Werkwinkel 3: Misconcepties rond de evolutietheorie.

advertisement
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Werkwinkel 3: Misconcepties
rond de evolutietheorie.
Dr. Carla Schramme
Praktijklector SLO Natuurwetenschappen optie Biologie
Kopie rechten: deze tekst mag vrij gebruikt worden door leraren
in de klas. Voor het verder verspreiden via nascholing van de inhoud:
toestemming vragen aan de verantwoordelijke.
1
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Misconcepties rond evolutietheorie.
1. Inleiding
Zowel uit de wetenschappelijke literatuur als uit de populair wetenschappelijke
literatuur blijkt dat er heel wat misconcepties bestaan rond de evolutietheorie.
Men zou ze kunnen groeperen in 3 groepen nl. misconcepties rond de persoon van
Darwin, misconcepties rond de evolutietheorie en natuurlijke selectie en
misconcepties rond fylogenetische stambomen. Deze bevindingen zijn gebaseerd
op diverse wetenschappelijke onderzoeken bij leerlingen en studenten via open
vraagstelling, meerkeuzevragen, discussies, interviews.
Wetenschappelijk onderzoekers hebben tevens gezocht naar de oorzaken van
deze misconcepties en naar manieren om die misconcepties zo goed mogelijk te
voorkomen.
Het doel van deze werkwinkel is dan ook jullie kennis te laten maken met een
aantal van deze misconcepties, de oorzaken hiervan te verduidelijken en vooral
diverse leermethoden uit te testen om misconcepties zo efficiënt mogelijk te
vermijden.
De impact van de (neo)darwinistische evolutietheorie op sociaal, religieus,
filosofische en culturele aspecten van de maatschappij komen hier niet aan bod.
Enkel de puur wetenschappelijke, biologische aspecten van de evolutietheorie
worden toegelicht.
2
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
2. Misconcepties rond de persoon van Darwin volgens
wetenschappelijke1,2 en populair wetenschappelijke
literatuur3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13.
-
Darwin was een racist
Darwin was een man met een missie
Darwin was een wetenschapper
Darwin kreeg inzicht in de evolutie tijdens zijn reis op de Beagle
Darwin was de eerste die de Galapagoseilanden bezocht
Het ontstaan van de evolutietheorie via de weg van natuurlijke selectie is
onlosmakelijk verbonden met de Galapagoseilanden
Darwin verzamelde feiten, stelde een theorie op en testte zijn theorie een
lange tijd uit alvorens te publiceren
‘On the origin of species’ gaat niet over rassen.
Darwin beschreef zijn evolutietheorie tijdens zijn reis naar de
Galapagoseilanden
Darwin publiceerde ‘On the origin of species’ onmiddellijk na zijn terugkeer
naar Engeland na zijn wereldreis met de Beagle
Darwin beschreef het ontstaan van soorten, de oorsprong van het leven
Darwin is de grondlegger, de eerste en enige die de evolutietheorie op die
manier beschreef
Darwin beschreef in 1859 ook de evolutie van de mens
‘The survival of the fittest’ is een zinsnede van Darwin zelf
Darwin gaf een verklaring voor de variatie tussen soortgenoten
1
(Rees, 2007)
(Launer, 2008)
3
(Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009)
4
(Knack Ontdek, 2009)
5
(Madsen, 2009)
6
(Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008)
7
(De Jaeger, 2009)
8
(Zuidema, 2009)
9
(Stroeykens S., 2009)
10
(Van Gossum, 2009)
11
(Quammen, Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht, 2009)
12
(Ridley, 2009)
13
(Moore, 2009)
2
3
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
3. Misconcepties rond de (moderne) evolutietheorie en
natuurlijke selectie volgens wetenschappelijke 14,15,16,17,18 en
populair wetenschappelijke literatuur19,20,21,22,23,24,25.
