IV. Hoe antwoorden op die oproep tot voorstellen?

advertisement
Uitbreiding van het onderzoeksprogramma
“Samenleving en Toekomst”
OPROEP TOT VOORSTELLEN
JULI 2011
INFORMATIEDOSSIER TEN BEHOEVE VAN DE
GEÏNTERESSEERDEN
SLUITINGSDATUMS:
BLIJKEN van BELANGSTELLING: 29 augustus 2011 om 15 uur.
ONDERZOEKSVOORSTELLEN: 14 september 2011 om 15 uur.
Louizalaan 231
B-1050 BRUSSEL
Tel. +32 2 238 34 11  Fax +32 2 230 59 12
www.belspo.be
I.
Inleiding
De ministerraad heeft de lancering goedgekeurd van een nieuwe oproep voor een reeks
onderzoeksacties in het kader van het onderzoeksprogramma “Samenleving en Toekomst”, dat
ook goedgekeurd werd tijdens de ministerraad van 25 februari 2005. De oproep staat open voor
universitaire instellingen, wetenschappelijke overheidsinstellingen, onderzoekscentra en
studiebureaus zonder winstoogmerk, op voorwaarde dat het wetenschappelijk onderzoek in hun
statuten of in hun opdracht is ingeschreven.
Deze oproep heeft enkel betrekking op de twee volgende onderzoeksassen:
1.
Demografische veranderingen en sociale cohesie;
2.
Kmo's, zelfstandigen en innovatie.
Die onderwerpen moeten worden behandeld in het kader van de beschreven assen in
bijlage A. In bijlage A staan ook bepalingen in aanvulling op de regeling hieronder (punt II
en volgende) die de geïnteresseerde ploegen absoluut moeten lezen alvorens een
voorstel in te dienen.
II. Beknopte beschrijving van de uitvoering van de onderzoeksacties
Een federaal onderzoeksprogramma
Dit onderzoeksprogramma en deze oproep hebben tot doel bij te dragen tot het vergroten van de
vereiste kennis voor de federale besluitvorming. Het is de bedoeling beleidsrelevante
onderzoeksacties te financieren die de onderzoekers de mogelijkheid biedt terzelfder tijd aan
internationale wetenschappelijke debatten deel te nemen over de behandelde thema's en
wetenschappelijk gefundeerde informatie te leveren voor besluitvormers en andere
“stakeholders”. Dat houdt een aantal consequenties in voor de organisatie van het onderzoek:
-
onderzoeksvoorstellen die op bevoegdheidsgebieden van de Gewesten en/of
Gemeenschappen zijn gericht, worden niet in aanmerking genomen in dat programma;
-
de onderzoeksthema’s en -projecten moeten het gehele Belgische grondgebied bestrijken.
Voorstellen die zich beperken (bv. bij de dataverzameling) tot één Gewest of Gemeenschap
of met een onverantwoorde wanverhouding tussen Gewesten en/of Gemeenschappen
worden uit de evaluatieprocedure verwijderd;
-
het genderperspectief moet in het onderzoek worden ingepast, op verschillende niveaus of
in verschillende fasen van het project, dat wil zeggen op het niveau van de inhoud van het
onderzoek maar ook op dat van de uitvoering, de resultaten en/of de verspreiding ervan. Of
mannen en vrouwen in het kader van de beleidsvoeringen en de initiatieven op dezelfde
manier worden behandeld moet worden onderzocht;
-
de onderzoeksploegen moeten in de taal van hun gesprekspartners kunnen werken (meer
bepaald in de taal van de respondenten in geval van een enquête);
Informatiedossier
pagina 2 van 20
Oproep 2011
-
het onderzoek moet leiden tot bruikbare beleidsondersteunende resultaten. De
beleidsmakers in de ruime zin van het woord (alle personen, instellingen, verenigingen …
die willen bijdragen tot de beleidsvorming) moeten het beste van maken uit de
onderzoeksresultaten, zonder dat die zijn uitgedacht als rechtstreeks toepasbare instructies
door een overheid of een persoon in het bijzonder;
-
elk onderzoek krijgt zijn eigen follow-upcomité, een forum van potentiële gebruikers van de
resultaten en van andere onderzoekers dat als klankbord voor de onderzoeksploeg
fungeert. De onderzoekers dienen in hun voorstel en bij hun takenplanning voor ogen te
houden dat zij moeten helpen potentiële deelnemers aan dat follow-upcomité vinden en dat
zij de nodige tijd en middelen moeten uittrekken om de vergaderingen van dat comité voor
te bereiden en bij te wonen.
De uitdagingen van het programma
Deelnemen aan dit programma betekent de volgende uitdagingen aangaan:
-
Wetenschap en mondialisering
De thema's van dat programma worden in een internationaal/Europees kader uitgevoerd en
op België gefocust. In de voorstellen moet op zijn minst de internationale/Europese context
van het onderzoeksthema worden geschetst en, zo mogelijk, internationaal comparatief
onderzoek worden verricht;
-
Inzicht en complexiteit
Het in dit programma verrichte onderzoek moet de beleidsmakers een beter inzicht geven in
een aantal maatschappelijke problemen. De onderzoeksteams trachten een te simplistische
voorstelling van de problemen en het gevaar van zich te beperken tot één vakgebied te
vermijden. De bestudeerde realiteit moet in al haar aspecten en complexiteit worden
weergegeven.
Internationaal niveau van het onderzoek
Van de onderzoekers wordt verwacht dat zij wetenschappelijk werk van internationaal niveau
leveren, ook als er niet in internationale samenwerking is voorzien. Daartoe worden de volgende
maatregelen genomen:
-
de onderzoeksploegen organiseren (maximum 3 tot 6 maanden na het begin van het
contract en naargelang de duur van het project) een seminarie voor het follow-upcomité
waarop in zij de stand voorstellen van de wetenschappelijke kennis op internationaal vlak op
het onderzoeksgebied van hun voorstel. Onder de gastsprekers moeten er minstens twee
buitenlandse experts zijn die niet bij het voorstel zijn betrokken;
-
onderzoekers die dat wensen mogen de vertaling van een artikel van maximum 25
bladzijden voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift aanrekenen op hun
werkingsbudget. Onderzoeksploegen met buitenlandse partners mogen de vertaalkosten
voor 50 bladzijden (b.v. bijdrage aan het eindrapport, vertaling van een artikel) aanrekenen
op hun werkingsbudget. Die uitgaven mogen worden gedaan in het laatste semester van
het contract.
