De Geo - GeoGraphixs

advertisement
De Geo
1 th
Aardrijkskunde voor de onderbouw
Antwoorden hoofdstuk 2
www.degeo-online.nl
1ste druk
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
1 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
2 Natuurlandschappen op aarde
Start
1 a
2
b
c
1 bos
zee
thuis/hotel
nat / droog
dichtbegroeid / onbegroeid
koud / warm
hoog / laag
2 a nat / droog
dichtbegroeid / weinig begroeiing - onbegroeid
koud / warm
hoog / laag
b dichtbegroeid / onbegroeid
koud / warm
hoog / laag
3 a Antwoord verschilt per leerling.
b Antwoord verschilt per leerling.
4 a Begrippen uit de aardrijkskunde die belangrijk zijn.
b Een stukje tekst in het Basisboek waarin een aardrijkskundig begrip wordt uitgelegd
c 3
5 a Cultuurlandschap hoort bij het ingerichte landschap.
b natuurlijke zone
6 tropisch regenwoud
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
2 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
§ 1 Het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika
1 a A
B
C
D
E
F
G
H
Brazilië
Argentinië
Chili
Bolivia
Peru
Colombia
Venezuela
Suriname
I Amazone
II Atlantische Oceaan
III Grote Oceaan
b/c
W1
d 8º NB 22º ZB
e Brazilië
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
3 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
2 a 1
2
3
4
b/c
ligt in de tropen
heterogeen bos
etages
hele jaar groen
W2
3 Doordat de zon midden op de dag hoog aan de hemel staat en de zonnestralen loodrecht op de aarde
vallen.
4 a Regen, hagel, sneeuw.
b Neerslag ontstaat door dalende / stijgende lucht.
Die lucht koelt af / warmt op.
Koude lucht kan minder / meer water bevatten dan warme lucht.
Het gaat wel / niet regenen.
c Door opwarming van het aardoppervlak.
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
4 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
5
W3 Tropische regenwouden: wat, waar en waarom
daar?
A Wat zijn tropische regenwouden?
Bossen in koude / warme en natte / droge gebieden.
Kenmerken (zie opgave 2):
ligt in de tropen
heterogeen bos
etages
altijd groen
B Waar liggen ze?
Dichtbij / ver weg van de evenaar.
Hoge / lage breedte.
C Waarom liggen ze daar?
Hoge temperaturen door loodrechte / schuine
zonnestralen;
die geven meer warmte omdat:
ze maar een klein oppervlak hoeven te verwarmen.
Veel neerslag doordat:
lucht opstijgt en daarna afkoelt.
6 a Het kappen van bossen.
b 1 Arme boeren krijgen gratis grond voor verbouw van soja.
2 Grote ondernemingen kappen bos voor verkoop van hardhout.
c Bij zwerflandbouw kreeg het bos de tijd om zich te herstellen.
7 a motorzaag
b Overal staan nog boomstronken.
8 a Vroeger leefden ze van de jacht, nu leven ze van toerisme.
b 1 De kap van bomen is gestopt.
2 Het dierenleven gaat weer vooruit.
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
5 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
9 a
W4
b Laag / gemiddeld / hoog.
c In het dichte tropisch bos kunnen weinig mensen leven.
10 In het tropisch regenwoud is het vochtig en warm.
In een heterogeen bos groeien veel verschillende soorten bomen en planten.
In de tropen is het altijd warm.
Indianen in het tropisch regenwoud doen aan zwerflandbouw.
Belangrijke landbouwproducten uit het tropisch regenwoud zijn hout, soja en vlees.
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
6 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
11
W5 uittreksel basisboek
B33 Breedteligging en temperatuur
► Zon: warmtestralen naar de aarde.
● De breedteligging heeft gevolgen voor:
temperatuur
Hoge breedte: koud; Lage breedte: warm
Oorzaak verschillen: hoogte van de zon.
■ Poolstreken: schuine zonnestralen → lage zon,
groot oppervlak, minder warmte.
■ Tropen: loodrechte zonnestralen → hoge zon, klein
oppervlak, meer warmte.
■ Rechte stralen: korte weg door dampkring.
B40 Ontstaan van neerslag
► Neerslag ontstaat door opstijgende lucht.
Stijgende lucht koelt af en kan minder water bevatten.
Het gaat dus regenen, sneeuwen of hagelen.
B42 Natte tropen, droge woestijnen (eerste stukje)
► Bij de evenaar stijgt de lucht door opwarming van
het aardoppervlak. → stijgingsregen
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
7 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
§ 2 Leven in een droog gebied
1 a t/m c
W6
d tussen 20º en 40º NB en ZB
2 a
W7 Bevolkingsdichtheid droge gebieden vergeleken met WestEuropa
Gebied
Sahara
Gobi
Kalahari
Grote Victoria Woestijn
Nefud Woestijn
West-Europa
Bevolkingsdichtheid (aantal
inw/km2)
minder dan 1
minder dan 1
minder dan 1
minder dan 1
minder dan 1
100 of meer
b Deze zijn dunbevolkt.
c West-Europa heeft een veel beter klimaat om te wonen.
