IE nr. : 620 FORFAIT 2016 – REGULARISATIE 3de LUIK

advertisement
26 februari 2016
IE nr. : 620
FORFAIT 2016 – REGULARISATIE 3de LUIK 2016
Het RIZIV stuurde vorige week de facturatietoestemmingen 2016 aan alle voorzieningen. Merk op dat
de forfaits van Brusselse, Waalse en Duitse instellingen werden berekend op basis van de
reglementering van voor de staatshervorming. De Vlaamse voorzieningen ondergaan een lichte
lineaire vermindering. Deze is ingegeven door de Vlaamse regering.
Dit is het logisch gevolg van de zesde staatshervorming: het verschil tussen de financieringsregels van
de verschillende federale entiteiten zijn het resultaat.
Het 3de luik bleef federaal en bijgevolg past het RIZIV, op basis van artikel 4 in geval van overschrijding
van het plafond VTE, een correctie toe. Het plafond ligt op 25.278 VTE.
Het RIZIV kondigde aan dat dat cijfer werd overschreden. Dat leidt tot een coëfficiënt van 0,9993 op
de landelijke tussenkomsten 3de luik.
De oorzaak van overschrijding ligt ontegensprekelijk in Vlaanderen dat door het toekennen van
bijkomende voorafgaande vergunningen en nieuwe voorzieningen, de engagementen verbrak ten
aanzien van de federale overheid en de andere gemeenschappen.
Op initiatief van de Franstalige collega’s FEMARBEL, hebben de Brusselse en Waalse federaties de
bevoegde ministers aangeschreven en gevraagd om het plafond af te schaffen. Naast de ongelijkheid
die de regio’s in het centrum en het zuiden ondergaan ten gevolge van het onverantwoord beleid in
het noorden van dit land, gaat het behoud van een plafond in tegen de geest en het woord van de
zesde staatshervorming.
Hieronder de brief die aan de ministers GGC en Waalse Gewest (de heren Vanhengel en Gosuin) werd
gestuurd:
‘Koninklijk besluit van 17 augustus 2007 – problematiek van het derde luik – wijziging van het
koninklijk besluit
Sinds 1 juli 2014 zijn de deelstaten bevoegd op het gebied van ouderenbeleid, onder andere wat betreft
de financiering van de sociale akkoorden. Ze dragen dus de budgettaire eindverantwoordelijkheid voor
het beleid dat ze autonoom voeren.
Slechts één van de vele wettelijke bepalingen die door de zesde staatshervorming overgedragen zijn
vormt een uitzondering op dit principe. Dit is een onregelmatigheid waaraan een einde dient te worden
gesteld.
Het koninklijk besluit van 17 augustus 2015 (3de luik) bepaalt inderdaad een op federaal niveau
uitgedrukt plafond voor de tegemoetkoming. Artikel 4, §2, laatste alinea voorziet de beperking van de
tegemoetkoming voor de financiering van de sociale akkoorden tot maximaal 25.278 VTE.
Paragraaf 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat, in geval van overschrijding van het in paragraaf 2
vastgestelde aantal, een lineaire vermindering van de tegemoetkoming aan de instellingen
automatisch wordt toegepast.
Het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 in zijn huidige vorm houdt geen rekening met de nieuwe
institutionele realiteit van de sector. Bovendien maakt het mogelijk dat bepaalde deelstaten de
gevolgen ondervinden van het beleid dat in een ander deelstaat gevoerd wordt.
Deze situatie is onaanvaardbaar, en dit des te meer omdat ze recht tegen de wil van de wetgever
ingaat.
Op basis van de referentieperiode 2013-2014 kon de toepassing van een lineaire vermindering maar
nauwelijks voorkomen worden (19 VTE). Wij zijn er echter van overtuigd dat de grens vroeg of laat
overschreden zal worden en we vinden onaanvaardbaar dat overschrijdingen die in één van de
deelstaten plaatsvinden gevolgen hebben voor de andere deelstaten.
1°) voornaamste factor voor de overschrijding van het federale plafond: evolutie van het aantal bedden
Vlaamse Gemeenschap
Toen de Vlaamse regering te maken kreeg met de post-defederalisering budgettaire gevolgen van zijn
schendingen van de verbintenissen genomen in de protocollen die afgesloten zijn met de federale staat
en de andere deelstaten, heeft het een reeks besluiten uitgevaardigd (20 december 2013, 24 april, 18
september en 13 november 2015).
Krachtens deze besluiten heeft de Vlaamse regering de erkenning en dus de effectieve opening
toegestaan van 8.413 bedden tussen 2015 en 2017, terwijl de opening van 3.997 extra bedden tot 2018
en 2019 uitgesteld wordt. De overige bedden die in de Vlaamse programmatie opgenomen moeten
worden (6.103 bedden) kunnen voorlopig niet ingeschreven worden in de erkenningskalender. Hieraan
dient toegevoegd te worden dat alle voorafgaande vergunningen van rechtswege verlengd worden tot
31 december 2020.
2°) gevolgen voor het 3de luik
Het staat vast dat 8.413 bedden erkend zullen worden tussen 2015 en 2017. Hiervan zijn 2.366 in 2015
erkend en zullen 3.248 in 2016 erkend worden.
Volgens het algemene bestand van het RIZIV voor de referentieperiode 2013-2014 (tegemoetkomingen
kalenderjaar 2015), worden voor de Vlaamse Gemeenschap de VTE 3de luik als volgt verdeeld op basis
van 74.367 erkende bedden:
VG
 
