Samenvatting NASK tot en met de les van 12 April 2013 Dichtheid De dichtheid van een stof is het gewicht per volume. Voorbeelden: Piepschuim: een groot ding van piepschuim is licht, dus het heeft een kleine dichtheid Lood: een klein ding van lood is zwaar, dus het heeft een grote dichtheid De dichtheid wordt aangegeven met de Griekse letter ρ. (spreek uit rho) Gewicht Volume m ρ= V Dichtheid= Formule voor dichtheid: Dichtheid wordt uitgedrukt in Gewicht wordt uitgedrukt in Volume wordt uitgedrukt in g/cm3 (gram per kubieke centimeter) g (gram) 3 cm (kubieke centimeter) Drijven/Zinken Als een vaste stof een kleinere dichtheid heeft dan een vloeistof dan: • drijft de vaste stof in de vloeistof • wordt er evenveel water verplaatst als het gewicht van de vaste stof ◦ Voorbeeld: Als 1 kg hout in water drijft, verplaatst het 1 kg water Als een vaste stof een grotere dichtheid heeft dan een vloeistof dan: • zinkt de vaste stof in de vloeistof • wordt er evenveel water verplaatst als het volume van de vaste stof ◦ Voorbeeld: Als 100 cm3 beton geheel onder water ligt, verplaatst het 100 cm3 water. Wet van Archimedes (opwaartse kracht) • De opwaartse kracht op een voorwerp in een vloeistof is gelijk aan het gewicht van de verplaatste vloeistof ◦ Als een voorwerp drijft, is de opwaartse kracht op dat voorwerp gelijk aan de zwaartekracht op dat voorwerp. ◦ Als een voorwerp zinkt, is de opwaartse kracht op dat voorwerp kleiner dan de zwaartekracht op dat voor werp