Verslag van het overleg dat de Sociale Alliantie op 16 december

advertisement
Verslag van het overleg dat de Sociale Alliantie op 24 januari 2013 had
met staatssecretaris Jetta Klijnsma in het ministerie van SZW te Den Haag
Aanwezig vanuit ministerie SZW
Staatssecretaris Jetta Klijnsma
Andrea van der Meer (armoedebeleid)
Carlo van Riel (participatiewet)
Aanwezig vanuit de Sociale Alliantie
Jaap Smit (CNV), voorzitter Sociale Alliantie
Leo Hartveld (FNV)
Angelique van Dam (CG-Raad)
Wilma Kuiper (CliP)
Carla van der Vlist (Kerk in Actie)
Leo Euser (organisaties van minderheden)
Harrie Bol (Stichting Urgente Noden Nederland)
Raf Janssen (secretaris Sociale Alliantie)
Agenda
Ter voorbereiding van het overleg is door de Sociale Alliantie een voorstellenbrief opgesteld.
Op basis daarvan is een agenda opgesteld met daarop de volgende onderwerpen:
1. opening
2. toelichting door staatssecretaris op Intensivering Armoedebeleid
3. ontwikkelingen in de samenleving en onzekerheden die dat teweeg brengt
4. participatiewet
5. werken met behoud van uitkering en tegenprestatie
ad 1 : Opening
Als verwelkoming drukt staatssecretaris Jetta Klijnsma haar blijdschap uit over het weerzien
met de Sociale Alliantie, waaraan ze goede herinneringen heeft uit haar eerdere periode als
staatssecretaris. Zij wil de draad van de destijds ingezette dialoog weer oppakken, omdat zij
het op prijs stelt van tijd tot tijd te horen wat er leeft bij groepen in de samenleving
waarvoor de Sociale Alliantie opkomt. Zij wil regelmatig overleg voeren over de vraag wat er
gedaan kan worden en hoe het veld en het ministerie elkaar daarbij kunnen vinden. De
staatssecretaris wil minimaal twee keer per jaar overleg met de Sociale Alliantie. Zij verzoekt
haar daarnaast tussendoor in kennis te stellen van ontwikkelingen, waarvan de Sociale
Alliantie vindt dat zij deze moet weten. De staatssecretaris gaat zelf vaak het land in om zich
persoonlijk via gesprekken en ontmoetingen op de hoogte te stellen hoe het mensen
vergaat. Ze kan daarvoor niet altijd de tijd vinden en daarom is het goed dat daarnaast ook
organisaties als de Sociale Alliantie haar regelmatig informeren over wat er leeft in de
samenleving.
ad 2 : Intensivering Armoedebeleid
De staatssecretaris deelt de zorgen die door het veld naar voren zijn gebracht omtrent de
toename van schulden en het niet altijd respecteren van de beslagvrije voet door
deurwaarders. Zij hecht eraan dat de beslagvrije voet gerespecteerd wordt. Zij heeft de
1
Tweede Kamer toegezegd dat er voor 1 april a.s. een kabinetsreactie komt op het rapport
Paritas Passé van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, waaruit
blijkt dat er vaak meerdere schuldeisers tegelijk beslag leggen, zonder dat deze schuldeisers
dit van elkaar weten. In deze reactie wordt onder andere ingegaan op de beslagvrije voet.
Om verschulding te voorkomen wordt al langer gepleit voor het opzetten van een Landelijk
Informatiesysteem Schulden (LIS). Overwegingen inzake bescherming van privacy hebben
tot nu toe verhinderd dat een dergelijk informatiesysteem tot stand komt. De
staatssecretaris heeft de Tweede Kamer toegezegd om de Kamer voor 1 april a.s. te
informeren over de uitkomsten van het gesprek dat zij zal voeren met partners van het LIS
over de mogelijkheden om verder te gaan met schuldregistratie Zij geeft de Sociale Alliantie
in overweging om de beide Kamers te laten weten welk belang het veld hecht aan het
vroegtijdig signaleren van dreigende verschulding.
