Handleiding blok 3 week 1

advertisement
1
Basisstof
getallenstructuur t/m 60
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen tellen/doortellen
t/m 60;
• kunnen de getallen in het
60-veld schrijven;
• kunnen werken met de
begrippen 2 en 5 meer en
2 en 5 minder tot aan 60;
• kunnen de getallen
ordenen van klein naar
groot.
Materialen
Klassikaal:
• getallenlijn t/m 60
• 60-veld
• pen
Per kind:
• leerwerkboek 4b, blz. 2-4
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat de getallenlijn t/m 40
centraal
Getallen
Herhalen
1
Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn
De kinderen vullen de getallen in op de getallenlijn. Laat eerst de
bovenste helft invullen en controleer klassikaal of de kinderen de
getallen op de juiste plek hebben geschreven. Vervolgens maken
de kinderen de tweede rij.
Klassikale instructie
• Oefenen met getallen op het 60-veld.
Tel met de kinderen van 31 tot 60. Wijs daarbij de getallen op het
60-veld aan.
Noem een getal en laat de kinderen het getal herhalen.
Wijs het getal aan of laat het aanwijzen op het 60-veld.
Haal vervolgens de getallen in het 60-veld weg.
Wijs een hokje aan.
Welk getal hoort hier?
Herhaal deze werkwijze. Eerst met getallen die dicht bij elkaar
liggen, vervolgens met getallen die verder van elkaar af liggen.
Tel met de even en oneven getallen van 31 tot en met 60.
• Tellen op de kralenketting.
We gaan na elke vijfde kraal een streepje zetten.
Tel maar mee.
Breng zo de 5-structuur aan op de kralenketting.
Tel samen met rangtelwoorden tot 10: eerste, tweede, derde,
enzovoort. Wijs hierbij steeds de betreffende kraal aan.
Tel zo verder met de rangtelwoorden van 11 tot en met 20.
Tel met de 5-structuur: 5e, 10e, 15e, enzovoort.
Wijs een kraal op de ketting, dicht in de buurt van de 5- en
10-tallen
De hoeveelste kraal is dit?
Oefen zo nog verder met tellen van rangtelwoorden, ook met
getallen die verder van de 5- en 10-tallen afliggen.
2
3
Doel: getallen invullen op het 60-veld
De kinderen schrijven de getallen t/m 60 in het 60-veld.
Doel: 5-structuur aangeven
De kinderen geven op de kralenketting de 5- en 10-tallen aan.
Deze opdracht is een voorbereiding op de volgende les, waarin
de tafel van 5 wordt aangeboden.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van onderstaande instructies:
• Oefen het op volgorde van klein naar groot zetten van getallen met
kaartjes van de getallenlijn. Neem lukraak een vijftal getallen van
de getallenlijn weg, deel ze uit en laat de kinderen op volgorde van
laag naar hoog gaan staan.
• U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som
samen maken.
102
Blok 3 • Week 1
1
Getallen
/1
Streep elk getal door en zet het op de goede plaats.
32
36
4
5
6
7
Doel: rekenen met de begrippen 2 minder en meer
De kinderen rekenen met de begrippen 2 meer en 2
minder. Wijs de kinderen op de hond: die biedt hulp.
2
6
34
14
30
40
4
6
8
10
12
14
16
18
20
20
22
24
26
28
30
32
34
36
38
40
Vul aan: van 1 tot 60.
2
3
5
4
6
8
7
9
12 13 14 15 16 17 18 19
21
22
26 27 28 29
30
31
32 33 34 35 36 37 38 39
40
41
42 43 44 45 46 47 48 49
50
51
52 53 54 55 56 57 58 59
60
23 24
25
In het 60-veld
schrijven we de
getallen van
1 tot en met 60.
10
11
20
Vul de goede getallen in.
20
25
5
50
45
30
10
35
15
2
40
Doel: rekenen met de begrippen 5 minder en 5 meer (T)
De kinderen rekenen met de begrippen 2 meer en 2
minder.
4
Vul in: 2 minder en 2 meer.
Doel: getallenrijen afmaken (N)
De kinderen ontdekken het patroon in de getallenrijen.
Vervolgens maken ze zelf een som in de getallenrij.
Tip: laat de kinderen eerst zelf uitzoeken hoe ze de rij af
moeten maken. Lukt dit niet, geef dan de aanwijzing dat ze
de getallen bij elkaar op moeten tellen om het volgende
getal te krijgen.
Tip: laat de kinderen elkaars zelfbedachte sommen maken.