-
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
‘Individuen’ passen zich aan aan omgevingsfactoren
‘Survival of the fittest’ wordt begrepen als het overleven van de sterkste, de
meest gespierde
Evolutie is nu gestopt
Evolutie gebeurde de voorbije eeuwen, niet de voorbije vele miljoenen jaren
Gebruik of niet-gebruik van een orgaan verklaart de aan- of afwezigheid ervan
Alle individuen van een populatie ontwikkelen tegelijk nieuwe kenmerken
Grote klimaatsveranderingen zijn noodzakelijk voor evolutie
Als een erfelijke eigenschap verdwijnt wordt dat gecompenseerd door een
ander (vb. geur i.p.v. zicht)
Evolutie streeft naar perfectie
Evolutie leidt tot steeds grotere complexiteit
Mutaties gebeuren niet toevallig, maar ontstaan als antwoord op specifieke
gewijzigde omgevingsfactoren
Organismen hebben een beperkt aantal nakomelingen, juist voldoende om
zichzelf te vervangen in de populatie
Alle organismen van een populatie zijn genetisch identiek aan mekaar
Variaties tussen organismen van een populatie zorgen enkel voor een ander
fenotype en hebben geen invloed op de overlevingskansen van die organismen
Toevallige processen zijn niet efficiënt
Natuurlijke selectie is het enige mechanisme dat evolutie kan verklaren
(Robbins J.R., 2007)
(Nehm R.H., 2007)
(Brumby, 1984)
(Anderson D.L., 2002)
(Garvin-Doxas K., 2008)
(Madsen, 2009)
(Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008)
(Stroeykens S., 2009)
(Van Gossum, 2009)
(Quammen, Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht, 2009)
(Ridley, 2009)
(Quammen, Had darwin gelijk?, 2004)
4
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
4. Misconcepties rond fylogenetische stambomen volgens
wetenschappelijke 26,27,28,29,30,31 en populair wetenschappelijke
literatuur32,33,34,35,36,37,38,39,40.
-
-
Het ontstaan van de aarde valt samen met het ontstaan van het eerste leven
Het leven is ontstaan bij de dinosauriërs
Micro-organismen, vissen, insecten, dino’s, planten, … zijn allen heel lang
geleden en samen ontstaan
Verwantschapsbomen (cladogrammen) worden verkeerd afgelezen: verkeerd
aflezen van de tijdevolutie van oud naar jong, toppen op een
verwantschapsboom die dichter bijeen staan worden geïnterpreteerd als
soorten die meer verwant zijn dan wanneer ze verder van mekaar staan, er
worden knooppunten geteld om de verwantschap weer te geven, een rechte
lijn wordt geïnterpreteerd als geen verandering, men zoekt te weinig naar
gemeenschappelijke voorouders,
De mens stamt af van de chimpansee
Als organismen op mekaar lijken wordt dat geïnterpreteerd als verwantschap
Soortarme takken worden geïnterpreteerd als voorouders, als primitiever
Bepaalde nu levende organismen worden beschouwd als primitieve voorouders
Organismen worden beschouwd als primitief i.p.v. kenmerken van dat
organisme
De mens is het einddoel van evolutie
Klassieke indeling in stambomen met soorten, geslachten,… is gebaseerd op
gelijkenissen i.p.v. op afstamming en verwantschap
Vinnen van moderne beenvissen zijn homoloog met ledematen van reptielen
Evolutie verloopt lineair
Er is enkel verticale gentransfer
26
(Catley K.M., 2008)
(Meir E., 2007)
28
(Baum D.A., 2008)
29
(Omland K.E., 2008)
30
(Perry J., 2008)
31
(O’Hara, 1997)
32
(Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009)
33
(Madsen, 2009)
34
(Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2008)
35
(Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2004)
36
(Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen, 2004)
37
(Stroeykens S., 2009)
38
(Van Gossum, 2009)
39
(Morwood M., 2005)
40
(Quammen, Had darwin gelijk?, 2004)
27
5
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
5. Oorzaken van misconcepties volgens wetenschappelijke
literatuur
-
Taalgebruik in teksten van handboeken, in de populair
wetenschappelijke literatuur, van leerkrachten en van
leerlingen41,42,43,44,45,46
 De teksten in handboeken en artikels zijn soms te eenvoudig geschreven.