De staatssecretaris is doordrongen van de noodzaak om in deze economisch moeilijke tijden
extra middelen vrij te maken voor armoedebestrijding, omdat er juist nu (groepen) mensen
zijn die dubbel of zelfs drievoudig de rekening gepresenteerd krijgen. De economische
situatie dwingt tot bezuinigingen, maar de staatssecretaris beschouwt het ook als een deel
van haar taak om de scherpste kanten van de bezuinigingen af te vijlen en op te komen voor
de mensen die het ergste getroffen worden. Een actueel voorbeeld hiervan is het bij brief
van 23 januari jl gemelde voornemen van de Staatssecretaris om de doelgroep van de in
het regeerakkoord opgenomen overbruggingsregeling in verband met de verhoging van
de AOW leeftijd uit te breiden. Zo zijn er nog tal van situaties waarin maatregelen
overwogen moeten worden om de ergste repercussies van noodzakelijke
bezuinigingsmaatregelen af te vlakken. De staatssecretaris geeft aan hierover afgelopen
maanden gesproken te hebben met Stichting Voedselbanken Nederland, Stichting Leergeld
en het Leger des Heils. De Sociale Alliantie wil ze graag toevoegen aan deze
gesprekspartners.
ad 3 : Ontwikkelingen en daarmee gepaard gaande onzekerheden
Als voorzitter van de Sociale Alliantie dankt Jaap Smit de staatssecretaris voor de warme
ontvangst en voor de uitnodiging aan de Sociale Alliantie om de ervaringen van mensen aan
de basis van de samenleving te vertolken. Sluipenderwijs – Jaap Smit verspreekt zich en
gebruikt de toepasselijke term ‘slopenderwijs’ – wordt de samenleving verbouwd. Een
aantal sociale verworvenheden die zijn opgebouwd, blijken niet meer houdbaar. Er wordt
een groter beroep gedaan op de eigen inzet van mensen en van de samenleving. Dat vraagt
een verandering van denken en doen van mensen. Daarvoor is tijd nodig. Totdat de
samenlevende mensen nieuwe houdingen en verhoudingen heeft gecreëerd, moeten al te
ingrijpende negatieve gevolgen voor mensen worden voorkomen. Er is begrip voor de
dwangsituatie waarin de overheid verkeert, maar de maatregelen die nu worden genomen
om als overheid uit deze situatie te komen, brengen mensen in grote moeilijkheden. Steeds
meer mensen zakken door de minimale vloeren van bestaanszekerheid. Het aantal
huisuitzettingen neemt toe. Steeds meer huishoudens kampen met problematische schulden
De Sociale Alliantie maakt zich daar ernstig zorgen over en verzoekt de staatssecretaris om
passende maatregelen. Dat geldt niet alleen voor de mensen met de laagste inkomens. Ook
mensen die iets meer inkomen hebben, komen door overheidsmaatregelen en het tempo
waarin deze worden doorgevoerd, in onhoudbare situaties terecht.. Er is tijd nodig om
bakens te verzetten en andere leefpatronen te ontwikkelen. Dat geldt voor individuen. Het
geldt ook voor de samenleving als geheel.
2
De staatssecretaris geeft te kennen zich zeer bewust te zijn van de klemsituaties waarin
mensen terecht kunnen komen. Dat geldt zeker als mensen geconfronteerd worden met een
stapeling van bezuinigingsmaatregelen. Al tijdens de vorige kabinetsperiode heeft zij zich
ingezet dergelijke stapeling te voorkómen. Dat doet ze nu ook. Maar er zal bezuinigd moeten
worden. De samenleving zal zich daarnaar moeten zetten. Er wordt een groter beroep
gedaan op mensen om mee te doen in de samenleving. Dan moeten er ook plekken zijn om
mee te kúnnen doen. Om dat voor elkaar te krijgen zijn maatregelen en tijd nodig. In de Wet
Werken naar Vermogen werd dat onvoldoende onderkend. Dat leidde tot
onevenwichtigheden. In de Participatiewet is gezorgd voor meer evenwicht tussen het
beroep dat op mensen wordt gedaan om naar vermogen mee te doen en de handreikingen
die hen daartoe worden gegeven.
