Signalen nader bekeken Onderzoek naar signalen van huiselijk geweld Opdrachtgever project Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ) Projectleden Reinier van Belle Willemijn Boone Henk Jansen Christien van Midloo Mirjam Traas Simone Wattel Uitvoerders project zijn verbonden aan Hogeschool Zeeland te Vlissingen Hbo- Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Projectbegeleider Drs. Petra de Bil Kader Afstudeeropdracht Werken Aan een Project (WAP) Tijdspad December 2006 tot en met juni 2007 Voorwoord Dit onderzoeksrapport is opgesteld door 6 studenten van de Hogeschool Zeeland. Het rapport is vervaardigd in het kader van de afstudeeropdracht voor de opleiding Hbo-MWD van de onderwijseenheid ‘Werken aan een Project’ (WAP). De opdrachtgever is het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ). Dit advies- en steunpunt wordt voor de duur van de projectfase aangestuurd door mevrouw R. Teeuwsen. Zij is projectmanager en tevens de contactpersoon voor de WAP-groep. De onderzoeksopdracht is gericht op het inzichtelijk maken welke signalen door slachtoffers van huiselijk geweld in Zeeland worden afgegeven. De projectgroep wil iedereen bedanken die bijgedragen heeft aan de totstandkoming van dit rapport. In het bijzonder geldt dit voor de respondenten. Zij hebben met enthousiasme, inzet en het in ons gestelde vertrouwen gezorgd voor de basis van het onderzoek. Inhoudsopgave Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 Probleemverkenning en definiëring Beschrijving huiselijk geweld Slachtoffers en gevolgen Onderzoeksprobleem Projectdoelen Doelgroepen 1 1 1 2 2 3 2 2.1 4 2.2 2.3 Theoretische onderbouwing De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie volgens Watzlawick Huisartsen en de herkenning van ‘huiselijk geweld’ De communicatietheorie 4 5 6 3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 Verantwoording onderzoek Opzet onderzoek Methoden van onderzoek Verantwoording interviews en enquête Slachtoffers Huisartsen Leerkrachten Enquête Betrouwbaarheid, generalisatie en validiteit van het onderzoek Betrouwbaarheid Generalisatie Validiteit 8 8 9 9 9 9 10 10 10 10 10 11 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 Resultaten onderzoek Interviews slachtoffers van huiselijk geweld Soorten huiselijk geweld Hoe is het huiselijk geweld gestopt Duur van het huiselijk geweld Signalen die afgegeven zijn Werden signalen opgepikt en zo ja, door wie? Rol van de huisarts Rol van de leerkracht Was er hulpverlening en zo ja, welke hulp? Interviews huisartsen Signalering door huisartsen Uitkomst interviews Interviews leerkrachten Signalen Protocol Scholing Enquête onder leerkrachten binnen Zeeland Doel De onderzoeksgroep Signalen Protocol Scholing 12 12 12 12 13 13 14 15 15 16 16 16 16 18 18 19 19 19 19 19 20 20 21 5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4 5.4.1 5.4.2 5.4.3 Analyse onderzoek Analyse interviews slachtoffers Analyse interviews huisartsen Signalering door huisartsen Het herkennen van signalen Analyse interviews leerkrachten Signaleren Protocol Analyse van de enquête Signalen Protocol Scholing 22 22 23 23 24 24 24 25 25 25 25 26 6 6.1 6.2 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen 27 27 28 Nawoord Literatuurlijst Bijlagen Inleiding Aanleiding voor dit onderzoek is dat het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ), in de persoon van mevrouw R. Teeuwsen, projectmanager, in 2006 aan het Lectoraat Veiligheid van de Hogeschool Zeeland gevraagd heeft om als onderdeel van kwaliteitszorg een verbinding aan te gaan met dit Lectoraat. Voor het Lectoraat was dit interessant, omdat huiselijk geweld een onderdeel is van sociale veiligheid; Een band met het ASHGZ is verder interessant vanuit de integratie van theorie en praktijk en het noodzakelijke onderhoud van contacten met het Zeeuwse werkveld. Het ASHGZ is een Zeeuws samenwerkingsverband tussen bestuurlijke-, justitiële en niet-justitiële (hulpverlenings) ketens. Deze organisaties hebben op 22 april 2005 gezamenlijk een Raamovereenkomst getekend. Deze Raamovereenkomst is te raadplegen op de website: www.ashgz.nl . Het ASHGZ is opgezet als project dat loopt tot eind 2007. Tijdens de projectduur zullen ook voorstellen moeten worden ontwikkeld, over hoe de hulpverlening kan worden verbeterd, zowel inhoudelijk en organisatorisch. Tevens ontbreekt nu een algemeen beeld welke processen er zich in gezinnen afspelen, hoe de omgeving hierop reageert, hoe de hulpverlening daarop inspeelt en wat de effecten daarvan zijn op de leden van het gezin waar het huiselijk geweld zich afspeelt. Vanuit de onderzoeksonderwerpen, die zijn aangedragen hebben wij als werkgroep gekozen voor het onderwerp: ‘Huiselijk geweld is vaak al lang aan de gang voordat het openbaar wordt’. Als projectgroep komen we tot de volgende concreet omschreven probleemstelling: • Welke signalen zendt een slachtoffer van huiselijk geweld uit en hoe worden deze signalen “gelezen” door leerkrachten en huisartsen in Zeeland? Het onderzoek van de projectgroep is gericht op die signalen: Om welke signalen gaat het? Hoe moeten die signalen worden ‘gelezen’? Wat kunnen leerkrachten en huisartsen vervolgens doen met die signalen? In het rapport worden afkortingen gebruikt, deze zijn gespecificeerd in een verklarende lijst. Het rapport heeft de volgende opbouw: Hoofdstuk 1: Beschrijving van de definities van huiselijk geweld, de slachtoffers en gevolgen van het huiselijk geweld. Vervolgens belicht de projectgroep het onderzoeksprobleem met aansluitend de probleemstelling. Hoofdstuk 2: Beschrijving van de 5 axioma’s van Watzlawick, een proefschrift over de rol van huisartsen in de herkenning van partnergeweld en de communicatietheorie. Hoofdstuk 3: Beschrijving van de opzet van het onderzoek en welke respondenten de projectgroep heeft benaderd. Hoofdstuk 4: Beschrijving van de onderzoeksresultaten. Hoofdstuk 5: Beschrijving van de analyses van de interviews en enquête. Hoofdstuk 6: Beschrijving conclusies en aanbevelingen met behulp van de resultaten van de literatuurstudie en het praktijkonderzoek. Vervolgens het nawoord, geraadpleegde literatuur, bronnen en bijlagen. Hoofdstuk 1 Probleemverkenning en definiëring Inleiding In hoofdstuk 1 beschrijft de projectgroep de definities van huiselijk geweld, de slachtoffers en gevolgen van het ‘huiselijk geweld’. Vervolgens wordt het onderzoeksprobleem beschreven en aansluitend formuleert de projectgroep de probleemstelling en worden de projectdoelen en de doelgroepen genoemd. 1.1 Beschrijving huiselijk geweld Wat verstaan we onder ‘huiselijk geweld’? Daarvoor hanteren we de definitie van huiselijk geweld zoals deze is opgenomen in de Raamovereenkomst, deze Raamovereenkomst is te raadplegen op de website: www.ashgz.nl, tussen onze opdrachtgever ASHGZ en de ketenpartners. Definitie: ‘Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Onder geweld wordt de aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan met daarbij een onderscheid tussen psychisch en lichamelijk (waaronder seksueel) geweld. De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk’ betreft hier de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de ‘locatie’1. ‘Huiselijk geweld’ is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Bij geen enkele geweldsvorm vallen zo veel slachtoffers als bij ‘huiselijk geweld’. In Nederland is meer dan een kwart van de bevolking (in een bepaalde periode of meerdere perioden van zijn of haar leven) wekelijks of dagelijks slachtoffer (geweest) van huiselijk geweld. ‘Huiselijk geweld’ is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Anders dan bij andere geweldsvormen, maken slachtoffer en pleger deel uit van elkaars leefomgeving. Daardoor ligt ook de recidive zo hoog. Altijd speelt er, behalve de slachtoffer/ plegerrelatie, nog een andere relatie mee; die van partner, die van ouder en kind, die van broer en zus, die van huisvriend. ‘Huiselijk geweld’ komt voor in alle maatschappelijke milieus en binnen alle culturen. Als een mens zich ergens veilig moet voelen dan is dat wel in de eigen privé-omgeving. En toch is de kans dat men juist daar slachtoffer wordt van geweldgebruik groter dan in de publieke ruimte2. 1.2 Slachtoffers en gevolgen Uit de profielanalyse van slachtoffers blijkt dat ruim 76% van het vrouwelijke geslacht is. De meeste slachtoffers (50,4%) zijn tussen de 25 en 45 jaar. Bij seksueel geweld echter is ruim 20% van de slachtoffers tussen de 0 en 12 jaar en 23% tussen de 12 en 18 jaar3. Uit recent onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien in een sfeer van huiselijk geweld, zelfs als zij niet direct het slachtoffer zijn, aanmerkelijk vaker problemen hebben of probleemgedrag vertonen dan andere kinderen.4 Deze kinderen kunnen depressief worden, gaan slechter presteren op school of spijbelen. Maar ook vertonen zij eerder crimineel en gewelddadig gedrag dan andere kinderen en hebben een grotere kans als volwassene gewelddadig gedrag ‘op te zoeken’, als pleger of als slachtoffer. In het gezin wordt de basis gelegd voor waarden als respect en tolerantie, voor normen die verband houden met sociaal acceptabele manieren om emoties te hanteren. Voor een kind dat dit niet krijgt, is het moeilijk zijn positieve competenties tot ontwikkeling te brengen5. Zoals uit bovenstaande cijfers valt af te leiden is 76% van de slachtoffers van het vrouwelijke geslacht. Mishandelde vrouwen bezoeken bijna twee keer zo vaak de huisarts met allerlei onverklaarbare klachten, en gebruiken drie tot zeven keer meer pijnstillers. Deze klachten kunnen gezien worden als een vorm van communicatie waarmee een signaal afgegeven wordt. Huisartsen herkennen dit probleem onvoldoende en krijgen hierin nauwelijks scholing6. Ook het probleemgedrag van kinderen kan een signaal van huiselijk geweld zijn. De vraag is echter of deze signalen opgepakt worden en wat er vervolgens mee wordt gedaan. 1 Definitie van het ministerie van Justitie, zie de nota “Privé Geweld - Publieke Zaak”, Een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld van het ministerie van Justitie, Den Haag, april 2002 nota “Privé Geweld - Publieke Zaak” van het ministerie van Justitie en het onderzoek “Huiselijk geweld, aard, omvang en hulpverlening” van Bureau Intomart. 3 http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/feiten/huiselijkgeweldsept 2006.pdf 4 nota “Privé Geweld - Publieke Zaak” van het ministerie van Justitie en het onderzoek “Huiselijk geweld, aard, omvang en hulpverlening” van Bureau Intomart. 5 nota “Privé Geweld - Publieke Zaak” van het ministerie van Justitie en het onderzoek “Huiselijk geweld, aard, omvang en hulpverlening” van Bureau Intomart. 6 http://www.huiselijkgeweld.nl/feitencijfers/huisarts_partnergeweld.html 2 1 1.3 Onderzoeksprobleem Het onderzoeksprobleem is dat huiselijk geweld al vaak lang aan de gang is voordat het openbaar wordt. Het onderzoek richt zich op de vraag welke signalen slachtoffers uitzenden. Daarbij wordt gekeken welke signalen door de slachtoffers al eerder zijn uitgezonden. Tevens wordt gekeken naar wat huisartsen en leerkrachten (basisonderwijs, voortgezet onderwijs) in Zeeland kunnen betekenen vanuit hun professionele functie en plicht voor slachtoffers van huiselijk geweld. De huidige situatie houdt in dat het onduidelijk is welke signalen al zijn uitgezonden door slachtoffers van huiselijk geweld voordat de omgeving in actie komt. Ook is onduidelijk of huisartsen en leerkrachten in Zeeland volgens een protocol handelen in situaties waarin sprake is van huiselijk geweld. Een wenselijke situatie zou kunnen zijn dat het duidelijk kan worden welke signalen slachtoffers van huiselijk geweld uitzenden, voordat of zonder dat ze huiselijk geweld openbaar maken, zodat de omgeving in actie kan komen. Tevens zou het een wenselijke situatie zijn dat alle huisartsen en leerkrachten in Zeeland handelen volgens een protocol in situaties waarin sprake is van huiselijk geweld. Naar aanleiding van een eerste literatuurstudie van de projectgroep werd al snel een discrepantie in signalen ontdekt tussen slachtoffers(de zender) en huisartsen en leerkrachten(de ontvangers) in Zeeland. Specifiek gericht op het uiten van deze signalen (slachtoffers) en het lezen hiervan (leerkrachten en huisartsen). Als projectgroep komen we dan tot de volgende concreet omschreven probleemstelling: • Welke signalen zendt een slachtoffer van huiselijk geweld uit en hoe worden deze signalen “gelezen” door leerkrachten en huisartsen in Zeeland? 1.4 Projectdoelen We willen met het onderzoek, eerder dan nu het geval is, huiselijk geweld op het spoor komen in Zeeland. Door een lijst met signalen op te stellen die wijzen op mogelijke geweldpleging in huiselijke kring. Deze lijst moet tot stand komen door het interviewen van slachtoffers van huiselijk geweld, huisartsen en leerkrachten (zowel van basisonderwijs als voortgezet onderwijs) in Zeeland. Tevens willen we via een enquête de groep leerkrachten benaderen. De respons van deze enquête dient 35% of meer te bedragen om een representatief beeld te krijgen van de te beschrijven doelgroep7. Verder wordt er literatuur- en dossieronderzoek gedaan door de projectleden. Vervolgens dient onderzocht te worden, hoe deze signalen moeten worden geïnterpreteerd; Welke actie moet volgen van de huisarts en van de leerkracht bij een vermoeden van huiselijk geweld in Zeeland. Onze algemene, globale doelstelling is: Bijdragen tot vermindering van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in Zeeland door vroegtijdige signalering bij leerkrachten en huisartsen. Meer specifiek is ons doel: Inzichtelijk maken welke signalen door slachtoffers van huiselijk geweld in Zeeland worden afgegeven. Het onderzoek van de projectgroep is gericht op die signalen: Om welke signalen gaat het? Hoe moeten die signalen worden geïnterpreteerd? Wat kunnen leerkrachten en huisartsen vervolgens doen met die signalen? 7 "Bij enquêtes ligt de ondergrens van de respons lager dan bij interviews, 30% is geen uitzondering". Swanborn, P.G. (1987) Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Amsterdam/Meppel: Boom. 2 1.5 Doelgroepen De projectgroep heeft gekozen voor de doelgroep slachtoffers als zender van signalen en de doelgroepen huisartsen en leerkrachten in Zeeland als ontvangers van signalen. De reden hiervan is, dat de projectgroep op deze manier het onderzoek kan inkaderen. Bovendien krijgen deze beroepsgroepen bij uitstek te maken met signalen van huiselijk geweld. Zoals hierboven beschreven, bezoeken mishandelde vrouwen vaak hun huisarts met onverklaarbare klachten. Scholen zijn bij uitstek plaatsen waar (een vermoeden van) huiselijk geweld, waarbij kinderen betrokken zijn, gesignaleerd kan worden. Leerkrachten brengen veel tijd door met de kinderen, hebben een vertrouwensrelatie met hen opgebouwd en kunnen een belangrijke signaalfunctie vervullen. Conclusie De projectgroep zal zich richten op de probleemstelling: Welke signalen zendt een slachtoffer van huiselijk geweld uit en hoe worden deze signalen ‘gelezen’ door leerkrachten en huisartsen in Zeeland? 3 Hoofdstuk 2 Theoretische onderbouwing Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we als projectgroep de vijf axioma’s van Watzlawick, een proefschrift over de rol van huisartsen in de herkenning van partnergeweld ( “The doctor and the woman ‘who fell down the stairs’”, geschreven door Sylvie Lo Fo Wong) en de communicatietheorie. 2.1 De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie volgens Watzlawick Ons onderzoek richt zich op signalen die worden afgegeven door slachtoffers van huiselijk geweld. Het doel dat we als projectgroep nastreven, is dat de zender en ontvanger van signalen op elkaar afgestemd zijn. Als de signalen van huiselijk geweld worden herkend door de ontvanger en erkend door het slachtoffer kan een vicieuze geweldscirkel doorbroken worden. Bij aanvang van het onderzoek is de projectgroep ervan uitgegaan dat ieder slachtoffer signalen uitzendt. De axioma’s (veronderstellingen) van Watzlawick bieden daarbij een interessant theoretisch uitgangspunt8. Hij beschrijft, aan de hand van veronderstellingen, de pragmatische (op het gedrag betrekking hebbende) aspecten van de menselijke communicatie. Hierna volgt een omschrijving van de axioma’s met daarbij een korte uitleg. Omschrijving van het eerste axioma van Watzlawick: Men kan niet niet communiceren. Volgens Watzlawicks “Pragmatics of Human Communication” is alle gedrag communicatie. Gedrag heeft geen tegenstelling. Er bestaat niet zoiets als niet-gedrag, of anders gezegd, men kan zich niet niet gedragen. Als men er van uit gaat dat alle gedrag in een situatie van interactie een berichtwaarde heeft, dus communicatie is, dan volgt daaruit dat men niet niet kan communiceren. De afwezigheid van het gesproken woord vormt daar geen uitzondering op. Communicatie hoeft daarbij niet vooropgezet, bewust of geslaagd te zijn. Slachtoffers van huiselijk geweld communiceren; hun gedrag wordt beïnvloed door wat ze meemaken. Bewust of onbewust worden signalen uitgezonden. Of deze signalen door de ontvanger ervan ook worden begrepen is van meerdere factoren afhankelijk. Omschrijving van het tweede axioma van Watzlawick: Elke communicatie bezit een inhoud- en een betrekkingsaspect. Laatstgenoemde classificeert de eerste en valt daarmee onder metacommunicatie. Communicatie brengt niet alleen informatie over, maar legt ook gedrag op. Deze noemt men wel de ‘rapport’- en de ‘bevel’-aspecten van de communicatie 9. Het rapportaspect is dan de inhoud van het bericht; het bevelaspect is de manier waarop een bericht moet worden opgevat en gaat over de betrekking tussen de communicerende personen. Betrekkingen zijn zelden overwogen; men is er zich vaak niet van bewust. Toch speelt de relatie tussen personen in de communicatie vaak een bepalende rol. Als de relatie goed is, zal de inhoud van de communicatie beter worden begrepen; het verhoudingsaspect raakt op de achtergrond. Bij een slechte relatie staat de aard van de betrekking vaak ter discussie en zal de inhoud van de communicatie steeds onbelangrijker worden10. Slachtoffers van huiselijk geweld zullen vaak non-verbale signalen uitzenden. Schaamte, schuldgevoel, angst, loyaliteit en afhankelijkheid van de dader(s) weerhoudt hen om verbaal uiting te geven aan hun gevoelens en de situatie waarin ze verkeren. Geïnterviewde vrouwelijke slachtoffers in de vrouwenopvang gaven aan, dat het belangrijk is dat ze serieus genomen worden en zich op hun gemak kunnen voelen bij een persoon11. Als een slachtoffer zich veilig voelt en de relatie goed is, wordt de inhoud van de communicatie belangrijker. Omschrijving van het derde axioma van Watzlawick: Het karakter van een betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de reeksen communicaties tussen de communicerende personen. Interpunctie is het ordeningsproces van selectie en betekenisgeving12. Interpunctie is afgeleid van het Latijnse interpungere, dat door punten gescheiden betekent. Interpunctie is dus eigenlijk het zetten van leestekens en is daarom synoniem voor ordening, zienswijze of logica. 8 Watzlawick, P., Helmick Beavin, J., Jackson, D.D.(1970) De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: van Loghum Slaterus 9 Bateson, G. (1955) A Theory of Play and Fantasy. Psychiatric Research Reports. 10 Watzlawick, P., Helmick Beavin, J., Jackson, D.D.(1970) De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: van Loghum Slaterus 11 Quickscan Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld (2004). Zonder drempels. Amsterdam: Stichting Alexander 12 Hoffman, E. (2002) Interculturele gespreksvoering. Theorie en praktijk van het topoi-model. Houten/Diegem: Bohn Stafleu 4 Verschillen in ordening van de werkelijkheid ofwel interpretatieverschillen kunnen aanleiding zijn tot misverstanden. Het feit dat een patiënte bij de huisarts vertelt, dat er thuis vaak sprake is van ruzie, kan door de huisarts uitgelegd worden als vanzelfsprekend, omdat de patiënte net verteld heeft nog maar sinds kort samen te wonen met haar partner in een tweekamerappartement. Hetzelfde feit, kan door de patiënte verteld zijn met de bedoeling de huisarts een verklaring te geven voor haar witte gelaatskleur en de blauwe plekken op haar borsten, die haar partner gisteren heeft bewerkt. Omschrijving van het vierde axioma van Watzlawick: Mensen communiceren zowel digitaal als analoog. Watzlawick stelt dat we als mensen zowel digitaal (verbaal) als analoog (non-verbaal) communiceren. Dit gegeven gevoegd bij het inhoud- en betrekkingsaspect van iedere communicatie, betekent dat de vormen naast elkaar bestaan, maar elkaar ook aanvullen. Het inhoudsaspect wordt voornamelijk digitaal overgebracht, het betrekkingsaspect is overwegend analoog van karakter. Het moeilijke van analoge communicatie is, dat het vaak niet eenduidig is uit te leggen. Zo kan een gebalde vuist agressie aanduiden maar ook een poging zijn tot zelfcontrole. Er zijn tranen van verdriet en er zijn tranen van vreugde. Voor de overwegend analoge communicatie van slachtoffers van huiselijk geweld geldt ook deze complexiteit; non-verbale communicatie is vaak voor meerdere uitleg vatbaar. Wat is de boodschap? Omschrijving van het vijfde axioma van Watzlawick: Elke uitwisseling van communicaties is ofwel symmetrisch ofwel complementair, al naar gelang ze gebaseerd is op gelijkheid of verschil. De betrekking tussen twee personen ondergaat van tijd tot tijd een wijziging, er is een tendens tot geleidelijke verandering. Als de betrekking gebaseerd is op gelijkheid, dan vertonen de gedragspatronen van de personen elkaars spiegelbeeld. De verandering in de betrekking kan escaleren en in een concurrentiestrijd ontaarden, maar er blijft sprake van gelijkheid. Een betrekking kan ook bestaan op basis van verschil. In dat geval vult het gedrag van de één het gedrag van de ander aan. Deze interactie wordt complementair genoemd. Een complementaire betrekking, kan de typische stijl zijn waarin een koppel zijn betrekking heeft gegoten. Een complementaire betrekking kan ook uit de sociale context bestaan, zoals in het geval van een huisarts en een patiënt, maar ook de relatie leerkracht – leerling is complementair. Kenmerkend voor complementaire interactie is dat (geleidelijke) verandering leidt tot vergroting van het verschil. Dit omdat de verschillende gedragspatronen elkaar doorgaans versterken. 