Hierdoor sluipen soms ongewild fouten en Lamarckistische ideeën in de
teksten die leerlingen overnemen in hun gedachtegang.
 De spreektaal is soms te zeer vereenvoudigend, figuratief en met gebruik
van metaforen. Als leerkracht verklaren wij soms ook ongewild
verschijnselen op een Lamarckistische manier, terwijl we het uiteraard
anders bedoelen. Hoe dikwijls zeggen we zelf niet ’… passen zich aan …’;
‘cactussen ontwikkelen een dikke buitenlaag omdat dit nodig is om zo
weinig mogelijk water te verliezen’, … Wij gaan bij het uitleggen soms
menselijke eigenschappen toekennen aan niet menselijke organismen: vb.
‘bacteriën zijn vindingrijk in het ontwikkelen van resistentie’, … We spreken
zelf soms van: ‘mensen staan hoger in de evolutionaire stamboom dan …’.
Dit impliceert dat evolutie naar perfectie streeft, terwijl we dat niet
bedoelen.
 Het verkeerd gebruik van de (spreek)taal is een gevolg van gewoonte, van
diepgewortelde vroegere (Lamarckistische) denkwijzen. Het is historisch
gegroeid. De geschiedenis van de wetenschap herhaalt zich in onze
spreektaal. We spreken Lamarckistisch maar denken neodarwinistisch.
 De eigen natuurlijke spreektaal van leerlingen bevat vele misconcepties.
Ze gebruiken vroeger geziene leerstof in nieuwe situaties. Bij testen
hebben leerlingen grote problemen met het juist lezen van de vraag. Ze
antwoorden te vlug intuïtief over de geziene leerstof; ze herkennen
bepaalde sleutelwoorden in de vraag en geven dan als antwoord alles wat
ze weten over dit begrip terwijl dat niet altijd het antwoord op de vraag is.
-
Onvoldoende kennis van de tijdschaal47
 Leerlingen en studenten missen een referentiekader waarbinnen ze die
verschillende gebeurtenissen in de tijd kunnen plaatsen.
 In handboeken wordt soms weinig of te vluchtig aandacht besteed aan
macro-evolutie.
 Het tijdsbesef is zeer abstract, we kunnen ons dat niet voorstellen.
 Het verband tussen geologische tijd en evolutionair biologisch leven is
onvoldoende gekend door leerlingen
-
Het belang van ‘toeval’ wordt onderschat of is niet (voldoende)
gekend48
 Leerlingen denken dat toevallige processen niet efficiënt zijn, terwijl
biologische processen juist zeer efficiënt zijn. Leerlingen gaan dus vlug zelf
rationele verklaringen geven voor biologische processen waarbij zij bijna
altijd een noodzakelijke driver zoeken voor het proces. Vb.
concentratieverschillen zijn noodzakelijk om diffusie te krijgen, natuurlijke
selectie is noodzakelijk om evolutie te verklaren.
41
(Anderson D.L., 2002)
(Rees, 2007)
43
(Geraedts, 2006)
44
(Tanner K., 2005)
45
(Brumby, 1984)
46
(Garvin-Doxas K., 2008)
47
(Catley K.M., 2008)
48
(Garvin-Doxas K., 2008)
42
6
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme




-
De evolutie wordt door leerlingen bijna uitsluitend verklaard door
natuurlijke selectie. De begrippen ‘genetische drift’ en
‘flessenhalsfenomeen’ zijn onvoldoende gekend. Het verband tussen deze
toevallige fenomenen en natuurlijke selectie is onvoldoende begrepen.
Het feit dat toevallige mutaties altijd plaats vinden en aan de basis liggen
van complexe en soms tegennatuurlijke gedragingen zijn niet of
onvoldoende begrepen door leerlingen.