Speltip
Weet je het niet?
Kijk dan naar het
60-veld van opdracht 2.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 2
2 minder
8
18
26
8
22
2
1
3
38
2
12
16
0
Doel: getallen op een getallentrap plaatsen
De kinderen vullen de getallentrappen aan. Ze maken
steeds stappen van één omhoog of omlaag.
Doel: getallen in volgorde zetten
De kinderen plaatsen de getallen in de volgorde van klein
naar groot.
Tip: vraag de kinderen of ze een patroon ontdekken in de
rijen (3, 4 en 5 sprongen).
24
4
28
5
2 meer
2 minder
2 meer
2 minder
51
53
55
34
36
38
43
45
47
26
28
30
40
42
44
35
37
39
18
20
22
56
58
60
17
19
21
46
48
50
53
55
57
9
11
13
Vul in. Steeds één stap erbij of eraf.
60
51
58
57
48
56
42
41
28
40
Zet in de goede volgorde.
Van klein naar groot.
Leg uit dat er sprongen van twee moeten worden gemaakt.
Neem een pen in uw hand en zeg: ‘Nul.’ Geef de pen door aan
een kind. Deze zegt: ‘Twee’ en geeft de pen door. De pen
‘reist’ door de klas. Stop de activiteit als de twintig is bereikt.
Laat de pen nu terugreizen met sprongen van twee. De pen
mag alleen worden doorgegeven aan een kind dat nog niet is
geweest. Herhaal de opdracht met sprongen van 3 (t/m 30) en
4 (t/m 40).
/
7
30
29
44
43
31
50
49
2 meer
32
52
59
6
01-03-10 15:39
15
6
3
12
9
21
30
24
27
18
3
6
9
12
15
18
21
24
27
30
16
8
4
40
32
20
36
24
12
28
4
8
12
16
20
24
28
32
36
40
25
10
15
45
30
5
20
35
50
40
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Vul in: 5 minder en 5 meer.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 3
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
• Help kinderen die moeite hebben met het tempo van de
lessen getallen door een deel van de opdrachten samen te
maken.
• Bij de opdracht met meer en minder kunnen de kinderen
eventueel gebruikmaken van de klassikale getallenlijn.
Behandel een paar sommen samen:
Bij welk getal moet je beginnen? Wat is 2 minder? Tel maar
terug op de getallenlijn.
Ga terug naar het begingetal. Wat is 2 meer? Tel verder op
de getallenlijn.
5 minder
/
8
3
01-03-10 15:39
5 meer
5 minder
5 meer
5
10
15
10
15
20
15
20
25
20
25
30
25
30
35
30
35
40
35
40
45
40
45
50
Maak de rijen af.
Bedenk eerst wat de som is.
Maak dan de rijen af.
2
2
4
6
10
1
1
2
3
5
8
13
21
2
1
3
4
7
11
18
29
5
2
7
9
16
25
41
66
Kies nu zelf de getallen.
Ga zo ver als je kunt.
4
103
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
bv
b
2
Basisstof
tafel van 5
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen de tafel van 5
toepassen;
• kunnen groepjes maken
met de tafel van 5;
• tafelsommen van de tafel
van 2, 3 en 4 maken.
Materialen
Klassikaal
• 50-veld
Per kind:
• leerwerkboek 4b, blz. 5-7
• MAB-materiaal
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat de getallenlijn t/m 40
centraal
Tafels
Herhalen
1
2
Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn
De kinderen trekken lijnen tussen de getallen en de juiste plek op
de getallenlijn t/m 60.
Doel: tafels automatiseren
De kinderen maken tafelsommen van de tafels van 1 tot en met 4.
Klassikale instructie
Nieuw
Bij het aanbieden van de tafels van vermenigvuldiging volgt
Reken zeker de volgende werkwijze:
Stap 1: tafel verwoorden met concrete voorstelling.
Stap 2: aan de hand van de voorstelling de tafel kunnen verwoorden.
Stap 3: de tafel opzeggen (oefenen en automatiseren).
Vandaag ga je de tafel van 5 leren.
• Bekijk samen de tekening op bladzijde 5.
Wie kan de dobbelstenen gemakkelijk tellen?
• Een keersom is hetzelfde als herhaald optellen.
Laat dat zien aan de hand van de tekening van de dobbelstenen.
Koppel er steeds een optelsom aan vast.
Op een dobbelsteen staat een groepje met 5 stippen.
Op twee dobbelstenen staan twee groepjes met 5 stippen =
5 stippen + 5 stippen = 10 stippen.
