‘PREEK VAN DE WEEK’ Bezoek onze webstek: www.preekvandeweek.be – E-mail: [email protected] Palmzondag – A-jaar 2017 "De Koning op een ezel" Mt. 21,1-17 - Jes. 50,4-7 - Fil. 2,6-11 - Mt. 26,1-27,61 Mt. 21,1-17 — De intocht van Jezus in Jeruzalem Ze naderden Jeruzalem en kwamen in Betfage op de Olijfberg. Daar stuurde Jezus twee leerlingen eropuit met de opdracht: ‘Ga naar het dorp daar vlak voor je. Jullie zullen er meteen een ezelin vinden, die vastgebonden staat en een veulen bij zich heeft. Maak ze los en breng ze bij Me. En als iemand jullie iets zegt, zeg dan: De Heer heeft ze nodig. Maar Hij stuurt ze meteen terug.’ Dit is gebeurd opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is: Zeg tegen de dochter Sion: zie, uw koning komt naar u toe, zachtmoedig en zittend op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier. De leerlingen gingen en deden wat Jezus hun opgedragen had. Ze brachten de ezelin en het veulen, legden er kleren overheen, en Hij ging erop zitten. Zeer veel mensen spreidden hun kleren uit op de weg, anderen sneden takken van de bomen en legden die op de weg. Zowel de menigte die voor Hem uit ging als die welke Hem volgde, schreeuwde: Hosanna, de Zoon van David. Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna, in de hoogste hemel. Toen Hij Jeruzalem binnengetrokken was, kwam de hele stad in beweging en ze vroegen: ‘Wie is dat?’ De mensen zeiden: ‘Dat is de profeet, Jezus van Nazaret in Galilea.’ Jezus ging de tempel binnen, joeg alle mensen weg die daar kochten en verkochten, en gooide de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de duivenverkopers om. Hij zei hun: ‘Er staat geschreven: Mijn huis zal een huis van gebed heten, maar u maakt er een rovershol van.’ In de tempel kwamen blinden en kreupelen bij Hem, en Hij genas ze. Maar toen de hogepriesters en schriftgeleerden de opzienbarende dingen zagen die Hij deed, en de kinderen die in de tempel stonden te roepen: ‘Hosanna, de Zoon van David,’ wonden zij zich op en vroegen: ‘Hoort U wat zij daar zeggen?’ Jezus zei: ‘Ja. Maar hebt u nooit gelezen: Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt U zich een lofzang bereid?’ Hij liet hen staan, ging de stad uit naar Betanië, en overnachtte daar. Jes. 50,4-7 — "Ik ben niet teruggedeinsd" God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken; ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met volle overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet, ik ben niet teruggedeinsd. Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten en mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en bespuwden. God de Heer zal mij helpen: daarom zal ik niet beschaamd staan en ik zal geen spier vertrekken. Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden. Fil. 2,6-11 — "Hij is aan de mensen gelijk geworden" Broeders en zusters, Hij, die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hi is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de Naam verleend, die boven alle namen is. Opdat bij het noemen van zijn Naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde; en iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer. Mt. 26,1-27,61 — Het lijdensverhaal van Jezus (verkorte versie) Jezus werd voor de landvoogd geleid en deze stelde Hem de vraag: "Zijt Gij de koning der Joden?" Jezus antwoordde: "Gij zegt het." Op de beschuldigingen door de hogepriesters en de oudsten tegen Hem ingebracht gaf Hij geen enkel antwoord. Toen zei Pilatus tot Hem: "Hoort Gij niet wat ze allemaal tegen U inbrengen?" Maar Hij gaf hem geen antwoord, op welk punt dan ook, zodat de landvoogd hoogst verbaasd was. De landvoogd was gewoon, bij elk feest één gevangene, naar keuze van het volk, vrij te laten. Men had juist een beruchte gevangene, een zekere Barabbas. Nu zij daar toch bijeen waren sprak Pilatus tot hen: "Wie wilt ge dat ik u zal vrijlaten, Barabbas