Het biologieonderwijs is te veel gefocust op de efficiëntie van biologische
systemen i.p.v. evenzeer de nadruk te leggen op toevallige verschijnselen.
Leerkrachten leggen zelf te veel de nadruk op de kracht van adaptatie.
Leerlingen begrijpen het belang van toeval niet.
In populair wetenschappelijke teksten en in films wordt teveel de nadruk
gelegd op ‘the survival of the fittest’. Dit impliceert dat evolutie een doel
heeft (aanpassen of verdwijnen) terwijl er te weinig aandacht is voor
toevallige mutaties.
Transferprobleem tussen verschillende wetenschappen 49,50,51,52,53,54,55,56
 Onvoldoende inzicht in het verband tussen genetica en evolutie.
 Leerlingen worden op toetsen te veel bevraagd naar het begrijpen van
natuurlijke selectie zonder dat er wordt gepeild naar de onderliggende
ecologische en genetische principes die de basis vormen van natuurlijke
selectie
 De populatiegenetica wordt te beperkt onderwezen met te weinig links
naar de evolutieleer
 Er is een zeer diepgewortelde kennis van de 19° eeuwse klassieke
stambomen waardoor het moeilijk is om cladogrammen juist te
interpreteren. In klassieke stambomen wordt de nadruk gelegd op
gelijkenissen en verschillen tussen organismen terwijl men in
verwantschapsbomen meer de nadruk legt op het ontstaan van
kenmerken.
 In handboeken worden verwantschapsbomen als een feit aangehaald,
zonder dat de opbouw ervan wordt uitgelegd.
 Onvoldoende inzicht in het verband tussen geologische tijden en
biologische evolutie.
 Onvoldoende inzicht in het verschil tussen absolute en relatieve dateringen
 Resistentie, immuniteit, antistoffen, adaptatie, tolerantie, gebruik van
antibiotica, bacteriën, virussen,… zijn allemaal begrippen die door mekaar
gebruikt worden, ook door geneeskunde studenten.
 Het essentialistisch denken in de geneeskunde (elk individu streeft naar
een bepaalde basisvorm) staat tgo. de nieuwe denkwijzen bij onderzoek
van populaties en voortdurend veranderende kennis van
verwantschapsbomen in de moderne biologie
49
(Geraedts, 2006)
(Anderson D.L., 2002)
51
(Kampourakis, 2006)
52
(O’Hara, 1997)
53
(Baum D.A., 2008)
54
(Meir E., 2007)
55
(Brumby, 1984)
56
(Garvin-Doxas K., 2008)
50
7
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
-
Er wordt nog te veel gedoceerd en te weinig (inter)actief en
probleemoplossend geleerd.57,58
 Leerkrachten zijn zich te weinig bewust van de misconcepties bij leerlingen
 Er wordt nog te veel gedoceerd i.p.v. de leerlingen zelf de theorie te laten
ontdekken om op die manier een verandering in de gedachtegang van
leerlingen te bereiken. De confrontatie tussen voorkennis en nieuwe kennis
bij leerlingen is het kritieke punt bij het begrijpen van de evolutietheorie.
 Misconcepties blijven hardnekkig bestaan na conventioneel onderwijs
omdat leerkrachten ze zelf onbewust gebruiken. Ze zijn een herhaling van
hoe de geschiedenis van de wetenschap is geëvolueerd
 Leerlingen leren te weinig ‘probleemoplossend denken’. In feite hebben
leerlingen vooraf geen misconcepties, ze zijn een ‘blanco blad’.
Leerkrachten, tijdschriften, films, … brengen hen op verkeerde ideeën. Het
is beter de leerlingen zelf de theorie van natuurlijke selectie te laten
heruitvinden.
 Als leerlingen iets Lamarckistisch uitleggen is dat eerder een taalprobleem
dan wel een probleem van kennis en begrijpen van de theorie. Ze
gebruiken de Lamarckistische ideeën niet om de evolutie te verklaren maar
wel om uit te leggen wat er gebeurt.