Informatiedossier
pagina 3 van 20
Oproep 2011
De problematiek van de gegevensverzameling
Het Federaal Wetenschapsbeleid beheert programma's in het kader waarvan gegevens worden
verzameld en verspreid, alsook programma's die op de verwerking en de analyse van gegevens
zijn gericht. In het programma "Samenleving en Toekomst" ligt de nadruk op de analyse van
gegevens, niet op gegevensverzameling. De onderzoeksploegen dienen bijgevolg rekening te
houden met wat volgt:
-
zij moeten bij voorkeur een beroep doen op bestaande (administratieve of nietadministratieve) gegevensbanken, waaronder die welke in het bezit zijn van de federale
wetenschappelijke
instellingen
(zie
de
lijst
van
die
instellingen
op
http://www.belspo.be/belspo/res/institut/esf_nl.stm). Sommige van die gegevens- banken
worden verder ter illustratie vermeld. De onderzoeksploegen moeten ook nagaan of de
gegevens toegankelijk zijn en hoeveel tijd er nodig is om ze te verkrijgen. Zo (zelfs na de
start van het onderzoek) blijkt dat de gegevensbanken wegens onzorgvuldigheid van de
onderzoekers niet tijdig beschikbaar zijn om het project te kunnen uitvoeren, kan dat voor
het Federaal Wetenschapsbeleid een reden zijn om het contract op te zeggen;
-
zo in het kader van het project gegevens moeten worden verzameld waarvoor heel wat
budgettaire middelen nodig zijn (b.v. voor de financiering van een ad-hoc enquête), moet de
onderzoekploeg op een duidelijke en overtuigende wijze argumenteren waarom die
specifieke gegevensverzameling de voorkeur verdient boven andere mogelijke
benaderingen;
-
gegevens die in het kader van dat programma worden verzameld moeten ook aan andere
onderzoeksploegen beschikbaar worden gesteld, met inachtneming van de wettelijke en
reglementaire bepalingen op dat gebied;
Heel wat informatiebronnen kunnen in het kader van deze oproep worden gebruikt, te weten:
1. Grote data-infrastructuren waaraan BELSPO deelneemt:
- SHARE-panelgegevens (Survey on Health, Ageing and Retirement in Europe) bij 50plussers en hun familie: http://www.share-project.org/t3/share/index.php?id=525;
- UNECE-enquête "Gender and Generation Programme Survey" (GGPS) bij de 18-79jarigen
aangevuld
met
contextuele
gegevensbanken:
http://live.unece.org/pau/ggp/Welcome.html
- LIS-gegevens (Luxemburg Income Study) over inkomens van een 40-tal landen zijn
geharmoniseerd door een in Luxemburg gevestigd team van onderzoekers. Dankzij de
deelname van BELSPO aan die infrastructuren hebben de Belgische onderzoekers gratis
toegang tot de gegevens. Zie http://www.lisdatacenter.org/;
2. Administratieve en statistische gegevens:
-
ADSEI: http://economie.fgov.be/nl/statistieken/cijfers/
- Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid: thematisch overzicht van de gegevens op
http://www.ksz.fgov.be/nl/bcss/page/content/websites/belgium/statistics/statistics_01/statisti
cs_01_05.html
- .....
Informatiedossier
pagina 4 van 20
Oproep 2011
Netwerken
Gelet op de vereiste wetenschappelijke excellentie en interdisciplinaire aanpak van de
onderzoeksassen van deze oproep (zie bijlage A), moeten geïnteresseerde ploegen netwerken
kunnen vormen.
In het kader van deze oproep wordt een netwerk gedefinieerd als de samenwerking tussen ten
minste twee partners van twee verschillende Belgische instellingen, waaronder minstens een
universiteit.
Om ontvankelijk te zijn dient het voorstel ingediend te worden door een consortium waarvan
ALLE partners afkomstig zijn van een instelling zonder winstoogmerk die expliciet in haar statuut
of missies wetenschappelijk onderzoek als opdracht of doelstelling vermeldt. Voor respondenten
uit een ANDERE instelling dan een universiteit, hogeschool of publiek onderzoekscentrum, is
eventueel een kopie van de statuten aan het Federaal Wetenschapsbeleid nodig om de
ontvankelijkheid van de voorstellen te kunnen nagaan. Wij vragen aan die personen contact op
te nemen met het Federaal Wetenschapsbeleid alvorens een voorstel in te dienen.
De samenstelling van netwerken met onderzoekers uit het noorden en het zuiden van het
land wordt aangemoedigd. Na afloop van de selectie wordt bij gelijke wetenschappelijke
kwaliteit tussen twee voorstellen binnen dezelfde onderzoeksas de voorkeur gegeven aan
het voorstel van het netwerk dat partners uit het noorden en het zuiden van het land verenigt
of die er federale wetenschappelijke instellingen bij betrekken (zie pagina 4 voor de lijst van
die instellingen).
De coördinatie van een netwerk wordt toegekend aan een Belgische ploeg en de deelname van
vrouwen wordt aangemoedigd. De onderzoekers moeten rekening houden met het extra werk
dat het beheer van een netwerk inhoudt. De coördinator of coördinatrice is verantwoordelijk ten
opzichte van het Federaal Wetenschapsbeleid voor de kwaliteit van de verschillende onderdelen
van het onderzoek, inclusief van de delen uitgevoerd door ploegen eventueel afkomstig uit
andere onderzoekscentra.
Gelet op het belang van de internationale dimensie van de in aanmerking genomen thema’s,
wordt het vormen van netwerken met buitenlandse partners aangemoedigd. Samenwerken met
buitenlandse partners in het kader van tijdelijke consultancy opdrachten waarbij een beroep
wordt gedaan op een befaamde buitenlandse onderzoeker is evenwel niet toegestaan.
De voorkeur gaat naar de samenwerkingsformule waar buitenlandse onderzoekers al een
nationale financiering genieten en Belgische onderzoekers voor rekening komen van het budget
van het programma "Samenleving en Toekomst". Een gedeelte van het budget van het project
kan worden aangewend voor de bijkomende financiering van de buitenlandse onderzoekers om
hen de mogelijkheid te bieden samen te werken aan de activiteiten van het Belgische
consortium (bijv. coördinatie van gegevensbanken, uitvoeren van vergelijkende analysen enz.