of Jezus die Christus genoemd wordt?". Hij wist heel goed dat men Hem uit nijd had uitgeleverd. Terwijl hij op zijn rechterstoel gezeten was stuurde zijn vrouw hem de boodschap: "Laat u niet in met deze rechtschapen mens, want ik heb vannacht in een droom veel om Hem moeten doorstaan." Maar de hogepriester en de oudsten haalden het volk over Barabbas te kiezen, en Jezus te doen sterven. De landvoogd nam weer het woord en sprak tot hen: "Wie van de twee wilt ge dat ik u vrijlaat?" Ze zeiden: "Barabbas!" Pilatus vroeg hun: "Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt?" Zij riepen allen: "Aan het kruis met Hem!" Hij hernam: "Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?" Maar zij schreeuwden nog harder: "Aan het kruis met Hem!" Toen Pilatus zag dat hij niets verder kwam maar dat er veeleer tumult ontstond, liet hij water brengen en waste ten overstaan van het volk zijn handen terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: ”Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man, gij moet het zelf maar verantwoorden.” Heel het volk riep terug: ”Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!” Daarop liet hij, omwille van hen, Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden. Toen namen de soldaten van de landvoogd Jezus mee in het pretorium en verzamelden de hele afdeling rondom Hem. Zij trokken Hem zijn kleren uit en hingen Hem een rode mantel om. Ook vlochten ze een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en gaven Hem een rietstok in de rechterhand. Dan vielen ze voor Hem op de knieën en bespotten Hem met woorden: “Gegroet, koning van de Joden!” Ze bespuwden Hem, pakten de rietstok en sloegen Hem op het hoofd. Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden, ontdeden ze Hem van de mantel, trokken zijn eigen kleren weer aan en voerden Hem weg ter kruisiging. Toen ze de stad uitgingen, ontmoeten ze een, Cyreneeër, Simon genaamd, en vorderden hem tot het dragen van Jezus’ kruis. Gekomen op een plaats die Golgata genoemd wordt – dat wil zeggen schedelplaats – gaven ze Hem met alsem gemengde wijn te drinken; Hij proefde ervan, maar wilde niet drinken. Nadat ze Hem gekruisigd hadden, verdeelde ze zijn kleren onder elkaar, door er om te dobbelen; en daar neergezeten bleven ze de wacht bij Hem houden. Boven zijn hoofd bracht men een opschrift aan met de reden van zijn veroordeling: Dit is Jezus, de koning der Joden. Samen met Hem werden ook twee rovers gekruisigd, de een rechts, de ander links. Voorbijgangers hoonden Hem, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: “Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af". In dezelfde geest zeiden de hogepriesters met de schriftgeleerden en oudsten spottend: "Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij niet redden. Hij is toch de koning van Israël! Laat Hem nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven. Hij stelt vertrouwen in God; laat Die Hem nu bevrijden als Hij behagen in Hem heeft. Hij heeft immers gezegd: Ik ben de Zoon van God!" Zelfs de rovers die samen met Hem gekruisigd waren, voegden Hem soortgelijke beschimpingen toe. Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem uit: "Eli, Eli, lama sabaktani!" Dat wil zeggen: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Enkelen uit de omstanders, die het hoorden, zeiden: "Hij roept om Elia!" Onmiddellijk daarop ging een van hen een spons halen, drenkte die in zure wijn, stak ze op een rietstok en bood Hem te drinken. Maar de anderen zeiden: "Laat dat! Wij willen eens zien of Elia Hem komt redden." Jezus slaakte andermaal een luide kreet en gaf de geest. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën, de aarde beefde en de rotsen spleten. De graven gingen open en de lichamen van vele heilige mensen die ontslapen waren stonden op. Na zijn verrijzenis kwamen zij uit de graven gingen naar de heilige stad waar zij aan velen verschenen. De honderdman en zij die met hem bij Jezus de wacht hielden, werden bij het zien van de aardbeving en wat verder gebeurde door een grote vrees bevangen en zeiden: "Waarlijk, Hij was een Zoon van God. Predikbroeders in woord en daad Dominicanen in Vlaanderen De orde der dominicanen, ook gekend als predikbroeders of predikheren, bestaat in 2016 achthonderd jaar. Op vraag van de Vlaamse dominicanen heeft de faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven een boek samengesteld waarin de recente geschiedenis van de dominicanen in Vlaanderen centraal staat. Onderzoekers van de faculteit hebben origineel werk verricht in verband met figuren en activiteiten die het Vlaamse dominicaanse leven in de twintigste eeuw karakteriseren. De rode draad in het boek is dan ook de verkondiging of prediking 'in woord en daad', die tot het wezen van het dominicaanse leven behoort. Of het nu gaat om spirituele, theologische, culturele, sociale of politieke kwesties, de dominicanen hebben, tot vandaag, steeds blijk gegeven van wat in hun motto 'Veritas' besloten ligt: ze zijn rusteloze Godzoekers die doorheen de tijd hun leven in dienst stellen van de steeds weer te ontdekken waarheid. De predikbroeders hebben op hun eigen wijze het verhaal van Dominicus gestalte gegeven in de geschiedenis van kerk en maatschappij in Vlaanderen. Hiervan wil dit boek een weerslag bieden. Als abonnee bij 'Preek van de week' kan u dit boek, voor de prijs van 25,95euro (inclusief verzending), rechtstreek bestellen via de website van uitgeverij 'Halewijn' te Antwerpen. Bezoek onze website Met bijdragen van Dries Bosschaert, Marcel Braekers, Mark De Caluwe, Bernard de Cock, Georges De Schrijver, Ignace D'hert, Leo Kenis, Mathijs Lamberigts, Anton Milh, Toon Osaer, Stephan van Erp, Dries Vanysacker en Sander Vloebergs. Dominicus ontmoeten Dominicus de gedreven prediker De Spaanse priester Dominicus stichtte achthonderd jaar geleden de Orde der Predikers, beter bekend als de dominicanen. Na een moeizaam begin groeide de Orde uit tot een invloedrijke internationale beweging van religieuze mannen en vrouwen, tot op de dag van vandaag. In dit boek leren we Dominicus kennen als een gedreven prediker die voortdurend biddend en denkend contact hield met God. Tegelijk had hij oog voor de concrete noden en vragen die op zijn pad kwamen. Een heilige om na te leven. Als abonnee bij 'Preek van de week' kan u dit boek, voor de prijs van 16,50euro (inclusief verzending), rechtstreek bestellen via de website van uitgeverij 'Halewijn' te Antwerpen. Bezoek onze website De auteur van het boek, Paul Dominikus Hellmeier (°1977, Landshut, Duitsland) trad in 1999 in bij de orde van de dominicanen. Van 2010 tot 2015 was hij werkzaam als docent middeleeuwse wijsbegeerte. Thans is hij rector van de Theatinerkerk in München en prior van het daaraan verbonden Dominicanenklooster. Preek van de week "De koning op een ezel" Overweging bij de intocht Welke tv-ploeg was van dienst op Palmzondag van het jaar 30? Wat heeft ze ’s avonds in de nieuwsuitzendingen vermeld? Wellicht heeft ze niets gebracht over die gebeurtenissen bij de tempel. Een opstootje aldaar was geen uitzondering. Nu en dan dacht wel iemand de Messias te zijn. De Romeinse bezetter was rond feestdagen alert, maar maakte zich weinig zorgen over die stoet Galileërs. Van een man op een ezel kan niet veel gevaar uitgaan. Te paard zou hij meer argwaan gewekt hebben. Toch was er die dag enige commotie in de stad. De bewoners van Jeruzalem hadden vragen over die man. Wie is hij? De scepsis overheerste. De hogepriesters waren er niet zo gerust in. Jezus veroorzaakte vooral opschudding in de voorhof van de tempel, waar hij in aanvaring kwam met geldwisselaars en duivenhandelaars. Tv of geen tv, de vrienden van Jezus vergaten die dag niet. Hij had mensen bijeen gebracht. Dit doet hij nog