6. Leermethoden om misconcepties te vermijden
-
Taalgebruik
 Letten op een correcte formulering in teksten, door leerkrachten,…. Dit
impliceert dikwijls het gebruik van lange zinnen. De leesbaarheid moet dus
blijvend in het oog worden gehouden, zeker bij (meerkeuze)vragen op
toetsen59,60. In het artikel van Anderson D.L. (2002) vind je een lijst met
20 meerkeuzevragen rond de theorie van natuurlijke selectie. De
meerkeuzevragen zijn zo opgesteld dat de afleiders de meest
voorkomende misconcepties van leerlingen bevatten. Er wordt ook gepeild
naar de onderliggende principes die de basis vormen van natuurlijke
selectie. (lijst: zie bijlage 1)
 Leerlingen (delen van) een boek laten lezen over evolutie als inleiding op
de lessenreeks over evolutie. Vb. ‘Kaas en de evolutietheorie’ (2001) van
Bas Haring61 leest zeer vlot en is correct geschreven met aandacht voor de
formuleringen. Men kan ze ook een stukje laten lezen uit ‘On the origin of
species’ van Charles Darwin (1859)62, vertaald door Ludo Hellemans,
uitgeverij Nieuwezijds Amsterdam (2000)63
 Leerlingen nadien, als taak, een korte samenvatting laten neerschrijven
over een stukje geziene leerstof. Hierbij moeten ze uiteraard letten op de
juiste formuleringen.
 Leerlingen, eventueel in groepjes, een echt Engelstalig wetenschappelijk
artikel laten lezen en verwerken via vragen of discussie over een
onderwerp uit de evolutieleer. Zo komen ze in contact met correcte
wetenschappelijke omschrijvingen. Het is vakoverschrijdend gezien het
gebruik van een vreemde taal en het stimuleert het ontwikkelen van hun
onderzoekscompetenties gezien die artikels geschreven zijn volgens de
wetenschappelijke onderzoeksmethode.
57
(Tanner K., 2005)
(Geraedts, 2006)
59
(Anderson D.L., 2002)
60
(Tanner K., 2005)
61
(Haring, 2001)
62
(Darwin, 1859)
63
(Hellemans, 2000)
58
8
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme

Leerlingen mondeling ondervragen: dan kan je beter achterhalen waarom
een leerling een bepaalde afleider kiest; je kan beter de gedachtegang van
de leerling volgen64.
-
Kennis tijdschaal
 Gebruik maken van beeldmateriaal. Interactief werken. Verbanden leggen
met de aardrijkskundelessen. Zie ook werkwinkel 2 van Ignace Nerinckx.
 Je kan ook gebruik maken van een fylogenetische stamboom met de
sleutelmomenten (ontstaan aarde, eerste prokaryoten, eerste ééncelligen,
eerste meercelligen, Cambrische explosie, meeste dino’s, verschijnen van
moderne vogels, eerste zoogdieren, primaten, Hominiden) als markers die
in een referentiekader geplaatst worden. Dus met relatieve tijdspannes
ertussen. Zie hiervoor de figuur in bijlage 2 van Catley K.M.65
-
Belang van toeval in de biologie benadrukken 66
 Meer de nadruk leggen op het feit dat organismen tot succesvol
voortplanten moeten komen i.p.v. steeds weer de ‘survival of the fittest’ te
herhalen. Dit laatste begrijpen leerlingen al te vaak alsof de evolutie een
doel heeft nl. ‘aanpassen of verdwijnen’. Het succesvol voortplanten, als
gevolg van toevallige mutaties, genetische drift, flessenhalsfenomenen
leiden tot een verschillende kans op overleven en tot evolutie.
 Oefeningen over populatiegenetica met vb. een toevallig allelverlies
(toevallige mutatie) kan helpen om de evolutie te begrijpen. Vraagstukken
over populatiegenetica integreren in het hoofdstuk over evolutieleer.