...). De bijdrage van de buitenlandse partners kan eveneens een combinatie zijn van de werktijd
van de buitenlandse onderzoekers met een “in kind” bijdrage (bijv. toegang van de Belgische
onderzoekers tot een buitenlandse databank via de buitenlandse partner...). Zo kunnen
Belgische onderzoekers zich aansluiten bij en samenwerken met buitenlandse excellerende
onderzoekscentra of internationale netwerken. De onderzoekers worden uitgenodigd na te gaan
of dergelijke buitenlandse centra en internationale netwerken werkzaam zijn op het gebied van
hun voorstel en of cofinanciering mogelijk is.
Een samenwerkingsverband waarin de buitenlandse partner geen nationale financiering geniet
en het Federaal Wetenschapsbeleid zijn kosten volledig voor zijn rekening neemt is niet
Informatiedossier
pagina 5 van 20
Oproep 2011
mogelijk. Enkel een cofinanciering van maximum 50% van de kosten van de buitenlandse
partners is mogelijk. Het totaal toegekende budget voor de buitenlandse partners bedraagt
maximum 20% van het totale budget van het voorstel en wordt volledig aangewend voor hun
personeels- en werkingskosten (zie ook deel III van dit dossier). Het budget van de buitenlandse
partners wordt opgenomen in de post “internationale samenwerking” van het budget van de
coördinator, die als bemiddelaar fungeert tussen de buitenlandse partner en het netwerk en de
follow-up verzorgt van zijn taken.
De onderzoekers die met buitenlandse partners werken moeten rekening houden met een reeks
praktische problemen. De buitenlandse partners ondertekenen het onderzoekscontract tussen
het Federaal Wetenschapsbeleid en het netwerk niet. In een bilateraal contract tussen de
instelling van de coördinator en die van de buitenlandse partners worden die samenwerking en
de cofinancieringsvoorwaarden vastgelegd. Samenwerken met buitenlandse partners is slechts
mogelijk als twee Belgische partners zich associëren om een netwerk te vormen1
De partners van een internationaal netwerk moeten ook het taalprobleem oplossen. De interne
communicatie dient in een door alle partners beheerste taal te gebeuren: vertaalkosten mogen
niet worden aangerekend op het budget van het project. Tijdens de vergaderingen van de followupcomités worden enkel het Nederlands en het Frans gebruikt, behalve, als het comité hiermee
akkoord gaat, tijdens presentaties door de buitenlandse partners.
In geval van internationale samenwerking vindt er minstens één werkvergadering plaats met alle
netwerkpartners (inclusief de buitenlandse partners) en de programmabeheerder.
De meerwaarde van het netwerk en de manier waarop het beheerd wordt, worden in het
onderzoekvoorstel beschreven. De onderzoekers verbinden zich ertoe om het onderzoek over
de gehele duur te sturen.
Publicaties en andere eindproducten
Bij de aanvang van het contract beschrijft de coördinator het project in twee bladzijden in drie
talen (NL, FR, EN) voor publicatie op het internet.
Bovendien leveren de onderzoeksprojecten de volgende publicaties opleveren:
-
een voor een ruim publiek toegankelijke tekst van maximum 180 bladzijden met daarin de
onderzoeksresultaten;
-
een samenvatting van maximum 30 bladzijden in drie talen (NL, FR, EN) voor de
verspreiding ervan, onder andere via de webstek van het Federaal Wetenschapsbeleid.
Hierin komen voornamelijk de resultaten en de voor de besluitvorming nuttige
aanbevelingen aan bod. Het Federaal Wetenschapsbeleid moedigt de onderzoeksploegen
sterk aan die tekst op te stellen zo mogelijk samen met het follow-upcomité;
-
twee documenten in het Engels voor de evaluatie ex post van het project van maximum 20
bladzijden
Die documenten worden gerealiseerd binnen het werkplan van het project; de financiering en de
vertaling ervan worden aangerekend op het budget van het project.
1 Een netwerk met uitsluitend één Belgische en één buitenlandse partner is
niet toegestaan.
Informatiedossier
pagina 6 van 20
Oproep 2011
III. Onderzoeksbudget
Het totaalbudget van deze oproep bedraagt 2.250.000 euro verdeeld over twee
onderzoeksassen (zie bijlage A bij dit document).
Geïnteresseerden kunnen voorstellen indienen voor de beide onderzoeksassen. Daar er al
projecten werden gefinancierd in het kader van de voorgaande oproepen van het programma
"Samenleving en Toekomst", worden projecten die gelijken op de al geselecteerde projecten niet
in aanmerking genomen (zie bijlage B) en niet gefinancierd.
Er wordt gemikt op twee soorten van projecten:
A.
Langetermijnprojecten:
Projecten met een duur van 3,5 jaar, met minstens twee onderzoekers en een richtbudget
van 475 000 euro per project
B.
Kortetermijnprojecten
Projecten met een duur van 2 tot 2,5 jaar, met één tot twee onderzoekers en een budget
tussen 200 000 euro en 230 000 euro. Die projecten worden medegefinancierd door de
betrokken federale departementen en zijn enkele mogelijk in het kader van as 1. In de as
"Kmo's, zelfstandigen en innovatie" zijn er kortom geen kortetermijnprojecten.
Gelieve te noteren dat alle voorstellen voor langetermijnprojecten met een duur korter of langer
dan 3,5 jaar buiten het toepassingsveld van deze oproep vallen. Daarentegen zijn
langetermijnprojecten waarvan het budget hoger is dan het richtbudget niet uitgesloten, maar die
moeten wel op overtuigende wijze beargumenteerd worden.