vandaag. Mensen komen naar de kerk voor een palmtakje. Ze gaan mee in de palmprocessie. Vanaf Palmzondag speelde het leven van Jezus zich af in en rond Jeruzalem. Volgens Matteüs kwam Jezus op die dag voor het eerst in de hoofdstad. Dertig jaar voordien had zijn geboorte daar al voor enige onrust gezorgd. Magiërs kwamen toen informeren naar een pas geboren koning van de Joden. Voor de evangelist en zijn gemeente bestaat er geen twijfel dat Jezus een man is met koninklijke allures. Hem is alle macht gegeven op hemel en aarde. Het verwondert hun helemaal niet dat hij een ezelin met haar veulen opeist. Het was die dag alweer klaar dat Jezus vervulde wat profeten in het Oude Testament over hem hadden voorspeld. Hij was een zachtmoedige koning. Een ezel mag dan een koppig dier zijn. Wie met zulk dier in de stad komt is alleszins een nederig mens. Matteüs heeft vaak onderstreept dat Jezus zachtmoedig was. Jezus bleef een hele dag in Jeruzalem. Een aantal juichte hem toe. Aan hen danken wij de lofzang die we in elk eucharistisch hooggebed zingen: Hosanna. Jezus komt naar de mensen toe en de hemel zingt mee. In de tempel te Jeruzalem deed Jezus wat hij zo vaak voordien had gedaan: zieken genezen. Blinden en lammen hadden bij hem gehoor. Daar hadden die hogepriesters en Schriftgeleerden meer moeite mee. Ontzegden ze aan gehandicapten de toegang tot de tempel? Door deze te genezen verklaarde Jezus dat elke vrome de tempel binnen mocht. De tegenstanders van Jezus waren verder gestoord omdat kinderen hem lof toebrachten. Maar juist de kleinen kregen zijn voorkeur. De eerste volle dag van Jezus te Jeruzalem werd een bewogen dag. Conflicten, en de week was nog maar pas begonnen. Jezus verliet Jeruzalem en ging naar Betanië overnachten. Wat heeft hij daar ‘s avonds met zijn leerlingen besproken? Wat denken wij na zulke dag? Waar stonden wij? Hoe groot was ons enthousiasme en onze durf om mee te gaan? Stonden wij langs de kant te kijken? Met welke gevoelens en gedachten? Matteüs brengt dit verhaal opdat wij zelf met Jezus mee zouden gaan. Wij mogen ons niet schamen over die nederige man. Jezus kwam als een arme Jeruzalem binnen. Hij zat op een ezel, die hij ontleend had. "Jezus rijdt vandaag niet op een ezel. Hij bezit nog minder en is nog armer. Hij komt tot ons met zijn woord", zegde Maarten Luther. Zijn wij bereid naar Jezus te luisteren en onze deur voor Hem te openen? "Laat ons als weleer de kinderen der Joden een zegeweg bereiden voor de Heer en met palmen in de hand hem tegemoet gaan" (ZJ 366). @preekvdw Preek van de week " In gelovige overgave vertrouwen op God... " Overweging bij het Passieverhaal Het passieverhaal is geen nuchtere reportage van een ooggetuige. Het is de neerslag van het geloof van de eerste christenen, die als Joden vertrouwd waren met de psalmen en de visie van de profeet Jesaja op de ‘lijdende dienstknecht’ van Jahwe. Bovendien is het geschreven vanuit het verrijzenisgeloof. Daarom kan het ook ons inspireren en kan Jezus’ lijden een voorbeeldfunctie hebben voor allen die lijden. Jezus’ passie was kort, maar hevig. Het was de pijn van publieke, schandelijke afwijzing en bespotting, van huiveringwekkende foltering. Kruisiging was het lot van moordenaars, deserteurs, gevaarlijke opstandelingen. Jezus heeft het kruis waarachtig niet gezocht. In de Hof van Olijven (Getsemane) zweette hij bloed van de hevige doodsangst. In Uppsala kan je zo’n beeld zien van Jezus plat ter aarde. Onderaan lees je de psalmtekst: ‘Ik ben geen mens meer, maar een worm’ (psalm 22,7). Jezus was een platgeslagen, vertrapte mens. Jezus, die altijd in de bres sprong voor onopgemerkte, kwetsbare en verachte mensen, werd zelf een weerloze, gekwetste en afgewezen mens. Zijn lijdend gelaat is te herkennen in het gelaat van alle vernederde en vertrapte mensen vandaag. Immers: ’Wat je aan de minsten van deze kleinen hebt gedaan, ten goede of