Op drie dobbelstenen staan drie groepjes met 5 stippen =
5 stippen + 5 stippen + 5 stippen = 15 stippen, enzovoort.
• Het tekenen van groepjes dobbelstenen is erg veel werk. Wie kan
vertellen hoe je deze sommen ook op kunt schrijven?
1×5=5
Welke keersommen passen bij de dobbelstenen in het leerwerkboek?
Noteer de sommen steeds op het bord, totdat de hele tafel van 5
is behandeld.
Lees samen de hele tafel van 5 hardop.
• Oefen met de tafel van 5 in het 50-veld.
• Waar komt de 5 te staan? En waar de 10, enzovoort?
3
4
Doel: tafel van 5 oefenen
De kinderen oefenen het herhaald optellen met de tafel van 5.
Doel: groepjes van 5 maken
De kinderen maken tafelsommen aan de hand van groepjes van
5. De keersom schrijven ze op.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een of meer
sommen met de kinderen door.
104
Blok 3 • Week 1
5
2
De tafel van 5
/1
Maak de kaartjes vast aan de getallenlijn.
0
5
6
7
8
9
60
15
Doel: tafel van 5 oefenen
De kinderen maken sommen van de tafel van 5.
Tip: leg nog een keer uit dat als er een 0 in een tafelsom
staat, de uitkomst altijd 0 is.
Doel: tafel van 5 oefenen
De kinderen kleuren de sterren, waarvan het antwoord bij
de tafel van 5 hoort.
/2
3
10
5
45
20
40
4×3=
12
4×2=
8
8×4=
32
5×3=
15
6×2=
12
4×4=
16
6×3=
18
5×4=
20
2×3=
6
3×3=
9
5×2=
10
5×1=
5
Vul in. Hoeveel groepjes van 5 zijn het?
Hoeveel stippen zijn het samen?
De lange som: 5 + 5 + 5 + 5 + 5 + 5 + 5 = 35
De korte som: 7 × 5 = 35
Doel: groepjes van 5 maken (T)
De kinderen maken groepjes van 5.
4
5
6
=
2
×5
=
5
×5
=
3
×5
=
6
×5
=
2
×5
=
1
×5
=
9
×5
01-03-10 15:39
Vijf groepjes van vijf is vijf keer vijf!
5 groepjes van 5 =
5
×
5
=
25
4 groepjes van 5 =
4
×
5
=
20
7 groepjes van 5 =
7
×
5
=
35
2 groepjes van 5 =
2
×
5
=
10
8 groepjes van 5 =
8
×
5
=
40
1 groepje van 5 =
1
×
5
=
5
Reken uit.
2×5=
10
3×5=
15
0×5=
0
10 × 5 =
50
4×5=
20
6×5=
30
7×5=
35
9×5=
45
1×5=
5
5×5=
25
8×5=
40
11 × 5 =
55
Kleur de sterren geel die bij de tafel van 5 horen.
5
40
23
16
12
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
• Leg de werkwijze van het uitrekenen van de sommen wat
vaker uit met behulp van MAB-materiaal.
Laat de kinderen steeds verwoorden wat ze doen.
Stap 1: leg 2 groepjes van 5.
Welke som hoort daarbij? Enzovoort
Stap 2: ik heb 2 groepjes van 5.
Welke som past daarbij? Enzovoort.
• Bij de tafel van 5 kunnen de kinderen ook gebruikmaken van
hun handen. Oefen daarmee. Eén hand is vijf, twee handen
zijn tien. Zo kun je met 3 kinderen al tot 30 gaan. En met 5
kinderen kan zo de hele tafel zichtbaar worden gemaakt.
5
Reken uit.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 5
Speltip
Laat de kinderen groepjes van vijf vormen. De kinderen gaan
rond een tafel zitten en nemen een potlood in hun hand. Het
eerste kind zegt: ‘Vijf.’ De volgende tikt op tafel met zijn
potlood en zegt: ‘Tien.’ Werk met de klok mee en laat op deze
manier de hele tafel van vijf opzeggen. Laat de kinderen ook
van plaats wisselen.
35
Reken uit.
Doel: tafel van 5 oefenen
De kinderen schrijven antwoorden van de tafel van 5 in het
50-veld.
Doel: som uit een context halen (N)
In deze opdracht wordt gebruiktgemaakt van de
5-structuur bij handen/vingers en voeten/tenen. De
kinderen tellen tenen/vingers en voeten en handen.