Het budget van het voorstel moet volledig besteed worden aan de voorgestelde
onderzoeksactiviteiten. De verschillende kosten zijn:

Personeel: de personeelskosten omvatten de kosten met betrekking tot het loontrekkende
personeel (geïndexeerde brutowedden, sociale werkgeversbijdragen en wettelijke
verzekeringen alsook elke andere wettelijk verschuldigde vergoeding of uitkering, als
toeslag op de wedde voor het in dienst genomen personeel). Bursalen komen dus niet in
aanmerking voor financiering door het Federaal Wetenschapsbeleid;

Algemene werkingskosten: omvatten alle lopende uitgaven verbonden aan de uitvoering
van het project, zoals gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium, de
werkplaats en het kantoor, documentatie, verplaatsingen en verblijven in België en in het
buitenland, gangbare software, ... Het bedrag van die uitgaven wordt op forfaitaire wijze
vastgelegd op basis van een percentage van het personeelsbudget. Dat percentage
bedraagt maximum 15 % voor de coördinator en 10% voor de overige Belgische leden van
het netwerk;

Specifieke werkingskosten: omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan
de uitvoering van het project, zoals kosten voor de organisatie van workshops of van een
enquête, onderhoud en herstelling van specifieke uitrusting aangekocht voor rekening van
het budget van het project... Er staat geen limiet op de specifieke werkingskosten, maar zij
worden terugbetaald tegen overlegging van verantwoordingsstukken.
Informatiedossier
pagina 7 van 20
Oproep 2011

Overhead: bedrag dat forfaitair de kosten dekt voor administratie, telefoon, post, onderhoud,
verwarming, verlichting, elektriciteit, huur, afschrijving van materiaal of verzekering. Het
totaalbedrag van die post mag niet meer bedragen dan 5% van de totale goedgekeurde
personeels- en werkingsuitgaven;

Uitrusting: de uitrustingskosten omvatten de aankoop en de plaatsing van
wetenschappelijke en technische toestellen en instrumenten, met inbegrip van het
informatica- en bureauticamateriaal. De uitrusting moet in principe tijdens de eerste helft
van de duur van het project worden aangekocht;

Onderaanneming: de onderaannemingskosten omvatten de kosten terugbetaald aan een
derde voor de uitvoering van taken of het leveren van diensten waarvoor bijzondere
wetenschappelijke of technische bekwaamheden vereist zijn die buiten de gewone
activiteiten van het netwerk liggen. Het bedrag voor onderaanneming mag in geen geval
niet hoger liggen dan 25% van het aan het lid van het betrokken netwerk toegekende
totaalbedrag;

Internationale samenwerking: de samenwerking met de buitenlandse partners gebeurt op
basis van cofinanciering. Maximum 50% van het budget voor die taken is voor rekening van
het Federaal Wetenschapsbeleid en dat bedrag is beperkt tot 20% van het totaalbudget
van het project en dekt uitsluitend de personeels- en werkingsuitgaven van de
buitenlandse partner. Het Federaal Wetenschapsbeleid financiert in geen geval zijn
overheadkosten, uitrusting of eventuele onderaannemingskosten.
IV. Hoe antwoorden op die oproep tot voorstellen?
Alle geïnteresseerden dienen een blijk van belangstelling in samen met een dossier waarin hun
onderzoeksvoorstel is opgenomen. Daartoe gebruiken zij de passende formulieren en houden zij
ook rekening met de vastgelegde termijnen van de oproep.
Blijken van belangstelling
De blijken van belangstelling worden enkel door het Federaal Wetenschapsbeleid gebruikt om
buitenlandse experts aan te wijzen die de volledige voorstellen mee kunnen evalueren. De
geïnteresseerde(n) wordt verzocht het document "Mark of interest" uitsluitend in het ENGELS
aan te vullen en het terug te sturen naar [email protected] )
De ingevulde formulieren van de blijken van belangstelling moeten uiterlijk maandag 29
augustus 2011 om 15 u. enkel per e-mail bij het Federaal Wetenschapsbeleid toekomen.
De geïnteresseerden zien erop toe de vastgelegde termijnen na te leven. Het Federaal
Wetenschapsbeleid houdt geen rekening houden met blijken van belangstelling die na de
sluitingsdatum worden ingediend.
Een voorstel waarvoor voorafgaandelijk geen blijk van belangstelling werd ingediend is
niet ontvankelijk en wordt dus van selectie uitgesloten.
Informatiedossier
pagina 8 van 20
Oproep 2011
Onderzoeksvoorstellen
De geïnteresseerde ploegen vullen de twee formulieren in die het indieningdossier vormen, te
weten:
-
een formulier in het Engels (« Full Proposal Submission Form ») en
-
een kort indieningsformulier in de taal van de instelling van de coördinator met enkel een
aantal punten uit het in het Engels opgestelde formulier.
Alle voorstellen moeten uiterlijk 14 september 2011 om 15 uur in elektronische versie
([email protected]) en in papieren versie op het volgende adres toekomen:
Margarida Freire
Beheerder van het programma "Samenleving en Toekomst"
POD Wetenschapsbeleid
Louizalaan 231
1050 Brussel
Het Federaal Wetenschapsbeleid houdt geen rekening met dossiers die na de sluitingsdatum
worden ingediend.
V. Evaluatie
Evaluatie ex ante en selectie
De projecten worden via een “peer review” geëvalueerd.
Na de sluiting van de oproep en de controle van de naleving van de toegankelijkheidscriteria (zie
document “Check list”) worden de in aanmerking genomen voorstellen in elk van beide assen
van de oproep aan een selectie onderworpen.
De evaluatie wordt uitgevoerd door onafhankelijke experts (4 tot 5 buitenlandse experts per as)
die eerst een schriftelijke individuele evaluatie uitvoeren en dan een panelbijeenkomst houden.
Hun beoordeling steunt op de volgende criteria:
-
overeenkomst met de inhoud en de doelstellingen van het onderzoeksprogramma;
-
wetenschappelijke kwaliteit;
-
potentiële impact en haalbaarheid;
-
originaliteit;
-
kwaliteit van het netwerk (zo van toepassing).
Informatiedossier
pagina 9 van 20
Oproep 2011
De experts wordt eerst verzocht individueel een formulier per voorstel in te vullen waarvan de
combinatie het mogelijk maakt om de projecten binnen het panel te rangschikken. Vervolgens
geven de experts van het panel die evaluaties aan elkaar door om hun vergadering te kunnen
voorbereiden, tijdens welke de als wetenschappelijk goed beschouwde voorstellen worden
geselecteerd. Hierna wordt per as een ranking opgemaakt van de op wetenschappelijk vlak
beste voorstellen. Het Federaal Wetenschapsbeleid legt dan een selectievoorstel ter advies voor
aan de leden van het interdepartementaal coördinatiecomité van het programma (ICC), dat is
samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale instellingen. Dat selectievoorstel berust op
de volgende principes van wetenschappelijke excellentie:
-
voorstellen die na de wetenschappelijke evaluatie de minimumscore niet behalen, worden
van de procedure uitgesloten en niet ter advies voorgelegd aan het ICC;
-
enkel de voorstellen met de beste scores worden in aanmerking genomen;
-
bij gelijke score tussen twee financierbare voorstellen geeft het Federaal
Wetenschapsbeleid de voorkeur geven aan het voorstel dat uitgaat van een netwerk met
promotoren uit de twee taalgemeenschappen en/of het netwerk met partners uit één of
verschillende federale wetenschappelijke instellingen;
-
er wordt rekening gehouden met het advies van de experts.
