Voorstelling “Vlindergids” van Paul Blockx, OPZ Geel, 17 11 10 Goeie avond, Vier jaar geleden waren we hier met dezelfde mensen samen om twee dingen te doen: ten eerste, de voorstelling van Paul Blockx’ boek “Openbaringen”, en ten tweede de voorstelling van een nieuwe reeks boeken van outsider‐schrijvers, die we “dwalingen” noemden. Het is een samenwerking tussen uitgeverij EPO en vzw Het Mis Verstand, en “Openbaringen” was de eerste uitgave in de reeks. Vandaag is er een tweede boek in die reeks en het is… opnieuw een boek van Paul Blockx, met de mooie titel “Vlindergids”. Het lijkt er dus op dat onze reeks exclusief aan Paul Blockx gewijd zal zijn, maar wie zou daarom rouwen? “Openbaringen” en “Vlindergids” zijn allebei schitterende, openhartige, inventieve en prachtig geïllustreerde werken die tot ontroering en tot nadenken stemmen. Maar anderzijds zijn “Openbaringen” en “Vlindergids” ook werken die van elkaar verschillen als de dag van de nacht. Het zijn twee tegenpolen die echter ook een geheel vormen. “Openbaringen” beschrijft een soort hellevaart, “Vlindergids” een soort hemelvaart. Deze existentiële queesten zijn sterk autobiografisch en weerspiegelen ook de kwellingen en de verrukkingen die de auteur meemaakte en zijn psychische evolutie. Maar het is niet zo dat Paul zulk een radicale ommeslag maakte in de vier jaar afgelopen jaren, die evolutie is al veel langer bezig. Ik herinner me het bijzonder ontroerende moment toen Paul bij de voorstelling van “Openbaringen” het publiek geruststelde dat het ondanks de gruwelen die hij in het boek beschreef inmiddels veel beter met hem ging. De hellevaart en de hemelvaart van Paul hebben niet alleen met psychisch lijden te maken, maar nadrukkelijk ook met psychisch ziek zijn. Met “paranoïde schizofrenie”, zoals hij meermaals uitdrukkelijk vermeldt, als een soort ironisch diploma, een geuzennaam in “Openbaringen”. Hij bestempelt zichzelf ook als “paranoïde schizofreen”, dat is een tournure die wij als hulpverleners meestal vermijden, omdat het meer stigmatiserend overkomt om schizofreen te zijn dan aan schizofrenie te lijden. Men heeft een ziekte, men is geen ziekte. Maar aan dit soort politiek correcte eufemismen heeft Paul geen boodschap. Hij noemt een kat een kat, hoe kan het ook anders: deze verdomde ziekte heeft hem jaren van z’n veelbelovende jeugd gekost en een huizenhoge schaduw op z’n leven geworpen. En toch, het rommelt een beetje in de wereld van schizofrenie. Om te beginnen wil iedereen van dat woord af. Omdat het een vector is van vooroordelen, misverstanden en de meest ellendige associaties met misdaden en geweld. Dit probleem is op geen enkele manier te onderschatten. Ik deed onlangs een klein onderzoek naar het gebruik van de woorden schizofrenie en autisme in de Vlaamse kranten. De bevindingen zijn werkelijk om te huilen: schizofrenie wordt bijna uitsluitend in een negatieve zin gebruikt, ofwel figuurlijk als dat eeuwige foute synoniem voor gespletenheid, ofwel letterlijk zodra er weer eens een sensationele misdaden gepleegd worden. Ook de zogenaamde kwaliteitskranten zijn in dit bedje ziek. In Britse tabloids zoals The Sun en The Daily Mail, (die ik dagelijks lees), wordt het woord “schizophrenic” vrijwel uitsluitend gebruikt in de context van moord. Autisme komt duidelijk veel positiever in de kranten, in de 560 artikels die ik 1 onderzocht wordt kort samengevat schizofrenie meestal geassocieerd met daders, autisme met slachtoffers. Paul schrijft dat hij sinds kort de nevendiagnose autisme kreeg, dus dat is goed nieuws… Zou het helpen om de naam schizofrenie te veranderen? Veel begrippen uit de psychiatrie ontsnappen niet aan simplificatie en stigmatisatie en gaan snel een eigen leven lijden in de volksmond. Zo werd jaren geleden het woord hysterisch in de DSM‐III vervangen door “histrionisch”. Onlangs las ik een artikel over een nieuw automodel waarvan het design werd beschreven als… histrionisch. Er zijn alleszins enkele voorstellen voor een nieuwe naam voor schizofrenie. Eén ervan was “Salience Dysregulation Syndrome”, gemunt door één van de belangrijkste schizofrenie‐onderzoekers van vandaag, de Nederlander Jim van Os. “Salience dysregulation” betekent dat er iets mis is met het toekennen van belang aan waarnemingen die we doen. Bijvoorbeeld, als je iemand op straat hoort roepen dan kan je daar ofwel geen belang aan