-
Transferprobleem tussen verschillende wetenschappen
 Vraagstukken over populatiegenetica integreren in het hoofdstuk over
evolutieleer (zie hierboven)
 Een simulatie-oefening opgeven over de evolutietheorie zoals voorgesteld
door Kampourakis, K. (2006)67 (zie bijlage 3) waarbij vroeger opgedane
kennis van genetica, ecosystemen, … aan bod komen om de evolutie te
verklaren. Het programma ‘Genetica voor Windows’ van ABC-Computer
Aided Education, Tilburg kan hierbij ook helpen.
 Leerlingen eenvoudige verwantschapsbomen laten tekenen en
interpreteren. Als hulpmiddel bij de interpretatie kan ook hun eigen
familieverwantschapsboom getekend worden, waarop duidelijker de graad
van verwantschap kan herkend worden. Of een mobiel maken zodat
duidelijk kan gezien worden dat de boom kan gedraaid worden rond een
knooppunten68,69.
achternichten en
achterneven
nichten en
neven
broers en
zussen
ouders
grootouders
overgrootouders
64
(Garvin-Doxas K., 2008)
65
(Catley K.M., 2008)
66
(Garvin-Doxas K., 2008)
67
(Kampourakis, 2006)
68
(Baum D.A., 2008)
69
(Meir E., 2007)
9
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme


-
Vakoverschrijdend werken samen met de leraar aardrijkskunde, chemie
i.v.m. het opstellen van een geologische tijdschaal, dateringsmethodes
voor fossielen, verschil tussen absolute en relatieve datering.
Hoofdstuk over immuniteit, resistentie,… terug aanhalen tijdens de lessen
over evolutie.
Actief en interactief leren70,71,72,73,74,75,76
 Discussiëren: brengt hen tot nieuwe (juiste) inzichten en laat zo
misconcepties verdwijnen
 Gebruik van leesteksten, film, beeldmateriaal: maakt de leerstof minder
abstract
 In groepjes de leerstof laten verwerken: ze blijven minder lang steken in
hun eigen foute visie na overleg met groepspartners. Ze gaan kritischer
nadenken.
 Peerevaluatie binnen de groep
 Evalueren via een quiz.
 Practica, oefeningen, taken inlassen over interpretatie en opstellen van
cladogrammen, populatiegenetica.
 Darwins reis op een kaart laten voorstellen, Galapagoseilanden en ligging
t.o.v. Zuid-Amerika zoeken op kaart, oorsprong van de eilanden laten
opzoeken als voorbereidende taak.
 Probleemoplossend denken: leerlingen als het ware zelf, in groep, de
evolutietheorie laten herontdekken via gerichte vraagstelling77. Dan vertrek
je van het idee dat leerlingen nog geen misconcepties hebben. Ze zijn als
het ware een ongeschreven blad wat kennis over evolutie betreft. Doordat
ze het zelf ontdekken kunnen er ook geen misconcepties rond ontstaan.
 Gebruik van science fiction78. Het is een methode om moeilijke abstracte
leerstof aan te bieden op een voor hen leuke manier. Ze leren kritisch
denken want science fiction is niet altijd correct. Op die manier verdwijnen
misconcepties. Ze discussiëren gemakkelijker over een stukje film dan over
een artikel. Ze denken na over ‘waar wetenschap stopt en fictie begint’. Op
die manier worden ze geconfronteerd met hun eigen misconcepties. Het is
vakoverschrijdend. Je kan leerlingen benaderen die anders niet
geïnteresseerd zijn in evolutieleer.
 Een groepstaak opgeven rond een (Engelstalig) wetenschappelijk artikel
over een onderwerp van de evolutieleer. Dit is vakoverschrijdend, scherpt
de onderzoekscompetenties bij leerlingen aan, ze leren kennis maken met
de echte wetenschappelijke onderzoeksmethode en hoe die
neergeschreven wordt.