2.2 Huisartsen en de herkenning van huiselijk geweld Mishandelde vrouwen zoeken op grote schaal de hulp van hun huisarts met vage klachten of verwondingen. Meestal praten ze niet over hun geweldservaringen met de huisarts. Huisartsen, die een belangrijke rol kunnen vervullen in het herkennen van mishandelde vrouwelijke patiënten, missen grotendeels het geweld als achtergrond van de gepresenteerde klachten13. Een citaat uit “The doctor and the woman “who fell down the stairs”14: ”I fell down the stairs again,.. No questions asked. What about the burn on my hand? The missing hair? The teeth? I waited to be asked. Ask me. Ask me. Ask me. I’d tell her. I’d tell them everything. Look at the burn. Ask me about it. Ask. No” . Sylvie Lo Fo Wong heeft in een proefschrift op het gebied van de Medische Wetenschappen onderzoek gedaan naar de rol van huisartsen in de herkenning van huiselijk (met name partner-) geweld. Het onderzoek is uitgevoerd in Rotterdam vanuit huisartsenpraktijken en heeft o.a. de volgende doelstelling: Het verbeteren van het inzicht omtrent de drempels van huisartsen in de herkenning van partnergeweld en het ontwikkelen van een effectief middel om deze drempels te overwinnen. Van Loghum Lo Fo Wong, S. (2006) The doctor and the woman “who fell down the stairs”. Rotterdam: Vintage 14 Lo Fo Wong, S. (2006) The doctor and the woman “who fell down the stairs”. Rotterdam: Vintage 13 5 Een aantal onderzoeksvragen die Lo Fo Wong daarbij formuleert: • • • Maakt een training in het herkennen van huiselijk geweld huisartsen bewuster van het onderwerp met als gevolg dat actieve vraagstelling toeneemt? Wat vonden vrouwen het belangrijkste in het onthullen van de mishandeling bij de huisarts en welke invloed heeft dit op hun situatie gehad? Is het mogelijk om bij mishandelde vrouwen kenmerken of een patroon te onderscheiden in het zorggebruik in de huisartsenpraktijk? Het onderzoek komt met de volgende resultaten: Huisartsen die deelnamen aan een training in het herkennen van huiselijk geweld werden 5 tot 10 maanden later geïnterviewd. Zij gaven allen aan dat ze zich meer bewust waren van de mogelijkheid van huiselijk geweld bij vrouwelijke patiënten; hun criteria om dit te vermoeden waren toegenomen. Gesprekken met 36 vrouwen, die huiselijk geweld hadden onthuld bij de huisarts, wezen uit dat het merendeel van de vrouwen het belangrijkste vond, dat de huisarts met hen communiceerde, luisterde en vragen stelde over hun situatie. Empathie, betrokkenheid, een vriendelijk en aandachtig luisterende houding in combinatie met emotionele steun werden als zeer prettig ervaren. Daarnaast werd richtinggevende hulp en stimulering om te handelen positief benoemd. Na een jaar bleek dat tweederde van de 36 eerder geïnterviewde vrouwen daadwerkelijk een verandering ervaren in hun situatie. Voor eenderde was er niets veranderd. Hieruit blijkt dat het de moeite loont dat huisartsen vragen naar geweld. Het is vaak onvoldoende om dat eenmalig te doen. Mishandelde vrouwen (en eventuele kinderen) moeten verder gevolgd worden. Maar: praten met de huisarts blijkt voor vrouwen, die te maken hebben met huiselijk geweld, belangrijk in het veranderen van de situatie. In antwoord op de vraag of er een patroon is waar te nemen in het zorggebruik van mishandelde vrouwen, zijn geanonimiseerde gegevens van 92 mishandelde vrouwen uit elektronische dossiers verzamelt. In vergelijking met de gemiddelde vrouwelijke patiënt, consulteert een mishandelde vrouw de dokter bijna tweemaal zoveel. De jongste en middelbare leeftijdscategorie gebruikte zeven keer zoveel pijnstillers en de ouderen drie keer zoveel. Pijn, in alle verschijningsvormen, was de meest gepresenteerde gezondheidsklacht. 2.3 De communicatietheorie Bij het uitvoeren van de opdracht van het ASHGZ door de projectgroep, rezen er steeds meer vragen over signalen. Welke signalen zenden slachtoffers van huiselijk geweld uit? Waarom is er vaak sprake van miscommunicatie tussen zender en ontvanger? De communicatietheorie geeft hiervoor een aantal verklaringen15. In de communicatietheorie noemt men de informatie die men overdraagt de boodschap. De persoon die een boodschap aan de ander overdraagt wordt de zender genoemd en de persoon die de boodschap ontvangt noemt men de ontvanger. Bij communicatie is er sprake van tweerichtingsverkeer. Dit wil zeggen dat de ontvanger ook zender is. De ontvanger reageert namelijk altijd op de zender. Er wordt gekozen voor een manier voor het overbrengen van de boodschap. Dit kan bijvoorbeeld door middel van schrift, woorden, gebaren of lichaamstaal. Het medium waarvan gebruik wordt gemaakt bij het overbrengen van de boodschap noemt men het kanaal. Of de boodschap inderdaad bij de ander over komt, is afhankelijk van verschillende factoren: • Er zijn externe factoren die de ontvanger afleiden en daardoor de communicatie verstoren; deze wordt externe ruis genoemd. • Het juiste begrip van de overgebrachte informatie kan ook worden belemmerd door interne factoren bij de ontvanger. Dit wordt interne ruis genoemd. De ontvanger kan bijvoorbeeld onjuiste verwachtingen hebben met betrekking tot de boodschap, geëmotioneerd zijn of te weinig voorkennis hebben over het onderwerp. Hij kan ook afgeleid zijn door zijn eigen gedachten. 15 Janssen,H. (1999). Als praten bij je werk hoort: gespreksvaardigheden voor hulp- en dienstverleners. Amsterdam: Boom. 6 In een schema ziet dat er als volgt uit: Als we over communicatie spreken, bedoelen we gewoonlijk de bewuste informatieoverdracht. Hierbij is het de bedoeling dat een boodschap die de zender (bewust) aan de ontvanger overdraagt, door hem ook begrepen wordt. Om een boodschap duidelijk over te brengen, zal de zender deze zoveel mogelijk open en eerlijk vertellen, zodat deze begrepen wordt door de ontvanger. Bij een taboe als huiselijk geweld gaat het vaak om onbewuste informatieoverdracht; uit angst, schaamte, liefde, schuldgevoel of loyaliteit wil men het geweld niet openbaar maken. Alle voornoemde factoren dragen ertoe bij dat signalen van slachtoffers van huiselijk geweld vaak niet opgemerkt worden. De projectgroep hoopt met de uitkomsten van dit onderzoek een bijdrage te leveren aan de (h)erkenning van huiselijk geweld door meer duidelijkheid te geven omtrent de signalen. Conclusie De projectgroep zal zich bij het onderzoek naar signalen van huiselijk geweld richten op de theorie van Watzlawick, het onderzoek van Lo Fo Wong en de communicatietheorie. 7 Hoofdstuk 3 Verantwoording onderzoek Inleiding In dit hoofdstuk is beschreven hoe het onderzoek is opgezet en welke respondenten de projectgroep heeft benaderd. 3.1 Opzet onderzoek De projectgroep heeft gekozen voor het onderwerp huiselijk geweld omdat het een belangrijk maatschappelijk probleem betreft dat onvoldoende aandacht krijgt. Door het schrijven van dit rapport hoopt de projectgroep een belangrijke bijdrage te leveren aan het werk van ASHGZ. Het uiteindelijke doel is, niet alleen het verminderen van huiselijk geweld in Zeeland, maar het verminderen van huiselijk geweld landelijk. Om de opdracht helder te krijgen, heeft een oriënterend gesprek plaatsgevonden met de projectmanager van ASHGZ. Daarnaast heeft literatuuronderzoek plaatsgevonden en hebben 2 leden van de projectgroep een presentatie over huiselijk geweld bijgewoond, welke door de projectmanager is verzorgd. Naar aanleiding van de opdracht die door ASHGZ is gegeven, is de projectgroep bij beslisdocument 1 tot de volgende onderwerpen gekomen die moeten worden onderzocht: • De positieve en negatieve mechanismen binnen gezinnen waar geweld voorkomt. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: wat weerhoudt slachtoffers van huiselijk geweld om er mee naar buiten te komen? • De reactie van de omgeving op geweld. Dit leidt tot de onderzoeksvraag: wat is de rol van de huisarts, de leerkracht, de buurman of buurvrouw, de kennis of het familielid? • De signalen die slachtoffers afgeven. Dit kan leiden tot de onderzoeksvraag: welke signalen worden door slachtoffers van geweld uitgezonden (maar door de omgeving wellicht niet opgepikt)? Na beslisdocument 1 heeft een vooronderzoek plaatsgevonden. In dit kwalitatief vooronderzoek heeft de projectgroep 6 diepte-interviews gehouden met: • 3 slachtoffers van huiselijk geweld • 1 vertrouwensarts • 1 huisarts • 1 vakleerkracht lichamelijke opvoeding. De reden dat de projectgroep gekozen heeft voor de bovengenoemde respondenten, is dat zij volgens de projectgroep de meeste informatie kunnen geven over signalen van huiselijk geweld. De interviews hebben als doel gehad de oorspronkelijke vraagstelling bij te stellen en te verfijnen. Het bleek dat de onderwerpen die onderzocht zouden worden, veel te breed zijn. Om het in te kaderen, is de projectgroep in beslisdocument 2 tot een concretere probleemstelling gekomen. De concrete probleemstelling is geworden: • Welke signalen zendt een slachtoffer van huiselijk geweld uit en hoe worden deze signalen “gelezen” door leerkrachten en huisartsen in Zeeland? Naar aanleiding van het vooronderzoek, is besloten om met de volgende respondenten te gaan werken: • Slachtoffers van huiselijk geweld in Zeeland, hieronder vallen zowel kinderen (jongens en meisjes), als volwassenen (mannen en vrouwen) en ouderen (mannen en vrouwen). Iedereen kan slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Zij zijn degenen waar het onderzoek om draait. • Huisartsen in Zeeland. Deze beroepsgroep heeft te maken met signalen van huiselijk geweld. Zoals blijkt uit het stuk over de probleemstelling, bezoeken mishandelde vrouwen vaak hun huisarts met onverklaarbare klachten. • Leerkrachten in Zeeland. Zowel leerkrachten van het basisonderwijs als leerkrachten van voortgezet onderwijs. Leerkrachten brengen veel tijd door met de kinderen, hebben een vertrouwensrelatie met hen opgebouwd en kunnen een belangrijke signaalfunctie vervullen. 8 3.2 Methoden van onderzoek Om zoveel mogelijk informatie te verzamelen voor het onderzoek, heeft de projectgroep gekozen voor een kwalitatief en een kwantitatief onderzoek. Bij het kwalitatief onderzoek zijn de volgende methoden van onderzoek gebruikt: Theoretische voorbereiding: • Er is literatuur opgezocht en gelezen over het onderwerp huiselijk geweld. Praktische voorbereiding: • Er zijn wekelijkse bijeenkomsten geweest met de projectgroep en 2 leden van de projectgroep hebben een presentatie van ASHGZ bezocht. Ook zijn instanties telefonisch en per e-mail benaderd met het verzoek om mee te werken aan het onderzoek. Effectiviteit bewaken: • Tijdens de bijeenkomsten is er gewerkt met een roulerende notulist en voorzitter. Hierbij is gebruik gemaakt van een agenda, notulen en logboek. Om de tijd te bewaken, heeft de projectgroep gebruik gemaakt van de balkenplanning uit beslisdocument 2. Diepte-interview: • Om een zo breed en kwalitatief mogelijk beeld te krijgen, zijn 23 slachtoffers van huiselijk geweld, 9 huisartsen en 4 leerkrachten uit Zeeland persoonlijk benadert voor een diepteinterview. De redenen waarom gekozen is voor het gebruik van diepte-interviews zijn divers: • Het doel van de projectgroep is de beleving of betekenisgeving van de betrokkenen te achterhalen. • Het onderwerp is ingewikkeld en complex. Daarbij ligt het onderwerp gevoelig en behoort het tot de taboesfeer. • De respondenten kunnen moeite hebben met het verwoorden van hun opvattingen. Bovendien is vertrouwen in en interactie met de interviewer nodig voor het kunnen verstrekken van informatie door slachtoffers van huiselijk geweld16. Voor deze diepte-interviews is gebruik gemaakt van interview- en topiclijsten die zijn bijgevoegd als bijlage. De respondenten zijn zoveel mogelijk zelf aan het woord gelaten. De resultaten van de interviews zijn terug te vinden in hoofdstuk 4. Het kwantitatief onderzoek bestaat uit een enquête die is verzonden naar scholen van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in heel Zeeland. Er is gekozen voor een Internet-enquête. Voor het opstellen van de vragen is gebruik gemaakt van dezelfde topiclijst als bij de interviews van de leerkrachten. 3.3 Verantwoording interviews en enquête 3.3.1 Slachtoffers: Voor het onderzoek naar signalen van huiselijk geweld, zijn 23 slachtoffers geïnterviewd. Tijdens de interviews is rekening gehouden met onder andere het tijdstip waarop de respondenten konden worden geïnterviewd. Ook is op verzoek van instanties bij een aantal respondenten rekening gehouden met een voorkeur voor vrouwelijke interviewers. De interviews zijn op een door de respondenten zelf gekozen locatie afgenomen. Om de anonimiteit te waarborgen, is geen gebruik gemaakt van een bandrecorder. 3.3.2 Huisartsen: Door de projectgroep is gekozen om huisartsen in Zeeland te benaderen in het kader van dit onderzoek. Zoals al eerder genoemd in hoofdstuk 1 bij de probleemstelling, bezoeken slachtoffers vaak huisartsen met onverklaarbare klachten. Daarom zijn huisartsen volgens de projectgroep belangrijke respondenten om inzichtelijk te maken of signalen gelezen worden en wat er met de signalen wordt gedaan. De respondenten zijn persoonlijk benaderd en zijn bereid gevonden om tijdens het spreekuur in de praktijk het interview te laten afnemen. In de meeste gevallen is er gebruik gemaakt van een interviewer en een notulist. 16 Baarda, D.B., Goede, M.P.M. ed, en Theunissen, J. Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen/Houten 2001 9 3.3.3 Leerkrachten: Als laatste groep respondenten is gekozen voor leerkrachten die werkzaam zijn in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland. De 4 respondenten van de diepte-interviews zijn persoonlijk benaderd op de school waar ze werkzaam zijn. Tijdens deze interviews is gebruik gemaakt van een bandrecorder. Voor het verwerken van de interviews heeft de projectgroep gebruik gemaakt van een matrix. Hierdoor is er een duidelijk overzicht ontstaan van de antwoorden die gegeven zijn. De uitgewerkte matrixen zijn terug te vinden in de bijgevoegde bijlagen. Voor de groep slachtoffers heeft de projectgroep gekozen om 1 interview uitgewerkt toe te voegen als bijlage. De reden daarvan is het bewaken en waarborgen van de privacy en anonimiteit van de slachtoffers. 3.3.4 Enquête: Om zoveel mogelijk leerkrachten in ons onderzoek te betrekken, is een enquête uitgezet onder scholen van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland. De projectgroep heeft gekozen voor een Internet-enquête, vanwege de snelheid van informatievoorziening en het gemak van verwerking. Van de in totaal 218 verstuurde internetvragenlijsten zijn er 84 ingevuld; een respons van ruim 38%, wat een voldoende resultaat is17. Redenen voor het niet invullen van de enquête zijn divers. Sommige vertegenwoordigers van scholen gaven aan “enquêtemoe” te zijn, anderen vertelden geen tijd te willen nemen om de enquête in te vullen. De enquêtesite is beschikbaar gesteld door “Het Klaverblad Zeeland”. De tijd om de vragen in te vullen was beperkt; leerkrachten hadden daarvoor 7 - 8 dagen. Een aantal scholen reageerde helaas te laat. Ook hebben sommige scholen geen reactie gegeven omdat zij de enquête niet wilden invullen vanwege een te grote dan wel een te geringe betrokkenheid bij het onderwerp. Als laatste blijkt dat leerkrachten de enquête op verschillende computers moeten invullen. Door technische redenen was het niet mogelijk om de enquête door verschillende leerkrachten op 1 computer in te laten vullen. De kans is aanwezig dat de motieven voor het niet invullen van de enquête invloed hebben op de validiteit en betrouwbaarheid van de resultaten. 3.4 Betrouwbaarheid, generalisatie en validiteit van het onderzoek 3.4.1 Betrouwbaarheid Tijdens de interviews is door alle interviewers gebruik gemaakt van dezelfde interviewlijsten die specifiek voor de respondenten zijn opgesteld. Om de betrouwbaarheid van de gegevens te vergroten en de informatie zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven zijn bij de meeste interviews een interviewer en notulist aanwezig geweest. Bij de interviews waar dit niet mogelijk is, is gebruik gemaakt van een bandrecorder. De projectgroep is van mening dat wanneer tijdens de interviews gebruik wordt gemaakt van dezelfde interviewlijst en een andere interviewer, de mogelijkheid van een andere uitkomst bestaat. Om een voorbeeld te schetsen: Tijdens een interview bij 1 van de slachtoffers is er zowel een mannelijke als vrouwelijke interviewer aanwezig. Het blijkt dat het slachtoffer niet met mannen in gesprek gaat. Mogelijk geeft het slachtoffer door de aanwezigheid van een man tijdens het gesprek andere antwoorden dan wanneer de mannelijke interviewer niet aanwezig is. 3.4.2 Generalisatie Het kwalitatief onderzoek is gehouden onder 23 vrouwelijke slachtoffers, 9 huisartsen en 4 leerkrachten die werkzaam zijn in Zeeland. Doel van het onderzoek is inzicht verkrijgen in signalen die slachtoffers van huiselijk geweld uitzenden en hoe huisartsen en leerkrachten in Zeeland deze signalen lezen. Het blijft onduidelijk of de verkregen informatie representatief is voor de gehele groep slachtoffers, huisartsen en leerkrachten in Zeeland. De schriftelijke enquête is naar alle scholen van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland verzonden. Generalisatie is geen doelstelling van het onderzoek, primair doel is het achterhalen van signalen die slachtoffers van huiselijk geweld al dan niet bewust uitzenden en nagaan welke signalen worden gesignaleerd door huisartsen en leerkrachten. Ook hierbij is onduidelijk gebleven of de enquête representatief is voor alle leerkrachten. 17 "Bij een populatie van minder dan 1000 eenheden, is een steekproefomvang van 30% vereist". Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (2001) Basisboek Methoden en Technieken. Groningen: Stenfert Kroese. 10 3.4.3 Validiteit Naast de betrouwbaarheid en de generalisatie van het onderzoek, dient er ook gekeken te worden naar de validiteit van het onderzoek. Validiteit wordt omschreven als de mate waarin het meetinstrument aan zijn doel beantwoordt. Zijn de metingen geldig of 'valide' voor 'het begrip zoals bedoeld'? Om deze vraag te beantwoorden moet eerst gekeken worden naar wat gemeten moet worden. In beslisdocument 2 heeft de projectgroep besloten om signalen die slachtoffers uitzenden te onderzoeken en hoe de beroepsgroepen huisartsen en leerkrachten in Zeeland hier mee omgaan. De validiteit van het onderzoek betreft zodoende de interpreteerbaarheid en de veralgemeenbaarheid van de resultaten van dat onderzoek. Deze worden ook wel interne en externe validiteit genoemd. Interne validiteit verwijst naar de mate waarin de resultaten van een onderzoek adequaat kunnen worden geïnterpreteerd en de mate waarin die interpretaties betrouwbaarheid hebben. In de enquête van de leerkrachten blijkt dat er niet altijd sprake is van interne validiteit. In de eerste vraag van het interview wordt er gevraagd naar wat leerkrachten als signalen van huiselijk geweld ervaren. Sommige leerkrachten geven hun ervaringen aan in plaats van wat zij onder signalen verstaan. Externe validiteit verwijst naar de mate waarin de resultaten van een onderzoek veralgemeenbaar zijn naar een bredere populatie en/of andere omstandigheden. Zoals al eerder bij generalisatie is aangegeven, betreft het een niet-representatieve steekproef in Zeeland. De projectgroep heeft onvoldoende gegevens om te kunnen zeggen of de steekproef representatief is voor alle slachtoffers, huisartsen en leerkrachten in Zeeland. Conclusie De projectgroep heeft tijdens het onderzoek gebruik gemaakt van een redelijk valide onderzoek om inzicht te krijgen in signalen die slachtoffers van huiselijk geweld uitzenden en hoe huisartsen en leerkrachten deze signalen lezen. Het onderzoek is niet representatief voor alle slachtoffers, huisartsen en leerkrachten in Zeeland. 11 Hoofdstuk 4 resultaten onderzoek Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de afgenomen diepte-interviews en de Internetenquête. Afzonderlijk worden de resultaten genoemd van de slachtoffers, vervolgens van de huisartsen, dan van de leerkrachten en als laatste de resultaten van de Internet-enquête. 4.1 Interviews slachtoffers van huiselijk geweld Om een antwoord te krijgen op de gestelde onderzoeksvraag in hoofdstuk 1.3 heeft de projectgroep diepte-interviews gehouden met slachtoffers. In totaal zijn 23 slachtoffers van huiselijk geweld gesproken, verspreid over Zeeland. De slachtoffers die gesproken zijn, zijn allemaal vrouwen variërend in leeftijd tussen de 20 en 60 jaar. De projectgroep is in contact gekomen met deze slachtoffers door het benaderen van hulpverleners van CMO Maresaete, Stichting Blijf van m’n Lijf Zeeland, ASHGZ, Emergis, Maatschappelijk Werk Walcheren en mensen uit het eigen netwerk, op basis van vrijwilligheid. 