Het advies van het ICC over dat selectievoorstel moet goed gemotiveerd worden en is enkel
beleidsondersteuningselementen gebaseerd. Dat selectievoorstel wordt dan voorgelegd aan de
Minister van Wetenschapsbeleid. Zodra die haar/zijn akkoord heeft gegeven, kunnen de
onderzoekscontracten afgesloten worden met de geselecteerde ploegen. Die contracten worden
in 2011 opgesteld, maar verwacht wordt dat de eerste onderzoeksacties van start zullen gaan op
1 februari 2011.
Het Federaal Wetenschapsbeleid ziet toe op het goede verloop van de verschillende
selectiefasen en informeert de betrokken promotoren op de hoogte over de resultaten ervan. De
evaluaties van de experts en de samenvattingen van de besluiten van de panels en van het ICC
worden aan de promotoren bezorgd.
Tussentijdse evaluatie
In het kader van deze oproep is niet voorzien in een tussentijdse evaluatie.
Evaluatie ex post
Na afloop van de onderzoekscontracten wordt een evaluatie ex post georganiseerd.
Het Federaal Wetenschapsbeleid ziet er tijdens alle evaluaties op toe multidisciplinaire en
gemengde evaluatiepanels samen te stellen met aandacht voor gender, nationaliteit en
wetenschappelijke “school”.
Informatiedossier
2011
pagina 10 van 20
Oproep
VI. Beheer en coördinatie
De leiding en het beheer van het programma "Samenleving en Toekomst" zijn in handen van de
Eenheid individu en maatschappij” van de Dienst onderzoeksprogramma’s van het Federaal
Wetenschapsbeleid.
Informatiedossier
2011
pagina 11 van 20
Oproep
BIJLAGE A bij het informatiedossier
ONDERZOEKSASSEN VAN DEZE OPROEP TOT VOORSTELLEN
Opgepast! Ter aanvulling van de in dit informatiedossier geleverde informatie, zien de
geïnteresseerde ploegen erop toe dat hun voorstellen ingediend worden binnen één enkele
onderzoeksas en dat de inhoud ervan duidelijk past in de algemene problematiek van de as,
zoals beschreven in de tekst hieronder.
De thema’s van deze oproep werden in samenwerking met de federale overheden uitgewerkt
en sluiten aan op de kennisbehoeften voor de beleidsondersteuning. De oproep in het kader
van het programma "Samenleving en Toekomst" is dus rond twee thematische assen
georganiseerd:

AS 1: Demografische uitdaging en sociale cohesie
Totaalbudget: 1 800 000 euro
Die as omvat:
A. Langetermijnprojecten: 3,5 jaar met minstens twee onderzoekers voor een
richtbudget van 475 000 euro per project per jaar en
B. Kortetermijnprojecten: 2 tot 2,5 jaar maximum, één tot twee onderzoekers voor een
budget tussen 200 000 euro en 230 000 euro. Die projecten worden
medegefinancierd door de betrokken federale departementen.

AS 2: Kmo's, zelfstandigen en innovatie
Totaalbudget: 450 000 euro
Binnen die as wordt slecht één langetermijnproject gefinancierd.
As 1: Demografische uitdaging en sociale cohesie
A. Langetermijnprojecten
1. Arbeidsmarkt en demografische veranderingen
In de komende jaren zullen demografische veranderingen de arbeidsmarkt hard treffen, gelet
zowel op de vergrijzing van de thans werkende bevolking als de vertraagde instroom van
jongere werknemers. Het kernprobleem van die thematiek is de huidige en toekomstige
situatie van die groepen van de beroepsbevolking die moeilijk in te passen zijn in het
Informatiedossier – Bijlage A
pagina 12/29
oproep 2011
arbeidsproces
via
werkgelegenheid (laaggeschoolde bevolkingsgroepen,
bevolkingsgroepen van buitenlandse oorsprong, gemarginaliseerde en kwetsbare groepen ...
) of aan het werk te houden zijn (oudere werknemers, waaronder oudere vrouwen). Het komt
erop neer:
1) de huidige situatie van die beroepsbevolking beter te vatten, waarbij de inpassing via
arbeid problematisch blijft en
2) in te schatten of die voortijdige spanningen op de werkgelegenheidsmarkt (stijgende
spanning tussen vraag en aanbod, problemen met de jobkwaliteit...) die sociale groepen
nieuwe kansen kunnen bieden.
De wetenschappelijke teams zien erop toe een of meerdere van de volgende items in hun
voorstel in te passen:
-
-
-
in armoede levende bevolkingsgroepen: de kwestie hier is niet alleen of de verwachte
krapte op de arbeidsmarkt zal leiden tot meer jobs voor mensen met een hoog risico op
armoede, maar ook of de gecreëerde jobs voldoende kwaliteitsvol van aard zullen zijn om
structureel uit de armoede te raken of te blijven. Voor het in kaart brengen van
eerstgenoemde deelvraag dient men in het bijzonder een beroep te doen op de volgende
EU2020-indicatoren 'Low work intensity ' en 'ongekwalificeerde uitstroom', voor de meting
van de tweede deelvraag op de "working poor", de "materiële deprivatie" en aanvullend
op specifieke indicatoren die kwaliteitsvolle arbeid meten ("Laken-indicatoren", indicatoren
die de "actieve inclusiestrategie" van de EU implementeren);
de situatie van de vrouwen ouder dan 50 jaar, waarbij hun huidige situatie wordt
onderzocht in het licht van hun tewerkstellingsgraad, hun armzalige
levensomstandigheden en hun houding en gedrag ten opzichte van het pensioen. Dankzij
dat onderzoek zou het publieke pensioendebat voor die vaak verwaarloosde
"sandwichgeneratie" duidelijk moeten kunnen worden gemaakt;
de niet-EU-burgers waarvan de tewerkstellingsgraad zeel laag ligt en waarvoor België zich
tot doel heeft gesteld het dichter bij die van de tewerkstellingsgraad van de Belgen te
brengen, overeenkomstig de Europese strategie 2020.
