DBK-na Oefenproefwerk

advertisement
DBK-na
Oefenproefwerk
Oefenproefwerk blok 7
Dit oefenproefwerk bestaat uit 3 vragen.
Bij dit oefenproefwerk wordt (waar het zinvol is) hulp aangeboden in drie
stappen:
stap 1: Nieuw - Oud (NO)
stap 2: Impliciet - Expliciet (IE)
stap 3: Meervoudig - Enkelvoudig (ME)
stap 4: Antwoord (antwoord)
Met behulp van hyperlinks kun je heen en weer klikken tussen de opgave en de
hulp.
Veel succes!
█████ opgave: Sneeuwballen gooien
Als Linus een sneeuwbal gooit, moet hij wel oppassen. Zo’n jongetje is niet zo
zwaar (25 kg). Moet je maar niet zo’n grote bal (diameter 30 cm; massa 20 kg)
gooien. Of zit er een steen in de bal?
Het zwaartepunt van Linus zit ter hoogte van zijn navel.
1 Controleer met behulp van een berekening (afmetingen mag je in de
figuur opmeten) dat de bal inderdaad een massa van ongeveer 20 kg heeft. Laat
zien hoe je aan het antwoord gekomen bent.
NO IE ME antwoord
Het volume van de bal is 14 dm3.
2  Bereken de dichtheid van de bal.
NO IE ME antwoord
3  Zit er een steen in denk je? Licht je antwoord toe.
NO IE ME antwoord
NO
Op het eerste plaatje staat Linus nog net in evenwicht.
Er werken twee krachten: het gewicht van de sneeuwbal en de zwaartekracht op
Linus.
Er is een kantelpunt.
terug naar 1
IE
In de figuur zijn de aangrijppunten van
de verschillende krachten getekend.
ZS is het zwaartepunt van de sneeuwbal
ZL in het zwaartepunt van Linus
K is het kantelpunt (draaipunt).
Onder de figuur zijn deze punten nog eens
weergegeven, met de krachten erbij.
De arm van de kracht is de loodrechte
afstand van kantelpunt tot aan de werklijn
van de kracht. Door de diameter van de
sneeuwbal op te meten weet je hoeveel
1 cm op de tekening in werkelijkheid is.
Gegevens op een rij:
massa Linus: mL = 25 kg.
arm ZL : 33 cm
massa sneeuwbal: mS = willen we uitrekenen
arm ZS : 45 cm
g = 9,8 m/s2
terug naar 1
ME
De zwaartekracht reken je uit met: FZ = m∙g
Als de krachten in evenwicht zijn geldt dat:
Moment rechtsom = Moment linksom
Ofwel:
kracht x arm rechtsom = kracht x arm linksom
terug naar 1
antwoord
FZ Linus = mL ∙ g = 25 ∙ 9,8 = 245 N
Mrechtsom = Mlinksom
kracht x arm = kracht x arm
FZ Linus x arm = FZ sneeuwbal x arm
245 x 0,33 = mSx 9,8 x 0,45
mS = 18 kg
De methode is nogal onnauwkeurig, dus de sneeuwbal weeg inderdaad ongeveer
20 kg.
terug naar 1 door naar 2 terug naar de opgave
NO
De dichtheid is de massa van 1 m3 van een stof.
terug naar 2
IE
m = 20 kg
V = 14 dm3 = 14∙10-3 m3
terug naar 2
ME
 = m/V
terug naar 2
antwoord
 = m/V
 = 20 / 14.10-3 = 1429 kg/m3 = 1,4∙103 kg/m3
terug naar 2 door naar 3 terug naar de opgave
NO
De dichtheid is een stofeigenschap en staat voor verschillende stoffen in BINAS
vermeld.
Aan de dichtheid kan je een stof herkennen.
Een sneeuwbal bestaat uit ijs.
Een sneeuwbal met een steen erin bestaat uit ijs en steen.
terug naar 3
IE
De dichtheid van ijs is 0,917∙103 kg/m3
De dichtheid van is ongeveer 1,7∙103 kg/m3
De dichtheid van de "sneeuwbal" is 1,4∙103 kg/m3
terug naar 3
ME
De dichtheid van de "sneeuwbal" is groter dan van ijs.
terug naar 3
antwoord
De dichtheid van de sneeuwbal is te groot om alleen uit ijs te bestaan. Er zit (een
flinke grote) steen in!
terug naar 3 terug naar de opgave
Download