25
30
15
45
6
30
10
27
25
42
33
24
35
31
50
48
7
/
9
19
6
Schrijf de getallen van de tafel van 5 in het 50-veld.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 6
/
8
20
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
01-03-10 15:39
Maak groepjes van 5.
15 =
3
×5
5=
1
×5
45 =
25 =
5
×5
30 =
6
×5
50 =
9
10 =
2
×5
40 =
8
×5
0=
0
×5
20 =
4
×5
35 =
7
×5
25 =
5
×5
×5
10 × 5
Vul in.
Hoeveel kinderen zitten bij jou in het groepje?
kinderen
Hoeveel handen hebben jullie samen?
×
=
Hoeveel vingers zijn dat?
×
=
Hoeveel kinderen zitten er in je klas?
kinderen
Hoeveel voeten hebben die kinderen samen?
×
=
Hoeveel tenen zijn dat?
×
=
7
Er zijn meer goede antwoorden mogelijk.
105
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
bv
b
3
Basisstof
optellen over het tiental
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen optellen met
getallen van 0 t/m 60, over
het tiental.
Materialen
Klassikaal:
• 40-veld/100-veld
Per kind:
• leerwerkboek 4b, blz. 8-10
• MAB-materiaal
• 100-veld
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat de getallenlijn t/m 40
centraal
Optellen
Herhalen
1
Doel: optellen
De kinderen maken optelsommen tot het volgende tiental.
Klassikale instructie
Nieuw
In deze les maken we de sprong over het tiental bij de
optellingen tot en met 60
De werkwijze die wordt gehanteerd bevat de volgende stappen:
Stap 1: voordoen met materiaal op het bord met de juiste
verwoording.
Stap 2: voordoen met materiaal op het bord, de kinderen verwoorden
de handelingen.
Stap 3: zelf sommen leggen en verwoorden.
Stap 4: uitrekenen zonder materiaal. Het leggen van de som wordt
vervangen door het noteren van de tussenstap.
Introduceer het optellen over het tiental heen aan de hand van
bovenstaande stappen. Gebruik hierbij alleen sommen van het type
T + E.
6+5=
7+6=
5+7=
6+8=
18 + 4 =
17 + 6 =
16 + 7 =
18 + 4 =
27 + 6 = … + … =
23 + 8 = … + … =
36 + 5 = … + … =
28 + 5 = … + … =
Leg de eerst rij met sommen met stap 1 en 2.
Hoeveel blokjes moeten erbij om het tiental vol te maken?
Hoeveel blokjes moeten er dan nog bij?
Hoeveel is het samen?
Behandel de tweede rij sommen met stap 3.
Behandel de derde rij sommen met stap 4.
2
K
la
re
ta
al
3
We zeggen de getallen van
13 t/m 100 eigenlijk anders
dan we ze opschrijven. We
zeggen tweeënvijftig en we
schrijven ‘vijftigtwee’. Veel
kinderen gaan op de klank
af en draaien de cijfers om.
106
Blok 3 • Week 1
Doel: optellen
De kinderen maken optelsommen tot en over het tiental. Bij het
optellen over het tiental gebruiken ze een tussenstap. De
kinderen mogen MAB-materiaal gebruiken.
Doel: optellen
De kinderen rekenen over het tiental met tussenstap.
Tip: doe het eerste rijtje samen. Laat de kinderen steeds een
streepje zetten onder de twee eenheden die opgeteld een tiental
vormen.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van onderstaande instructies:
• Leg de werking van het rekenwiel uit. De getallen in de buitenste
ring moeten bij elkaar opgeteld 20 zijn.
• U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som
samen maken.
3
Optellen
/1
4
5
6
7
8
Doel: optellen
De kinderen maken optelsommen over het tiental met
tussenstap. Deze sommen kunnen de kinderen met of
zonder materiaal maken.
Tip: doe het eerste rijtje samen. Laat de kinderen steeds
een streepje zetten onder de twee eenheden die opgeteld
samen een tiental vormen.
Doel: aanvullen tot gewenste aantal
De kinderen rekenen uit wat ze nodig hebben om de
uitkomst 20 te krijgen.
Doel: som uit een context halen
De kinderen moeten uit een tekst een opstelsom halen.
Werkwijze:
• Bekijk de tekening. Vraag de kinderen wat ze op de
tekening zien. Kunnen ze al bedenken met welke
getallen ze gaan rekenen?
• Lees de som door.
• Vraag de kinderen met welke getallen ze moeten
rekenen. Gaan ze optellen of aftrekken? Welke som
kunnen ze maken?
