NL E-011276/2010 Antwoord (14.3.2011) Wat de eerste vraag van het geachte Parlementslid betreft, wijst de Raad erop dat hem geen informatie bereikt heeft omtrent veroordelingen die Robert M. in Duitsland zou hebben opgelopen. Met betrekking tot de tweede vraag zij eraan herinnerd dat de verklaring omtrent het gedrag een rechtsfiguur is die tot het domein van de nationale wetgever behoort, en dat hierover dus geen nadere informatie kan worden verstrekt. Ten aanzien van de derde en de vierde vraag, die samenhangen, moet het onderscheid worden gemaakt dat een uittreksel uit het strafregister voor strafrechtelijke, maar ook voor andere doeleinden kan worden verstrekt. De uitwisseling van gegevens uit strafregisters is geregeld bij Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten1. Ter uitvoering van dit kaderbesluit is voorts een Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) ingesteld2, een decentraal systeem voor de uitwisseling van informatie over veroordelingen, dat in april 2012 in werking treedt. Daarnaast vindt tussen enkele lidstaten, in het kader van een proefproject met het oog op de invoering van het Ecris, elektronische uitwisseling van strafregisters plaats3; andere lidstaten bereiden hun toetreding tot dit project voor. Volgens de overeenkomst betreffende rechtshulp in strafzaken, die in 1959 in de Raad van Europa is gesloten, wisselen de lidstaten waar vonnissen zijn uitgesproken en de lidstaten waarvan de gevonniste personen de nationaliteit hebben minstens eenmaal per jaar informatie op papier uit. Op het verstrekken van gegevens uit strafregisters voor andere dan strafrechtelijke doeleinden is Kaderbesluit 2009/315/JBZ tot op zekere hoogte van toepassing, met dien verstande dat de staat van de nationaliteit het verzoek om gegevens conform het nationale recht moet beantwoorden 4. Met betrekking tot het doorzenden van informatie omtrent een opgelegd verbod en de erkenning hiervan, heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en tot intrekking van Kaderbesluit 2004/68/JBZ 5. Artikel 10 daarvan voorziet in een uitzondering op artikel 7, lid 2, en artikel 9, lid 2, van Kaderbesluit 2009/315/JBZ, waardoor de voorgestelde richtlijn op dit punt verder reikt dan het kaderbesluit. Volgens artikel 10 neemt elke lidstaat de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat, met het oog op de daadwerkelijke handhaving van het tijdelijke of permanente verbod om activiteiten uit te oefenen waarbij de betrokkene regelmatig in contact komt met kinderen, […], informatie betreffende het verbod dat voortvloeit uit een veroordeling voor een van de in artikelen 3 tot en met 7 van de richtlijn genoemde strafbare feiten, wanneer daartoe een verzoek overeenkomstig artikel 6 van het kaderbesluit wordt ingediend, wordt doorgezonden van de centrale autoriteit van de lidstaat waarvan de betrokkene onderdaan is en dat persoonsgegevens betreffende het opgelegde verbod die krachtens artikel 7, leden 2 en 4, van het kaderbesluit worden verstrekt, steeds voor dat doel mogen worden gebruikt. De Raad heeft dit voorstel behandeld en een algemene oriëntatie vastgesteld6, met het oog op de onderhandelingen die in het kader van de gewone wetgevingsprocedure met het Europees Parlement zullen worden gevoerd. 1 2 3 4 5 6 Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23). Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33). "Network of Judicial Registers" (NJR) (COM (2008) 332 definitief, toelichting) Artikel 7. COM(2010) 0094 definitief. 17583/10