70
(Anderson D.L., 2002)
(Brumby, 1984)
72
(Nehm R.H., 2007)
73
(Robbins J.R., 2007)
74
(Kampourakis, 2006)
75
(Tanner K., 2005)
76
(Vlaams ministerie van onderwijs en vorming, 2009)
77
(Geraedts, 2006)
78
(Bixler, 2007)
71
10
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
7. Concreet: wat wordt er van jullie verwacht in deze
werkwinkel?
-
-
-
Groepswerk: je maakt groepen van 4-5 leerkrachten en doorloopt enkele
opgestelde activiteiten naar keuze.
Belang van taalgebruik: Bij het doorlopen van de activiteiten let je
voortdurend op je eigen taalgebruik en dat van je groepsgenoten. Je corrigeert
mekaar (peerinstructie). Dit als oefening en bewustwording van de fouten die
we zelf ook soms maken en die ontegensprekelijk leiden tot misconcepties bij
leerlingen. Eén leider van de groep noteert de gemaakte fouten (anoniem).
Bij elke activiteit die je doorloopt, beantwoord je de volgende vragen:
 Herken je de misconceptie?
 Vind je de voorgestelde leermethode zinvol of eerder niet om die
misconceptie te vermijden? + waarom
 Zou je die leermethode zelf gebruiken in de klas? Waarom wel of waarom
niet?
 Is groepswerk, met bijhorende discussies en peerinstructie, hier een
voordeel of niet? + waarom
De groepsleider (voor elke activiteit iemand anders ) formuleert kort een
antwoord op de bovenstaande vragen. Vergeet niet het nummer van de
activiteit te noteren.
Op het einde van de sessie houden we nog 5-10 min. een gezamenlijke
discussie waarbij bovenstaande vragen kort besproken worden.
Alle antwoorden en reflecties kunnen nadien aan mij afgegeven worden. Ik zal
ze verwerken in één document en jullie terugmailen.
11
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Bibliografie
Anderson D.L., F. K. (2002). Development and evaluation of the conceptual inventory of
natural selection. Journal of research in science teaching volume 39 number 10 , 952-978.
Baum D.A., S. O. (2008). Phylogenetics and tree-thinking. The American biology teacher
volume 70 number 4 , 222-229.
Bixler, A. (2007). Teaching evolution with the aid of science fiction. The american biology
teacher volume 69 number 6 , 337-340.
Brumby, M. (1984). Misconceptions about the concept of natural selection by medical
biology students. Science education volume 68 number 4 , 493-503.
Catley K.M., N. L. (2008). Digging deep: exploring college students’ knowledge of
macroevolutionary time. Journal of research in science teaching Volume 46, Number 3 , 311332.
Darwin, C. (1859). On the origin of species. Londen: John Murray.
De Jaeger, P. (2009, januari). De gaten in de evolutietheorie. Eos , pp. 62-67.
Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2008, juli). Aspecten van evolutie. Het
darwinisme in biologie en maatschappij. Mens 68 , pp. 3-19.
Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2004, januari). Het ontstaan van de mens
deel 1 Van aap tot aapmens. Mens , pp. 3-15.
Decleir W., Prof. Dr. em. Universiteit Antwerpen. (2004, april). Het ontstaan van de mens
deel 2 Van aapmens tot mens. Mens , pp. 3-15.
Garvin-Doxas K., K. M. (2008). Understanding randomness and its impact on student
learning: lessons learned from building the biology concept inventory (CBI). CBE-Life
sciences education volume 7 , 227-233.
Geraedts, C. B. (2006). Reinventing natural selection. International journal of science
education volume 28 number 8 , 843-870.
Haring, B. (2001). Kaas en de evolutietheorie. Antwerpen: Houtekiet.
Hellemans, L. (2000). Over het ontstaan van soorten (vertaling). Amsterdam: Uitgeverij
Nieuwezijds.
Kampourakis, K. (2006). The finches' beaks. Introducing evolutionary conceps. Science scope
- supplied by the British Library 'The world's knowledge' , 14-18.