2
Tel op.
12 + 8 =
20
34 + 6 =
40
16 + 4 =
20
31 + 9 =
40
22 + 8 =
30
25 + 5 =
30
17 + 3 =
20
28 + 2 =
30
32 + 8 =
40
34 + 6 =
40
11 + 9 =
20
21 + 9 =
30
Reken uit.
28 + 3 = 31
28
3
3
4
25 + 5 =
30
7 + 4 = 10 +
1
=
11
16 + 4 =
20
8 + 3 = 10 +
1
=
11
31 + 9 =
40
9 + 2 = 10 +
1
=
11
2 + 28 =
30
9 + 7 = 10 +
6
=
16
7 + 13 =
20
8 + 5 = 10 +
3
=
13
6 + 24 =
30
8 + 7 = 10 +
5
=
15
Reken uit.
26 + 4 + 3 =
33
18 + 5 = 20 +
3
=
23
29 + 1 + 5 =
35
19 + 4 = 20 +
3
=
23
27 + 3 + 9 =
39
28 + 4 = 30 +
2
=
32
24 + 6 + 4 =
34
27 + 4 = 30 +
1
=
31
Reken uit.
Maak weer eerstt
het tiental vol.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 8
5
36 + 4 + 1 =
41
38 + 4 = 40 +
2
=
42
37 + 3 + 3 =
43
39 + 2 = 40 +
1
=
41
38 + 2 + 2 =
42
46 + 5 = 50 +
1
=
51
45 + 5 + 5 =
55
49 + 4 = 50 +
3
=
53
2
6
01-03-10 15:39
Maak het rekenwiel af.
Vul steeds aan tot 20.
14
Doel: optellen (T)
De kinderen maken optelsommen over het tiental.
8
20
12
5
4
20
10
3
5
20
14
5
5
20
16
1
2
20
13
2
3
20
4
Zoek de som.
Nordin heeft al 35 sommen gemaakt.
Hij moet er nog 6.
Hoeveel sommen heeft Nordin gemaakt als hij klaar is?
Doel: som uit een context halen (N)
De kinderen moeten de poten en benen optellen van de
dieren van Niels. Bespreek de opdracht na.
De som is:
35 + 6
=
41 sommen.
Speltip
Laat de kinderen groepjes van drie vormen. Samen moeten ze
proberen om 20 te vormen. Het eerste kind zegt bijvoorbeeld
12, het tweede kind zegt 3 en het derde kind maakt telkens de
20 vol, door in dit geval 5 te zeggen. De kinderen rekenen
telkens samen na of de optelling juist is.
9
/
7
Reken uit.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 9
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
• Oefen het leggen van optelsommen met de kinderen samen
bij opdracht 2.
Welke som moet je leggen?
Wat is het eerste getal? Leg het met blokjes.
Wat moet je daarbij optellen? Leg dat met blokjes.
Vul aan tot het tiental. Wat moet er nog bij?
Wat is de uitkomst?
/
8
01-03-10 15:39
16 + 5 =
21
37 + 4 =
41
34 + 8 =
42
18 + 6 =
24
38 + 5 =
43
23 + 8 =
31
28 + 5 =
33
47 + 5 =
52
42 + 9 =
51
27 + 4 =
31
49 + 8 =
57
15 + 7 =
22
Los het raadsel op.
Niels heeft 1 paard, 2 katten, 1 hond, 2 kippen en 1 haan.
Hoeveel benen en poten hebben de dieren samen?
De som is:
4 + 8 + 4 + 4 + 2 = 22
10
107
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
bv
b
4
Basisstof
aftrekken t/m 60 over het
tiental
Aftrekken
Herhalen
1
Lesdoelen
De kinderen:
• kunnen werken met de
begrippen 3 minder en 3
meer;
• kunnen aftrekken met
getallen tussen de 20 en
60 over het tiental, met en
zonder tussenstap.
Materialen
Klassikaal:
Per kind:
• leerwerkboek 4b,
blz. 11-13
• MAB-materiaal.
ICT-componenten
2
Doel: optellen
De kinderen maken optelsommen over het tiental.
Tip: laat kinderen die het nog nodig hebben met blokjes werken.
Doel: rekenen met de begrippen 3 minder of meer
De kinderen rekenen met de getallen 3 minder en 3 meer.
Klassikale instructie
Bespreek de antwoorden van opdracht 1 en 2.
Nieuw
In deze les leren de kinderen aftrekken met de sprong over het tiental
tot en met 60.