hechten, ofwel kan je je afvragen of die persoon misschien naar jou roept of sterker, negatieve dingen naar jou roept. In dat geval bevinden we ons misschien op de rand van de paranoia, van de psychose, van de schizofrenie. “Salience Dysregulation Syndrome” was wel goed bekeken als nieuwe destigmatiserende term. Geen mens die het kan uitspreken, dus als scheldwoord is het niet geschikt en het is ook veel te lang om in grote letters op de voorpagina van The Daily Mail te zetten. Je kunt er ook geen adjectief van maken, je kan met andere woorden deze ziekte wel hebben maar niet zijn. Even ongeschikt als scheldwoord zijn twee andere voorstellen: “Integration Dysregulation Syndrome” en vooral “Thought‐Perception Dysregulation Syndrome”, allebei namen die in Japan en Hong Kong officieel geworden zijn. Persoonlijk vind ik het problematisch dat dit allemaal beschrijvende termen zijn, die bovendien, net als schizofrenie, een hypothese inhouden over het ontstaan van de ziekte, waar we jammer genoeg eigenlijk niet veel over weten. Een betere keuze vind ik het “Syndroom van Pinel en Haslam”, naar twee 19de‐eeuwse psychiaters die vroege beschrijvingen van de ziekte publiceerden en die ook pioniers waren van een meer humane psychiatrie. Maar er rommelt en rammelt nog meer dan de naam van het beestje. Om het stigma en de vooroordelen rond schizofrenie te verklaren wordt wel eens geopperd dat psychose erg ver staat van de normale menselijke belevingswereld en dus moeilijk invoelbaar is voor buitenstaanders. Dit in tegenstelling tot depressie bijvoorbeeld, omdat depressie in het verlengde ligt van de normale menselijke toestand van verdriet. Iedereen kan zich daar wel iets bij voorstellen en dus sympathiseren. Bij psychose zou men zich niets kunnen voorstellen, en onbekend maakt onbemind. Dat deze verklaring niet klopt blijkt uit de veel mildere bejegening van autisme, een stoornis die helemaal niet gemakkelijk te begrijpen is voor niet‐autisten, of heteristen zoals deze mensen ook genoemd worden. Paul Blockx verwijst zelf in zijn boek naar “Rain Man” om zijn behoefte aan structuur te illustreren. Het is eigenlijk nog steeds wachten op een schizofrene “Rain Man” om een beetje een aanschouwelijk model te hebben van wat het is om aan schizofrenie te lijden. Voorlopig hebben alleen schizofrene Nobelprijswinnaars hiervoor voldoende krediet, zoals John Nash in “A Beautiful Mind”. Maar er is een fundamentelere vraag: 2 staat psychose inderdaad zo ver van het “normale” spectrum van menselijke belevingen? Een bijzonder belang toekennen aan bepaalde waarnemingen, dat kan psychotisch zijn, maar het kan ook schrander en opmerkzaam zijn. Als je verliefd bent, als je een zware tegenslag of een groot geluk overkomt dan lijkt alles ook meer betekenis te hebben. Dan ga je ook overal betekenisvolle verbanden zien. Die associaties kunnen fout zijn, maar ze kunnen ook bijzonder inventief zijn. Sterker: er is maar creativiteit mogelijk wanneer je openstaat voor zulke niet vanzelfsprekende verbanden, dat is in feite niet minder dan de definitie van creativiteit. Er bestaan met andere woorden gelijkenissen en verbanden tussen psychose en speciale toestanden die tot het normale menselijke belevingsgamma behoren én tussen psychose en creativiteit. Over het verband tussen psychose en creativiteit bestaan vele hypothesen, maar één ervan wil ik even uitdiepen. Bekend is de zogenaamde schizofrenieparadox, namelijk de tegenstelling tussen het waarschijnlijke gegeven dat schizofrenie een genetisch bepaalde ziekte is, en dat die ziekte rustig blijft voortbestaan hoewel mensen met schizofrenie zich veel minder voortplanten dan gemiddeld. Dit is alleen te verklaren als bepaalde genetische elementen van schizofrenie gewoon in de mensheid zitten, en verspreid worden door mensen die niet aan schizofrenie lijden. Sommige onderzoekers vragen zich af waarom deze genetische gevoeligheid niet weggeselecteerd werd, niet uitgestorven is, aangezien de ziekte waartoe ze kan leiden zo verwoestend kan zijn. Zij stellen dat dit precies te verklaren is omdat bepaalde aspecten ervan een groot evolutionair overlevingsvoordeel bieden, namelijk creativiteit. Met andere woorden, psychose zit diep in het menselijke genetische materiaal verankerd, en wel omdat het via creativiteit een darwinistisch voordeel biedt. Bijzonder belangrijk voor zowel creativiteit