Knack Ontdek. (2009). K&S educatief dossier II 2008-2009. Roeselare: NV Roularta media
group.
Launer, J. (2008). A day out with Darwin. Postgrad Med J Volume 84 number 990 , 223-224.
Madsen, J. (2009, februari). Special: Darwin 200 jaar. Wetenschap in beeld , pp. 65-81.
Meir E., P. J. (2007). College students’ misconceptions about evolutionary trees. The
American biology teacher volume 69 number 7 , 71-76.
Moore, J. (2009, januari). De dappere verrader. 74-77. (P. Dupont, Interviewer) Eos -Cascade
NV.
Morwood M., S. T. (2005, april). De kleine mens van Flores. National geographic , pp. 2-17.
Nehm R.H., R. L. (2007). Biology majors’ knowledge and misconceptions of natural
selection. Bioscience volume 57 number 3 , 263-272.
O’Hara, R. (1997). Population thinking and tree thinking in systematics. Zoologica scripta
volume 26 number 4 , 323-329.
Omland K.E., C. L. (2008). Tree thinking for all biology:the problem with reading
phylogenies as ladders of progress. Bioassays volume 30 number 9 , 854-867.
Perry J., M. E. (2008). Evaluating two approaches to helping college students understand
evolutionary trees through diagramming tasks. CBE-Life sciences education volume 7 , 193201.
Quammen, D. (2004, november). Had darwin gelijk? National geographic , pp. 2-31.
12
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Quammen, D. (2009, februari). Tweehonderd jaar darwin deel één - Darwins prille inzicht.
National geographic , pp. 40-59.
Rees, P. (2007). The evolution of textbook misconceptions about Darwin. Review JBE volume
41 number 2 , 53-55.
Ridley, M. (2009, februari). Tweehonder jaar Darwin deel twee - Moderne darwins. National
geographic , pp. 60-77.
Robbins J.R., R. P. (2007). The natural selection: Identifying & correcting non-science
student preconceptions through an inquiry-based, critical approach to evolution. The
American biology teacher volume 69 number 8 , 460-466.
Stroeykens S., V. D. (2009, februari 12). 200 jaar Darwin. De Standaard - Wetenschap , pp.
2-8.
Tanner K., A. D. (2005). Approaches to biology teaching and learning: understanding the
wrong answers - teaching toward conceptual change. Cell biology education volume 4 , 112117.
Van Gossum, H. (2009). Alles wat je moet weten over evolutie. Eos - Cascade NV.
Vlaams ministerie van onderwijs en vorming. (2009, maart). Mijnheer, Darwin was een racist.
Klasse nr 193 , pp. 25-27.
Zuidema, T. (2009, januari). Onrust in de speeltuin van de evolutie. Eos , pp. 68-72.
13
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Bijlage 1: uit Anderson D.L., F. K. (2002). Development and evaluation of the
conceptual inventory of natural selection. Journal of research in science teaching volume
39 number 10 , 952-978.
Appendix B: Conceptual Inventory of Natural Selection
Answer key: 1-C, 2-A, 3-B, 4-B, 5-D, 6-B, 7-C, 8-A, 9-D, 10-C, 11-B, 12-A, 13-B, 14-D,
15-D, 16-C, 17-D, 18-B, 19-C, 20-B.
14
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
15
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
16
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
17
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
18
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Bijlage 2: uit Catley K.M., N. L. (2008). Digging deep: exploring college students’
knowledge of macroevolutionary time. Journal of research in science teaching Volume 46,
Number 3 , 311-332.
Figure 1. A cladogram showing phylogenetic relationships among taxa, including taxa that are the focus of
questions 1–7, drawn alongside a time scale expressed as a proportion of the Earth’s age.
19
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
Bijlage 3: uit Kampourakis, K. (2006). The finches' beaks. Introducing evolutionary
conceps. Science scope - supplied by the British Library 'The world's knowledge' , 14-18.
20
Vliebergh 2009 – Misconcepties rond evolutietheorie – Carla Schramme
21
Download