De werkwijze die wordt gehanteerd bevat de volgende stappen:
Stap 1: voordoen met materiaal op het bord met de juiste
verwoording.
Stap 2: voordoen met materiaal op het bord, de kinderen verwoorden
de handelingen.
Stap 3: zelf sommen leggen en verwoorden.
Stap 4: uitrekenen zonder materiaal. Het leggen van de som wordt
vervang door het noteren van de tussenstap.
Gebruik hierbij alleen sommen van het type T – E.
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat de getallenlijn t/m 40
centraal
20 – 6 =
30 – 7 =
50 – 3 =
20 – 5 =
14 – 6 = … – … =
12 – 3 = … – … =
11 – 4 = … – … =
13 – 5 = … – … =
Behandel het eerste rijtje sommen met stap 1 tot en met 3. Wijs de
kinderen erop dat ze staafjes van 10 kunnen inwisselen voor 10 losse
blokjes. Pas daarna kunnen de kinderen de aftreksommen maken.
Behandel het tweede rijtje sommen aan de hand van stap 1 tot en
met 4.
Hoeveel blokjes moeten eraf tot het tiental?
Hoeveel blokjes moeten er dan nog af?
Wissel een staafje van 10 in en haal de rest van de blokjes eraf.
Hoeveel heb je dan over?
3
Doel: aftrekken
De kinderen maken aftreksommen over het tiental. Ze mogen
MAB-materiaal gebruiken.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt hierbij
gebruikmaken van de volgende instructies:
• Behandel sommen van het type 32 – 2 – 5 = 25 klassikaal.
Laat de twee getallen die na aftrekking samen een tiental zijn
onderstrepen: 32 – 2 – 5 = 25.
108
Blok 3 • Week 1
–4
Aftrekken
/1
• U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een
som samen maken.
4
5
6
7
8
9
/2
Reken uit.
5 + 6 = 10 +
1
=
11
6 + 7 = 10 +
3
=
13
9 + 4 = 10 +
3
=
13
5 + 7 = 10 +
2
=
12
6 + 8 = 10 +
4
=
14
9 + 6 = 10 +
5
=
15
5 + 8 = 10 +
3
=
13
7 + 8 = 10 +
5
=
15
9 + 8 = 10 +
7
=
17
5 + 9 = 10 +
4
=
14
8 + 8 = 10 +
6
=
16
9 + 9 = 10 +
8
=
18
Vul in: 3 minder en 3 meer.
3 minder
Doel: aftrekken
De kinderen maken aftreksommen over het tiental.
Doel: aftrekken
De kinderen maken aftreksommen over het tiental.
Doel: som uit een context halen
Werkwijze:
• Bekijk de tekening. Vraag de kinderen wat ze op de
tekening zien. Kunnen ze al bedenken met welke
getallen ze gaan rekenen?
• Lees de som door.
• Vraag de kinderen met welke getallen ze moeten
rekenen. Gaan ze optellen of aftrekken? Welke som
kunnen ze maken?
Doel: aftrekken
De kinderen maken aftreksommen over het tiental.
Doel: aftreksommen (T)
De kinderen maken de aftreksommen over het tiental in
een rekentabel. Tip: leg de werkwijze uit. Vul eerst de
antwoorden in de eerste rij in.
3
3 meer
3 minder
7
10
13
30
33
3 meer
36
10
13
16
33
36
39
22
25
28
36
39
42
25
28
31
44
47
50
Reken uit.
Aftrekken over
het tiental doen
we in stapjes.
32 – 5 = 30 – 3
4
30 – 4 =
26
12 – 3 = 10 –
1
=
9
14 – 7 = 10 –
3
=
7
40 – 4 =
36
12 – 5 = 10 –
3
=
7
14 – 9 = 10 –
5
=
5
20 – 3 =
17
13 – 4 = 10 –
1
=
9
13 – 8 = 10 –
5
=
5
40 – 2 =
38
14 – 5 = 10 –
1
=
9
12 – 9 = 10 –
7
=
3
Reken uit.