als psychose is de adolescentie. Vaak wordt gewaarschuwd dat een eerste psychose gemakkelijk kan verward worden met een puberteitscrisis. Er zijn inderdaad zijn tal van gelijkenissen: emoties niet onder controle, raar gedrag, zich sociaal terugtrekken, tot weinig komen, veel tijd in leegte en in bed doorbrengen, rare kleren, rare muziek, rare woorden, enorm bezig zijn met wat anderen van je denken, een zwart‐wit wereld van goeden en slechten enz. Maar misschien worden adolescentie en psychose verward omdat ze eigenlijk goeddeels hetzelfde zijn: een mix van positieve, negatieve en cognitieve symptomen die zich manifesteren in nieuwe ideeën, nieuw gedrag. Het is in de dikwijls bizarre jongerencultuur dat er allerlei originele dingen worden gelanceerd, waardoor er met elke nieuwe generatie een grote of kleine paradigm shift plaatsvindt, of het nu gaat om de seksuele revolutie, een nieuwe politiek, een nieuw kapsel of een nieuwe kunst. Het is in die broeierige levensfase dat zowel revoluties als psychosen vorm krijgen. Veel kunstenaars, wetenschappers of andere creatievelingen die een levenslange carrière uitbouwen, bouwen trouwens verder op ideeën die uit hun adolescentie stammen. Sommigen stellen nu dat je dan twee soorten mensen hebt, zij die met die inherente creativiteit hun voordeel kunnen doen, en zij bij wie de ziekte te veel doorweegt om tot een creatieve productie te komen. En dat dit verschil genetisch bepaald wordt, dat je dus geboren wordt ofwel met, ofwel zonder een kwetsbaarheid voor ziekmakende psychose. Maar ook dit dogma begint af te brokkelen. Het lijkt er met name op dat de gevoeligheid voor psychose geen alles‐of‐niets‐fenomeen is, dat 3 sommige mensen die in principe weinig genetische belasting hebben toch over de psychotische drempel geduwd kunnen worden en wellicht ook omgekeerd, dat sommige mensen met een grote gevoeligheid ervan gevrijwaard blijven of er zelfs van herstellen. En dat lijkt dan soms net zo goed af te hangen van wat je in je leven meemaakt dan van aanleg en kwetsbaarheid. Met andere woorden, er lijkt eerder een soort continuüm te bestaan tussen zogenaamde normaliteit en zogenaamde schizofrenie. Er zijn dus denk ik goede redenen om niet alleen de naam, maar het hele concept van schizofrenie te herbekijken. Op geen enkele manier wil ik onderschatten, minimaliseren of verbloemen wat het is om psychoses door te maken, maar toch ben ik ervan overtuigd dat deze ervaring niet alleen in het verlengde ligt van wat menselijk is, maar meer nog, van wat mensen zo bijzonder maakt. Hoe zou de wereld eruit zien zonder de mensen die deze gevoeligheid of dit talent in zich dragen, of in hun naaste familie? Hoe zou de wereld eruit zien zonder Einstein, die een schizofrene zoon had, zonder de Kennedy’s met hun schizofrene zus, zonder James Watson, medeontdekker van het DNA met zijn schizofrene zoon? Hoe zou de wereld eruit zien zonder de schizofrene kunstenaars uit de Prinzhorncollectie, die de moderne kunst tot inspiratie dienden, zonder Hölderlin, Nietzsche, Camille Claudel, Edvard Munch, Vaslav Nijinsky, Vincent Van Gogh, Antonin Artaud, Syd Barrett, Kurt Gödel, zonder Paul Blockx? Deze mensen met hun creativiteit en hun psychose hebben de wereld verrijkt, ondanks sommige aspecten van hun ziekte, maar ook dankzij sommige aspecten van hun ziekte, een ziekte die een ziekte is van de mensheid. En het is bij nader inzien misschien toch niet zo dat je alleen maar aan schizofrenie kunt lijden en niet schizofreen kunt zijn. Meer zelfs, je kan niet alleen schizofreen zijn, we zijn het wellicht allemaal in min of meerdere mate. Daarom wil ik graag op deze bijzondere plek, hier in Geel, in alle bescheidenheid zeggen: Ich bin ein Schizophren. Maar ik geef het laatste woord aan Paul Blockx, die een en ander nog veel kernachtiger uitdrukt in één van zijn gedichten. Het genie Ik herken me in het genie Kierkegaard. zijn psychisch lijden ligt ook in míjn aard. Ik herken me in zijn haast onmenselijk lijden, altijd maar door: lijden, lijden, lijden, alsof ik doorsneden word door een zwaard. Lijden dat tot een genie ontaardt. Is het zo dat lijden leidt tot het genie? Laat u niet voorstaan op uw intelligentie: 4 in het boek der wijsheid staat geschreven: ware wijsheid is alleen simpelen gegeven. Ben ik dan megalomaan? Kweenie, maar waarschijnlijk ben ik een genie. Proficiat Paul! 5