Natuurkunde Hoofdstuk 3 Krachten: een kracht stellen we voor als een VECTOR (pijl) De vector geeft de grootte, richting, aangrijpingspunt van de kracht weer Vector : grootheid die we voorstellen als een pijl De drie wetten van Newton 1e wet. : als Fres = 0 dan is staat het voorwerp stil of beweegt het met een constante snelheid. Fres = 0 V = 0 m/s 2de wet. : als Fres > dan zal het voorwerp versnellen of vertragen Fres = m * a S = ½ at^2 en V = a * t 3de wet. : er kan alleen een kracht worden uitgeoefend als er spraken is van 2 systemen Factie = Freactie Krachten: paragraaf 3.7 Zwaartekracht = Fz = m * g M = massa in kg G = gravitatie (versnelling ) (op de aarde 9.8(1)) Massa hangt af van de groote van het voorwerp en de dichtheid Massa = dichtheid * volume M= *v Kg = kg/m^3 * m^3 De normaalkracht De kracht die de ondergrond op een voorwerp uitoefent Fn (normaalkracht) staat altijd loodrecht op de ondergrond Gewichtloos Dat ben je wanneer je in een vrije val zit (dus dan ondervindt je geen normaal krachten) Rolweerstand Hangt af van: Het oppervlak (grootte , ruw, vlak) Massa De structuur van de banden Luchtweerstand Fwl = ½ * cw * a * * v^2 Cw = stroomlijning A = het fontale oppervlak = dichtheid van de lucht ( 1.29 kg/m^3 V^2 = snelheid m/s