4.1.1 Soorten huiselijk geweld Definitie huiselijk geweld: ‘Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Onder geweld wordt de aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan met daarbij een onderscheid tussen psychisch en lichamelijk (waaronder seksueel) geweld. De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk’ betreft hier de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de ‘locatie’18. Bij lichamelijk geweld hanteert het ASHGZ de volgende onderverdeling: Met het lichaam: slaan, schoppen, krabben, aan de haren trekken, duwen. Met voorwerpen of attributen: snijden, brandwonden maken, vastbinden, mond afplakken. Met medicijnen: misbruik van medicatie. Bij psychisch geweld hanteert het ASHGZ de volgende onderverdeling: Schelden, dreigen, pesten, intimideren, treiteren, vernederen, zelfgevoel ondermijnen. Bij seksueel geweld hanteert het ASHGZ de volgende onderverdeling: Lijfelijk contact: aanranding en verkrachting. Zonder lijfelijk contact: exhibitionisme, ongewenst creëren van seksuele sfeer, ongewenst confronteren met pornografisch materiaal 19. Op de vraag wat voor soort huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, hebben de respondenten de onderstaande antwoorden gegeven: Bij 14 van de respondenten is er sprake van zowel lichamelijk als psychisch geweld. Bij 7 respondenten is er naast lichamelijk en psychisch geweld ook sprake van seksueel geweld. Door 1 respondent is alleen psychisch geweld genoemd. Bij nog 1 respondent is alleen seksueel geweld genoemd. 4.1.2 Hoe is het huiselijk geweld gestopt? Bij 2 van de respondenten is het huiselijk geweld nog niet gestopt, maar wel verminderd. Reden hiervoor is dat de respondenten nog in dezelfde situatie verkeren of dat de dader nog steeds dreigt en stalkt. Voor een groot aantal van de respondenten is het huiselijk geweld gestopt. De manier waarop de respondenten het geweld hebben gestopt loopt uiteen. Voor 2 respondenten geldt dat zij met zware verwondingen na mishandeling door hun partner in het ziekenhuis zijn opgenomen. Hiervan hebben ze bij de politie aangifte gedaan en zijn hierna niet meer teruggekeerd naar hun partner. Door 1 respondent is genoemd dat ze naar een opvanghuis is gegaan, een andere respondent is verhuisd. Bij 5 respondenten is het geweld beëindigd door inmenging van familie of bekenden. Deze hebben de respondenten overgehaald de situatie te verlaten of hebben zelf de politie op de hoogte gesteld van de situatie waarna aangifte gedaan werd en de respondenten veelal in de vrouwenopvang zijn ondergebracht. Bij 1 respondent heeft de politie direct actie ondernomen. Deze respondent had een brief naar de politie gestuurd waarin ze liet weten mishandeld te worden en niet thuis weg kon komen. De politie is 18 Definitie van het ministerie van Justitie, zie de nota “Privé Geweld - Publieke Zaak”, Een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld van het ministerie van Justitie, Den Haag, april 2002 19 Protocol registratie en monitoren. ASHGZ, 12 oktober 2005. 12 toen undercover op de school van de kinderen geweest en heeft moeder de mogelijkheid geboden om daar aangifte te doen. De dader is vervolgens gearresteerd. Bij 1 respondent is het geweld gestopt doordat de dader is omgekomen. Een andere situatie is gestopt doordat de partner is verdwenen. Veruit de meeste respondenten hebben echter zelf de situatie verlaten. Dit was bij 11 van de respondenten het geval. Veelal zijn ze gevlucht naar een Blijf van m’n Lijf huis, of crisisopvang. Op de vraag hoe het huiselijk geweld is gestopt werden o.a. de volgende antwoorden gegeven: “Ik ben zelf weggegaan. Ik was al eerder bij het politiebureau geweest. Dit vond ik heel eng. Ik moest door de intercom zeggen waarvoor ik kwam maar ik heb toch doorgezet. Vervolgens moest ik een papier ondertekenen dat ik niet kon lezen. Ik ben toen weggegaan. En ze hebben me gewoon laten gaan, niet naar het ziekenhuis gebracht en niet naar mij omgekeken of ik veilig was.” “Geweld is gestopt toen ik samen met mijn kind gevlucht ben naar een Blijf van m’n Lijf Huis.” 4.1.3 Duur van het huiselijk geweld De tijd die de respondenten nodig hebben gehad om aan iemand verbaal kenbaar te maken dat ze werden mishandeld, varieert enorm. Door 1 respondent wordt aangegeven, dat ze het onmiddellijk aan iemand heeft verteld. Bij een andere respondent heeft het 30 jaar geduurd. Van de respondenten zijn er 2 die binnen 1 jaar melding hebben gemaakt van de mishandelingen. Door 9 respondenten werd aangegeven 1 tot 5 jaar voor nodig te hebben gehad om hun verhaal aan iemand te kunnen vertellen. Bij 3 respondenten heeft het 5 tot 10 jaar geduurd. Bij eveneens 3 respondenten heeft het 10 tot 15 jaar geduurd. Een andere respondent heeft haar verhaal na 20 jaar voor het eerst tegen iemand verteld en bij nog een andere respondent heeft het 30 jaar geduurd voor ze ermee naar buiten durfde te komen. Van 4 respondenten is uit de interviews niet goed op te maken na welke tijd zij voor het eerst met iemand hebben gesproken over het huiselijk geweld. “Het laatste jaar van de mishandeling heb ik contact gezocht met een maatschappelijk werkster. Zij heeft mij gemotiveerd om weg te gaan.” Wat weerhield slachtoffers van huiselijk geweld om er mee naar buiten te komen? De antwoorden die het meest zijn gegeven op deze vraag zijn gebundeld en levert de volgende opsomming op: • Het letsel was nog steeds te verbergen voor de buitenwereld • Angst voor de pleger van het huiselijk geweld, dreigementen • Schaamte, gevoel dat het de eigen schuld is • Geloof in de partner wanneer hij beterschap beloofde • Liefde voor de partner • Onbekendheid met de mogelijkheden die er zijn om weg te komen uit de situatie • Het was niet mogelijk, omdat het slachtoffer geïsoleerd werd gehouden en er geen contact met de buitenwereld (waaronder familie en vrienden) werd toegestaan • Het idee heeft het enige slachtoffer te zijn. 4.1.4 Signalen die afgegeven zijn Alle respondenten hebben aangegeven signalen te hebben uitgezonden. Deze signalen waren erg uiteenlopend. Signalen werden vaak afgeven aan huisartsen, doordat respondenten daar met verwondingen zoals blauwe plekken kwamen of met depressieve klachten. Respondenten hebben bij de huisarts aangegeven, dat er regelmatig ruzie thuis was. Op school was het gedrag van de kinderen vaak een signaal dat het thuis niet goed ging. Kinderen kwamen niet naar school of ze vertoonden extreem gedrag. Ze waren dan heel druk aanwezig of juist erg afwezig. Een ander genoemd signaal is dat kinderen bijna nooit vriendjes mee naar huis namen om te spelen. Tijdens de interviews zijn de volgende antwoorden door de respondenten aangegeven: • Tegen de huisartsen is 4 keer verteld dat er thuis regelmatig ruzie was • Van de respondenten vertelde er 1 dat ze vaak doorzichtige smoesjes over verwondingen vertelde. Ze vertelde dan, dat haar verwondingen veroorzaakt waren doordat ze van de trap was gevallen of tegen de keukenkastjes was aangelopen. • In 2 gevallen is als antwoord gegeven dat de kledingkeuze aangepast werd om er onaantrekkelijk uit te zien voor de dader 13 • • • • • • • • • • • • • Door 2 respondenten zijn vragen aan mensen uit hun omgeving gesteld over seksueel en/of lichamelijk geweld zonder daarbij te vertellen dat het betrekking op de persoon zelf had Door 1 respondent is als signaal genoemd dat er regelmatig ruzie was waarbij veel herrie gemaakt werd en de buren dit gehoord moesten hebben Blauwe plekken en verwondingen zijn 3 keer genoemd als afgegeven signaal Door 1 respondent is 2 keer een suïcidepoging gedaan Door 1 respondent is verteld niemand aan te durven kijken in de tijd van de mishandelingen Als signaal is 2 keer expliciet aangegeven, dat de respondenten nergens alleen heen mochten gaan, de partner moest er altijd bij zijn. Een andere respondent geeft aan dat ze niet zelf op vragen durfde te antwoorden maar altijd angstig naar haar partner keek om hem te laten antwoorden. Ze was dan bang om het verkeerde antwoord te geven waarvoor ze later gestraft zou worden. Het vermijden van lichamelijke onderzoeken is 1 keer genoemd Door 3 respondenten is genoemd dat ze het contact met mannen als zeer moeilijk ervaren en lichamelijk contact afwijzen. Zo geeft 1 respondent aan geen mannelijke familieleden meer te kunnen zoenen op verjaardagen e.d. Met de politie is 3 keer de thuissituatie besproken Agressie, bijvoorbeeld op school of afwijkend gedrag van kind wordt 4 keer genoemd 7 keer is het antwoord gegeven dat contact met familie minder werd of helemaal niet meer mocht en mensen geïsoleerd raakten Door 1 vrouw is als signaal genoemd dat ze veel lichaamsgewicht verloor Angst, spanning en depressieklachten zijn 5 keer genoemd. “Ik kwam regelmatig bij de huisarts met klachten. Een keer ben ik van de trap gegooid waarbij ik mijn ribben heb gebroken en mijn rug beschadigd is. Ik heb toen ook in het ziekenhuis gelegen. Ook heb ik de huisarts wel eens gevraagd of huiselijk geweld vaak voorkomt en of daar niks aan gedaan kan worden. Dit zonder mijn eigen verhaal te vertellen.” 4.1.5 Werden signalen opgepikt en zo ja door wie? Van de 23 respondenten geven er 3 aan dat ze niet hebben opgemerkt dat de signalen die ze afgaven werden opgepikt en 1 respondent weet niet of de signalen zijn opgepikt. Bij de 19 andere respondenten werden de volgende signalen opgepikt door hun omgeving: • Een respondent is door haar directeur, die nog aanwezig is als zij in de avonduren werkt in een school, aangesproken omdat hij zijn werknemer erg geëmotioneerd aantreft tijdens de schoonmaakwerkzaamheden. Deze man heeft de respondent geadviseerd en gemotiveerd om naar het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) te gaan • Een collega heeft geregeld dat de respondent naar de crisisopvang kon gaan nadat ze op het werk verscheen met letsel • Een school heeft de moeder gedwongen om hulp te zoeken in de vorm van een melding bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) • De huisarts is genoemd omdat deze wel een vermoeden had, maar geen actie heeft ondernomen. Wel heeft de huisarts het advies gegeven om hulp te zoeken bij een AMW of vrouwenopvang • Familie heeft vaak signalen opgepikt, maar durfden of konden niets doen • Maatschappelijk werker heeft vaak signalen opgepikt en bespreekbaar gemaakt • Vrienden zijn ook genoemd als ontvanger van signalen, maar vaak durfden of konden zij niets doen • Een taxichauffeur heeft een respondent met haar kinderen naar het politiebureau gebracht • Buren hebben de politie gebeld • Begeleiders van Emergis hebben AMW en Bureau Jeugdzorg Zeeland (BJZ) ingeschakeld. 14 4.1.6 Rol van de huisarts In totaal hebben 17 van de 23 respondenten in de periode van de mishandeling op enig moment contact gehad met de huisarts. De ‘reden’ waarvoor ze bij de huisarts kwamen is erg uiteenlopend. In 8 gevallen kwamen respondenten primair om te praten over de geweldsituatie. In 5 gevallen kwamen de respondenten om hun verwondingen te laten behandelen. In totaal zijn 4 respondenten bij de huisarts geweest zonder over het geweld te vertellen. Van de respondenten hebben er 2 aangegeven, dat de mishandelende partner altijd mee ging naar de huisarts of dat ze juist niet naar de huisarts mochten waardoor ze ook geen signalen konden afgeven. Door 1 respondent is aangegeven, dat haar man tegen de huisarts vertelde dat zij geen Nederlands sprak en de huisarts zijn vragen maar aan hem moest stellen. De respondent geeft aan wel degelijk Nederlands te spreken, maar mocht geen vragen beantwoorden van haar man. Zij durfde dit echter niet aan de huisarts te vertellen uit angst voor ‘straf’. Op de vraag hoe de huisarts omging met het huiselijk geweld zijn o.a. de volgende antwoorden gegeven: “Goed maar had te weinig tijd voor me”. “Ik ben door de huisarts aan alle kanten geholpen”. “De huisarts was op de hoogte van de situatie maar heeft er niets mee gedaan.” “De huisarts vroeg door maar, omdat ik bij mijn verhaal bleef stopte hij Ik heb de huisarts verzocht om met de dader te praten maar hij zei dat ik dit ook zelf kon doen.” Een aantal huisartsen heeft doorverwezen naar de hulpverlening. De respondenten waren tevreden met deze doorverwijzingen. Andere respondenten vinden dat de huisarts zich niet genoeg verdiept heeft in de situatie van de patiënt, de ogen ervoor sloot en meer hulp had moeten bieden. Er zijn ook respondenten die de huisarts als grote steun hebben ervaren en als iemand die ze serieus nam. Veel van de respondenten zien de huisarts als een persoon die een belangrijke rol kan spelen in het stoppen van huiselijk geweld. Respondenten geven aan dat het belangrijk is dat de huisarts weet op welke signalen hij moet letten. Ook voor advies en tips waarmee het slachtoffer het geweld kan stoppen, wordt de huisarts als een belangrijk persoon gezien. De vertrouwensband met de huisarts is een belangrijke voorwaarde voor slachtoffers om het gesprek met de huisarts over het geweld aan te gaan. Belangrijk hierbij is dat de huisarts voldoende tijd neemt voor de patiënt. Wat naar voren komt uit de gesprekken is, dat de respondenten graag zouden zien dat de huisarts meer initiatief zou tonen om huiselijk geweld te stoppen, door bijvoorbeeld huisbezoeken af te leggen of het beroepsgeheim aan te passen, zodat de huisarts meer mogelijkheden heeft om melding te maken van het geweld. Ook voor hulp aan de dader zou de huisarts zich meer moeten inzetten volgens de respondenten. Op de vraag of de huisarts zou kunnen helpen het huiselijk geweld te stoppen zijn o.a. de volgende antwoorden gegeven: “Ik heb de vertrouwelijke band met de huisarts gemist. Ik had dan misschien eerder aan durven geven wat er speelde.” “Ja, hij zou een huisbezoek kunnen afleggen om meer zicht te krijgen op de situatie en dan instanties inschakelen. De huisarts moet sturender worden in dit soort situaties.” “Ja, ik had volop vertrouwen in de huisarts. Ik was ontzettend blij met de hulp die hij heeft geboden.” “Hij zou ervoor moeten zorgen dat mijn (ex) man de juiste hulp krijgt en aanvaardt.” “Artsen moeten leren waar ze op moeten letten.” 4.1.7 Rol van de leerkracht Van de 23 respondenten zijn er 10 met schoolgaande kinderen. Van 1 respondent weten we dat haar kind naar een peuterspeelzaal ging, maar daar zijn geen signalen uitgezonden. Volgens de 10 respondenten hebben hun kind(-eren) wel signalen uitgezonden op school. Er is niet bekend of de vrouwen zelf signalen hebben afgegeven aan de leerkrachten. De volgende signalen zijn genoemd: • Het vertonen van druk gedrag • Het tonen van boosheid • Het slaan en schoppen van andere kinderen 15 • • • • • • • Het laten zien van agressief gedrag (verbaal en fysiek) De leerprestaties die minder worden Het niet willen meedoen met de gymlessen Het ontwikkelen van een eetstoornis Op school vertellen dat er thuis veel ruzie is Vaak te laat op school komen Gepest worden en zelf gaan pesten. Van de 10 respondenten met kinderen geven er 3 aan dat ze niet aangesproken zijn door de leerkracht, nog iemand geeft aan dat het onderwerp ontweken werd. Door 1 respondent is het onderwerp zelf ter sprake gebracht, dat wel begrip van de leerkracht opleverde. In een ander geval was de leerkracht bang en wist niet hoe te handelen. Door 2 respondenten is het antwoord gegeven dat de leerkracht dacht aan kindeigen problematiek, waarbij in een geval van niet aanpakken van deze problemen door de moeder, de leerkracht dreigde met een melding bij het AMK. Een andere respondent is aangesproken door de leerkracht, maar de respondent gaf aan dat er niets aan de hand was. 4.1.8 Was er hulpverlening en zo ja, welke hulp? Van de 23 respondenten geven er 2 aan nu geen hulpverlening te hebben. Bij de andere 21 respondenten is er wel sprake van hulpverlening. In de meeste gevallen gaat het dan om hulpverlening die is opgestart vanuit verblijf in het Blijf van m’n Lijf huis of de crisisopvang en die dan nog doorloopt als de slachtoffers zelfstandig gaan wonen. De volgende vormen van hulp/ hulpverlening zijn genoemd; het AMK, Algemeen Maatschappelijk Werk, een trajectbegeleider van de gemeente, Slachtofferhulp, Homestart, politie Zeeland, Emergis, BJZ, Stichting Eleos, 10 voor Toekomst, een psycholoog, een weerbaarheidstraining en de Raad voor de Kinderbescherming. 4.2 Interviews met huisartsen Gezien de ernst van de gevolgen van huiselijk geweld is het te verwachten dat slachtoffers veelvuldig een beroep doen op de huisarts. De reden voor onze onderzoeksgroep om te kiezen voor een diepteinterview, is dat wij discrepantie zagen in wat de media verklaart en de cijfers uit eerder gehouden onderzoeken. Misbruikte vrouwen doen vaker een beroep op de huisarts dan vrouwen die dergelijke ervaringen niet hebben. Van de vrouwen tussen de 20 en de 40 jaar die het meest frequent hun huisarts raadplegen (6 keer of vaker per jaar), is een kwart seksueel misbruikt in de kindertijd. 4.2.1 Signalering door huisartsen Het onderzoek is gericht op huisartsen die bereid waren aan het onderzoek mee te doen. De projectgroep heeft daarbij gekozen voor de directieve aanpak van persoonlijke benadering. Verder hebben we een dwarsdoorsnede van de provincie Zeeland genomen, waarbij 7 artsen een stadspraktijk hebben in Tholen en Terneuzen en 2 een dorpspraktijk in Oost-Souburg en ’s-Heer Arendskerke. De projectgroep heeft 9 artsen persoonlijk benaderd en bereid gevonden aan ons onderzoek mee te werken. De huisartsen hebben tussen de 1 en 30 jaar werkervaring als huisarts. Het gemiddelde aan ingeschreven patiënten ligt per praktijk tussen 2000 en 3000 patiënten. 4.2.2 Uitkomst interviews Kunt u algemene uitleg geven over ‘huiselijk geweld’ in uw praktijk en de signalen die slachtoffers afgeven? Van de huisartsen geven 5 aan dat de omgeving van het praktijkgebied rustig te noemen is. Verder geven 4 huisartsen aan veel sociale (culturele) problematiek te ervaren, veel sociale armoede en 1 huisarts geeft aan dat huiselijk geweld absoluut wordt onderschat. Overmatig alcoholgebruik is door 1 huisarts aangegeven. Wat valt u op in de praktijk bij ‘huiselijk geweld’ en de slachtoffers? Alle respondenten geven aan dat loyaliteit en schaamte het duidelijkst naar voren komt, loyaliteit voornamelijk in huwelijken en bij kinderen naar de ouders (dader) toe. Kunt u aangeven of de slachtoffers zich uit eigen beweging melden? Bij geen van de respondenten zijn er vrijwillige meldingen door de slachtoffers, wél meldingen na constatering van de signalen die door de huisarts in een consult zijn opgevangen. 16 Kunt u aangeven of de daders zich melden uit eigen beweging? Bij alle respondenten zijn hier geen vrijwillige meldingen van de daders. De respondenten geven allemaal een gelijke score aan, 1 dader per praktijk. Wat herkent u aan signalen in uw praktijk? Alle respondenten geven aan: kneuzingen, blauwe plekken, botbreuken en spanningen. Van de respondenten geven 7 aan, dat depressief en angstig gedrag voor hen duidelijk is. Van de respondenten geven er 2 aan dat bedplassen en teruggetrokken gedrag hen ook opvalt. Hebt u veel geleerd over het onderwerp tijdens uw opleiding en heeft het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) invloed op uw bijscholing? Zijn er protocollen over dit onderwerp bij u bekend? Van de respondenten geeft er 1 aan dat het onderwerp summier is behandeld tijdens de opleiding. Verder geeft 1 respondent aan, dat tijdens zijn opleiding veel films en workshops zijn gegeven. Ook geven 7 respondenten aan niets over het onderwerp te hebben geleerd gedurende de opleiding. Alle respondenten geven aan dat zij facultatief workshops en cursussen volgen over het onderwerp, verder geven zij allen aan, geen protocol te kennen. Hoeveel slachtoffers kent u in uw praktijk op jaarbasis? Hoeveel daders kent u in uw praktijk op jaarbasis? Gemiddeld onder de respondenten (25.000 patiënten) zijn er 23 kinderen onder 14 jaar bekend. Er is 1 kind boven 14 jaar bekend. Er is bij 1 arts vermoedens voor meer. Er zijn gemiddeld 26 vrouwen bekend als slachtoffer (25 allochtoon en 1 autochtoon). Bij 1 huisarts zijn twee vrouwen bekend die ouder zijn dan 50 jaar. Er zijn 10 daders bekend, waarvan 4 aangemeld bij de huisarts door de partner. Wat is volgens u het werkelijke aantal slachtoffers? Alle huisartsen geven een percentage tussen de 50 en 80% meer slachtoffers aan van huiselijk geweld en 1 huisarts geeft zelfs 3 keer (300%) zoveel meer slachtoffers aan. Wat is de actie bij constatering van huiselijk geweld in uw praktijk en met welke ketenpartners van ASHGZ werkt u samen? Alle respondenten geven aan, door het in hen gestelde vertrouwen het onderwerp bespreekbaar te kunnen maken. Zij geven aan dat dit soms heel moeilijk is, in verband met de privacy van de patiënt. Een huisarts geeft aan van ‘huiselijk geweld’ waarbij kinderen betrokken zijn, altijd aangifte te doen bij het AMK en 1 arts legt de verantwoordelijkheid van aangifte bij de patiënt. Verder geven alle huisartsen adviezen en verwijzingen naar de vertrouwensarts, politie, Blijf van m’n Lijf- huizen en BJZ, 1 huisarts verwijst ook naar een psycholoog. Op de vraag wat de respondenten graag veranderd willen zien in de huidige situatie, geven zij aan, meer 1e lijn meldpunten te willen hebben, waarbij een vertrouwensarts als autoriteit met de mogelijkheid tot onderzoek wordt aangesteld. Alle respondenten vinden dat ook de bijscholing beter afgestemd moet worden en er meer gespecialiseerd collegiaal overleg moet komen. Sommigen vinden dat er meer publiciteit en aandacht in de media moet komen over dit onderwerp. Op de vraag, wat zij vinden van het interview, geeft iedere respondent aan, gedurende het interview, enthousiast te raken en aan het denken te worden gezet. Iedere respondent stelt zich alert en meegaand op tijdens het interview. Van de 9 respondenten gaan 8 het nascholingsaanbod er op naslaan. Van alle huisartsen heeft er 1 een sticker op zijn bureau geplakt met de tekst: “JA, HUISELIJK GEWELD IS HIER BESPREEKBAAR” 20 20 Ja- Nee stickers huiselijk geweld zijn gratis verkrijgbaar bij Blijf van m’n lijf Zeeland 17 4.3 Interviews leerkrachten Opgroeien in een onveilige situatie heeft invloed op de sociaal- emotionele ontwikkeling van een kind en kan leiden tot gedrag- en leerproblemen. Scholen stellen zich de taak om een veilige leeromgeving te bieden, waarin leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen (ook in sociaal-emotioneel opzicht). Bovendien zijn onderwijsprofessionals gewend om te gaan met problemen rond leren en gedrag. Dit maakt dat de school met zijn professionals in beginsel geschikt is om signalen van leerlingen over huiselijk geweld op te vangen21. Er zijn 4 respondenten persoonlijk geïnterviewd. Daarvan zijn 2 respondenten werkzaam in het basisonderwijs en 2 in het voortgezet onderwijs. Er is gekozen voor 4 respondenten, omdat dit geen representatie is van alle leerkrachten in Zeeland, maar meer een aanvulling op de enquête. Het doel van dit diepte-interview is om te ontdekken of leerkrachten signalen van huiselijk geweld (h)erkennen en of zij gebruik maken van een protocol. 