ad 4 : Participatiewet
Jaap Smit geeft aan dat de staatssecretaris met deze laatste opmerking en brug slaat naar
het agendapunt over de participatie. Onderdeel daarvan is de quotumregeling. Er zijn
werkplekken nodig, anders is de oproep aan mensen om mee te doen een onmogelijke
opgave. Hij vraagt zich af of de quotumregeling niet een verlegenheidsoplossing is, waarvan
men zich af moet vragen of ze gaat werken. De werkgevers hebben al aangegeven afwijzend
te staan tegenover de quotumregeling. Angelique van Dam onderstreept dit. Hoewel zij
vindt dat de quotumregeling een middel kan zijn om werkgevers ertoe te bewegen om
mensen met een arbeidshandicap in hun bedrijf op te nemen als volwaardige medewerkers
van hun bedrijf, vreest zij dat veel werkgevers liever de boete betalen die in haar ogen niet
erg hoog is.
De staatssecretaris merkt op dat de werkgevers over de hoogte van de boete een andere
mening hebben. Zij beaamt de constatering dat mensen een plek moeten hebben om mee te
kunnen doen. Om die werkplekken te realiseren is de medewerking van werkgevers nodig.
Op twee manieren wordt geprobeerd die medewerking te verkrijgen: goedschiks of
kwaadschiks. Goedschiks betekent bijvoorbeeld dat de werkgever alleen iemands
loonwaarde hoeft te betalen en dat de samenleving de rest doet, zoals het betalen van
begeleiding en een eventuele aanpassing van de werkplek. Kwaadschiks wil zeggen dat er
een boete opgelegd wordt als de betreffende werkgever zijn aandeel in deze
maatschappelijke opgave niet of onvoldoende oppakt. De quotumregeling is een van de
verschilpunten tussen de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) en de Participatiewet. Ten
behoeve van overleg met de Kamer zijn de verschillen tussen beide wetsvoorstellen op een
rij gezet. Bij de Participatiewet worden de beoogde bezuinigingen ook ingeboekt, maar in
een rustiger tempo.
Angelique van Dam betwijfelt of de participatiewet garanties bevat dat mensen
daadwerkelijk de voorzieningen krijgen die ze nodig hebben om mee te doen in de
samenleving. Zij pleit voor een bredere inbedding van de participatie. Deze zou deel moeten
uitmaken van een stevige gerichte agenda om te komen tot een inclusieve samenleving met
gegarandeerde basisvoorzieningen. Die inbedding mist zij en daarom moet gevreesd worden
voor het ontstaan van rechtsongelijkheid tussen gemeenten die een eigen invulling kunnen
geven aan de participatiewet.
De staatssecretaris geeft aan dat er voor gekozen is om op de terreinen van zorg en sociale
zekerheid de gemeenten een veel centralere rol te geven. Dat houdt in dat de gemeenten
ook de ruimte moeten hebben om hun rol op deze terreinen te spelen. Om dat te realiseren
moeten de opgebouwde schotten tussen verschillende regelingen op deze terreinen worden
3
afgebroken. Er moet een einde komen aan de opdeling van mensen waar heelheid geboden
is. Dergelijke fragmentatie hindert een goede aanpak van problemen. Als gemeenten die
vrijheid krijgen, moet de Kamer ook accepteren dat niet de Tweede Kamer, maar dat de
gemeenteraad de kaders stelt. Dat kan leiden tot verschillen tussen gemeenten.
Wilma Kuiper merkt op dat dergelijke verschillen zo groot kunnen worden dat er sprake is
van rechtsongelijkheid tussen burgers in Nederland. Daarom zou de Participatiewet een
aantal landelijk geldende kaders moeten stellen die dergelijke ongelijkheid voorkomen. In de
contourenbrief staat nu bijvoorbeeld dat beschut werken een voorziening wordt die de
gemeente kan regelen. Zij pleit voor een bepaling die gemeenten een opdracht geeft om
beschut werk te regelen voor mensen die daarvoor een indicatie hebben. Derhalve geen
kan-bepaling, maar een moet-bepaling.