2. Vergrijzing van de migrantenpopulatie
Zoals alle andere personen worden migranten - die vaak bestemd zijn om de vergrijzing van
de bevolking te vertragen en bij te dragen tot het drukken van de kosten van de vergrijzing ook oud. Dienovereenkomstig is een analyse noodzakelijk van de gevolgen van die
vergrijzing op de takken van de sociale zekerheid en de vier residuaire stelsels ervan. De
gevolgen van de vergrijzing van de migrantenpopulatie, in het bijzonder op de rust- en
overlevingspensioenen, de ziekte- en invaliditeitsverzekering en het gewaarborgd inkomen
voor ouderen (IGO), moeten worden ingeschat.
Gelijktijdig daarmee moet aandacht worden besteed aan de omstandigheden binnen welke
die populatie vergrijst en aan de manier waarop de migranten zelf die levensfase bekijken.
Met de leeftijd wijkt de intentie "werken om naar het thuisland terug te keren" vaak voor het
voornemen om "oud te worden in België". Hoewel sommige migranten al jaren in België zijn,
hebben anderen heel hun leven in hun land gewoond en zich pas op Belgische bodem
geïnstalleerd op hoge leeftijd of wanneer zij niet meer zelfstandig konden leven. Na zich te
hebben geconformeerd aan de regeling in de wet op de gezinshereniging, hebben zij zich bij
hun familie in België gevoegd, met onder andere gevolgen voor de interrelationele relaties en
hun culturele identiteit.
Informatiedossier – Bijlage A
pagina 13/29
oproep 2011
Hoewel iedere oudere persoon, al dan niet migrant, min of meer dezelfde moeilijkheden en
problemen ondervindt, blijkt uit de bestaande literatuur dat de aandacht van de instellingen en
de overheid voor oudere migranten niet dezelfde is.
De vergrijzing van de migrantenpopulatie moet in een ruime context worden behandeld,
zowel in de persoonlijke, familiale, sociale als economische dimensies ervan (bijv.: de kwestie
van de overdraagbaarheid van de socialezekerheidsrechten naar andere landen), met als
doel de specifieke noden ervan te vatten en naar best vermogen het federale beleid te
kunnen aanpassen. Zowel een demografische analyse van de leeftijdsstructuur van de
migrantenpopulatie als een sociaaleconomische analyse van de bijdrage van die populatie
aan de sociale zekerheid moeten worden overwogen. Hiermee wordt tot slot een belangrijke
component van de vergrijzing in detail geanalyseerd.
Gelieve te noteren dat de momenteel lopende oproep de mogelijkheid biedt om een project
van as 1 met de deelname aan het Europese netwerkERA-AGE 2 te combineren. Meer
informatie vindt u op de website van het programma Samenleving en toekomst:
http://www.belspo.be/ta/
B. Kortetemijnprojecten
1. Radicalisering in het tijdperk van de sociale netwerken
Onze multiculturele maatschappij en haar nood aan sociale cohesie worden onder andere
door radicalisering bedreigd. Dat fenomeen neemt in België verschillende vormen aan, te
weten politiek geïnspireerde radicalisering (extreem links of extreem rechts), religieus getinte
radicalisering en op het actie voeren voor één enkel thema gebaseerde radicalisering, in het
bijzonder dat van de dierenrechten ("single issue" radicalisering).
Zo die diverse vormen van radicalisering met geweld gepaard gaan, worden het
democratische kader en de maatschappelijk aanvaarde normen overschreden. Een recente
door de FOD Binnenlandse Zaken bestelde verkennende studie onderscheidt twee vormen
van radicalisering, te weten de zelfradicalisering en de rekrutering. Bij de eerste vorm is er
een persoonlijke zoektocht naar radicale denkbeelden en groepen welke die gedachten
verdedigen, bij de tweede vorm wordt het individu door een groep gerekruteerd die hem er
geleidelijk toe brengt zijn standpunten te radicaliseren. Uit de studie blijkt dat in België
zelfradicalisering overheerst. Het internet is daartoe het kanaal bij uitstek. Via
discussiegroepen, forums en sociale netwerken is het beveiligde scherm het geschikte
middel om discreet te radicaliseren. Met de forse toename van het gebruik van sociale media
(webgebaseerde en mobiele technologieën) wordt gevreesd voor een groeiende
radicalisering van dat type.
Het gewenste onderzoek moet kwantitatief en kwalitatief analyseren hoe nieuwe sociale
media een invloed hebben op gewelddadige uitingen van radicalisering. Daar uit diverse
studies is aangetoond dat vooral jongeren daardoor geraakt worden, wordt het voorgestelde
onderzoek op hen gericht, alsook op hun gebruik van sociale media, hun blootstelling aan
radicale boodschappen en de impact van die laatste op hun psychologische weerstand en de
eventuele radicaliseringsprocessen.
Van dit onderzoek wordt een duidelijk beeld verwacht op de mate waarin sociale media de
radicalisering in de hand kunnen werken en een overzicht van hoe het daarmee staat in
België.
Informatiedossier – Bijlage A
pagina 14/29
oproep 2011
De respondenten worden verzocht de webstek te raadplegen van de Algemene Directie
veiligheid en preventie ( www.besafe.be , rubrieken "Academici" en vervolgens "Onderzoek")
waar de resultaten kunnen worden geraadpleegd van de verkennende studie "Polarisering en
radicalisering: een integrale preventieve aanpak" (2009) en van een haalbaarheidsstudie over
de oprichting van een kennis- en adviescentrum met betrekking tot dat thema (2010).
Dat project wordt meegefinancierd door de FOD Binnenlandse Zaken en de POD
Wetenschapsbeleid.