4.3.1 Signalen Van de 4 respondenten, geven er 3 aan dat zij er vanuit gaan dat slachtoffers altijd signalen uitzenden. De 4e geeft aan dat hij er geen zicht op heeft. Op de vraag wat zij als signalen zien, noemen de respondenten het volgende: • De kinderen vertonen extreem seksueel gekleurd gedrag • Een kind dat zich heel erg terug trekt of juist heel veel aandacht vraagt • Een kind dat zich erg schaamt tijdens het douchen • Het geven van vreemde reacties tijdens de gym of helemaal niet mee willen doen met de gymles • Ouders die vreemde opmerkingen maken tijdens een huisbezoek • Kinderen die buikpijn hebben • Een kind dat geen lichamelijk contact wil • Kinderen die geremd zijn in motorische bewegingen • Een kind dat veel blauwe plekken heeft • Het hebben van niet verklaarbare pijnen • De schoolresultaten die minder worden • Tijdens warm weer warme bedekkende kleding aan hebben Op de vraag welke ervaringen met ‘huiselijk geweld’ de respondenten hebben op school, geven 3 leerkrachten aan dat zij wel ervaringen hebben met een (vermoeden van) ‘huiselijk geweld’. De 4de respondent geeft het volgende aan: “Ik heb hier nog nooit mee te maken gehad in mijn twintig jaar dat ik op deze school lesgeef.” De signalen die bij de ervaringen zijn afgegeven, staan grotendeels hierboven beschreven. Daarnaast geeft een respondent aan dat 2 kinderen zelf verbaal hebben aangegeven, dat zij slachtoffer zijn van ‘huiselijk geweld’. Volgens de respondenten weerhoudt voornamelijk angst en schaamte de kinderen ervan om het ‘huiselijk geweld’ openbaar te maken. Daarnaast worden bedreiging en afhankelijkheid van ouders genoemd. Op de vraag “Hoe gaat u als leerkracht om met “weerstand” tegen het openbaar maken van ‘huiselijk geweld”?” geven de respondenten de volgende antwoorden: • • • 21 “Een vermoeden spreek ik altijd uit naar mijn collega (duobaan). Ik breng het kind ook op de hoogte van het feit, dat ik het geweld niet geheim kan houden. Maar ik doe alles in het belang van het kind.” “Ik maak een vermoeden altijd bespreekbaar. Ik vind het zelf wel moeilijk om ouders er in te betrekken in een vroeg stadium: stel je voor dat je van alles in werking zet, terwijl het blijkt niet waar te zijn.” “Ik spreek eerst met mijn collega´s en dan met het kind en de vertrouwenspersoon.” http://www.dsp-groep.nl/cms/uploadedfiles/tijdschrift_kindermishandeling.pdf 18 • “Niet van toepassing; Ik heb er nog nooit mee te maken gehad.” 4.3.2 Protocol De 4 respondenten bespreken bij het vermoeden van ‘huiselijk geweld’ eerst met een collega en mogelijk ook met een schoolmaatschappelijk werker, maar binnen de scholen is geen protocol ‘Huiselijk Geweld’ aanwezig voor zover bij hen bekend. De respondenten geven ook aan dat zij niet weten of alle leerkrachten op dezelfde manier te werk gaan bij een vermoeden huiselijk geweld. Op twee scholen is een protocol “Kindermishandeling” aanwezig De respondenten vinden het belangrijk dat er een protocol ‘Huiselijk Geweld’ binnen de scholen aanwezig is. Bij de vraag of er gebruik gemaakt wordt van een signalenlijst, antwoorden 2 respondenten dat ze de signalenlijst gebruiken van het protocol “Kindermishandeling”. Een 3de geeft aan dat hij geen signalenlijst gebruikt en 1 respondent zegt het volgende: “De signalen zoals benoemd, zijn vaak in de praktijk niet zo duidelijk aanwezig, zoals blauwe plekken e.d. Ik vind zo’n lijst daarom niet zo bruikbaar.” 4.3.3 Scholing Geen van de respondenten is geschoold in het herkennen van signalen van ‘huiselijk geweld’. Wel heeft 1 respondent een cursus weerbaarheidstraining gevolgd. Op de vraag of iedere leerkracht hierin geschoold zou moeten zijn, antwoorden alle leerkrachten met “Ja”. 4.4 Enquête onder leerkrachten binnen Zeeland Voor het opstellen van de vragen van de Internetenquête hebben we gebruik gemaakt van een aantal topics, te weten: • Signalen huiselijk geweld • Protocol huiselijk geweld • Ervaringen • Scholing Bij het weergeven van de resultaten worden soms citaten aangehaald. 4.4.1 Doel Doel van de enquête is het in kaart brengen van de huidige situatie op scholen in Zeeland: wat is de rol van leerkrachten in het signaleren van (een vermoeden van ) huiselijk geweld en kan deze signaalfunctie verbeteren. NB: In deze enquête worden met name kinderen van 4-16 jaar genoemd als slachtoffers van huiselijk geweld. In enkele antwoorden komen ook andere gezinsleden aan de orde. De enquêtevragen en resultaten zijn opgenomen als bijlage. 4.4.2 De onderzoeksgroep De onderzoeksgroep bestaat uit leerkrachten van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland. Van de respondenten is ruim 87% werkzaam in het basisonderwijs en 13% werkt in het voorgezet onderwijs. De regiospreiding is als volgt: Zuid- Beveland: 55% Zeeuws-Vlaanderen: 15% Walcheren: 13% Tholen: 8% Schouwen- Duiveland: 7% Bijna de helft van de respondenten (48%) geeft aan op een school te werken met meer dan 200 leerlingen; 13% geeft les op een school waarop minder dan 50 leerlingen zitten. 19 4.4.3 Signalen Onze vierde vraag in de enquête is of leerkrachten aan kunnen geven wat zij ervaren als signalen van ‘huiselijk geweld’. Hierop hebben 72 van de 84 respondenten gereageerd met voorbeelden, zoals: “Depressief, schuchter, angstig, blauwe plekken, gebroken vingers, schaafwonden.” “Een naar binnen gekeerde blik, kinderen die heel graag bij de juf op schoot willen en aan de juf hangen (bij kleuters).” “Extreem teruggetrokken gedrag, terugdeinzen bij benadering, zichtbare blauwe plekken op plaatsen waar geen bot zit, onverzorgd uiterlijk, beschimmeld brood mee naar school.” Van uiterlijke kenmerken worden blauwe plekken het meest genoemd. In het gedrag van het kind worden vooral angst en teruggetrokken gedrag aangegeven als mogelijke signalen van ‘huiselijk geweld’. Op deze vraag geven 10 respondenten aan geen ervaringen met signalen van ‘huiselijk geweld’ te hebben, 2 hebben nooit iets gemerkt of gehoord. Hoeveel leerkrachten krijgen te maken met signalen van huiselijk geweld tijdens hun werk? Uit de vragenlijst blijkt, dat meer dan de helft (51%) nog nooit een signaal van huiselijk geweld heeft opgevangen. Van de respondenten, die wel ervaringen hebben met signalen van huiselijk geweld tijdens hun werk, zegt het merendeel, hiervan op de hoogte te zijn gebracht door verhalen, meestal van de kinderen zelf. Enkele genoemde voorbeelden: “Blauwe plekken, veelvuldig wc-gebruik, kinderen die niet op hun stoel kunnen zitten vanwege pijn, verhalen van betrokkenen.” “Een kind dat duidelijk aangeeft, dat het niet naar huis wil. Een onverzorgd kind dat dagenlang dezelfde kleding en hetzelfde ondergoed aan heeft.” “Tijdens het uitkleden voor de gymles kwam ik er achter dat een kind enorme blauwe plekken op zijn onderrug en billen had.” In de beantwoording van deze vraag komen opnieuw blauwe plekken, als uiterlijk kenmerk van huiselijk geweld, veelvuldig voor. ‘Huiselijk geweld’ is een taboe; het wordt niet gemakkelijk openbaar gemaakt. Op de vraag, waarom slachtoffers er niet mee naar buiten komen, antwoorden 70 van de 84 leerkrachten: “Uit angst”. Meerdere antwoorden waren hier mogelijk: schaamte en loyaliteit worden genoemd, alsook afhankelijkheid. Slechts 10% van de leerkrachten noemt “het niet weten van de weg naar de hulpverlening” als oorzaak voor het niet openbaar maken van ‘huiselijk geweld’. Er zijn 6 respondenten, die zelf een reden aandragen: • De durf om te melden ontbreekt • Er is sprake van verplichte geheimhouding! • De kinderen zijn te jong om aan de bel te trekken (2x) • Kinderen menen dat het geweld “gewoon” is • Ouders dreigen soms met een scheiding. 4.4.4 Protocol “Is er een protocol ‘Huiselijk Geweld’ binnen de school aanwezig?” is een vraag, waarop 39% van de respondenten vertelt dat niet te weten. Het antwoord van 35% is “nee”. Bij elkaar opgeteld gaat het dan om bijna driekwart van de respondenten, dat niet werkt met een protocol “Huiselijk Geweld”. Van degenen die aangeven, dat er wel een protocol aanwezig is binnen de school, weet meer dan 80% wat er in staat. Van de respondenten geeft 86% aan, dat het belangrijk is om een protocol ‘Huiselijk Geweld’ op school te hebben. Van de overige 14% zegt niet iedere respondent zonder meer “nee” tegen een protocol. Een aantal gegeven antwoorden: • • • “In de praktijk is dit haast niet in een frame te krijgen” “Je moet erg voorzichtig zijn, dat je geen valse signalen afgeeft” “Er is een protocol kindermishandeling, dat volgens mij dezelfde functie heeft”. 20 Over wat er in ieder geval in een protocol zou moeten staan, heeft bijna iedereen wel een mening. Het meest genoemd is een stappenplan, waarmee leerkrachten kunnen werken bij een vermoeden van huiselijk geweld. Daarnaast is volgens de respondenten van belang de route naar de hulpverlening te beschrijven. De hulpverlenende instanties zouden (met telefoonnummers) in het protocol vermeld moeten worden. Velen geven ook aan behoefte te hebben aan een lijst met signalen, die mogelijk kunnen wijzen op ‘huiselijk geweld’; daarbij wil men dan wel graag uitleg over hoe de signalen te herkennen zijn. Een aantal respondenten geeft aan, dat een (anoniem) meldpunt belangrijk is en ook aan het benoemen van een vertrouwenspersoon wordt waarde gehecht. Hoe kun je het slachtoffer veiligheid bieden en hoe ga je het gesprek aan met slachtoffer/ dader/ ouders/ klasgenoten? Wat zijn de rechten en plichten van een leerkracht? Er is door 1 respondent aangegeven, dat hij graag jaarlijks voorlichting over al deze zaken wil krijgen en periodiek overleg met betrokken instanties op prijs stelt. 4.4.5 Scholing Leerkrachten kunnen beter toegerust worden om de signalen van ‘huiselijk geweld’ te (h)erkennen en ernaar te handelen. In opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (ministerie van OCW) is hiervoor een nascholingsprogramma ontwikkeld “Omgaan met huiselijk geweld”. In hoeverre zijn de respondenten geschoold in het omgaan met ‘huiselijk geweld’? Van de respondenten zegt 92% geen scholing te hebben gehad, terwijl 89% dat wel heel belangrijk vindt. Op de vraag waarom ze als leerkracht geschoold zouden moeten worden, geven velen aan, dat de kennis die ze nu hebben naar hun mening niet voldoende is om goed te kunnen handelen. Gezien de omvang van het probleem en de betrokkenheid bij de kinderen is de wil om die kennis te vergroten aanwezig. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt, dat een beperkt aantal leerkrachten geschoold kan worden, waarbij de informatie daarna verspreid kan worden over alle leerkrachten. Een aantal reacties: “Doordat leerkrachten sneller de signalen herkennen, kunnen kinderen en ouders ook eerder worden geholpen.” “Wij zien de kinderen de hele week, dus zijn leerkrachten juist de aangewezen personen om te signaleren als er iets opdoet.” “Ik denk wel te weten welke signalen er zijn, maar of dat ook zo is. Wellicht zijn er meer verborgen signalen die ik niet zonder scholing herken en erken.” Conclusie De projectgroep zal zich bij de resultaten van dit onderzoek naar signalen van huiselijk geweld richten op de meningen van slachtoffers, leerkrachten en huisartsen. De steekproeven zijn niet representatief, maar geven een beeld van wat er leeft in de onderzochte doelgroepen. 21 Hoofdstuk 5 Analyse onderzoek Inleiding In hoofdstuk 5 beschrijft de projectgroep de analyses van de interviews van de respondenten en de enquête. 5.1 Analyse interviews slachtoffers Wat opvallend is bij de duur van het huiselijk geweld en het moment om ermee naar buiten te durven komen, is dat slachtoffers van huiselijk geweld relatief veel tijd hier voor nodig hebben. Er zijn hiervoor uiteenlopende argumenten te benoemen. Deze argumenten komen voort uit angst, schuld en schaamte. Angst voor de pleger van het huiselijk geweld, angst voor het onbekende leven zonder de partner, angst voor onbegrip uit de omgeving. Een verklaring hiervoor is dat mishandelde vrouwen zichzelf jarenlang hebben weggecijferd en zich verantwoordelijk voelen voor het geluk van hun partner. Ze leven vaak geïsoleerd van anderen en krijgen van hun partner de boodschap mee dat ze niets waard zijn. Dat gaan ze op den duur ook zelf geloven. Daarom is het niet eenvoudig de stappen te nemen om het geweld te doen stoppen of weg te gaan bij hun partner. Weggaan is ook niet altijd de enige oplossing. Vaak is het raadzaam om eerst zelfvertrouwen op te bouwen22. Schuld- en schaamtegevoelens zijn een andere belangrijke reden om niet over het ‘huiselijk geweld’ te praten. Dit blijkt ook uit het onderzoek ‘Huiselijk Geweld’. Aard, omvang en hulpverlening’ uit 199723. “Toen ik buiten op straat liep, nadat ik de eerste klap had gekregen, dacht ik dat iedereen aan mij kon zien dat ik een slechte vrouw was en het verdiend had.” Vanuit de theorie van Watzlawick gaan we er vanuit dat elk slachtoffer van ‘huiselijk geweld’ signalen uitzendt, je kunt immers niet niet communiceren. Signaleren echter, is niet eenvoudig. Slachtoffers en professionals praten er niet makkelijk over. Professionals kunnen bang zijn om de signalen te herkennen, omdat ze er dan ook iets mee moeten doen, of het is moeilijk omdat het zo’n intiem onderwerp is. De angst om iemand onterecht te beschuldigen kan ook een rol spelen. Eén op zichzelf staand signaal biedt te weinig houvast om een vermoeden te krijgen. Meerdere signalen kunnen wel tot een vermoeden leiden, maar zekerheid op basis van signalen is er niet. Het dilemma van veel professionals is dat zij geen vermoeden durven uit te spreken, totdat zij zeker weten dat er sprake is van huiselijk geweld24. “ Ik ben vaak behandeld voor lichamelijk letsel. Ik heb altijd gehoopt dat hij eens zou doorvragen, zou helpen, maar dit is nooit gebeurd.” Uit onderzoek komt naar voren dat bij mishandelde vrouwen bijna een verdubbeling van de consultfrequentie te zien is bij huisartsen en een 3 tot 7-voudig hoger gebruik van pijnstillers25. Evenals in ons onderzoek, komt ook in dit onderzoek naar voren dat bijna alle geïnterviewde slachtoffers op een bepaald moment contact hebben gehad met de huisarts. Er werd bijna altijd een instrumentele / medische aanpak gehanteerd. In ons onderzoek komt als resultaat naar voren dat de respondenten aangeven juist behoefte te hebben aan een gesprek met de huisarts en dat deze de tijd ervoor neemt. De vertrouwensband met de huisarts is een belangrijke voorwaarde voor slachtoffers om het gesprek met de huisarts over het geweld aan te gaan. Belangrijk hierbij is dat de huisarts voldoende tijd neemt voor de patiënt. Deze uitkomst komt overeen met het onderzoek van Sylvie Lo Fo Wong, waaruit blijkt dat de meerderheid van de slachtoffers een voorkeur heeft voor de communicatieve aanpak. De communicatieve aanpak bestaat uit praten, empathisch luisteren en het empoweren van de slachtoffers. Uit eerder gedaan onderzoek blijkt de reden, van het niet bespreken van ‘huiselijk geweld’ door de huisarts, te liggen in de machteloosheid die veel huisartsen ervaren in het ondersteunen van de slachtoffers26. Dit komt overeen met de eerder genoemde theorie27. Ondanks deze uitkomst zien veel respondenten de huisarts als een persoon die een belangrijke rol kan spelen in het stoppen van huiselijk geweld. Respondenten geven aan dat het belangrijk is dat de huisarts weet op welke 22 Wentzel, W. (2003). Huiselijk en seksueel geweld. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Ministerie van Justitie (1997). Huiselijk geweld. Aard omvang en hulpverlening. 24 Nota “Prive Geweld – Publieke Zaak” van het Ministerie van Justitie en het onderzoek “Huiselijk Geweld, aard, omvang en hulpverlening” van Bureau Intomart 25 Lo Fo Wong, S. (2006). The doctor and the woman “who fell down the stairs”. Rotterdam: Optima 26 Lo Fo Wong, S. , Jonge de, A., Wester, F., Mol, S.S.L., Romkens, R.R., Lagro-Janssen, T. (1999). 27 Wentzel, W. (2003). Huiselijk en seksueel geweld. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 23 22 signalen hij moet letten. In het geval van seksueel geweld wordt door de slachtoffers zelden dit geweld als hulpvraag gepresenteerd28. Uit ons onderzoek komt naar voren dat hetzelfde geldt voor de andere vormen van huiselijk geweld. Onderstaande uitsprak licht bovenstaande toe: “Ik ben wel in contact geweest met de huisarts, doordat ik regelmatig flauwviel. Toen durfde ik niet te vertellen wat er aan de hand was. Ik had een heel harde klap in mijn nek gekregen. Ik heb een verhaal opgehangen hoe druk ik het had en dat werd geloofd”. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat de rol van de leerkrachten voor wat betreft signaleren van huiselijk geweld minimaal is. Vanuit de antwoorden die gegeven zijn, kunnen we opmaken dat dit voorkomt uit angst van de leerkracht om dit te benoemen en niet weten hoe te handelen. Ook werd gedacht dat de signalen te maken hadden met kindeigen problematiek. Dezelfde signalen kunnen verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld opvallend druk gedrag van een kind kan wijzen op ADHD, maar ook op huiselijk geweld29. Uit onderzoeksresultaten blijkt dat de kinderen van de respondenten wel signalen hebben afgegeven op school, maar dat voor de respondenten niet duidelijk was of de link met ‘huiselijk geweld’ door de leerkracht werd gelegd. Vanuit de interviews met slachtoffers van huiselijk geweld zijn verbeterpunten genoemd door de respondenten. Zij hechten grote waarde aan het serieus genomen worden door diverse professionele instanties30. Ook is genoemd dat het belangrijk is om preventief veel bekendheid aan het onderwerp te blijven geven in de vorm van voorlichting o.a. in diverse talen om zoveel mogelijk slachtoffers te kunnen bereiken. “De reden om mee te werken aan het interview voor mij is dat het onderwerp meer bekend wordt bij andere vrouwen die ook dezelfde situatie zitten, waar ik in zat. Als zij de weg weten hoe ze hieruit kunnen komen, dan heb ik het idee dat ik daaraan een bijdrage heb kunnen leveren door mijn verhaal te vertellen”. Daarbij zijn ook korte lijnen/samenwerkingsafspraken tussen instanties erg belangrijk, zodat er zo snel mogelijk hulp kan komen voor slachtoffers van ‘huiselijk geweld’. Actieve hulp sluit echter lang niet altijd direct aan bij de hulpvraag van de slachtoffers. Schaamte, hoop, angst en overlevingsstrategieën staan het erkennen van de geweldsproblematiek in de weg. Om dit te doorbreken zal er geïnvesteerd moet worden in het opbouwen van contact, in het confronteren met het delict en in het motiveren voor een gezamenlijke aanpak31. 5.2 Analyse interviews huisartsen 5.2.1 Signalering door huisartsen Bij bijna alle huisartsen worden signalen ontdekt. Het afgelopen jaar (2006) is er sprake van het opmerken van signalen bij 1 tot 10 volwassenen en bij 1 tot 5 kinderen. Echter uit onderzoek van Transact blijkt dat bij slechts 3% van de meldingen die binnenkomen bij de AMK's afkomstig zijn van huisartsen32. Het signaleren en aan de orde stellen van vermoedens van misbruik is vaak niet eenvoudig. Veelal stellen patiënten misbruikervaringen niet als oorzaak of achtergrond van klachten aan de orde. Signalen kunnen multi-interpretabel zijn en bovendien zijn ze bij huisartsen niet altijd voldoende bekend33. Toch ligt voor slachtoffers de drempel naar de huisarts vaak het laagst. De 1e lijn is in veel gevallen letterlijk de eerste maar ook vaak de enige plaats waar het slachtoffer terecht kan. Gezien het voorgaande geven de huisartsen bijna allemaal aan dat er in de opleiding geen aandacht is geweest voor huiselijk geweld. Het besef dat hier wat aan dient te gebeuren is nadrukkelijk aanwezig bij alle huisartsen. 28 Transact. Huisartsen en seksueel misbruik. Wentzel, W. (2003). Huiselijk en seksueel geweld. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum 30 Stichting Alexander (2004). Zonder drempels. Quickscan Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld 2004. (blz. 29) 31 ste Protocol 1 hulp bij huiselijk geweld Drenthe. (2006) 32 Transact: huisartsen en seksueel misbruik 33 Transact: huisartsen en seksueel misbruik 29 23 5.2.2 Het herkennen van signalen Aangezien patiënten veelal niet uit zichzelf zullen praten over ervaringen met ‘huiselijk geweld’, is het opmerken van mogelijke signalen door de huisarts van groot belang. Uit dit onderzoek blijkt dat geen van de slachtoffers zich vrijwillig meldt bij de huisartsen. De huisartsen geven aan dat de patiënten alleen de signalen uitzenden, echter dit zijn veelal geen duidelijke signalen. Misbruik wordt door slachtoffers zelden als hulpvraag gepresenteerd en blijft op deze manier binnenskamers. Moeilijkheden kunnen echter liggen in de communicatie tussen arts en het slachtoffer. In de communicatie tussen arts en patiënt zal de arts altijd te proberen het gesprek aan te gaan met de patiënt. Alle 9 huisartsen geven aan dat ze moeten oppassen voor het opgebouwde vertrouwen tussen hen en de patiënten. Wel geven ze advies over een mogelijke aangifte en adviseren over het Blijf van m’n Lijf huis. Algemeen gezegd zijn situaties van huiselijk geweld verschillend van aard. Een algemeen protocol is daarom moeilijk te gebruiken. De huisartsen geven dan ook allemaal aan dat ze geen kennis hebben van een protocol. Sommigen gebruiken het Huisartsen Informatie Systeem (HIS) en International Code Primary Care (ICPC), deze laatste wordt voornamelijk gebruikt bij de huisartsenposten. Generaliseren over de "juiste" handelwijze is moeilijk. Toch zijn er wel signalen die de huisarts tot extra oplettendheid zouden moeten aansporen. Een signaal van huiselijk geweld is een duidelijk lichamelijk of psychisch verschijnsel dat verwijst naar mogelijk huiselijk geweld. Voor het interpreteren van signalen bestaat geen vaststaand profiel. Enerzijds heeft huiselijk geweld individueel zeer verschillende gevolgen en daarmee zeer verschillende signalen. Anderzijds zijn signalen van huiselijk geweld veelal aspecifiek. Om deze reden is het onmogelijk een vaststaande richtlijn te geven voor wanneer naar huiselijk geweld gevraagd zou moeten worden34. In vakliteratuur worden verschillende mogelijke signalen van misbruik genoemd, zie hiervoor de signalenlijst welke is toegevoegd als bijlage. De respondenten geven tevens aan dat het collegiale overleg heel belangrijk is. Voor twee huisartsen is het ook belangrijk om in de privésituatie te praten over de ervaring met huiselijk geweld. De ketenpartners waarmee wordt samengewerkt zijn voornamelijk BJZ, AMK, MWW, AMW en Bureau vertrouwenspersonen. Incidenteel wordt doorverwezen naar het Blijf van m’n Lijf huis, psychologen of psychotherapeuten. 5.3 Analyse interviews leerkrachten Hoewel vrijwel alle kinderen en jongeren in de leerplichtige leeftijd (5-17 jaar) naar school gaan, blijkt slechts 15% van alle meldingen die binnenkomen bij AMK afkomstig uit het onderwijs35. Er zijn 4 respondenten geïnterviewd, waarvan 2 respondenten werkzaam in Zuid-Beveland in het basisonderwijs. De andere 2 respondenten zijn werkzaam in Zeeuws-Vlaanderen op het voortgezet onderwijs. 5.3.1 Signaleren De 4 respondenten weten te benoemen wat volgens hun signalen zijn die kinderen uitzenden waarbij er mogelijk sprake is van ‘huiselijk geweld’. Van de 4 respondenten geven 3 aan dat volgens hun slachtoffers altijd signalen uitzenden. De vierde leerkracht zegt: “Weet ik niet, geen zicht op.” Er zijn een aantal redenen waarom een kind zelden naar buiten komt met ‘huiselijk geweld’. Ten eerste is het kind erg loyaal tegenover de ouders. Ouders spelen een prominente rol in het leven van een kind en ook al is die rol negatief, het kind zal met hart en ziel de ouders verdedigen. Die loyaliteit is diepgeworteld. Wie namelijk niet loyaal is en zijn ouders afvalt, verwerpt een deel van zijn wortels en dus een deel van zichzelf36. Ten tweede schaamt het kind zich voor de ouder, bijvoorbeeld omdat deze zich door zijn dronkenschap belachelijk maakt of door zijn psychische ziekte in de ogen van het kind raar gedraagt. Dat gedrag verzwijgen en verbergen ze liever voor anderen. Zelfs al is het kind verdrietig vanwege de 34 Transact: huisartsen en seksueel misbruik http://www.dsp-groep.nl/cms/uploadedfiles/tijdschrift_kindermishandeling.pdf 36 http://www.vkantwerpen.be/pdf/meldenswaard.pdf 35 24 ruzies in huis. Ten derde is het kind bang voor de gevolgen als anderen te weten komen als er sprake is van ‘huiselijk geweld’. Gaan de ouders dan uit elkaar? Waar moet het kind dan heen? Een vierde reden waarom een kind zelden naar buiten komt met ‘huiselijk geweld’ is dat ouders in staat zijn om het kind onder druk te zetten, zodat ze tegen anderen hun mond houden over wat zich thuis afspeelt37. De respondenten haken hierop in door aan te geven dat zij noemen dat angst en schaamte kinderen er van weerhouden om met huiselijk geweld naar buiten te komen. Daarnaast wordt ook bedreiging door en afhankelijkheid van de ouders genoemd. 5.3.2 Protocol Een docent kan voor kinderen en jongeren die te maken hebben met huiselijk geweld veel betekenen en net het verschil maken. Goed contact tussen leerling en leerkracht is van groot belang. 5.4 Analyse van de enquête 5.4.1 Signalen “Alle gedrag is communicatie; men kan niet niet communiceren”, zo luidt het axioma van de praxis van de communicatie volgens Watzlawick 38. Als kinderen mishandelt, verwaarloosd en/of misbruikt worden, communiceren ze. Hun gedrag wordt beïnvloed door wat ze meemaken. Ze zenden signalen uit die aangeven, dat er iets met ze aan de hand is. Of de signalen ook op deze manier worden ontvangen is de vraag. Het gedrag dat een kind laat zien kan ook anders uitgelegd worden. De vierde vraag van de enquête: “Kunt u enkele voorbeelden noemen van wat u ervaart als signalen van huiselijk geweld?” geeft een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan voorbeelden. De respondenten hebben over het algemeen wel een beeld van de signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld, terwijl meer dan de helft (51%) nog nooit een signaal van huiselijk geweld heeft opgevangen. Uit onderzoek blijkt, dat jaarlijks minstens 50.000 kinderen en jongeren worden mishandeld, terwijl een veel groter aantal getuige is van ‘huiselijk geweld’39. Het meest recente onderzoek naar kindermishandeling, dat momenteel veel in het nieuws is en om reactie van de regering vraagt, heeft het over meer dan 100.000 slachtoffers per jaar. Omgerekend zou dat betekenen, dat in iedere klas van 30 kinderen er 1 kind slachtoffer is van (huiselijk) geweld. Gevraagd naar de ervaringen die de respondenten hebben met huiselijk geweld zegt bijna de helft van hen hiervan op de hoogte te zijn gebracht door verhalen van betrokkenen of de kinderen zelf. Ze zijn dus op de hoogte gebracht door verbale communicatie. Dit onderstreept wat de communicatietheorie (zie hoofdstuk 2 “Theoretische onderbouwing”) beschrijft over informatieoverdracht: de boodschap wordt duidelijk voor de ontvanger door de bewuste verbale overdracht. Blauwe plekken worden door respondenten het meest genoemd als signalen van huiselijk geweld. Dit komt overeen met resultaten van andere onderzoeken40. De redenen voor het niet openbaar maken van huiselijk geweld door slachtoffers zijn volgens de respondenten met name angst, schaamte en loyaliteit naar de dader. 5.4.2 Protocol Sinds 2005 is er in opdracht van het ministerie van OCW een landelijk protocol samengesteld gericht op het omgaan met vermoedens van ‘huiselijk geweld’ op school. Op verschillende scholen in Nederland is ervaring opgedaan met protocollen, waarin stap voor stap wordt beschreven wat je kunt doen in het geval van een vermoeden van kindermishandeling of ‘huiselijk geweld’. Die ervaringen zijn begin 2005 gebundeld in een voorbeeldprotocol voor primair 37 http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=103036&page=103058 Watzlawick, P., Helmick Beavin, J., Jackson, D.D.(1970) De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: van Loghum Slaterus 39 http://www.dsp-groep.nl/cms/uploadedfiles/tijdschrift_kindermishandeling.pdf 40 Baan-Slootweg O.H. van de. Medische diagnostiek van kindermishandeling, Bilo L. Blauwe plekken zijn het meest voorkomende letsel t.g.v. lichamelijk geweld. 38 25 onderwijs en een voorbeeldprotocol voor voortgezet- en beroepsonderwijs·. Deze bevatten een lijst van leeftijdspecifieke signalen van huiselijk geweld en handreikingen om daar als school mee om te gaan. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt, dat een protocol lang niet altijd op de school aanwezig is. Soms is het aanwezig maar niet bekend. Van de respondenten geeft 86% aan het van belang te vinden dat er een protocol ‘huiselijk geweld’ op school is. Velen geven ook aan wat er in een protocol zou moeten staan (zie hoofdstuk 4.4). 5.4.3 Scholing Van de in totaal 84 respondenten zijn slechts 7 van hen geschoold op het gebied van ‘huiselijk geweld’. De respondenten geven aan wel behoefte te hebben aan deskundigheidsbevordering; 75 respondenten vinden het belangrijk om signalen van huiselijk geweld te kunnen herkennen door scholing. Ze geven aan, dat de kennis die ze nu hebben naar hun mening niet voldoende is om goed te kunnen handelen. Daarbij is menigeen bang verkeerd te handelen; wat als de situatie alleen maar erger wordt? Meer hierover beschrijft de projectgroep in hoofdstuk 6 “Conclusies en aanbevelingen”. Conclusie Door de onderzoeksresultaten te analyseren, heeft de projectgroep conclusies en aanbevelingen geschreven die terug te vinden zijn in hoofdstuk 6. 26 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen Inleiding In dit hoofdstuk worden met behulp van de resultaten vanuit de literatuurstudie en het praktijkonderzoek conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. 6.1 Conclusies Tijdens dit project heeft de projectgroep een antwoord proberen te vinden op de volgende onderzoeksvraag: “Welke signalen zendt een slachtoffer van huiselijk geweld uit en hoe worden deze signalen gelezen door leerkrachten en huisartsen in Zeeland?” De stelling ‘elk slachtoffer zendt signalen uit’, die de projectgroep als uitgangspunt heeft genomen, wordt bevestigd door de resultaten van de interviews en de enquête, de theorie van Watzlawick en het onderzoek van Sylvie Lo Fo Wong. Deze conclusie bevestigt de noodzaak van dit onderzoek tot inventarisatie van signalen omdat bij een goede afstemming en (h)erkenning van signalen bij de ontvanger, huiselijk geweld eerder gestopt kan worden. De reden voor het niet openbaar maken van huiselijk geweld door slachtoffers komt volgens de respondenten voort uit angst, schaamte en loyaliteit aan de dader. Slachtoffers zenden desondanks wel degelijk signalen uit. De signalen die de projectgroep uit zowel het literatuur onderzoek, als het praktijkonderzoek naar voren ziet komen zijn lichamelijke verwondingen, schrikachtig gedrag, onzekerheid in het bijzijn van de partner, teruggetrokken gedrag, agressie bij kinderen, verminderde schoolprestaties, slachtoffer is sociaal geïsoleerd, angst voor mannen, controlerende partner, depressie, angstklachten, verhoogde consultfrequentie bij de huisarts en verhoogd gebruik van pijnstillers. Vanuit de analyse van de huisartsen komt naar voren dat, huisartsen aangeven ze zelf behoorlijk vaak huiselijk geweld signaleren. Zij geven aan signalen te herkennen als kneuzingen en blauwe plekken, botbreuken en spanningen. In mindere mate, worden depressie en angstig gedrag ook als signaal herkend. Vanuit de slachtoffers wordt aangegeven, dat signalen niet worden opgepikt. Een belangrijke reden hiervan is de instrumentele / medische aanpak die huisartsen vaak hanteren. Juist in het geval van mogelijk huiselijk geweld zou er gekozen moeten worden voor een communicatieve aanpak waarbij niet alleen de symptomen worden behandeld, maar er ook aandacht is voor de oorzaak. Slachtoffers hebben aangegeven juist in een goed gesprek, waarbij ze zich op hun gemak voelen en vertrouwen hebben in de huisarts, eerder het onderwerp huiselijk geweld bespreekbaar te maken. Deze aanpak levert op dat huiselijk geweld eerder openbaar wordt gemaakt, met als mogelijk gevolg beëindiging van de geweldssituatie. Het onderzoek van Sylvie Lo Fo Wong bevestigt dit, want het praten met de huisarts blijkt voor vrouwen, die te maken hebben met huiselijk geweld, belangrijk in het veranderen van de situatie. Uit de praktijk en theorie blijkt echter dat huisartsen onvoldoende geschoold zijn om adequaat op signalen te reageren en aan te sluiten bij de behoefte van de patiënt. Van de slachtoffers met schoolgaande kinderen, is door iedereen aangegeven, dat de kinderen op school signalen hebben uitgezonden. Het gaat dan onder meer om signalen als blauwe plekken, teruggetrokken gedrag of juist druk gedrag, niet naar huis willen, agressief gedrag en een achteruitgang van de leerprestaties. Uit de enquête over huiselijk geweld die door 84 leerkrachten in Zeeland is ingevuld, blijkt dat 51% van de leerkrachten nog nooit een signaal van huiselijk geweld heeft opgevangen. Deze uitkomst staat in fel contrast met de onderzoekscijfers die aangeven, dat er jaarlijks meer dan 100.000 kinderen slachtoffer zijn van huiselijk geweld. De oorzaak kan evenals bij de huisartsen, gezocht worden in de opleiding. Tijdens de opleiding voor leerkrachten in Zeeland wordt er geen aandacht besteed aan het onderwerp huiselijk geweld. Het is voor leerkrachten daarom ook lastig om signalen te (h)erkennen en hier vervolgens ook wat mee te doen. Tevens blijkt er vaak onduidelijkheid te zijn over het bestaan van een protocol, waarin staat hoe er gehandeld dient te worden bij een vermoeden van huiselijk geweld. Leerkrachten vinden het dan ook belangrijk om bijscholing over dit onderwerp te krijgen. 27 Dat het gebrek aan opleiding een beperkende factor is in het (h)erkennen van signalen van huiselijk geweld zal duidelijk zijn. Het gevolg van deze beperking is niet alleen, dat signalen vaak niet herkend worden, maar ook dat professionals een vermoeden van huiselijk geweld niet bespreekbaar durven te maken met ouders of het slachtoffer tot zij meer zekerheid hebben. De reden hiervoor is dat zij angstig zijn om verkeerd te handelen. Dit leidt ertoe dat slachtoffers zich niet gehoord voelen en de geweldsituatie voortduurt. De projectgroep is van mening, dat iedere professional die te maken krijgt met huiselijk geweld of hier een vermoeden van heeft, dit bespreekbaar dient te maken en dat het niet benoemen van huiselijk geweld mogelijk meer schade toebrengt aan het slachtoffer dan het uitspreken van een onterecht vermoeden. Huiselijk geweld is een groot maatschappelijk probleem waar juist huisartsen en leerkrachten mee geconfronteerd worden. Desondanks blijken deze beroepskrachten / professionals hier niet of nauwelijks in geschoold te zijn. Signalen worden in de meeste gevallen niet gesignaleerd en als dit wel het geval is, wordt er te lang gewacht met het geweld bespreekbaar te maken of in te grijpen. Dit en het gebrek aan scholing over dit onderwerp, evenals het ontbreken van beleid en een protocol om signalen te herkennen en/of slachtoffers te begeleiden dan wel door te verwijzen, ziet de projectgroep als een grote belemmering in de aanpak van huiselijk geweld. 6.2 Aanbevelingen Op basis van bovenstaande conclusie komt de projectgroep tot de volgende aanbevelingen: • Aansluiting van de huisartsen in Zeeland bij de Raamovereenkomst ASHGZ De projectgroep vindt het een gemiste kans dat de huisartsen zich niet aangesloten hebben bij de Raamovereenkomst van ASHGZ. Door aansluiting zouden zij meer betrokken kunnen worden bij de aanpak van huiselijk geweld. Juist omdat uit onderzoek blijkt dat de huisartsenpraktijk de aangewezen plek is voor slachtoffers om een signaal af te geven. Uit ons onderzoek blijkt ten slotte dat veel slachtoffers eerst bij de huisarts zijn geweest, wat nogmaals het belang van het (h)erkennen van signalen op deze belangrijke vindplaats benadrukt. • Ontwikkelen van een signalenlijst voor huisartsen in Zeeland Door het invoeren van een standaard signalenlijst kan er uniformiteit ontstaan in het signaleren van huiselijk geweld. Uit onderzoek komt naar voren dat het signaleren en oppakken van signalen erg afhangt van de kennis en ervaring van de huisarts. Door het gebruik van een uniforme signalenlijst wordt het voor huisartsen beter mogelijk signalen te interpreteren en is dit minder afhankelijk van de individuele kennis en ervaring met betrekking tot het onderwerp. De projectgroep heeft naar aanleiding van het onderzoek een signalenlijst samengesteld die als voorbeeld zou kunnen dienen. Deze signalenlijst is opgenomen als bijlage. • Ontwikkelen van een protocol ‘Huiselijk geweld’ ten behoeve van de huisartsenpraktijken in Zeeland Het ontwikkelen van een protocol, zodat huisartsen weten hoe te handelen bij situaties van huiselijk geweld. Het protocol biedt de huisarts handvatten om het geweld bespreekbaar te maken en indien noodzakelijk actie te ondernemen, waardoor handelingsverlegenheid verminderd kan worden. Het streven is een uniforme aanpak door huisartsen in Zeeland. • Deskundigheidsbevordering onder huisartsen in Zeeland Doordat veel slachtoffers van huiselijk geweld juist veelvuldig bij de huisarts komen, is dit de aangewezen plek om het geweld te signaleren en bespreekbaar te maken. Kennis over huiselijk geweld, de signalen en hoe er gehandeld dient te worden, zal hier een bijdrage aan leveren. Slachtoffers hebben aangegeven behoefte te hebben aan een huisarts die op de hoogte is van mogelijke signalen en een communicatieve aanpak hanteert. Uit onderzoek 28 komt naar voren dat huisartsen die een opleiding hiervoor hebben gevolgd bijna vijf keer zo vaak huiselijk geweld signaleren! • Samenstellen van een signalenlijst voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland Er zijn verschillende signalenlijsten in omloop op scholen in Zeeland, hierdoor is er geen eenheid in de manier waarop signalen worden geïnterpreteerd en opgepakt. Dit geeft voor betrokkenen onduidelijkheid die leidt tot handelingsverlegenheid. Voor veel leerkrachten is het zelfs onbekend of er een lijst aanwezig is of niet. Door het invoeren van een standaard signalenlijst kan er uniformiteit ontstaan in het signaleren. De signalenlijst die is opgenomen in het voorbeeldprotocol “Huiselijk Geweld” zou hierbij als voorbeeld kunnen dienen en is te vinden op de site www.kindermishandeling.info. • Ontwikkelen van een protocol ‘Huiselijk geweld’ voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs in Zeeland Voor het protocol geldt ook dat er verschillende in gebruik zijn op scholen in Zeeland. Hierdoor bestaat er geen eenheid in de manier waarop er met huiselijk geweld wordt omgegaan. Dit geeft voor leerkrachten en slachtoffers een onduidelijke situatie die een snelle aanpak van huiselijk geweld in de weg staat. Het bestaande voorbeeldprotocol van het Ministerie van OCW kan aangepast worden aan de Zeeuwse situatie. Het stappenplan en de signalenlijst, die respondenten aangeven van belang te vinden, zijn zaken waaraan in het voorbeeldprotocol wordt voldaan. Verder kan dit protocol aangepast worden naar de wensen van de school. Er ligt voor de schoolleiding een taak om beleid op dit thema te ontwikkelen. Om vermoedens van huiselijk geweld aan de orde te stellen, is een veilige werkomgeving nodig. Door duidelijke afspraken over de rol van de docent in de klas en over de professional met zorgtaken (zoals interne begeleiders, mentoren, schoolmaatschappelijk werkers). Maar ook moet er duidelijkheid zijn over externe partners, zoals hulpverlenende instanties, en welke teamleden daarmee contact onderhouden. Er kan een werkgroep opgericht worden of een themabijeenkomst georganiseerd. Huiselijk geweld dient een onderwerp te zijn waar beleid op gemaakt moet worden. Het moet niet afhangen van de individuele leerkracht of er aandacht voor dit onderwerp is. • Deskundigheidsbevordering onder leerkrachten Leerkrachten hebben aangegeven behoefte te hebben aan deskundigheidsbevordering over huiselijk geweld. Bij deskundigheidsbevordering gaat het om het vergroten van basiskennis over huiselijk geweld, vaardigheden met betrekking tot signaleren, beoordelen en handelen, evenals de basishouding ten aanzien van de aanpak van ‘huiselijk geweld’. Daarbij komen ook contacten met ouders aan de orde en de voorbeeldprotocollen worden in de training gebruikt. Er kan gekozen worden om een aantal leerkrachten te scholen, die hun kennis dan weer aan anderen kunnen overdragen. In opdracht van het Ministerie van OCW is een nascholingsprogramma ontwikkeld: “Omgaan met huiselijk geweld”. Dit programma kan bijdragen aan het vergroten van de basiskennis van leerkrachten. • Professionals en beroepskrachten dienen huiselijk geweld altijd bespreekbaar te maken De projectgroep is van mening dat elke professional en beroepskracht die te maken krijgt met een vermoeden van huiselijk geweld, dit bespreekmaar moet maken. Het niet benoemen van een vermoeden van huiselijk geweld zou mogelijk meer schade kunnen aanrichten, doordat het slachtoffer langer in de geweldssituatie blijft, dan het uitspreken van een onterecht vermoeden van huiselijk geweld. Tijdens het afnemen van interviews heeft de projectgroep slachtoffers van huiselijk geweld gevraagd naar wat beter of anders kan in hun ogen. De onderstaande punten zijn door de slachtoffers genoemd en willen we als projectgroep onder de aandacht brengen omdat het voor de individuele slachtoffers niet mogelijk is dit zelf te doen. 29 Aanbevelingen gedaan door slachtoffers van huiselijk geweld: • • • • • • • • Om de hulp eerder op gang te brengen is een betere communicatie tussen instanties (kortere lijnen) gewenst, zodat deze instanties beter en sneller kunnen inspringen als er sprake is van huiselijk geweld. Vooral veel blijven praten over het onderwerp, duidelijk maken dat het niet normaal is wat er met je gebeurt en dat iedereen het waard is om te leven. Het is erg belangrijk om serieus te worden genomen door instanties en politie waar slachtoffers aankloppen met hun verhaal. Het is van belang voor het slachtoffer dat er aandacht is voor het proces waarin ze zitten, voordat het besluit genomen kan worden om weg te gaan. Een slachtoffer van huiselijk geweld dient achter het besluit te staan om weg te gaan, anders is het risico te groot dat het slachtoffer weer terugkeert naar de situatie. Ondanks alle media aandacht nog meer bekendheid geven aan manieren om uit een situatie van huiselijk geweld te komen, ook in andere talen. Als professional moet je nog alerter zijn op signalen en de mogelijkheid creëren voor een slachtoffer om erover te praten, bij twijfel moet je doorvragen. Bij een vermoeden van huiselijk geweld zou een huisarts een huisbezoek af kunnen leggen. Op scholen huiselijk geweld als thema behandelen voor zowel de leerlingen als de leerkrachten. 