De staatssecretaris geeft aan dat bij de uitwerking van de geschetste contouren van de
Participatiewet nog stil gestaan wordt bij de vraag of op onderdelen sprake zal zijn van
kunnen of van moeten. In elk geval krijgen gemeenten de financiële middelen voor het
realiseren van 30.000 beschutte plekken. Maar de hoe-vraag is altijd een lokale
aangelegenheid. En de invulling daarvan kan van gemeente tot gemeente verschillen. Aan de
hand van concrete voorbeelden illustreert zij dat gemeenten verschillende afwegingen
maken. Dat hoort bij de lokale democratie.
Leo Hartveld betwijfelt of deze hele veranderingsoperatie te rechtvaardigen is met de
constatering dat de opgebouwde sociale verworvenheden niet langer te betalen zijn. Hij is
van mening dat dit niet met cijfers kan worden onderbouwd. Relatief geven we als
samenleving niet meer uit aan sociale zekerheid dan in 1970. Het gaat om solidariteit en die
moet als gemeengoed gekoesterd worden. Naast zorgen over de vraag of dat voldoende
onderkend wordt in de huidige samenleving, is een andere grote zorg dat gemeenten
onvoldoende deskundigheid hebben voor een verantwoorde uitvoering van taken die ze in
de Participatiewet krijgen overgedragen. Hij noemt in dit verband in de eerste plaats de
nieuwe taak voor gemeenten om voortaan ook Wajongers aan passend werk te helpen.
Recent zijn daar landelijk goede afspraken over gemaakt, die aanwijsbaar blijken te werken,
met uitvoering door het UWV. Te vrezen valt dat deze verworvenheden verloren gaan als
deze taak naar gemeenten overgedragen wordt. Op de tweede plaats is er het knelpunt van
de tijdsvolgorde. De sociale werkvoorziening en de aangepaste werkplekken die daar zijn
gerealiseerd, worden nu afgebouwd, voordat er voldoende passende werkplekken elders zijn
gerealiseerd. In de sociale werkvoorziening zijn de deskundigheden aanwezig die
noodzakelijk zijn om de begeleiding te geven die nodig is om aangepaste werkplekken in het
reguliere bedrijfsleven te realiseren en die nodig blijft om de mensen met een
arbeidshandicap en de mensen in de werkomgeving te begeleiden om de werkplekken die
worden gerealiseerd, een duurzaam karakter te geven.
De staatssecretaris onderkent dat de uitgaven die gedaan worden voor sociale zekerheid en
de solidariteit die daarmee wordt gerealiseerd, onderwerp zijn van politieke afweging. De
verkiezingsuitslag is een gegeven. Op basis daarvan is een kabinet gevormd dat meer dan het
vorige omziet naar (groepen) mensen die het minder getroffen hebben. De staatssecretaris
heeft al aangegeven het van groot belang te vinden dat organisaties als de Sociale Alliantie
kritisch kijken of dat wel in voldoende mate gebeurt, of er voor de ingeboekte bezuinigingen
alternatieven kunnen worden gevonden, of er stappen worden gezet in de richting van de
terecht nagestreefde inclusieve samenleving. Er zullen altijd fundamentele discussies
worden gevoerd in de samenleving over de vraag welke rechten je aan mensen moet geven
en welke andere ordening van de samenleving wenselijk en mogelijk is. Over tal van
4
onderwerpen worden maatschappelijke debatten gevoerd. Daarbij zijn verschillende
maatschappelijke belangen in het geding, tussen mensen van dezelfde generatie en tussen
verschillende generaties. Dat laatste speelt bijvoorbeeld sterk bij discussies over de
oudedagsvoorzieningen en de pensioenen. Die discussies moeten stevig gevoerd worden en
het is goed dar daarbij de belangen van de minst draagkrachtigen ingebracht worden.