 
VTE
A1
749,375
74.367
0,010
A2
748,977
74.367
0,010
AS
4648,793
74.367
0,063
ergo, kiné/logo
376,058
74.367
0,005
rea
136,893
74.367
0,002
log privé
9066,598
50.104
0,181
log openbaar
10193,746
38.613
0,264
bedden
vte/bed
Nota bene: het logistiek personeel van de publieke sector komt niet in aanmerking in de berekening
van he plafond derde luik.
Enkel op basis van deze elementen staat vast dat het plafond 3de luik overschreden zal worden. Het is
opmerkelijk dat de door het RIZIV meegedeelde gegevens op het gebied van uitgaven 2015 geen
aanwijzing bevatten van een in euro uitgedrukt risico van budgettaire overschrijding. Het is dus
mogelijk dat de instellingen die onder de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Duitstalige
Gemeenschap en Wallonië ressorteren verminderingen in de financiering zullen ondervinden die toe te
schrijven zijn aan het beleid van een ander deelstaat, terwijl hun eigen begrotingsdoelstelling bereikt
is.
Aan de hand van de coëfficiënten personeel per bed, kunnen we het volgende ramen:
- de gecreëerde arbeidsplaatsen in Vlaanderen dankzij de nieuwe bedden,
- de lineaire vermindering die Wallonië, Brussel en de DG zal treffen,
- het gemiddelde verlies per bed en per instelling.
 
VTE
Bedden
vte/bed
A1
749,375
74.367
0,01
A2
748,977
74.367
0,01
AS
4648,793
74.367
0,063
ergo, kiné/logo
376,058
74.367
0,005
rea
136,893
74.367
0,002
log privé
9066,598
50.104
0,181
 
0,271
Totaal
 
8413
door Vlaanderen geopende bedden
 
2280
extra VTE voor deze bedden
(8413*0,271)
25278
huidig plafond
 
9%
overschrijding
(2280-19)/25278
 
Bedden 12 2015
Verlies per bed
Verlies 90 bedden
Wallonië
   48.658,00
                       198,50
              17.864,99
GGC
   15.017,00
                      185,76
              16.718,22
DG
        751,00
                       287,03
              25.832,28
3de luik
Technische raming
9%
Wallonië
107.987.000,00
9.658.608
GGC
31.188.000,00
2.789.527
DG
2.410.000,00
215.556
3°) verzoek tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007
a) In hoofdorde: opheffing in alle deelstaten van het begrip « plafond »
Wij zijn van mening dat het gebruik van een plafond in voltijds equivalenten personeel om de
begrotingsuitgaven te controleren inadequaat en onnatuurlijk is. Net als voor de andere rubrieken van
de “ex-RIZIV” materies, dient het plafond te worden vervangen door een begroting.
Dit is in het belang van alle deelstaten zonder uitzondering, die zodoende het beoogde beleid zullen
voeren zonder negatieve interacties met hun buren te moeten doorstaan.
De bepalingen van artikel 4, § 2 betreffende afrekeningen bepaald door referentieperiodes na de
periode van 1 juli 2013 tot 30 juni 2014 dienen opgeheven te worden. Dezelfde opheffing moet
dienovereenkomstig worden toegepast voor de bepalingen van artikel 4, § 3.
Wij kennen de bepalingen van artikel 24 van het protocol van 1 juli 2014 tot vaststelling van de
procedures bij aanpassing van de regelgeving tijdens de overgangsperiode.
In ieder geval is het niet de eerste keer dat een overgedragen regelgeving gewijzigd wordt en er kan
dus niet tegengeworpen worden dat het onmogelijk is.
Een besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 2015 heeft inderdaad artikel 36 van het ministerieel
besluit van 6 november 2003 gewijzigd door twee lineaire verminderingen van de forfaits 2015 enkel
voor de Vlaamse instellingen op te leggen, wat het RIZIV ertoe heeft gedwongen hen drie
toestemmingen tot facturatie te verstrekken tijdens het jaar 2015.
De Vlaamse regering nogmaals besliste in het kader van de begroting 2016 het animatiepersoneel te
subsidiëren via een mechanisme waarbij de diensten van het RIZIV tussenkomen. Er is bovendien
principieel beslist een gelijkaardig mechanisme in te voeren voor de subsidiëring van
infrastructuurprojecten in 2017.
Op basis van louter feitelijke gegevens en zonder te willen vitten is het merkwaardig dat de Vlaamse
regering besloten heeft in 2016 extra middelen vrij te maken voor nieuwe initiatieven of de middelen
te verhogen, en dit ten belope van meer dan 60 miljoen euro. Het zou ongepast zijn dat een aandeel
van deze beslissingen, hoe gering ook, gefinancierd wordt door een vermindering van de middelen die
aan de instellingen van de andere deelstaten worden toegekend.
b) In ondergeschikte orde: besluit tot neutralisering van de toepassing van artikel 4, § 3
Indien een algemene oplossing jammer genoeg niet zou kunnen geboden worden zou het voor bepaalde
deelstaten mogelijk moeten zijn een besluit uit te vaardigen waardoor de betwiste bepalingen zonder
meer opgeheven worden binnen hun bevoegdheidssfeer. Bij ontstentenis zullen we enkel kunnen
vaststellen dat onrechtvaardige en politiek onverdedigbare maatregelen toegepast dreigen te
worden.
Vincent Fredericq, Secretaris Generaal
Download