30 Nawoord De projectgroep heeft met enthousiasme aan dit onderzoek gewerkt. Met name het uitvoeren van de interviews was zeer intensief en vaak schokkend. Het in ons gestelde vertrouwen hebben we als zeer bijzonder ervaren. Omwille van privacyredenen is ervoor gekozen 1 geanonimiseerd interview van 1 van de slachtoffers op te nemen. De projectgroep bedankt alle respondenten; slachtoffers, huisartsen en leerkrachten (in Zeeland), die hebben meegewerkt aan het onderzoek. De samenwerking tussen de projectgroep, opdrachtgever en begeleidend docent verliep uitstekend. De projectgroep bedankt daarom mevrouw R. Teeuwsen van het ASHGZ en mevrouw P. de Bil, van de Hogeschool Zeeland voor hun begeleiding, enthousiaste inzet en tijd. De aanwijzingen die zij de projectgroep hebben gegeven, zijn als zeer leerzaam ervaren. Tot slot hoopt de projectgroep dat door het onderzoek en de aanbevelingen die in dit rapport zijn weergegeven een bijdrage wordt geleverd aan de vermindering van het aantal slachtoffers van huiselijk geweld in Zeeland door vroegtijdige signalering bij leerkrachten en huisartsen. Vlissingen, mei 2007 Geraadpleegde literatuur Baarda, D.B., Goede, de M.P.M. en Teunissen, J. (2001) Kwalitatief Onderzoek. Groningen Houten: Wolters- Noordhoff . ISBN-13: 9789020731798 Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Groningen: Stenfert Kroese Baeten, P. en Janssen, L. (2004)Spelregels voor samenwerkingsverbanden huiselijk geweld. Amsterdam: Uitgeverij SWP. ISBN: 90.59.57249.1 Brinkgreve, C. en Daalen van, R. (1991)Huiselijk geweld: Alledaags en ongewoon geweld. Groningen: Wolters- Noordhoff. ISBN 90.5319.075.9 Cense, M. (2005) Zoek het verschil. Een interculturele blik op geweld in partnerrelaties. In: Cultuur, Migratie Gezondheid. Amsterdam: Kenniscentrum Transact Geen ISBN Cense, M., Nieuwenhuizen, P., Pauli, T. en Steenbergen B.Mozaïek handboek. Amsterdam: Kenniscentrum Transact 2006. ISBN: 90.72.1274.98 Dutton, D. (2000) De partnermishandelaar Houten / Diegem: Uitgever Bohn Stafleu van Loghum. ISBN 90.31.3345.10 Genetello, H. (2006) Boos als een draak: kinderen en partnergeweld. Antwerpen / Apeldoorn: Garant. ISBN: 90.44.1192.65. Janssen, H.(2006) Geweld achter de voordeur: aanpak van huiselijk geweld. Amsterdam: Uitgeverij Boom. ISBN-10: 90.85.0636.39 (ISBN-13: 97.89.08506.3636) Lawick van, J. (2000) Intieme oorlog: over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties Amsterdam: Van Gennep. ISBN: 90.55.1519.71 Lo Fo Wong, S. (2006) The doctor and the woman “who fell down the stairs”. London: Vintage. Nijmegen: Radboud Universiteit. Lo Fo Wong, S. (2006) Discussing partner abuse: does docter’s gender really matter? Family Practice Advance Access originally published online on April 4. Noot Bert. (2002) Schrijvenderwijs in het HBO, Uitgeverij Nelissen, Soest. ISBN: 90-244-1395-8 Penfold, R. (2006) Drakenslippers. Houten: Uitgeverij Van Holkema & Warendorf. ISBN: 90.269.8532.0 Schuur, G. (2004) De gewelddadige man. Amsterdam: Uitgeverij Boom. ISBN 90-5352-896-2 Serkei, B. (2005) Praten doet geen pijn: handboek bespreekbaar maken huiselijk geweld in allochtone kring. Amsterdam: Transact. Geen ISBN Swanborn, P.G. (1987) Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Amsterdam/Meppel: Boom Timmerman, R. (2005) Wat huiselijk geweld met je doet. Zoetermeer: Boekencentrum. ISBN: 97-890-2391-6420 Vreeswijk, H. (2006) De stalker. Antwerpen: Manteau. ISBN 90 223 19326 364 p. Watzlawick P, Helmick Beavin J, Jackson D.D. (1970) De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer: van Loghem Slaterus. ISBN:9060012186: 9789060012185 Wentzel, W. (2003) Huiselijk en seksueel geweld. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 9789031335848 Wolzak, A. en Berge ten, I. (2005) Kindermishandeling: de aanpak in Nederland Amsterdam: Uitgeverij SWP / NIZW Jeugd. ISBN 90 8560 019 7 Bronnen Definitie van het ministerie van justitie, zie de nota “privé geweld - publieke zaak”, een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld van het ministerie van justitie. Den Haag april (2002). Baan- Slootweg O.H. van de. Medische diagnostiek van kindermishandeling. Bilo L. Blauwe plekken zijn het meest voorkomende letsel t.g.v. lichamelijk geweld. Kampen H2O. Bateson, G. A theory of play and fantasy. Psychiatric research reports. Handboek huiselijk geweld & allochtone gezinnen. Almelo: Equivalent, experts in emancipatie. 2004. Ministerie van justitie. Huiselijk geweld. Aard, omvang en hulpverlening. (1997). Onderzoek “huiselijk geweld, aard, omvang en hulpverlening”van bureau Intomart. Protocol 1ste hulp bij huiselijk geweld. Drenthe (2006). Zedenalmanak, Ministerie van Justitie, Afdeling Criminaliteitspreventie, Den Haag (2003). www.bibliotheek.nl www.huiselijkgeweld.nl www.huiselijkgeweldzeeland.nl www.transact.nl www.amk-amsterdam.nl www.onderwijsenhuiselijkgeweld.nl www.ontwerpatelier.nl/digitaleopleidingsschool/binnen www.ashgz.nl www.minjust.nl www.bjz.nl www.no-kidding.nu www.ggd.net www.minocw.nl www.NHG.nl www.stichtingpetra.nl www.blijfzeeland.nl www.sciencedirect.com Bijlagen Bijlagen 1. Lijst met afkortingen 2. Interviewlijst slachtoffers 3. Uitgewerkt interview met een slachtoffer 4. Interviewlijst huisartsen 5. Matrix uitgewerkte interviews huisartsen 6. Interviewlijst leerkrachten 7. Matrix uitgewerkte interviews leerkrachten 8. Brief en Internetenquête 9. Uitwerking Internetenquête 10. Signalenlijst Bijlage 1 Lijst met afkortingen ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling AMW Algemeen Maatschappelijk Werk ASHGZ Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland BJZ Bureau Jeugdzorg Zeeland FIOM Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders HIS Huisartsen Informatie Systeem IPCP International Code Primary Care MWW Maatschappelijk Werk Walcheren NB Nota Bene NHG Nederlands Huisartsen Genootschap OCW, ministerie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Bijlage 2 Interviewlijst slachtoffers Topics: • Signalen (hoe heeft u laten merken dat er huiselijk geweld plaatsvond, heeft u zich anders gedragen, of had u blauwe plekken / verwondingen) • Omgeving (familie, vrienden, buren, evt. school van de kinderen, werk / collega’s) • Huisarts • Leerkracht • Hulpverlening (hulp vanuit een professionele instelling die helpt om aan uw problemen te werken) Vragen: Wat voor huiselijk geweld heeft er zich afgespeeld? Hoe lang heeft het huiselijk geweld geduurd? Hoe lang heeft het geduurd voor u ermee naar buiten durfde te komen? Waarom durfde u er niet of juist wel mee naar buiten te komen? Hebt u signalen afgegeven en zo ja, wat voor signalen en aan wie? Hebt u het idee dat uw signalen werden opgepikt en door wie? Bent u wel eens bij de huisarts geweest en heeft u daar signalen afgegeven? Hoe ging de huisarts hiermee om? Hoe voelde u zich daarbij? Had u het idee dat de huisarts iemand is die u zou kunnen helpen? Indien van toepassing: heeft de leerkracht van school van uw kind u wel eens aangesproken over signalen die konden wijzen op huiselijk geweld? Indien van toepassing: hoe ging de leerkracht hiermee om? Indien van toepassing: hoe voelde u zich daarbij? Wanneer is het huiselijk geweld gestopt en hoe kwam dat? Hebt u hulpverlening gehad? Zo ja, welke hulp? Vond u de hulp die u gehad heeft / nog steeds krijgt, voldoende en aansluiten bij uw probleem? Hebt u nog tips of adviezen hoe signalen van huiselijk geweld eerder opgevangen zouden kunnen worden? Uitgewerkt interview met een slachtoffer Het slachtoffer is een vrouw van 33 jaar, 2 kinderen in de leeftijd van 4 en 14 jaar. Wat voor huiselijk geweld heeft er zich afgespeeld? Het is begonnen na de zwangerschap van mijn zoontje, daarvoor was onze relatie goed. Mijn partner heeft een handicap en een alcoholprobleem. Ik denk dat het voor hem ook moeilijk was om een gezond kind te zien. Toen mijn zoon zijn 1e prikje had gekregen, moest hij veel huilen en kreeg ik het kind niet stil. Mijn partner begon te schelden dat ik geen goede moeder was, omdat ik mijn kind niet kon troosten. Toen heb ik mijn eerste klap gekregen. Op straat dacht ik dat iedereen aan mij kon zien dat ik een slechte vrouw was en dat ik daarom geslagen was, ik schaamde me ontzettend. Vanaf toen ben ik vaker geslagen en werd ik gedwongen tot seks met mijn partner. Hij kwam heel vaak laat en dronken thuis en wilde toen seks met mij. Ik kon het niet, hij stonk en ik was gewoon heel moe. Hij deed helemaal niets, had geen werk vanwege zijn handicap. Zelf ging ik naar school en liep stage op een kinderdagverblijf. Daarbij deed ik ook nog avondwerk als schoonmaakster. Als ik daarna thuiskwam moest ik voor de kinderen zorgen en ook nog mijn huiswerk maken voor school. Steeds moest ik zorgen dat ik op tijd thuis was om voor de kinderen te zorgen, want hij deed dat niet. Hij ging liever met zijn vrienden weg. Ik vond dat ik niet werd behandeld als mens maar als dier. Hoe lang heeft het huiselijk geweld geduurd? Het heeft zeker wel 3 jaar geduurd. Hoe lang heeft het geduurd voor u ermee naar buiten durfde te komen? Na ongeveer een jaar was ik ’s avonds op mijn werk, ik maakte schoon op een school. Daar dacht ik alleen te zijn. Toen ik aan het schoonmaken was, kon ik gewoon huilen van verdriet en pijn. Thuis mocht en kon ik dat niet. Op een avond zat ik zo hard te huilen, omdat ik dacht dat er niemand meer was. Toevallig was de directeur van die school er nog en hoorde mij huilen. Eerst schrok ik heel erg en zei dat er niets aan de hand was. Hij geloofde dat niet, want hij zag ook de zwarte plekken op mijn armen. Na aandringen heb ik een beetje het verhaal verteld. Hij vertelde dat ik naar het Algemeen Maatschappelijk Werk moest gaan. Daar ben ik heen gegaan, maar trof een mannelijke maatschappelijk werker aan. Ik vond die man verschrikkelijk en wilde sowieso tegen een man al niet mijn verhaal vertellen! Deze maatschappelijk werker vertelde mij dat ik gewoon terug naar huis moest en me moest schikken naar mijn man. Dit was zo’n enorme teleurstelling voor me dat ik voor mijn gevoel niemand meer in vertrouwen kon nemen. Voordat ik uiteindelijk ben weggegaan, heeft het nog 2 jaar geduurd. Waarom durfde u er niet of juist wel mee naar buiten te komen? Ik vertrouwde niemand. Ik had het idee dat iedereen mijn man kende en dat ik geen kans had om weg te komen. In die tijd ben ik wel een paar keer flauwgevallen, gewoon door de spanning en ook omdat ik het zo druk had en heel moe was. Soms sliep ik ’s nachts niet, omdat ik zo bang was dat hij weer dronken in bed kwam en seks met me wilde. Ik kon het gewoon niet meer. Tegen de huisarts durfde ik niet te vertellen wat er aan de hand was. Ook zijn de ambulancebroeders weleens geweest, nadat ik was flauwgevallen omdat ik een hele harde klap in mijn nek had gekregen. Ze vertrouwden het niet, maar ik bleef volhouden dat ik het gewoon heel druk had en zo moe was. Uiteindelijk zijn ze weggegaan. Heeft u signalen afgegeven en zo ja, wat voor signalen aan wie? Ik had blauwe en soms zwarte plekken. Ook ben ik meerdere keren flauwgevallen, waar de ambulance bij is geweest. Na mijn werk moest ik meteen naar huis komen, als ik iets te laat was dan werd ik meteen al opgebeld van ‘waar blijf je’. Heeft u het idee dat uw signalen werden opgepikt en door wie? Door de schooldirecteur waar ik werkte zeker wel. Ook door mijn collega, die ondernam meteen actie en van haar mocht ik niet meer naar huis. Door de maatschappelijk werker helemaal niet, hij zei dat ik naar huis moest en me maar moest schikken in mijn relatie. Ik ben nooit meer teruggeweest naar die man. Bent u wel eens bij de huisarts geweest en heeft u daar signalen afgegeven? Ik heb wel contact gehad met de huisarts, omdat ik steeds flauwviel. Ik durfde niet te vertellen wat er aan de hand was en hing steeds een verhaal op van hoe druk ik het had met mijn school, stage en werk. Hoe ging de huisarts hiermee om? De huisarts vroeg wel door, maar omdat ik bang was en niets durfde te vertellen, bleef ik bij mijn verhaal en heeft de huisarts niet meer verder gevraagd. Hoe voelde u zich daarbij? Dat weet ik niet meer precies. Aan de ene kant wel goed, want ik hoefde niet bang te zijn en aan de andere kant had hij misschien wel kunnen helpen. Had u het idee dat de huisarts iemand is die u zou kunnen helpen? Ja, de huisarts had mij in ieder geval de weg kunnen wijzen naar hulp. Heeft de leerkracht van school van uw kind u wel eens aangesproken over signalen die konden wijzen op huiselijk geweld? Nee nooit, mijn dochter was op school altijd heel vrolijk. Ik weet zeker dat ze nooit iets aan haar gemerkt hebben. Thuis trok ze zich wel terug op haar kamer. Wanneer is het huiselijk geweld gestopt en hoe kwam dat? Op 31 mei 2006. De avond daarvoor hadden we ruzie en is mijn man weggegaan. Hij ging wel vaker met zijn vrienden kaarten en thee drinken in het koffiehuis. Die nacht kwam hij niet thuis, maar pas de volgende ochtend. Hij was nog nooit zo laat thuisgekomen, dus ik maakte me zorgen dat er iets gebeurd zou kunnen zijn. Toen hij thuiskwam, vroeg ik waar hij was geweest en waarom hij niet even gebeld had. Daarop werd hij zo boos en ging zo tegen me tekeer waar ik me mee bemoeide. Hij was nog steeds een beetje dronken ook. Hij begon op mijn hoofd te slaan en tegen me te schoppen. De kinderen schrokken zo erg, dat ze gingen gillen. Ik denk dat ik ook heel hard geschreeuwd heb. Hij ging met steeds harder slaan en ik had het idee dat hij me bijna doodsloeg. De kinderen hebben de buren geroepen en die zijn gekomen. De buren hebben mij en de kinderen meegenomen en hebben gezorgd dat mijn dochter naar school kon en mijn zoontje is naar het kinderdagverblijf gebracht. Ik ben naar mijn werk gegaan en mijn hele gezicht zat onder het bloed en ik was bont en blauw. Mijn collega vroeg wat er gebeurd was en is na mijn verhaal meteen gaan bellen met de politie. Van de politie moest ik aangifte doen en zij hebben geregeld dat ik eind van die middag opgehaald werd om naar een Blijf van m’n Lijf huis te gaan. Mijn dochter is van school gehaald en de buren hebben mijn zoon eerder van het kinderdagverblijf gehaald, allemaal om mijn man te ontwijken. Toen wij eind van de middag niet thuis kwamen, kwam hij heel boos naar mijn werk. De kinderen en ik hadden ons verstopt toen hij daar was. Mijn collega bleef volhouden dat we er niet waren en uiteindelijk is hij weggegaan. We waren zo bang, dat hij ons toch zou vinden. We hebben alles achtergelaten en zijn ’s avonds laat bij de vrouwenopvang aangekomen. Heeft u hulpverlening gehad? Zo ja, welke hulp? Ik heb hulp gehad van Slachtofferhulp en dat vond ik erg fijn. In het Blijf van m’m Lijf huis heb ik hele goede begeleiding gehad en er volgt nu nog 1 gesprek van de nazorg. Ook krijg ik hulp van het MWW voor mijn financiële problemen nu. Zij helpen mij om alles te regelen, zodat ik later alles zelf kan. Eens per week komt er iemand van Homestart langs om met de kinderen te spelen of mij extra aandacht te geven. De politie in Zeeland heeft mij heel goed geholpen toen ik aangifte heb gedaan tegen mijn man. Vond u de hulp die u gehad heeft / nog steeds krijgt voldoende en aansluiten bij uw probleem? Ja, ik ben erg blij met alle mensen die mij willen helpen. Heeft u nog tips of adviezen hoe signalen van huiselijk geweld eerder opgevangen zouden kunnen worden? Ik hoop dat jullie iets kunnen met mijn verhaal, want ik denk dat meer bekendheid geven aan de hulp die er is voor slachtoffers van huiselijk geweld heel belangrijk is. Er zijn nog heel veel vrouwen die dagelijks geslagen worden, maar omdat ze de weg en in het geval van allochtone vrouwen ook vaak de taal niet kennen, de weg naar de hulpverlening niet kunnen vinden. Bijlage 4 Interviewlijst huisartsen Topics: • Signalen ontvangen (is het vast te stellen hoe signalen eruit zien en hoe te herkennen) • Aantallen (hoeveel slachtoffers op jaarbasis, onderverdeling. Hoeveel daders en onderverdeling) • Actie en vervolg (wat gebeurt er met de constatering en hoe is het vervolg en verloop van eventuele acties) • Doorverwijzing (welke instanties worden betrokken bij de doorverwijzing) Vragen: Kunt enige uitleg geven over de signalering van huiselijk geweld? Wat heeft u in de opleiding geleerd over dit onderwerp? Heeft u door invloed van bv. NHG bijscholing gedaan of op eigen initiatief? Hoe staat u tegenover de aandacht van de media over dit onderwerp? In hoeverre bent u op de hoogte van signalen en de herkenning daarvan? (Herkent u signalen?) Hoeveel slachtoffers zijn er bij u bekend (bv afgelopen jaar)? Kunt u een verdeling maken van de aantallen (man, vrouw, kind, ouderen)? Melden de slachtoffers zich uit eigen beweging of sondeert u bij constatering? Hoeveel daders zijn er bij u bekend? Melden de daders zich uit eigen beweging of sondeert u bij constatering? Hoe ziet uw actie er meestal uit bij het bekend worden van huiselijk geweld? Werkt u samen met ketenpartners? BJZ, ASGHZ, AMK, POLITIE enz. en waar bestaat die samenwerking uit? Wat zou u persoonlijk graag veranderd c.q. verbeterd willen zien? Bijlage 5 Vraag Arts 1 Terneuzen Arts 2 ‘sHeerarendskerke Veel ouderen in de praktijk. Niet zoveel huiselijk geweld bekend Arts 3 Terneuzen Arts 4 Terneuzen Arts 5 Terneuzen Arts 6 Terneuzen Arts 7 + 8 Tholen Arts 9 Oost Souburg Het is hier een rustige omgeving, veel allochtonen, veel klaaggedrag. Het is hier een rustige omgeving, veel allochtonen, niet veel huiselijk geweld Veel sociale problematiek. Verslaving, Veel sociaal culturele problemen Gebied waar huiselijk geweld zeer onderschat wordt Niet veel huiselijk geweld. Rustige omgeving. Gebied waar huiselijk geweld zeer onderschat wordt. Veel sociale armoede, alcoholgebruik is een probleem 1.Kunt u enige uitleg geven over huiselijk geweld en de signalen die slachtoffers afgeven. Het is hier een rustige omgeving, dus niet veel huiselijk geweld 2. Wat valt u op bij huiselijk geweld en de slachtoffers? Slachtoffer blijft vaak slachtoffer. Loyaliteit met schijnveiligheid. Schaamte. Niet meer uit huis. Veel loyaliteit naar de dader. Bij huwelijk niet vaak besluit uit elkaar te gaan Veel huiselijk geweld bij allochtone gezinnen, voornamelijk vrouwen Veel huiselijk geweld bij allochtone gezinnen, voornamelijk vrouwen Veel huiselijk geweld bij allochtone gezinnen, voornamelijk vrouwen Loyaliteit en schaamte, vooral bij kinderen Grote families, veel loyaliteit naar elkaar. Veel schaamte en loyaliteit 3. Melden de slachtoffers zich uit eigen beweging of polst u bij constatering? 4. Melden de daders zich uit eigen beweging of polst u bij constatering? 5. Wat herkent u aan signalen? Bijna niemand meldt zich vrijwillig, bijna altijd signalen Bijna niemand meldt zich vrijwillig, bijna altijd signalen Niemand meldt zich vrijwillig, er zijn signalen Soms aanmelding via psycholoog, maar niet vrijwillig Nee, nooit, de signalen spreken voor zich Alleen signalen. Ja, sommige vrouwen doen dat. Ik denk voor erkenning van het probleem Bijna niemand meldt zich vrijwillig, bijna altijd signalen Bijna niemand meldt zich vrijwillig, bijna altijd signalen Niemand meldt zich vrijwillig, er zijn signalen Slachtoffers melden zich soms zelf aan, rest geeft signalen zoals klaaggedrag Niemand meldt zich vrijwillig Geen vrijwillige meldingen Nee, nooit Alleen signalen. Zelden tot nooit Blauwe plekken, gebroken polsen, overmatig alcoholgebruik, niet willen praten, depressiviteit, drugsgebruik, spanningen. Blauwe plekken, gebroken polsen, gebroken vingers, overmatig alcoholgebruik, niet willen praten, depressiviteit. Blauwe plekken, kneuzingen, fracturen, gesloten gedrag, klagen, depressief gedrag Blauwe plekken, kneuzingen, fracturen, gesloten gedrag, klagen, depressief gedrag, angstreacties Verwondingen, depressief gedrag, teruggetrokken gedrag Bedplassen, grapjes maken over de verwondingen (absurde) Depressie, angstig Alcoholgebruik, depressiviteit, spanningen, kneuzingen. Kneuzingen, verwondingen op vreemde plaatsen. Botbreuken Vraag Arts 1 Terneuzen Niet veel in de opleiding, later zelf facultatief. Arts 2 ‘sHeerarendskerke Veel in de opleiding meegekregen, veel films, veel workshops, ongeveer ½ jr. 30 jr. huisarts 7. Heeft b.v. het NHG invloed op uw bijscholingen? Arts 3 Terneuzen Arts 4 Terneuzen Arts 5 Terneuzen Arts 6 Terneuzen Arts 7 + 8 Tholen Arts 9 Oost Souburg Niets in de opleiding meegekregen, later zelf facultatief. Niets in de opleiding meegekregen, later zelf facultatief. Niets in de opleiding meegekregen, later zelf facultatief. 15 jr. huisarts 30 jr. huisarts 9 jr. huisarts 1 jr. huisarts Niets in de opleiding meegekregen, na twee jaar goed en alert gevoel ontwikkeld 9 jr. huisarts Niets, alles gaat op eigen initiatief Niets, alles gaat op eigen initiatief Niets, alles gaat op eigen initiatief Niets, alles gaat op eigen initiatief en interesse Niets, alles gaat op eigen initiatief en eigen interesse Niets, alles gaat op eigen initiatief en eigen interesse 8. Zijn er bij u protocollen bekend over huiselijk geweld? Er zijn geen protocollen vastgelegd. Wel gebruik van ICPC International code primairy care op huisartsenpost Protocollen zijn bij mij niet bekend, ook landelijk niet. Wat protocollen in gebruik bij de EHBO- post. Wel HIS Protocollen zijn bij mij niet bekend, ook via de NHG niet. ICPC in gebruik en HIS Huisartsen informatiesysteem Protocollen zijn bij mij niet bekend, ook via de NHG niet. ICPC in gebruik en HIS Huisartsen informatiesysteem Protocollen zijn bij mij niet bekend, ook via de NHG niet. ICPC in gebruik en HIS Huisartsen informatiesysteem Protocollen zijn bij mij niet bekend, ook landelijk niet. Wel HIS Protocollen zijn mij niet bekend. Ha 2: idem dito en HIS. Geen protocollen wel richtlijnen via de vakbladen. Wel ICPC en HIS 9. Hoeveel slachtoffers kent u in uw praktijk in het afgelopen jaar? 4 kinderen <14 jr. 1 kind >14 jr. (loverboy) 4 volwassenen (vrouwen) 2 ouderen 2 kinderen <14 jr. 2 volwassenen 0 ouderen 2 kinderen <14 jr. 10 volwassenen (allochtone vrouwen) 0 ouderen 4 kinderen <14 jr. 2 vrouwen (allochtoon) 2 vrouwen (autochtoon) 0 ouderen 1 vrouw 0 kinderen 0 ouderen 3 vrouwen (allochtoon) 3 kinderen <14 0 ouderen 3 vrouwen 0 kinderen (wel vermoedens) 0 ouderen 10. Hoeveel daders kent u uit uw praktijk? 