3 a 1
2
b 1
2
lange wortels
Planten staan ver uit elkaar.
bronoase
rivieroase
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
8 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
4 a
W8
b daalt
20
wolken
schijnt de zon
droog
5 a Mensen zonder vaste woonplaats.
b veeteelt
c
W9 Producten uit de droge
gebieden
Producten Nomaden
vlees
x
tarwe
wollen tapijten x
dadels
leer
x
melk
x
maïs
rijst
bonen
d Ze ruilen hun producten met die van oasebewoners.
6 a Als er te veel vee is op te weinig grond.
b de bevolkingsgroei
c De bodem waait weg → verwoestijning.
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
9 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
7 a Het kost dan geen oasegrond.
b kunstmatige bevloeiing
c 1 via gegraven slootjes
2 via buisleidingen en pompen
d/e
W10
8 a De regering wil dat alle nomaden een vaste woonplaats zoeken.
b Om overbeweiding tegen te gaan.
c Het liefst zou hij nomade blijven, dus hij is het er niet mee eens.
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
10 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
9 a aride
b/c
W11 Droge gebieden op aarde
Kolom 1
Kolom 2
Kolom 3
Kolom 4
Gebied
Werelddeel
Belangrijk land
A
Grote Bekken
Noord-Amerika
Verenigde Staten
B
Atacama
Zuid-Amerika
Chili
C
Gibson Woestijn
Australië
Australië
D
Karakum
Azië
Turkmenistan
E
Patagonië
Zuid-Amerika
Argentinië
F
Sahel
Afrika
Mali
G
Thar
Azië
India
H
Hongersteppe
Azië
Kazachstan
I
Ogaden
Afrika
Ethiopië
J
Grote Erg
Afrika
Algerije
K
Woestijn Lut
Azië
Iran
L
Rubal Khali
Azië
Saudi-Arabië
d
W12
e 1 Europa
2 Antarctica
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
11 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
10 A – VIII
B – IV
C–X
D – VII
E – II
F – VI
G – IX
H–I
I–V
J – III
11
W13 Uittreksel basisboek
B76 (Woestijn)steppe
► In woestijnsteppe groeien doornige struiken en
grassen met lange wortels, graspollen ver uit elkaar.
Te weinig neerslag voor boomgroei.
B77 Woestijn
► In woestijn groeit niets.
Oorzaak: te weinig neerslag
Soorten woestijnen: zand, grind en rotsen
■ Oase is een plaats in de woestijn waar water is.
Twee soorten: 1 bronoase, 2 rivieroase
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
12 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
§ 3 De woestijn rond Las Vegas
1 a
b
2
3
4
I
II
III
A
c
172-173
1 San Francisco
Los Angeles
Las Vegas
Phoenix
Rocky Mountains
Sierra Nevada
Cascaden
Colorado
Grote Bekken
2 a
b
c
d
west
0
10
Vanwege het zonnige klimaat.
3 a 1 droog
2 ’s Winters niet koud
3 veel zonneschijn
b Ze blijven binnen omdat het buiten (te) warm is.
4 a 10
b Spaceshuttles landen in gebieden met een wolkenloze hemel.
c De figuren 10 en 12 gaan over dure gebouwen en technieken in rijke landen.
5 a 1 grondwater oppompen
2 aanvoer uit rivier Colorado
b eens
c Antwoord verschilt per leerling.
d 1 geen auto’s wassen
2 geen golfterreinen besproeien
3 waterbesparende apparaten in huishouden
6 a De windkant van een gebergte.
b Dan daalt de lucht en warmt op.
7 a Het gebied ligt laag en er groeit helemaal niets.
b Sierra Nevada
c west
8 a Daar valt veel neerslag.
b Californië
9 a
b
c
d
2000 mm of meer
10º-15º C
1-10 en minder dan 1
veel
laag
laag
10 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Nevada
40
20
toerisme ruimtevaart
lijzijde
Colorado
landbouw
stuwdammen
groeien
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
13 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
11
W15 Uittreksel basisboek
B40 Ontstaan van neerslag
►Neerslag ontstaat als lucht stijgt
Koude lucht kan minder water bevatten.
● Dalende lucht wordt warmer.
Wolken lossen op. Het is droog.
B41 Neerslag in gebergte
► Gebergte: aan loefzijde is het nat, want de lucht
stijgt op.
Regen aan loefzijde heet stuwingsregen.
■ Gebied achter het gebergte ligt aan de lijzijde.
Andere naam voor lijzijde: regenschaduw
De Geo, aardrijkskunde voor de onderbouw van th - Docentenhandleiding 1 TH
14 © ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen, 2008
Download