2. Longitudinale follow-up van buitenlandse populaties
Dankzij het door het Federaal Wetenschapsbeleid gefinancierde project ROUTE (Realisatie
van onderzoeksmogelijkheden naar ulterieure trajecten en tendensen bij ex-aanvragers van
een regularisatie: kijk op http://www.belspo.be/belspo/fedra/proj.asp?l=nl&COD=AG/JJ/141 )
kon het sociaaleconomisch traject van 8 828 personen waarvan het verblijf in 2005 werd
geregulariseerd en van 3 449 van hun familieleden worden getraceerd door de gegevens van
de Datawarehouse Arbeidsmarkt met die van de Dienst vreemdelingenzaken te kruisen. Die
databank kan thans wetenschappelijk worden geëxploiteerd, waardoor het profiel kan worden
geschetst van de geregulariseerde personen en volledigere analysen kunnen worden
voorgelegd van de sociaaleconomische kenmerken van die populatie. Dat is wat in het kader
van deze oproep verwacht wordt.
Zo zullen de geregulariseerde personen die de Belgische nationaliteit hebben verworven
worden vergeleken met die welke ze niet hebben gekregen, in het kader van een evaluatie
van de toegang van vreemdelingen tot de arbeidsmarkt. Ook een analyse van de impact van
de gezinsherenigingen en de sociaaleconomische kenmerken van de gezinskernen van de
geregulariseerden moet in die studie worden opgenomen. Met die vergelijkingen kan
informatie worden doorgegeven en debatten worden opgezet over de problematiek van de
discriminatie van populaties van buitenlandse oorsprong op de arbeidsmarkt en op het
gebied van het gezinsherenigingsbeleid.
Dat nieuwe project maakt het ook mogelijk een oorspronkelijke methodologische aanpak te
verfijnen waarmee de rol en de belangrijke plaats kunnen worden geanalyseerd die
buitenlanders bekleden in de sociaaleconomische ruimte in de Belgische maatschappij.
Een van de doelstellingen van het project is een diepgaande analyse van hoe, binnen een
groep asielzoekers van een referentiejaar, de personen die het statuut van vluchteling of
begunstigde van een aanvullende bescherming hebben gekregen er al dan niet erin slagen
zich in te passen in de Belgische arbeidsmarkt. Dat gebeurt bij voorkeur in een kwantitatief
hoofdstuk dat kan uitgaan van de gebruikershandleiding van de databank ROUTE en
geschraagd worden door een kwalitatief hoofdstuk.
Het is ook de bedoeling een beter inzicht te krijgen in wat met die personen gebeurt aan wie
die statuten niet werden toegekend, maar die op dit ogenblik wettelijk op het grondgebied van
België verblijven met een op een andere basis toegewezen definitieve verblijfstitel (te weten
gezinshereniging, regularisatie,...). In 2010 werden er duidelijk meer asielaanvragen
ingediend dan de vorige jaren. Wat is het sociaaleconomische traject van die
asielaanvragers? Wat is hun profiel volgens het statuut dat zij vervolgens zullen verkrijgen
(erkende vluchtelingen, geregulariseerden, personen die een verblijfsstatuut via een andere
weg hebben verkregen en anderen)? Een dergelijke analyse zal uitgaan van de aanpak met
een in het project ROUTE gebruikte longitudinale methodologie. BIjzondere aandacht zal
uitgaan naar hen die het statuut van vluchteling of begunstigde van een aanvullende
bescherming hebben gekregen, van wie het na de toekenning van dat statuut gevolgde
Informatiedossier – Bijlage A
pagina 15/29
oproep 2011
traject grondig zal worden geanalyseerd.
Van dat project wordt verwacht dat het de ROUTE-methodologie verfijnt en voor de
overheden duidelijkheid schept over de sociaaleconomische gevolgen van de asielprocedure
ten opzichte van de lengte van de procedure. Zo zou met ook de structuur en de kenmerken
van de familieleden (gezinnen) van de doelgroepen beter leren kennen.
Dat project wordt meegefinancierd door he Centrum voor gelijkheid van kansen en voor
racismebestrijding en de POD Wetenschapsbeleid.
As 2 : Kmo's, zelfstandigen en innovatie
A. Langetermijnproject
1. (Eco)innovatie in de Belgische kmo's
De innovatiecapaciteit van een onderneming is een belangrijke factor van haar economisch
succes of haar mislukking. Innovatie is niet enkel voor (grote) industriële bedrijven weggelegd.
Elke onderneming kan aansluiten op al dan niet technologische innovatie (fabricage van
producten of diensten enerzijds, design, management of marketing anderzijds). Daarover moet
specifiek in strategische termen worden nagedacht, maar kmo's voelen zich soms weinig
betrokken of aarzelen de voor die reflectie nodige maatregelen te nemen.
Er bestaan al verscheidene nationale of Europese tools waarmee gemeten kan worden hoe het
staat met de ontwikkeling van de innovatie in ondernemingen. Daartoe worden diverse
parameters en indicatoren gebruikt. Of de kmo's in de Belgische zin van het concept (<50
tewerkgestelde werknemers) al dan niet specifiek in die oefeningen worden geïdentificeerd is
niet bekend, waardoor de resultaten kunnen worden vertekend. Om de kmo's bewust te maken
van het strategische belang van de innovatie en van de ontwikkeling van aan hun omvang
aangepaste indicatoren, lijkt het noodzakelijk:
- de beschikbare (in België en/of elders in de EU) instrumenten te analyseren en te toetsen op
het gebied van de "innovatiebarometers" en de erop gebruikte indicatoren, om te zien hoe zij
rekening houden met de specifieke kenmerken van kmo's inzake technologische en niettechnologische innovatie;
- zo nodige nieuwe relevante indicatoren voorstellen om te de innovatie in de kmo's te meten.
Voorstellen om die indicatoren bekend te maken zijn ook welkom.
Anderzijds begint een nieuw concept, te weten eco-innovatie, ingang te vinden dat betrekking
heeft op de fabricage van "zuiverdere" producten en/of de uitvoering van milieuvriendelijkere
productiewijzen. Het zou interessant zijn te weten in hoever de Belgische kmo's eco-innoverend
worden en wat de eventuele hinderpalen zijn in België voor eco-innovatie (binnen de perken van
de bevoegdheden van de federale overheid).
Informatiedossier – Bijlage A
pagina 16/29
oproep 2011
BIJLAGE B bij het informatiedossier
GEFINANCIERDE ONDERZOEKSPROJECTEN
Projecten van de oproep tot voorstellen 2005 (Call I)
Thema 1: Democratie in een internationale context
* TA/00/14
ETOS.be
Europese beleidsinstrumenten voor de sociale politiek in België
Thema 2: De werking van de instellingen
* TA/00/03
MCP
* TA/00/07
ARBOT
Multiple community policing: hoezo?