2 mannen 2 mannen 5 mannen 2 mannen en 4 mannen via vrouw gemeld Geen 5 daders Ha1: 3 kinderen< 14 3 vrouwen waarvan 1 allochtoon. Ha2: 5 kinderen <14 1 allochtone vrouw, 1 autochtone vrouw. Ha1: 4 daders Ha2: 3 daders 6. Heeft u veel over huiselijk geweld geleerd tijdens de opleiding? Niets in de opleiding, later facultatief. 15 en 18 jr. huisarts Niets, alles gaat op eigen initiatief. In de opleiding summier huiselijk geweld aangestipt. Zelf goed gevoel ontwikkeld in de loop der jaren 17 jr. huisarts Wel voor een deel door het vakblad wat NHG uitgeeft 3 daders Vraag Arts 1 Terneuzen 11. Wat is volgens u het aantal slachtoffers per jaar werkelijk? 12. Hoe ervaart u huiselijk geweld op persoonlijke titel? 80% meer Is zeer begaan met slachtoffers en bemiddeld wel met toestemming patiënt. 13. Wat is de actie bij constatering van huiselijk geweld? Proberen gesprek aan te gaan, is moeilijk in verband met vertrouwen patiënt. Met toestemming aangifte. 14. Met welke ketenpartner werkt u samen of verwijst u door? BJZ AMK Soms maatschappelijk werk. Soms Blijf van mijn lijf huis. Slachtoffer indien toestemming primair naar psycholoog Arts 2 ‘sHeerarendskerke 50% meer Arts 3 Terneuzen Arts 4 Terneuzen Arts 5 Terneuzen Arts 6 Terneuzen Arts 7 + 8 Tholen Arts 9 Oost Souburg 50% meer 50% meer 50% meer 50% meer De helft meer. 300 % meer Wel empathie voor slachtoffers. Geen aangifte of bemiddeling. Onmacht, wel sympathie voor slachtoffers, vooral kinderen. Kan het goed loslaten, maar soms toch vooroordelen tegen de dader Soms moeilijk te verwerken, meestal goed. Collegiaal overleg Onmacht en boosheid. Collegiaal overleg. Vrouw is ook arts Collegiaal overleg. Thuis bespreken Collegiaal overleg. Maar het blijft altijd lastig. Vaak ongemakkelijke situaties, empathie voor de slachtoffers. Vooroordelen naar de daders. Collegiaal overleg Proberen gesprek aan te gaan, is moeilijk in verband met vertrouwen patiënt. Verantwoordelijk -heid bij de patiënt, Proberen gesprek aan te gaan, open vragen en winnen van vertrouwen slachtoffers Bespreekbaar maken gebeurtenis, advies over aangifte, advies over Blijf van mijn Lijfhuis Bespreekbaar maken gebeurtenis, advies over aangifte, advies over Blijf van mijn Lijfhuis Door vertrouwen sneller bespreekbaar. Indien melden vertrouwen geschaad. Soms Blijf van mijn Lijfhuis Vertrouwen tussen arts en patient is een belangrijk punt. Altijd proberen gesprek aan te gaan. Advies: Blijf van mijn lijfhuis. Advies: aangifte doen Indien kinderen zeker aangifte bij AMK. Alleen informatief met BJZ en AMK. Soms doorverwijzing naar therapeut of psycholoog. Soms tip over Blijf van mijn lijf huis. BJZ AMK Soms maatschappelijk werk, algemeen meldpunt Provincie Tips over Blijf van mijn lijf huis. Advies over aangifte doen Alles hangt af van de situatie Bureau vertrouwensartsen. AMK Slechte ervaringen met BJZ Bureau vertrouwensartsen. AMK BJZ KNMG vertrouwenarts BJZ AMK Soms maatschappelijk werk. Soms Blijf van mijn lijf huis. Slachtoffer indien toestemming primair naar psycholoog BJZ, AMK. Maatschappelijk werk. Bureau vertrouwensartsen. AMK BJZ KNMG vertrouwenarts Vraag Arts 1 Terneuzen 15. Wat zou u persoonlijk veranderd willen zien in de huidige situatie? Meer scholing met collega’s. Meer keuze in nascholingen. Arts 2 ‘sHeerarendskerke Misschien toch een protocol. Kaart met richtlijnen 16. Hoe vond u het interview? Was weer even alert door interview Heeft me aan het denken gezet Arts 3 Terneuzen Arts 4 Terneuzen Dat mensen hun schouders niet ophalen en weglopen. Meer 1e lijns meldmogelijkheden. Misschien een arts als mogelijke autoriteit met mogelijkheden tot onderzoeken. Mogelijkheid tot anonieme melding, waarbij dader en slachtoffer niets weten van de melder. Misschien een arts als mogelijke autoriteit met mogelijkheden tot onderzoeken. Heeft me goed gedaan, laat me weer nadenken. Arts 5 Terneuzen Arts 6 Terneuzen Arts 7 Tholen Arts 8 Oost Souburg 1e lijns meldmogelijkheid met arts. Meer mogelijk met sociale kaart over vervolgtraject Afstemming bijscholing moet beter. Huisartsen bewuster maken Scholen bewuster maken Ha1: bewustmaking moet beter. Ha2: meer scholing, nog meer gespecialiseerd collegiaal overleg. Meldpunt vertrouwensarts voor artsen. Gespecialiseerd collegiaal overleg. Meer publiciteit en meer aandacht in de media Het heeft me meer behoefte aan kennis gegeven Voelde zich zeer geprikkeld door interview Gaat nascholingsaanbod weer raadplegen Ha1: het heeft me tot nadenken gezet. Ha2: prima! Gaat onderzoeken of er nog nascholingen zijn betreffende dit onderwerp. Heeft me goed gedaan, laat me weer nadenken Door interview meer focus (is niet zo breed) Heeft sticker op het bureau geplakt: Huiselijk geweld is hier bespreekbaar Tijd interview 40 minuten 40 minuten 35 minuten 20 minuten 30 minuten 15 minuten 25 minuten 40 minuten 35 minuten Observatie interview Telefonisch interview, zeer meegaand en enthousiast. Begaan met de slachtoffers Eerst wat terughoudend, later zeer enthousiast Alert en meedenkend. Zeer empathisch Terughoudend en taakgericht. Nadenkend en zeer afmeten in antwoorden Zeer enthousiast en meegaand. Heeft veel geleerd van het interview Is zeer begaan met de slachtoffers en werkt in vrije tijd aan oplossingen Ha1: beetje op de vlakte, later meedenken naar mogelijke oplossingen. Ha2: enthousiast, empathisch. Eerst wat terughoudend, later zeer enthousiast en meegaand Bijlage 6 Interviewlijst leerkrachten Topics • Signalen huiselijk geweld • Protocol huiselijk geweld • Ervaringen • Scholing • Hulpverleningsaanbod • Weerstand • Organisatie Vragen Signalen van huiselijk geweld: worden deze naar uw mening altijd uitgezonden door slachtoffers en om welke signalen gaat het dan? Protocol huiselijk geweld: is dit binnen de school aanwezig? Zo ja: wordt er mee gewerkt? Weet u wat er in staat? Zo nee: zou er één aanwezig moeten zijn en kunt u aangeven waarom? Wat zou er volgens u in moeten staan? Welke procedure wordt nu gevolgd bij een vermoeden van huiselijk geweld? Is dit een procedure die bij alle leerkrachten bekend en duidelijk is? Maakt u daarbij gebruik van een signalenlijst of andere literatuur over huiselijk geweld? Ervaringen: Heeft u al eens te maken gehad dat er bij een student sprake was van huiselijk geweld? Hoe bent u dit te weten gekomen, werden er signalen uitgezonden en om welke signalen ging dit dan? Als dit niet het geval is, denkt u dat er op deze school wel studenten aanwezig zijn die mogelijk slachtoffer of getuige zijn van huiselijk geweld? Kunt u aangeven welke overweging u maakt om te handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld? Scholing m.b.t. signalen van huiselijk geweld: wat vindt u hiervan? Hebt u zelf scholing hierover gehad? Zo ja, wat betekent dat in de praktijk voor u? Zo nee: vindt u het belangrijk dat leerkrachten geschoold worden in het herkennen van signalen en kunt u aangeven waarom? (hier kunnen we aangeven, dat onderzoek bij huisartsen heeft uitgewezen dat scholing in het herkennen van signalen een positief effect heeft) Hulpverleningsaanbod: bent u op de hoogte van hulpverleningsmogelijkheden in het geval er huiselijk geweld wordt geconstateerd? (Vindt u het nodig hiervan op de hoogte te zijn?) Weerstand: Wat weerhoudt slachtoffers volgens u om huiselijk geweld openbaar te maken? Hoe wordt door de leerkracht omgegaan met “weerstand” van het slachtoffer? Hoe ervaart u binnen de school de mogelijkheden voor overleg over “zorgen” die men heeft over de kinderen (bijv. een vermoeden van huiselijk geweld)? Kunt u zich hierin vinden of zou u hierin iets veranderd willen zien? Bijlage 7 Vraag Wat ziet u als signalen van huiselijk geweld? Kunt u een aantal signalen noemen? Leerkracht SBO Bovenbouw 20 jr werkzaam Extreem seksueel gekleurd gedrag en taalgebruik, kind dat zich heel erg terugtrekt, kind dat zich erg schaamt met douchen, vreemde reacties bij gym, vreemde opmerkingen van een vader tijdens huisbezoek, een gevoel dat de haren op mijn arm overeind gaan staan Leerkracht Leerkracht SBO Middelbare school Vakleerkracht Gymnastiek Nederlands Ik werk met een signalenlijst die ik gekregen heb van een voormalig schoolmaatschappelijke werker. Vaak voorkomend: buikpijn, niet mee willen doen aan gymles, geen lichamelijk contact willen, geremd in bewegingen. Stil of juist extra aanwezig. Niet verklaarbare pijnen, schoolresultaten die achteruit gaan Leerkracht Middelbare school Wiskunde Ik denk zelf aan mensen die stil zijn of blauwe plekken hebben en bij warm weer lange kleding aan hebben om dit te verbergen. Worden naar uw mening altijd signalen uitgezonden door slachtoffers? Ja. Weet ik niet, geen zich top. Ja. Of je ze ziet is de vraag. Ik denk het wel maar misschien niet zo zeer Mensen worden soms wel bewust als meer onbedoeld. sterren in het camoufleren van situaties. Is er binnen de school een protocol “Huiselijk Geweld” aanwezig? Weet ik niet; volgens mij is er ooit één opgesteld. Volgens mij niet. Er is wel een vertrouwenspersoon binnen de school; ik weet niet wie dat nu is. Nee, maar wel een protocol Weet ik niet, heb er nog niet kindermishandeling en er is mee van doen gehad een schoolmaatschappelijk namelijk. werkster aanwezig Als er een protocol is: wordt er mee gewerkt? Dat is mij niet bekend n.v.t. Volgens mij wel maar dat is n.v.t. meer mishandeling Als er geen protocol is: vindt u dat er één zou moeten zijn en waarom? Ja, ik vind dat er een protocol moet zijn. Ja, dat vind ik een heel goed idee. Ik vind dat iets, wat we op school moeten aankaarten. Ja ik vind dat er zeker een moet zijn. Is wel beter voor de kinderen en leerkrachten. Ik stap naar de Welke procedure volgt u nu bij een vermoeden van schoolmaatschappelijke werker toe en bespreek een huiselijk geweld? vermoeden ook met de interne begeleider. Bij een combinatie van verschillende signalen, bespreek ik het bij een lerarenbespreking. Met leraren bespreken en de schoolmaatschappelijke werker Ik denk dat ik het eerst eens met de klassenmentor zou bespreken. Is dit een procedure die bij alle leerkrachten bekend en duidelijk is? Nee, dat denk ik niet. Ieder Dat weet ik niet. geval staat ook wel op zich; je weegt verschillende zaken tegen elkaar af. Niet, dat ik weet. In ieder geval niet bij mij. Maakt u daarbij gebruik van een signalenlijst? Ja. De signalen zoals benoemd, zijn vaak in de praktijk niet zo duidelijk aanwezig, zoals blauwe plekken e.d. Ik vind zo’n lijst daarom niet zo bruikbaar. Ja de lijst kindermishandeling Heb ik niet. Welke ervaringen heeft u met huiselijk geweld op school? Momenteel heb ik een kind in de groep, waarbij huiselijk geweld speelt. Ik heb ook ervaring met een kind waar seksueel misbruik speelde. Jongetje, dat slachtoffer was van (mogelijk) seksueel misbruik. Twee collega’s binnen eerdere baan, die slachtoffer waren geweest van huiselijk geweld binnen huwelijk. Ik heb een meisje een keer gehad waar het vermoeden was en dit ook uitgesproken aan de moeder. Daarnaast wel een vermoeden van een aantal leerlingen maar zeker weten doe ik dit niet. Ik heb hier nog nooit mee te maken gehad in mijn twintig jaar dat ik op deze school lesgeef. Welke signalen werden daarbij afgegeven? In twee gevallen hebben kinderen zelf huiselijk geweld aangegeven in een gesprek met mij. Bij een vermoeden speelden, met name signalen, zoals aangegeven bij vraag 1 Een kind, dat niet op zijn rug wilde liggen op de mat, ondanks de opgebouwde vertrouwensband tussen mij en het kind. Een aantal volwassenen hebben het verbaal aangegeven tijdens de weerbaarheidstraining. n.v.t. Meisje: Stil, onzeker, angstig Nu zijn deze leerlingen heel opstandig in de groep, stoerdoenerij maar alleen zijn ze heel rustig en zelfs bijna onderdanig. Ik kijk zeker naar het gezin waar het kind in zit. Mogelijk een gezin met al problemen die bekend zijn. Daarnaast raadpleeg ik mijn collega´s. Ik zou zoals eerder aangegeven eerst mijn vermoeden bij de klassenmentor neerleggen om te zien of dit klopt. Kunt u aangeven welke overweging u maakt om te handelen bij een vermoeden van huiselijk geweld? Afhankelijk van meerdere factoren. Met name, wat kind zelf aangeeft en wat in belang is van kind. Een vermoeden bespreek ik altijd; met een collega of met een intern begeleider. Afhankelijk van het slachtoffer, met name bij jong volwassenen. Bij kinderen bespreek ik een vermoeden altijd met iemand anders, meestal met de betreffende leerkracht. Bent u geschoold in het herkennen van huiselijk geweld? Zo ja, wat betekent dat in de praktijk voor u? Nee. Op school is er wel geregeld aandacht voor; er is ook een werkgroep “Huiselijk Geweld/ Kindermishandeling” geweest. Ik heb op mijn opleiding de Ik heb een cursus PABO helemaal niets “Weerbaarheidstraining” gedaan om zelf hierin les te gehad. kunnen geven. Daarbij kwamen zaken aan orde als grenzen aangeven, ervaringen met huiselijk geweld en seksueel misbruik. Vindt u dat iedere leerkracht hierin geschoold zou moeten zijn? Ja, lijkt me zeker zinvol. Ja. Ik zou zelf ook nog wel willen bijleren. Zeker nu ik weet dat er Tja ik heb er nog nooit mee meer aandacht aan besteed van doen gehad, maar het wordt, vind ik dit iets wat is misschien wel beter. behandeld zou moeten worden. Nee Daar ben ik niet van op de hoogte maar het zou wel mooi zijn. Geen idee Het vervolgtraject, dat start nadat ik het heb aangekaart, daar heb ik weinig zicht op. Nee niet echt. Nee Weet u of er op het gebied Weet ik niet van onderwijs onderzoek is gedaan naar huiselijk geweld? Bent u op de hoogte van hulpverleningsmogelijkhe den m.b.t. huiselijk geweld? Ja, ik weet van een Bureau Vertrouwensarts. Ik weet uit ervaring, dat het jaren kan duren, voordat er een hulpverleningsproces op gang komt. Nee, nog nooit iets gehad. Voor mij persoonlijk “ja” vanuit betrokkenheid naar het kind. Wat weerhoudt slachtoffers volgens u om huiselijk geweld openbaar te maken? Angst, nog meer geweld. Met name, angst, bedreiging en afhankelijkheid (van ouders, als het om kinderen gaat) Schaamte maar ook angst Schaamte, angst voor voor de eventuele gevolgen ouders als het bekend wordt. Hoe gaat u als leerkracht om met “weerstand” tegen het openbaar maken van huiselijk geweld? Een vermoeden spreek ik altijd uit naar collega (duobaan). Ik breng het kind ook op de hoogte van het feit, dat ik het niet geheim kan houden. Maar ik doe alles in belang van kind. Ik maak een vermoeden altijd bespreekbaar. Ik vind het zelf wel moeilijk om ouders er in te betrekken in een vroeg stadium: stel je voor dat je van alles in werking zet, terwijl het blijkt niet waar te zijn. Ik spreek eerst met mijn collega´s en dan met het kind en de vertrouwenspersoon. n.v.t. Hoe ervaart u binnen de school de mogelijkheden voor overleg over “zorgen” die men heeft over kinderen? Op zich goed. Ik zou wel graag de mogelijkheid creëren om per week gesprekjes te voeren met kinderen. Ik heb het gevoel nu tekort te schieten. Met intern begeleider heb ik overlegd om structureel tijd hiervoor vrij te maken. Goed. Naar mijn idee, zijn er genoeg mogelijkheden voor overleg. Zou beter kunnen. Vind ik wel goed Prima, goed om weer op scherp gezet te worden. Goed Wel goed 40 minuten 25 minuten Hoe vond u het interview? Goed Nee, dat is meer iets voor de daarin gespecialiseerden. Ik vind het wel fijn, dat ik iets terug hoor van het vervolg. Ik zou het wel fijn vinden Weet ik niet. Nog nooit aan om te weten dat er iets mee gedacht. gedaan wordt en dat het kind in dit geval ook geholpen wordt. Vindt u het nodig hiervan op de hoogte te zijn? Tijd interview 45 minuten 60 minuten Opvallend in interview Leerkracht geeft de grote loyaliteit van kinderen naar ouders aan. Leerkracht is Leerkracht geeft aan dat er Leerkracht is betrokken bij een verband is tussen de kinderen maar vindt het slachtoffers huiselijk geweld wel moeilijk om het Werkt bij dezelfde school als eerdere leerkracht en heeft er duidelijk een ander heel betrokken bij kinderen. en geringe weerbaarheid. Leerkracht verleent Vindt het moeilijk om door uitgebreid medewerking. een vermoeden bespreekbaar te maken, iets in gang te zetten, wat geen waarheid blijkt. “Het blijft een “fingerspitzengefühl”, voor mij blijft het vooral intuïtie”. bespreekbaar te maken bij de kinderen. beeld bij en ook geen ervaring. Bijlage 8 Signalen van Huiselijk geweld In het kader van een afstudeeropdracht voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool Zeeland, voeren wij met een groep van zes studenten een project uit voor het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Zeeland (ASHGZ). Huiselijk geweld is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Bij geen enkele geweldsvorm vallen zo veel slachtoffers als bij huiselijk geweld. In Nederland is meer dan een kwart van de bevolking (in een bepaalde periode of meerdere perioden van zijn of haar leven) wekelijks of dagelijks slachtoffer (geweest) van huiselijk geweld. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Anders dan bij andere geweldsvormen, maken slachtoffer en pleger deel uit van elkaars leefomgeving. Daardoor ligt ook de recidive zo hoog. Altijd speelt er, behalve de slachtoffer/ plegerrelatie, nog een andere relatie mee; die van partner, die van ouder en kind, die van broer en zus, die van huisvriend. Huiselijk geweld komt voor in alle maatschappelijke milieus en binnen alle culturen. Als een mens zich ergens veilig moet voelen dan is dat wel in de eigen privé-omgeving. En toch is de kans dat men juist daar slachtoffer wordt van geweldgebruik groter dan in de publieke ruimte. Wat verstaan we onder ‘huiselijk geweld’? Daarvoor hanteren we de definitie van ‘huiselijk geweld’ zoals deze is opgenomen in de Raamovereenkomst tussen onze opdrachtgever Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld Zeeland en de ketenpartners. Definitie: ‘Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Onder geweld wordt de aantasting van de persoonlijke integriteit verstaan met daarbij een onderscheid tussen psychisch en lichamelijk (waaronder seksueel) geweld. De huiselijke kring van het slachtoffer bestaat uit (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Het begrip ‘huiselijk’ betreft hier de relatie tussen dader en slachtoffer en niet de ‘locatie’. We willen met ons project, eerder dan nu het geval is, huiselijk geweld op het spoor komen in Zeeland. Door inzichtelijk te maken welke signalen door slachtoffers van huiselijk geweld worden afgegeven. Via interviews met slachtoffers van huiselijk geweld, huisartsen en leerkrachten (zowel van basisscholen als voortgezet onderwijs) willen we een lijst samenstellen met signalen, die wijzen op mogelijke geweldpleging in huiselijke kring. Vervolgens dient onderzocht te worden hoe deze signalen moeten worden ‘gelezen’; welke actie moet volgen van de huisarts en van de leerkracht bij een vermoeden van huiselijk geweld. Er dient een protocol ontwikkeld te worden voor huisartsen en leerkrachten, zodat duidelijk wordt welke procedure gevolgd kan worden. We hebben gekozen voor de doelgroepen leerkrachten en huisartsen als ontvangers van signalen, omdat deze beroepsgroepen vaak te maken krijgen met signalen van huiselijk geweld. Scholen zijn bij uitstek plaatsen waar (een vermoeden van) huiselijk geweld, waarbij kinderen betrokken zijn, gesignaleerd kan worden. Leerkrachten brengen veel tijd door met de kinderen, hebben een vertrouwensrelatie met hen opgebouwd en kunnen een belangrijke signaalfunctie vervullen. Wij willen u vragen om mee te werken aan dit onderzoek zodat wij een beeld krijgen van Huiselijk geweld in Zeeland. De resultaten zullen anoniem worden verwerkt. Mocht u nog vragen hebben kunt u contact opnemen met de projectleider mevrouw S. Wattel op het e-mail adres: [email protected] of met mevrouw W. Boone op het e-mail adres: [email protected]. 1 1. Bent u werkzaam op het basisonderwijs of op het middelbaar onderwijs? □ Basisonderwijs □ Middelbaar onderwijs 2. In welke gemeente staat de school? □ Borsele □ Goes □ Hulst □ Kapelle 3. □ Middelburg □ Noord-Beveland □ Reimerswaal □ Schouwen-Duiveland □ Vlissingen Hoeveel leerlingen zitten er op deze school? □ < 50 □ 50 - 100 □100 - 150 □150 - 200 4. □ Sluis □ Terneuzen □ Tholen □ Veere □ > 200 Heeft u al eens signalen opgevangen van Huiselijk geweld tijdens uw werk? □ Ja, namelijk: □ Nee 5. Wat verstaat u onder signalen? 6. Wat weerhoudt slachtoffers volgens u om huiselijk geweld openbaar te maken? 7. Weet u of er binnen uw school een protocol Huiselijk geweld aanwezig is? □ Ja, ga door naar vraag 8 □ Nee, ga door naar vraag 9 2 8. Weet u wat er in het protocol Huiselijk geweld vermeld staat? □ Ja, namelijk □ Nee, want 9. Vindt u dat er een protocol aanwezig zou moeten zijn? □ Ja, ga door naar vraag 10 □ Nee, want 10. Wat moet er volgens u in ieder geval staan in een protocol Huiselijk geweld? 