Jaap Smit geeft aan dat de Sociale Alliantie en de daarin deelnemende organisaties dat doen
en blijven doen. Zeker in deze tijd waarin fundamentele waarden in het geding zijn en
waarin gezocht wordt naar een nieuwe vertaling van deze waarden. Dat schept ruimte voor
verandering en daarbij is het zaak voldoende oog te houden voor de meest kwetsbaren. In
dit verband vraagt Leo Euser aandacht voor de positie van minderheden. Een heleboel
maatregelen treffen groepen uit minderheden extra zwaar. Tegelijk dreigt door de omslag
naar generiek beleid de aandacht voor de positie van minderheden te verzwakken. Inclusief
beleid vergt aandacht voor diversiteit en maatwerk. Organisaties en initiatieven die daar oog
voor hebben en invulling geven aan eigen verantwoordelijkheid, worden afgebroken. Dat
legt een druk op het bewaren van de solidariteit die nodig is voor het realiseren en in stand
houden van een inclusieve samenleving.
De staatssecretaris herkent de aangeduide ontwikkelingen. De economische crisis zet de
samenleving onder druk. Optimisten ontlenen daaraan vertrouwen dat zaken veranderen:
het moet wel, er is sprake van grote tijdsdruk. Anderen zien de pijn en moeite die hierdoor
ontstaan, omdat veel mensen het tempo van verandering niet bij kunnen houden. Dan moet
gezocht worden naar maatregelen om druk en tempo te verlagen. Dat is evenwel niet altijd
politiek haalbaar. De staatssecretaris rekent het tot haar taak om de meest kwetsbaren zo
veel mogelijk te ontzien bij de bezuinigingen. Maar alle collega’s in het kabinet moeten
gestelde bezuinigingen halen en hebben de nodige zure appels op hun bord liggen.
Wilma Kuiper spreekt haar waardering uit over de inzet van de staatssecretaris om binnen
de haar gegeven kaders maximaal op te komen voor de meest kwetsbaren. Organisaties die
opkomen voor de belangen van de meest kwetsbaren willen de staatssecretaris hierin
ondersteunen. In dat verband is het ook lofwaardig dat de staatssecretaris te kennen heeft
gegeven de direct betrokkenen te willen horen bij de nadere uitwerking van de contouren
van de participatie. Bij de invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) is destijds door het
ministerie van SZW een project mogelijk gemaakt om lokale organisaties van
uitkeringsgerechtigden en anti-armoedegroepen toe te rusten om in de eigen gemeente
inbreng te leveren bij de uitwerking en invulling van de Wwb. Dat is destijds gebeurt in een
samenwerkingsproject tussen de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en de Sociale Alliantie.
Namens de Sociale Alliantie vraagt zij de staatssecretaris nu een soortgelijk project rond de
uitwerking en invoering van de Participatiewet te faciliteren. Niet alleen gemeenten en
uitvoeringsorganisaties moeten betrokken worden bij de uitwerking en implementatie van
de Participatiewet. Juist de mensen die het eerst en vooral aangaat en de organisaties die
deze mensen ondersteunen moeten hierbij betrokken worden. Lokale groepen hebben
materiaal en ondersteuning nodig om in hun eigen gemeenten bijdragen te leveren aan de
implementatie van de participatiewet vanuit het perspectief van cliënten.
De staatssecretaris zegt toe het verzoek in overweging te nemen. Zij heeft onlangs met
Gerrit van der Meer van de LCR en met Hans-Martin Don van het Leger des Heils ook
gesproken over inbreng en inspraak van direct betrokkenen. Iedere wethouder is gebaat bij
gesprekspartners die betrokken zijn en goed onderlegd en die je als bestuurder bij de les
houden.
5
ad 5 : Werken met behoud van uitkering en tegenprestatie
Leo Hartveld geeft aan dat uit onderzoek van de FNV blijkt dat momenteel in de sociale
sector veel arbeidsplaatsen verdwijnen die vervolgens opgevuld worden door mensen die
een tegenprestatie moeten leveren om hun uitkering te kunnen behouden. De FNV heeft
een meldpunt in het leven geroepen waar mensen hun ervaringen kunnen vertellen. Die
ervaringen worden gebundeld in een zwartboek dat binnenkort gepresenteerd zal worden.
Uit de ontvangen signalen blijkt dat de regelgeving wordt gebruikt om gecreëerde gaten in
sociale voorzieningen op te vangen met de inzet van mensen die betaald krijgen via behoud
van uitkering of via een beloning die beneden het wettelijk minimumloon (WML) ligt.