32 – 2 – 2 =
28
23 – 5 = 20 –
2
=
18
32 – 5 = 30 –
3
=
27
34 – 4 – 4 =
26
21 – 4 = 20 –
3
=
17
34 – 5 = 30 –
1
=
29
32 – 2 – 3 =
27
22 – 3 = 20 –
1
=
19
33 – 5 = 30 –
2
=
28
35 – 5 – 1 =
29
22 – 5 = 20 –
3
=
17
31 – 3 = 30 –
2
=
28
52 – 2 – 3 =
47
44 – 5 = 40 –
1
=
39
51 – 2 = 50 –
1
=
49
53 – 3 – 5 =
45
41 – 3 = 40 –
2
=
38
53 – 5 = 50 –
2
=
48
51 – 1 – 4 =
46
43 – 4 = 40 –
1
=
39
52 – 4 = 50 –
2
=
48
43 – 3 – 4 =
36
42 – 4 = 40 –
2
=
38
54 – 5 = 50 –
1
=
49
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 11
5
6
11
01-03-10 15:39
Reken uit.
Zoek de som.
Bij het sjoelen scoort Sanne 55 punten.
Jelmer scoort 7 punten minder.
Hoeveel punten heeft Jelmer gehaald?
De som is:
55 – 7
48
=
Doel: aftrekken (N)
De kinderen moeten de letters vervangen door getallen. Op
deze wijze maken ze lange aftreksommen.
Speltip
Noem een getal, bijvoorbeeld 25. Alle meisjes trekken hier in
hun hoofd 3 af. Alle jongens tellen hier in hun hoofd 3 bij. Laat
alle kinderen even nadenken en geef dan een jongen en een
meisje de beurt. De kinderen moeten direct antwoord geven.
Hiermee voorkomt u dat kinderen pas gaan nadenken als zij
de beurt krijgen. Herhaal de opdracht met verschillende
getallen.
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
• Oefen het leggen van aftreksommen met de kinderen samen
bij opdracht 2 en 7.
Welke som moet je leggen?
Wat is het eerste getal? Leg het met blokjes.
Wat moet je aftrekken? Pak eerst de blokjes weg tot het
tiental.
Wissel een staafje van 10 in voor losse blokjes. Wat moet er
nu nog af? Pak dat weg. Wat is de uitkomst?
12
7
Reken uit.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 12
/
8
24 – 6 =
18
42 – 4 =
38
24 – 9 =
15
34 – 6 =
28
52 – 4 =
48
54 – 9 =
45
44 – 6 =
38
32 – 4 =
28
34 – 9 =
25
54 – 6 =
48
22 – 6 =
16
44 – 9 =
35
Vul in.
–
/
9
01-03-10 15:40
4
6
8
7
5
–
61
57 55 53 54 56
41
21
4
8
6
3
7
43
39 37 35 40 36
37 35 33 34 36
52
48 46 44 49 45
17 15 13 14 16
31 27 25 23 28 24
Reken uit.
a
45
a−d=
34
b
45 – 7
=
23
c
d
7
9
e
38
b–d=
34 – 7
=
27
a–d–e=
45 – 7
–
9
=
29
a–e=
45 – 9
=
36
b–e–d=
34 – 9
–
7
=
18
b–e=
34 – 9
=
25
c–d–e=
23 – 7
–
9
=
7
a – f = 37
Hoeveel is f?
8
b – g = 28
Hoeveel is g?
6
b – h = 18
Hoeveel is h?
16
13
109
©N
Noordhoff
dh ff Uitgevers
Uit
bv
b
5
Herhalen
• basisstof les 1 t/m 4
• tafel van 3 en 4
Lesdoelen
De kinderen kunnen:
• vullen met liters;
• rekenen met de begrippen
1, 2 en 3 meer en minder;
• met groepjes van 5
tafelsommen maken;
• de tafel van 5 uitrekenen;
• optellen met eenheden
over het tiental;
• aftrekken met eenheden
over het tiental.
Materialen
Herhalen
Rekendictee
We beginnen de les met een rekendictee. Ik zeg de sommen op. Het
antwoord schrijf je in je schrift.
1 Schrijf in cijfers: 67
2 Schrijf in cijfers: 38
3 17 + 5 = 22
4 60 – 6 = 54
5 6 + 6 + 6 = 18
Kijk het rekendictee samen na en bespreek het. Besteed hierbij
aandacht aan het schrijven van de getallen in cijfers: wat je het laatst
hoort, schrijf je het eerst op.
Vooruitblik zelfstandig werken
Neem de opdrachten kort met de kinderen door. U kunt van iedere
opdracht naast het voorbeeld nog een som samen maken.
Klassikaal:
–
1
Per kind:
• leerwerkboek 4b,
blz. 14-15
• MAB-materiaal
• gelddoosjes (eventueel)
• tekenpapier
2
ICT-componenten
• Dr. Digi
• leerling-ICT: deze week
staat de getallenlijn t/m 40
centraal
6 5 × 6 = 30
7 9 × 6 = 54
8 5 + 5 + 5 + 5 = 20
9 7 meer dan 14 is 21
10 7 minder dan 14 is 7
3
4
5
6
7
Doel: meten met liters
De kinderen geven aan hoeveel liter water er in de gieter kan.