Een analyse van de relatie tussen burgerparticipatie, overheidsbeleid en tevredenheid
Thema 3: Constitutioneel bestel en justitie
* TA/00/04
EVODELJE
Laat-moderne evoluties in jeugddelinquent gedrag (België, 1980-2005): Een kwalitatief
onderzoek
Thema 4: Economie en governance
* TA/00/05
RIFLE
* TA/00/10
ECOSEP
Rehabilitatie van insolvente ondernemingen: recht en economie
Sociale economie en liberalisering van diensten: de buurtdiensten nader bekeken
Thema 5: Wetenschap, kennis, nieuwe technologieën en internet
* TA/00/09
INTERMOB
Politieke mobilisatie en nieuwe communicatietechnologie: een multilevel studie van de
digital divide
* TA/00/06
OIBI
Een optimaal innovatiebeleid en infrastructuur
* TA/00/08
TIRO
Tieners en ICT: risico’s en uitdagingen
Thema 6 : Ruimtelijke aspecten van de maatschappelijke diversiteit
* TA/00/01
YAC
Jonge volwassenen en de stad: suburbanisatie, gentrificatie en hun sociaal-ruimtelijke
Informatiedossier – Bijlage B
pagina 17/20
oproep 2011
gevolgen
Thema 7 : Ongelijkheid en sociale uitsluiting
TA/00/02
INCLUSIM
Het verhogen van de effectiviteit en efficiëntie van sociale inclusie strategieën
Thema 8 : Bijzondere doelgroepen van een beleid van sociale cohesie: vrouwen en ouderen
* TA/00/12
PEPSI
Het beleid ter bevordering van de werkzaamheid van ouders en sociale insluiting
Thema 9 : Multiculturaliteit en sociale cohesie
* TA/00/13
NOMIBE
Nieuwe Migraties en Nieuwe Migranten in België
Thema 10 : Arbeidsmarkt, kwaliteit van de arbeid en werkgelegenheid
TA/00/11
SUIVICHO
Evaluatie van de activering van het zoekgedrag naar werk
Thema 11 : Billijkheid en gezondheid
* TA/00/15
TAHIB
Aanpak van ongelijkheid in gezondheid in België
* Beëindigd project
Projecten van de oproep tot voorstellen 2007 (Call II)
Thema 1: Democratie in een internationale context
* TA/00/16
RDCO
Strategische Beleidssteun voor post-conflict reconstructie in D.R. Congo
TA/00/17
AFTRALAW
Omgaan met traditioneel recht in de context van rechts- en justitiële
ontwikkelingssamenwerking (na conflict) in Afrika
TA/00/35
EQUALITY
Hindernis of hefboom? De invloed van het Europese sociale beleid op het Belgische
gelijkekansenbeleid
TA/00/36
CONVERGE
Convergeren Europese Welvaartsstaten naar een Uniform Europees Sociaal Model?
Thema 2 : De werking van de instellingen
Informatiedossier – Bijlage B
pagina 18/20
oproep 2011
TA/00/18
AUDEVAL
TA/00/19
MANDATE
De auditor als evaluator. Internationale evoluties in auditrollen als gevolg van management
hervormingen
Studie van het mandaatsysteem in de federale administratie geplaatst in een internationaal
comparatief perspectief
Thema 3 : Constitutioneel bestel en justitie
TA/00/20
DANGER
Het inschatten van de gevaarlijkheid van georganiseerde criminaliteit
TA/00/21A
SRDBEL
Selfreported jeudgdelinquentie in België
Thema 4 : Economie en governance
TA/00/22
REGUNET
* TA/00/23
REFBARIN
Multi-level regulering van nutssectoren: telecommunicatie en gas in België
Productmarkthervorming, collectief arbeidsmarktoverleg en het innovatievermogen van de
Belgische ondernemingen
Thema 5 : Wetenschap, kennis, nieuwe technologieën en internet
TA/00/24
OSSPA
Vrije software en overheden
* TA/00/25
(DD)²
De digitale kloof van de tweede graad
Thema 6 : Ruimtelijke aspecten van de maatschappelijke diversiteit
TA/00/26
GROSE
Economische groei en sociale cohesie in de stad
Thema 7 : Ongelijkheid en sociale uitsluiting
TA/00/27A
DESTINY
Longitudinale en ruimtelijke analyse van de sociale ongelijkheden in België en Luxemburg
Thema 8 : Bijzondere doelgroepen van een beleid van sociale cohesie: vrouwen en ouderen
* TA/00/28
MAPO
Impact van evenwichtsoefening arbeid-gezin op loopbaanverschillen tussen mannen en
vrouwen in België
TA/00/29
WAGEGAP
Naar een verklaring van de loonkloof
Thema 9 : Multiculturaliteit en sociale cohesie
Informatiedossier – Bijlage B
pagina 19/20
oproep 2011
TA/00/30
FEMIGRIN
Verklarende factoren en dynamieken voor vrouwelijke migratie- en integratieprocessen in
België
Thema 10 : Arbeidsmarkt, kwaliteit van de arbeid en werkgelegenheid
TA/00/31A
AGEPROD
Vergrijzende werknemers and productiviteit van ondernemingen in Belgïe
TA/00/32A
CARLE
De impact van individuen, organisaties en instituties op de lengte van de loopbaan
Thema 11 : Billijkheid en gezondheid
* TA/00/33
WOQUAL
TA/00/34
ELDPOL
Gezondheid en veiligheid voor kwaliteitswerk
Medische beslissingen rond het levenseinde: implicaties voor een public health beleid
Projecten van de oproep tot voorstellen 2010 (call III)
As : Demografische uitdaging en sociale cohesie
TA/00/38
BEPLULEX
Rechtspluralisme in België: een mensenrechtenanalyse van familiale
conflictenbeslechting bij migrantengemeenschappen
As: Openbare financiën
TA/00/39
BELDEBT
As: Kmo's, zelfstandigen en innovatie
TA/00/40
SMESESAP
TA/00/41
SMEPEFI
Informatiedossier – Bijlage B
De houdbaarheid van de Belgische staatsschuld: regionaal, federaal en Europees
vooruitzicht
Determinanten van innovatie en groei van KMO's en zelfstandigen
Toegang tot financiering voor kmo’s: Jonge, groeigeoriënteerde ondernemingen en
bedrijfsoverdrachten
pagina 20/20
oproep 2011
Download