ten kwade, heb je aan Mij gedaan" (Matteüs 25,40). De ontmoeting van Jezus met Pontius Pilatus is een indrukwekkende confrontatie. Pilatus was een laffe, de keizer vrezende, wrede tiran. Het Sanhedrin, het hooggerechtshof, had Jezus aan hem uitgeleverd. De tempelpriesters rondom de hogepriester Kajafas beschouwden Jezus als een ernstige bedreiging. Ze stonden bekend als ‘hielenlikkers’ van de Romeinse bezetter. Voor Pilatus was Jezus een opstandeling tegen het keizerlijk gezag. Pilatus staat voor de onderdrukkende rijkdom, de overmacht, de wapens, het brute meedogenloze geweld. Jezus staat voor hem als de weerloze en geweldloze. Maar zo puur. Zo sereen. Een innerlijk vrije mens. Resoluut. Zonder panische angst. Door en door eerlijk. Ontwapenend. Hij hoefde geen enkel woord terug te trekken, zich voor geen enkel gebaar te schamen. Hij is de waarheid in persoon. Hij staat er gans alleen en zwijgt. In Wenen kan je het schilderij zien van Pieter Bruegel de Oude: ‘De kruisdraging.’ Het is een gewemel van mensen. Je moet in de massa zoeken om de ‘kruis-dragende’ Jezus te zien. Hij is alleen met zijn lijden. Erger nog, je ziet dat de mensen zich naar Golgota spoeden als naar een kermis. Belust op sensatie zal het volk zich amuseren om Jezus’ marteling. Jezus wordt tot een ontluisterde mens vernederd, geheel ontkleed. Hij hangt gebroken op het foltertuig. In afschuwelijke pijn schreeuwt hij het uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Bij deze schreeuw verstommen alle woorden, al onze opvattingen over een algoede en almachtige God. Al onze godsbeelden breken stuk op Golgota! En meteen op alle lijden van zo veel onschuldige mensen. In ieder geval kan nooit iemand tegen Jezus zeggen: Jij hebt mooi praten.’ Hij heeft het lijden in al zijn vormen waarlijk niet weggepraat, niet gebagatelliseerd. Hij heeft zelfs in dit bittere uur de godsverlatenheid gevoeld. Tegelijk was het ook zijn godsverlangen, want Hij schreeuwde naar God. Lucas doet Jezus luidkeels roepen: ’Vader, in uw handen leg ik mijn geest.’ (Lucas 23,46). Komt het daar niet op aan? Dat wij in alle niet-begrijpen, in alle uitzichtloosheid, waar het gaat om het zinloze lijden, in gelovige overgave vertrouwen op God? In het spoor van Jezus, die in hopeloze miserie aan het kruis hangt en roept naar zijn liefdevolle Vader. Hij heeft die liefde in uiterste trouw consequent beleefd. Gods onzienlijke blik vol liefde kijkt ons aan in het menselijk gelaat van Jezus. De passie van Jezus is als een ‘venster op God’. Een God van weerloze liefdeskracht. De God van Jezus Christus is een God die niet aan de macht is. Hij is zo weerloos, maar ook zo sterk als de liefde. De Christus, die na keizer Constantijn als ’Pantokrator’ wereldheerser - werd vereerd, is niet die van Golgota! Deze gekruisigde Jezus werd bij zijn God en Vader opgenomen als zijn ‘rechterhand,’ zijn vertegenwoordiger. God heeft Jezus gelegitimeerd. Hij is de door God gezalfde gezondene, herder en leider, dé uiteindelijke profeet, Gods welbeminde. Dit is het verrijzenisgeloof. In het licht van dit geloof krijgt de catastrofale kruisdood een radicaal andere betekenis. Het kruis wordt het teken van Gods zelfgaven uit liefde voor de mensen. Allen die lijden of slachtoffer zijn van onrecht, kunnen zich optrekken aan Jezus. Hij staat ook model voor elke bevrijdende en zonder berekening zich gevende medemens. Jezus is zowel de dorstige, als diegene die laaft. Het onrechtmatige lijden en de bevrijdende redding versmelten in zijn persoon tot eenheid. Met Jezus, als de gekruisigde, die leeft bij God, kunnen alle lijdende, vanuit hun geloof in relatie treden. Een innige liefdesrelatie, die het lijden, de pijn, het verdriet en de eenzaamheid, ook de mislukking, niet wegneemt, maar waarin men zich solidair verbonden mag weten met hem, ‘de geliefde van God’, … een God van alle mensen zonder uitzondering! @preekvdw