Doel: werken met de begrippen 1, 2, 3 minder en meer
De kinderen rekenen met 1, 2 en 3 meer en minder.
Doel: groepjes maken, tafel van 5
De kinderen zetten groepjes van 5 om in tafelsommen.
Doel: tafel van 3, 4 en 5 oefenen
De kinderen maken tafelsommen met de tafels van 3, 4 en 5.
Doel: optellen en aftrekken
De kinderen maken optel- en aftreksommen over het tiental.
Doel: optellen en aftrekken (T)
De kinderen maken optel- en aftreksommen in een rekentabel. De
kinderen rekenen over het tiental.
Doel: som uit een context halen (N)
De kinderen halen een optelsom uit het verhaal met behulp van
de tekening van de bloem.
Speltip
Laat de kinderen een bloem met 10 bloemblaadjes tekenen. In het
bloemhart schrijven ze een 2. In de bloemblaadjes schrijven de
kinderen de uikomsten van de tafel van 2. De kinderen tekenen
ook bloemen met de tafels van 3, 4 en 5. Tot slot kleuren ze de
bloemen in.
110
Blok 3 • Week 1
5
Herhalen
/1
Vul in.
De gieter is leeg.
Ik kan de gieter vullen met
Verlengde instructie
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
stap door.
In de herhalingstaak komen geen nieuwe gevallen aan de
orde. De werkvorm wisselt van som tot som. Verlengde
instructie inzetten zal dan ook voornamelijk de betekenis
krijgen van tempo maken.
Laat de kinderen de sommen met tussenstap eerst leggen met
MAB-materiaal.
• Bij optellen moeten ze eerst aanvullen tot het tiental en dan
de rest van de blokjes toevoegen.
• Bij aftrekken rekenen de kinderen eerst tot het tiental,
daarna wisselen ze een staafje van 10 in voor losse blokjes
en trekken dan het restant af.
Werk ernaar toe dat de kinderen de tussenstap alleen op
papier kunnen maken.
/2
Vul in: meer en minder.
1 minder
/3
/4
/
5
10 flessen water.
1 meer
2 minder
2 meer
3 minder
39
40
41
38
40
42
47
50
53
29
30
31
18
20
22
27
30
33
19
20
21
48
50
52
17
20
23
49
50
51
28
30
32
7
10
13
Vul in.
3 meer
2 groepjes van 5 =
2
×
5
=
10
De lange som:
5 + 5 + 5 + 5 + 5 = 25
7 groepjes van 5 =
7
×
5
=
35
De korte som:
5 x 5 = 25
9 groepjes van 5 =
9
×
5
=
45
3 groepjes van 5 =
3
×
5
=
15
4 groepjes van 5 =
4
×
5
=
20
Reken uit.
4×4=
16
4×5=
20
3×5=
15
4×3=
12
5×5=
25
8×5=
40
7×4=
28
6×5=
30
7×5=
35
8×3=
24
2×5=
10
9×5=
45
14
Tel op en trek af. Doe het met een tussenstap.
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 14
01-03-10 15:40
Weet je het nog?
Eerst vul je aan tot het tiental.
/
6
/
7
37 + 4 =
40 + 1
=
41
44 – 5 =
40 – 1
=
39
38 + 3 =
40 + 1
=
41
43 – 5 =
40 – 2
=
38
39 + 4 =
40 + 3
=
43
42 – 4 =
40 – 2
=
38
36 + 5 =
40 + 1
=
41
41 – 4 =
40 – 3
=
37
19 + 3 =
20 + 2
=
22
53 – 5 =
50 – 2
=
48
Vul in.
+
20
5
25 30 14 55
25
9
50
36
–
30 28 29 27
6
8
7
9
7
27 32 16 57
44
38 36 37 35
6
26 31 15 56
24
18 16 17 15
8
28 33 17 58
23
17 15 16 14
Zoek de som.
Babet plukt de blaadjes van de tafel van 3.
Daarna telt ze die blaadjes bij elkaar op.
Wat is de uitkomst?
De som is:
9 + 18 + 3
=
30
13
9
16
3
18
15
Boek WB-AB_blok3 en 4.indb 15
01-03-10 15:40
© Noordhoff Uitgevers bv
111
Download