Daarmee wordt het loongebouw ondermijnd. Hij vraagt de staatssecretaris paal en perk te
stellen aan dergelijke ontwikkelingen. Werken met behoud van uitkering kan toegestaan
worden voor een korte periode als opstap naar een reguliere normaal betaalde baan. Maar
het is ontoelaatbaar als mensen stelselmatig en jarenlang aan het werk gezet worden tegen
een betaling die beneden het WML ligt.
De staatssecretaris geeft aan dat het een moeilijk punt is om precies de cesuur aan te geven
wanneer iemand nog een aanvulling vanuit de uitkering nodig heeft en wanneer iemand met
zijn inzet het bij die functie gangbare loon verdient en daar dus ook recht op heeft. In haar
ogen moet het zo zijn dat werken met behoud van uitkering op een overzienbare termijn
leidt tot een inzet die gehonoreerd kan worden volgens de gangbare CAO-bepalingen. Dit
punt vraagt de nodige aandacht bij de uitwerking van de contouren van de participatiewet.
Carla van der Vlist dringt aan op verdere concretisering van de intenties die in het gesprek
naar voren zijn gekomen. Zij heeft behoefte aan harde toezeggingen die ze mee naar huis
kan nemen naar haar achterban die te maken heeft met mensen die door het systeem
vermalen worden en ten einde raad bij kerkelijke en aanverwante organisaties om hulp
komen vragen, als laatste redmiddel. Welk perspectief kunnen we die mensen geven? Het is
heel dringend om op deze vraag een antwoord te kunnen geven. Bijvoorbeeld aan jongeren
die buiten spel staan omdat ze nergens een baan kunnen vinden of aan mensen die ontslag
wordt aangezegd omdat er geen werk meer is. Er is dringend samenwerking tussen rijk,
provincie en gemeenten nodig om te garanderen dat deze jongeren en anderen die in
onzekerheid verkeren kunnen rekenen op een aantal minimumnormen. Dit gevoel van
urgentie wordt ook verwoord door Harrie Bol, die vertelt dat het beroep op noodfondsen
sterk toeneemt. Dat is mede te wijten aan het niet functioneren van overheidsinstanties die
te lang doen over het verstrekken van uitkeringen waar mensen recht op hebben. Ook
ingewikkelde systemen van zorgtoeslagen en andere toeslagen die per voorschot verstrekt
worden, zorgen ervoor dat mensen in moeilijkheden komen als naderhand blijkt dat te veel
voorschot verstrekt is en mensen geld terug moeten betalen dat ze niet meer hebben. Hij
pleit voor het ontwikkelen van systemen die dergelijke neveneffecten niet hebben.
Afsluiting
De staatssecretaris geeft aan doordrongen te zijn van de ernst van de situatie waarin veel
mensen verkeren en in welk zwaar weer groepen mensen terecht dreigen te komen of al zijn
gekomen. Zij onderkent de noodzaak van het zoeken van een goed evenwicht tussen het
geven van beleidsvrijheid aan gemeenten en het zorgen voor garanties aan mensen in de
knel dat ze daadwerkelijk geholpen worden. Zij is blij met de inzet en de passie waarmee
organisaties van de Sociale Alliantie opkomen voor de belangen van de meest kwetsbaren in
de samenleving. En ze vraagt de Sociale Alliantie ook haar met de zorgen en ervaringen van
deze mensen te blijven confronteren.
6
Namens de Sociale Alliantie dankt Jaap Smit de staatssecretaris voor de gelegenheid die ze
heeft geboden om de aandacht te vestigen op de positie van de meest kwetsbaren in de
samenleving. De Sociale Alliantie gaat graag in op haar uitnodiging om twee maal per jaar
een overleg te hebben en zal zo nodig tussentijds de staatssecretaris informeren over
ontwikkelingen aan de basis van de samenleving.
Tot zover het verslag van het overleg.
Het verslag is opgemaakt door Raf Janssen.
Helden, 28 januari 2013
7
Download