F. K. (2002). Development and evaluation of the conceptual inventory of natural selection. Journal of research in science teaching volume 39 number 10 , 952-978. Baum D.A., S. O. (2008). Phylogenetics and tree-thinking. The American biology teacher volume 70 number 4 , 222-229. Bixler, A. (2007). Teaching evolution with the aid of science fiction. The american biology teacher volume 69 number 6 , 337-340. Brumby, M. (1984). Misconceptions about the concept of natural selection by medical biology students. Science education volume 68 number 4 , 493-503. Catley K.M., N. L. (2008). Digging deep: exploring college students’ knowledge of macroevolutionary time. Journal of research in science teaching Volume 46, Number 3 , 311332. Darwin, C. (1859). On the origin of species. Londen: John Murray. De Jaeger, P. (2009, januari). De gaten in de evolutietheorie. Eos , pp. 62-67. Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2008, juli). Aspecten van evolutie. Het darwinisme in biologie en maatschappij. Mens 68 , pp. 3-19. Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2004, januari). Het ontstaan van de mens deel 1 Van aap tot aapmens. Mens , pp. 3-15. Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2004, april). Het ontstaan van de mens deel 2 Van aapmens tot mens. Mens , pp. 3-15. Garvin-Doxas K., K. M. (2008). Understanding randomness and its impact on student learning: lessons learned from building the biology concept inventory (CBI). CBE-Life sciences education volume 7 , 227-233. Geraedts, C. B. (2006). Reinventing natural selection. International journal of science education volume 28 number 8 , 843-870. Haring, B. (2001). Kaas en de evolutietheorie. Antwerpen: Houtekiet. Hellemans, L. (2000). Over het ontstaan van soorten (vertaling). Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Kampourakis, K. (2006). The finches' beaks. Introducing evolutionary conceps. Science scope - supplied by the British Library 'The world's knowledge' , 14-18. Knack Ontdek. (2009). K&S educatief dossier II 2008-2009. Roeselare: NV Roularta media group. Launer, J. (2008). A day out with Darwin. Postgrad Med J Volume 84 number 990 , 223-224. Madsen, J. (2009, februari). Special: Darwin 200 jaar. Wetenschap in beeld , pp. 65-81. Meir E., P. J. (2007). College students’ misconceptions about evolutionary trees. The American biology teacher volume 69 number 7 , 71-76. Moore, J. (2009, januari). De dappere verrader. 74-77. (P. Dupont, Interviewer) Eos -Cascade NV. Morwood M., S. T. (2005, april). De kleine mens van Flores. National geographic , pp. 2-17. Nehm R.H., R. L. (2007). Biology majors’ knowledge and misconceptions of natural selection. Bioscience volume 57 number 3 , 263-272. O’Hara, R. (1997). Population thinking and tree thinking in systematics. Zoologica scripta volume 26 number 4 , 323-329. Omland K.E., C. L. (2008). Tree thinking for all biology:the problem with reading phylogenies as ladders of progress. Bioassays volume 30 number 9 , 854-867. Perry J., M. E. (2008). Evaluating two approaches to helping college students understand evolutionary trees through diagramming tasks. CBE-Life sciences education volume 7 , 193201. Quammen, D. (2004, november). Had darwin gelijk? National geographic , pp. 2-31. 12 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Quammen, D. (2009, februari). Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht. National geographic , pp. 40-59. Rees, P. (2007). The evolution of textbook misconceptions about Darwin. Review JBE volume 41 number 2 , 53-55. Ridley, M. (2009, februari). Tweehonder jaar Darwin deel twee - Moderne darwins. National geographic , pp. 60-77. Robbins J.R., R. P. (2007). The natural selection: Identifying & correcting non-science student preconceptions through an inquiry-based, critical approach to evolution. The American biology teacher volume 69 number 8 , 460-466. Stroeykens S., V. D. (2009, februari 12). 200 jaar Darwin. De Standaard - Wetenschap , pp. 2-8. Tanner K., A. D. (2005). Approaches to biology teaching and learning: understanding the wrong answers - teaching toward conceptual change. Cell biology education volume 4 , 112117. Van Gossum, H. (2009). Alles wat je moet weten over evolutie. Eos - Cascade NV. Vlaams ministerie van onderwijs en vorming. (2009, maart). Mijnheer, Darwin was een racist. Klasse nr 193 , pp. 25-27. Zuidema, T. (2009, januari). Onrust in de speeltuin van de evolutie. Eos , pp. 68-72. 13 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Bijlage 1: uit Anderson D.L., F. K. (2002). Development and evaluation of the conceptual inventory of natural selection. Journal of research in science teaching volume 39 number 10 , 952-978. Appendix B: Conceptual Inventory of Natural Selection Answer key: 1-C, 2-A, 3-B, 4-B, 5-D, 6-B, 7-C, 8-A, 9-D, 10-C, 11-B, 12-A, 13-B, 14-D, 15-D, 16-C, 17-D, 18-B, 19-C, 20-B. 14 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 15 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 16 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 17 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 18 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Bijlage 2: uit Catley K.M., N. L. (2008). Digging deep: exploring college students’ knowledge of macroevolutionary time. Journal of research in science teaching Volume 46, Number 3 , 311-332. Figure 1. A cladogram showing phylogenetic relationships among taxa, including taxa that are the focus of questions 1–7, drawn alongside a time scale expressed as a proportion of the Earth’s age. 19 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme Bijlage 3: uit Kampourakis, K. (2006). The finches' beaks. Introducing evolutionary conceps. Science scope - supplied by the British Library 'The world's knowledge' , 14-18. 20 Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme 21