11. Heeft u scholing gehad op het gebied van Huiselijk geweld? □ Ja, ga door naar vraag 12 □ Nee, ga door naar vraag 13 12. Wat betekent dit in de praktijk voor u? 13. Vindt u het belangrijk dat leerkrachten geschoold worden in het herkennen van signalen en kunt u aangeven waarom □ Ja, want □ Nee, want 14. Weet u of er op het gebied van onderwijs ook onderzoek gedaan is naar Huiselijk geweld □ Ja, er is onderzoek gedaan naar □ Nee, Wij willen u vragen de enquêtes voor woensdag 5 april te hebben ingevuld op de site. Wij danken u voor de medewerking aan de enquête 3 Resultaten '' 84 respondenten 1. Bent u werkzaam op het basisonderwijs of op het middelbaar onderwijs? Basisonderwijs : 73 (87%) 11 (13%) Middelbaar onderwijs : 2. In welke gemeente staat de school waar u werkzaam bent? Borsele : 9 (11%) 28 (33%) Goes : Hulst : Kapelle : 5 (6%) Middelburg : 6 (7%) 3 (4%) Noord-Beveland : 1 (1%) Reimerswaal : 4 (5%) Schouwen-Duiveland : 6 (7%) Sluis : 2 (2%) Terneuzen : 8 (10%) Tholen : 7 (8%) Veere : 0 (0%) Vlissingen : 5 (6%) 3. Hoeveel leerlingen zitten er op deze school? < 50 : 11 (13%) 27 (32%) 100 - 150 : 150 - 200 : > 200 6 (7%) : 40 (48%) 4. Kunt u enkele voorbeelden noemen van wat u ervaart als signalen van Huiselijk geweld? depressief, schuchter, angstig, blauwe plekken, gebroken vingers, schaafwonden gedrag van kind uiterlijke beschadigingen angsten bemoeienis ouders Slaan, vernederen, opsluiten Gedragsstoornissen Poging tot zelfdoding Frequent verzuim - blauwe plekken op het lichaam - geestelijk onder druk zetten - wegduiken als je een plotselinge beweging maakt - angstig in vele situaties - grote terughoudendheid in contacten een naar binnen gekeerde blik kinderen die heel graag bij de juf op schoot willen en aan de juf hangen (bij kleuters) Veel voorbeelden heb ik niet , maar ik ervaar soms hoe ouders hun kinderen verbaal benaderen. blijven hangen op school ander gedrag angstig onzekerheid onverklaarbare slechte resultaten blauwe plekken op vreemde plekken plotseling anders reageren naar kinderen rare verhalen kinderen vertellen erover; fysieke beschadigingen; verhalen van kinderen dat er thuis wordt mishandeld, uiterlijke verschijnselen zoals blauwe plekken Moeder die geslagen wordt en naar een blijf van mijn lijf huis vertrekt. Vader die vrouw met een stuk glas gestoken had. blauwe plekken bleek uiterlijk oogwallen lichamelijke signalen: schaafwonden, blauwe plekken e.d.; gedragsproblemen; relatie ouder-kind (tijdens oudergesprekken, informele contacten) Een uit de hand gelopen correctie van ouder/verzorger naar kind waarbij lichamelijk geweld wordt gebruikt. Een kind die betrokken is bij een uit de hand gelopen ruzie tussen ouders/verzorgers, waarbij sprake is van verbaal geweld en psychische mishandeling. terug getrokken of juist zeer agressief gedrag naar anderen blauwe plekken, verdriet, eenzaamheid, onrustgevoelens Wij hebben gelukkig weinig signalen op dit gebied. zeer teruggetrokken gedrag angstig (bij aanraking) afstandelijke houding zichtbaar letsel (zoals blauwe plekken) angst / blauwe plekken / teruggetrokkenheid / in elk geval opvallend ander gedrag dan normaal kind deinst terug als je er vlak bij gaat staan, kind schrikt en deinst terug als je bemoedigend klopje op schouder wil geven, kind heeft blauwe plekken op vreemde plekken, kind durft zidh niet om te kleden bij gym of zwemmen enz. Angstige kinderen: hierdoor bv teruggetrokken gedrag, niet zindelijk, enz Kinderen met uiterlijke kenmerken: blauwe plekken ed Lln. niet op hun gemak op school, tijdens gym, dicht in de nabijheid van volwassenen, buikpijn, bedplassen, slecht slapen, schrikachtig. kind is getuige van fikse ruzie van de ouders kind hoort op bed ouders ruzie maken één van de ouders gooit in driftbui iets kapot in huis geen ervaring met signalen van huishoudelijk geweld Angst bij kinderen Blauwe plekken Verhalen van kinderen Fysiek zichtbare verwondingen, teruggetrokkenheid, stil, depressieve klachten, angsten., fysiek geweld naar anderen tonen..... nee * leerlingen met veel blauwe plekken * schrikreacties van kinderen bij bewegingen teruggetrokken kind, vaak angstig. agressief gedrag uiterlijke kenmerken, zoals blauwe plekken Verandering in spontaniteit - blauwe plekken - teruggetrokkenheid - gedragsverandering schreeuwen, lichamelijk reageren, grof omgaan met bezittingen van andere of jezelf, Daar heb ik (gelukkig) nog geen ervaring mee gehad. blauwe plekken, ongeconcentreerd zijn, afstandelijk zijn, achterdochtig zijn, angst hebben voor volwassenen stil en teruggetrokken kinderen, bang om aangeraakt te worden, ineenkrimpen bij aanraking. agressief tegen andere kinderen altijd bedekte armen, ed. niks 1. onrustige kinderen 2. extra stille kinderen 3.slechte schoolprestaties 4.verhalen 5.spelletjes 6.tekeningen sexuele spelletjes vader/zoon * stil en teruggetrokken gedrag * extreme gedragsverandering * blauwe plekken of regelmatige andere beschadigingen op de huid *bedplassen *onverzorgd uiterlijk *verhalen die kinderen vertellen blauwe plekken schrikachtig gedrag agressie naar medeleerlingen teruggetrokkenheid - zijn erg op zichzelf - ze vinden het vervelend wanneer je aan ze zit Kinderen die extreem in elkaar duiken als je boos op ze bent en dichter naar ze toe komt. Opmerkelijk veel blauwe plekken, nooit mee willen gymen/ zwemmen met allerlei uiteenlopende redenen. Regelmatig verzuimen van school. Andere kinderen/ dieren opvallend bedreigen/ pijnigen of dieren. - schrik bij aanraking - niet mee willen gymen - apathie - concentratieproblemen - 'vage'klachten - slaperigheid -onverklaarbare verwondingen -kinderen die in elkaar duiken wanneer je .......je stem verheft/je een onverwachte beweging maakt -kleineren door ouders/verzorgers van kinderen uitwendige verwondingen angstige kinderen hele stille kinderen pijnklachten (buikpijn bijv.) is moeilijk te constateren, maar probleemgedrag van jongeren en afstandelijk gedrag, zijn mogelijk tekens van psychisch of lichamelijk geweld Blauwe plekken, angst voor aanraking, afstandelijk gedrag, teruggetrokken gedrag, erg sexueel getint gedrag (niet bij de leeftijd passend) zichzelf lichamelijk letsel toebrengen etc. Meestal niet 1 maar meerdere signalen tegelijkertijd. Als kinderen vaak onder de blauwe plekken zitten en daar niet echt een goede reden voor hebben. Zo'n kind kan daarnaast nog heel stil zijn, of juist agressief. geen Onrustige kinderen; blauwe plekken; bedplassen; somberheid; veranderingen in leerontwikkeling. Kinderen die thuis zowel lichamelijk als geestelijk mishandeld worden. Kinderen die zien dat één van de ouders de andere ouder of broertje of zusje lichamelijk geweld aan toebrengen. Bedreigende situatie in gezin waardoor sprake is van psychische en/ of geestelijke mishandeling Blauwe plekken, schichtig, volgzaam of juist niet, vaak naar dokter, kneuzingen af en toe, weinig motivatie zonder motief.... schelden slaan pesten' kind als minderwaardig beschouwen erge ruzies, die vaak terug keren opsluiten van kind lichamelijke straffen veel blauwe plekken waar het kind geen verklaring voor heeft kind dat niet lekker in zijn vel zit (teruggetrokken is of juist agressief is) blauwe plekken teruggetrokken gedrag angstig overbeschermende ouders - problematisch gedrag, negatieve manier van aandacht vragen, recalcitrant gedrag, verdriet. (sociaal-emotionele problematiek) een teruggetrokken kind, dat weinig contact legt met leerkracht of klasgenoten Blauwe plekken, pijn, ontduiken bij lichamelijke aanraking, ander gedrag ander taalgebruik, zich geen houding kunnen geven bij complimenten, stemmingswisselingen, stil of luidruchtig, druk of teruggetrokken. verhalen van kinderen, blauwe plekken een kind wil niet naar huis, maar graag op school blijven. Lichamelijke zichtbare sporen op het kind nooit over gehoord blauwe plekken. agressief gedrag. Scheldwoorden die niet bij de leeftijd passen. Moeite met zich letterlijk bloot geven. benen niet willen spreiden bij een gymles. meermaals te kennen geven niet met iemand mee te willen. geen blauwe plekken snel van slag zijn verhalen van kinderen verhalen van ouders agressieve reakties geen leeftijdsadequaat taalgebruik van kinderen m.b.t. huis geweld - angst/schrikreacties - blauwe plekken/kneuzingen - vreemde verhalen bang zijn plekken op het lichaam met onduidelijke reden * angst of hevige schrik bij lichamelijk contact * blauwe plekken * teruggetrokken gedrag * lage zelfwaardering * weinig spontaan spel * buikpijn * niet graag naar huis gaan (regelmatig) blauwe plekken op niet logische plaatsen - geen eten of drinken bij Blauwe plekken In elkaar duiken als je op een kind af komt. Overdreven veel blauwe plekken. zichtbaar lichamelijk letsel verhalen van kinderen psychische verwaarlozing seksueel misbruik verwaarlozing herhaaldelijk aanwezige kwesturen. verandering van gedrag. geen vriendjes of vriendinnetjes die mogen spelen. angst voor volwassenen. bijzondere verhalen enz. nooit gemerkt Kinderen die regelmatig vertellen over ruzie thuis en het krijgen van klappen/schoppen. Blauwe plekken. Angstig en onrustig gedrag en vragen over thuis niet willen beantwoorden/ontwijken. Afweren met de handen. Verkrampen bij aanraking. Apatisch gedrag en zichzelf slaan. Soms vertellen kinderen er spontaan over en reageren daarna van oeps..... dat had ik niet mogen zeggen. Of het dan om om een incidentele gebeurtenis gaat of structureel dat is dan moeilijk te zeggen. -kinderen die blauwe plekken hebben -kinderen die je op hun gedrag aanspreekt enorm ineen duiken, "bang"voor je zijn. -verhalen van gebeurtenissen thuis tijdens een les waarin je eigen gevoelens centraal staan. zorgen om opvoedkundige capaciteiten van de ouders kinderen niet die zorg bieden die ze nodig hebben (bv. logopedie) Uiterlijke kenmerken. Blauwe plekken. Wonden etc... Onzekerheid en angst bij kinderen of ouder. Info tussen de regels door of kinderen die direct dingen vertellen. onrustig gedrag, aandacht vragen op negatieve manier, ongepast taalgebruik, huilen, vermoeid, gefrustreerd, niet naar huis willen.. extreem teruggetrokken gedrag terug deinzen bij benadering zichtbare blauwe plekken op plaatsen waar geen bot zit. onverzorgd uiterlijk beschimmeld brood mee naar school uitspraken van kinderen , verwondingen Leerlingen die slaag krijgen van hun vader. Maar ook wel incestslachtoffers op school gehad. Ook leerlingen waar geestelijke mishandeling sprake was. momenteel hebben we er bij ons op school nog niet mee te maken gehad. 5. Heeft u tijdens uw werk al eens signalen opgevangen van Huiselijk geweld? Ja : 41 (49%) Nee (ga verder met vraag 7) : 43 (51%) 6. Welke signalen over Huiselijk geweld heeft u tijdens uw werk opgevangen? - getuigenis van klappen door de leerling zelf - striemen en blauwe plekken op het lichaam kinderen die erover vertelden Moeder met blauwe plekken. Moeder die komt vertellen dat ze voor haar man vlucht. Moeder die een kind van een ander op het schoolplein klappen geeft blauwe plekken, uitspraken van leerlingen Een stiefvader die zijn kind heeft geslagen. Een stiefvader die niet open kan staan voor de beperking van zijn stiefkind en de moeder van het kind extra ondersteuning verbiedt. Een kind wat bang is voor haar vader omdat deze verbaal geweld gebruikt in het contact met moeder en kinderen. incest, blauwe plekken, emotioneel incontinent gooien met stoel ruziie tussen ouders Angst bij kinderen Blauwe plekken Verhalen van kinderen * ruzie tussen dronken ouders waarbij met een kokende frietpan werd gegooid, rakelinks langs een kind * ouders die kinderen slaan blauwe plekken - teruggetrokkenheid brutaal antwoorden, grof omgaan met spullen, onverschillig verhalen van mishandeling van het kind door de vader. (uit het verleden) verteld door moeder signalen over heftige "ruzie"tussen ouders verhalen die kinderen vertellen over het feit dat ze door de vriend van moeder geslagen worden bijvoorbeeld. onverzorgd uiterlijk weer gaan bedplassen schrikachtigheid feiten verdraaien Sexueel getinte verhalen een kind dat vertelde over sexuele handelingen die niet hoorden bij de leeftijd van het kind. 1 leerling met erg sexueel getint gedrag en 1 leerling met veel blauwe plekken. Verder meerdere gevallen van verwaarlozing Teruggetrokkenheid; blauwe plekken, soms op plaatsen waar je het niet direct verwacht Een kind dat thuis wordt geslagen en hardhandig wordt aangepakt, omdat dit de enige manier is dat het luistert. Een kind dat ooit is geslagen is door zijn vader met een riem, waarvan de littekens zichtbaar zijn. Een kind dat veel "ziek" was en altijd buikpijn had, waaruit bleek na onderzoek dat er sprake was van sexueel misbruik. argeloze uitspraken van kinderen. kinderen die extreem bang zijn als er sprake zou kunnen zijn van lichamelijk contact vermijding van deelname aan zwem-/gymles blauwe plekken teruggetrokken gedrag Een kind wat duidelijk aangeeft dat het niet naar huis wil. Een onverzorgd kind wat dagen lang dezelfde kleding en ondergoed aan heeft. alle boven genoemde geen blauwe plekken veelvuldig wc gebruik kinderen die niet op hun stoel kunnen zitten vanwege pijn verhalen van betrokkenen melding van kindermishandeling door buurtbewoners. * angst of schrik bij aanraking * blauwe plekken * teruggetrokken gedrag * weinig spontaan spel * buikpijn Verhalen van kinderen seksueel misbruik verwaarlozing Blauwe plekken. Vage verhalen. Extreme straffen die de kinderen krijgen en daarover vertellen. Gewoon het volledige verhaal zonder daar verder over te hoeven twijfelen. afweren en kinderen die hier spontaan vertellen dat ze regelmatig geslagen wordt. Bij jonge kinderen niet altijd goed in te schatten of het betrouwbaar is. Sommigen hebben een rijkelijke fantasie en zien ook veel van tv. Ik neem het echter altijd serieus en hou het kind in de gaten. Apatisch gedrag/teruggetrokken/in zichzelf gekeerd Zichzelf slaan. Tijdens het uitkleden voor de gymles kwam ik er achter dat een kind enorme blauwe plekken op zijn onderrug en billen had. een leerling met pleisters over de nagels (te kort afgeknipt), een blauwe oorschelp. bericht van een andere ouder. gesprekken tussen SMW en lln. Verhalen van collega's. Reacties van de leerlingen zelf, of ook wel door klasgenootjes in vertrouwen verteld. 7. Wat weerhoudt slachtoffers volgens u om Huiselijk geweld openbaar te maken? Schaamte : 64 (24%) Angst : Loyaliteit : Afhankelijkheid : De weg niet weten naar de hulpverlening : 70 (27%) 54 (21%) 41 (16%) 27 (10%) anders : 6 (2%) durf om te melden verplichte geheimhouding! te jong om aan de bel te trekken menen dat het "gewoon" is te jong dreigende scheiding 8. Weet u of er binnen uw school een protocol Huiselijk geweld aanwezig is? Ja : 22 (26%) Nee (ga door naar vraag 11) : Weet ik niet (ga door naar vraag 11) : 29 (35%) 33 (39%) 9. Weet u wat er in het protocol Huiselijk geweld van uw school vermeld staat? Ja (ga door naar vraag 11) : 18 (21%) Nee : 66 (79%) 10. Wat is de reden dat u niet weet wat er in het protocol Huiselijk geweld van uw vermeld staat? Simpel, omdat ik het niet heb/ken niet aanwezig Is niet aanwezig stomme vraag. Als er geen protocol is weet ik ook niet wat er in staat bij mijn weten is dat er niet. Is nog nooit ter sprake gekomen..... nooit echt opgezocht omdat ik er nog niet echt mee te maken heb gehad. Denk ik ongeveer te weten Weet niet of er 1 is. Ik weet niet of het er is, het is volgens mij nooit ter sprake gekomen dus weet ik ook niet wat er in staat. Vraagstelling vraag 8 niet juist. We hebben geen protocol, dat weet ik. Er staat dus ook niets in Nooit bij stil gestaan op deze school. In Rotterdam waar ik gewerkt heb wel. het is er niet geen Ik weet het niet precies, omdat het (gelukkig) nog nooit in mijn klas is voorgekomen. de laatste paar jaar niet in de aandacht geweest bij teamvergaderingen. Ik weet het ongeveer maar niet exact ik heb het eens gelezen Nog nooit gelezen. Ik ga nu even zoeken of ik het protocol kan vinden. Ik heb het nog niet gelezen, maar kan wel inschatten wat er in staat. Ik vermoed over de handelwijze, bij het horen, of constateren, of vermoeden van vormen van huiselijk geweld. Ook wie de vertrouwenspersonene zijn. En wie de personen, instanties zijn die je die ik moet consulteren? 11. Vindt u dat er een protocol Huiselijk geweld op elke school aanwezig moet zijn? Ja : 72 (86%) anders : 12 (14%) geen mening, je moet er ook erg voorzichtig mee zijn, dat je niet valse signalen afgeeft nee nee, je kunt dit haast niet in een frame krijgen in de praktijk Ik zou eerst willen weten wat dat inhoudt. Er zijn al zoveel protocollen. Ik vind dat de lijnen kort moeten zijn. Is er iets, moet er actie ondernomen worden. wel informatie, geen protocol, er moet zoveel. Is dit werkverschaffing? SMT er is een protocol kindermishandeling die volgens mij dezelfde functie heeft. de gemeetne tholen is bezig met het opstellen van een soort signaleringslijst of iets wat daar op lijkt. nee zou prima kunnen zijn, maar alerte bekwame leerkrachten die weten wat ze in zo'n geval zouden moeten doen is belangrijker dan een papieren verhaal we volgen leerlingen zeer intensief, zorgleerlingen komen ter sprake binnen zorgteam, lijntjes met hulpverleningsinstanties zijn kort. De school heeft et maken met situaties waar zij op moeten reageren en dat is dan een AMK melding. Daar zijn afspraken over. nu niet van belang 12. Wat moet er volgens u in ieder geval staan in een protocol Huiselijk geweld? informeren naar de thuissituatie meldpunt anoniem controle door politie/ jeugdzorg preventie, signalering, hulpverlening, stappenplan, vertouwenspersoon signalenlijst aanmelden Definitie, signalen, te nemen actie(s) - meldingsplicht en inschakeling van maatschappelijk werk - veiligheid waarborgen van het slachtoffer Mogelijke signalen, soort checklist adressen voor meer informatie afspraken over hoe er gemeld wordt en hoe Hoe wij als leerkrachten signalen kunnen herkennen en welke weg wij moeten bewandelen als wij vermoedens hebben. Waar je op kan letten en waar je kan melden Hoe te reageren op signalen van huiselijk geweld; toegang tot hulpinstanties; reacties naar kinderen; opvang van slachtoffer stappenplan compleet met vermelding meldpunt te ondernemen stappen. hulp voor het slachtoffer. verwijsadressen omschrijving/definitie huiselijke geweld; stappenplan: wat doe je achtereenvolgens als er een vermoeden van huiselijk geweld bestaat; hulpverlenende instanties De te nemen stappen, hoe in gesprek te treden met slachtoffer en dader. wat de weg naar hulpverlening is als je het constateert. De route naar hulpverlning, telefoonnummers, aanspreekbare personen in de school of gezinsdokter Signalering weg tot hulp De volgende punten moeten erin staan: - opvang kind - contact met hulpverlening - contact met ouders zelfde domme vraag niets, de signalen zijn duidelijk genoeg. Wij melden aan vertrouwenspersoon, vertrouwensarts, schoolarts , IB-er, directie. We overleggen met collega's om signalen te checken enz. Dit is niet te vatten in een protocol. Het wordt een papieren tijger. Liever een draaiboek, dat is tenminste concreet. Wat je als leerkracht moet doen, als je het vermoeden hebt dat er binnen een gezin huiselijk geweld is. Eerst de symtomen leren ontdekken, lln. geruststellen, hoe om te gaan i.v.m de klasgenoten, geheimhouding, instanties waar je terecht kunt, gesprekken kunnen voeren met kind en/of ouders. stappenplan hoe te handelen als leerkracht stappen voor begeleiding leerling stappen te ondernemen naar eventuele instanties Procedure hoe te handelen door leerkrachten aanpak, instanties, stappenplan Hoe er na een melding verder gewerkt wordt. Er moet bijvoorbeeld instaan, waar je terecht kunt. En daarnaast dat er dan ook iets mee gedaan wordt. Hoe allert te zijn op signalen. Op welke wijze je hulpverlenende instantie moet benaderen en wie je allemaal moet inlichten. En op welke wijze je een kind/ slachtoffer kan helpen. Verwijzing vertrouwensarts signalen en verwijzing voor hulpverlening Welke hulp je als leerkracht kunt geven. bij wie een kind terecht kan als het zover blijkt tte zijn en dat de ouders , de leerkracht en de medeleerlingen er niets van te weten komen in eerste instantie. Wat te doen? Mogelijke signalen. Wie te waarschuwen Hoe pak je dat aan (gesprek met kind) welke weg je als docent zou moeten volgen stappenplan naar de hulpverlenig hoe te handelen bij het ervaren van huiselijk geweld bij welke signalen je aan de bel moet trekken en dan ook nog bij wie. schakel snel consultatieteam in zou ik zeggen. hoe te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld, stappenplan welke stappen er moeten worden ondernomen wanneer iemand binnen de school signalen opvangt omtrent huiselijk geweld Welke stappen je moet ondernemen om tot juiste signalering en hulpverlening te komen - Hoe verschillende lagen van de organisatie dienen te handelen en hoe, op welke wijze de verschillende lagen van de schoolorganisatie van elkaars handelen op de hoogte zijn. -wanneer er een vermoeden is van huislijkgeweld moet dit gemeld worden bij een vertrouwenscommissie van waaruit (eventueel) verdere stappen ondernomen kunnen worden. hoe kun je nader onderzoek doen? bij wie kun je terecht? naar wie moet je doorverwijzen? hoe stel je je op naar ouders, kinderen? Stap voor stap hoe je moet handelen en vooral hoe je het kind het beste kunt opvangen, beschermen. stappen die ondernomen moeten worden als het gesignaleerd word, protocol met instantiegegevens Een stappenplan, hoe te handelen in geval van vermoedens. Hoe je signalen opvangt en wat te doen als je signalen opvangt. ???????????? Hoe te handelen bij vermoedens van Hoe te handelen na signalering en een duidelijke omschrijving van wat signalen kunnen zijn. Met wie en door wie erover gesproken kanworden zonder dat er nadelige consequenties aan verbonden kunnen zijn. Stappenplan en hoe te signaleren. Wat een school, of onze maatschappelijkwerkster kan of mag doen als er signalen zijn van kinderen zelf of van leerkrachten. Wat zijn onze rechten en plichten. Daarnaast moet ook voor kinderen duidelijk zijn wat ze kunnen doen en hoe, waar moeten ze zijn en bij welke hulpverlener en hoe moeten ze contact opnemen. de stappen die ondernomen moeten worden wanneer je aan de bel trekt hoe te rageren, wie in te schakelen - hoe signaleren te signaleren - hoe te handelen n.a.v. deze signalen - goed inzicht te hebben in sociale kaart - periodiek overleg met instanties hoe om te gaan met kinderen bij wie je signalen oppikt Waar je heen moet met je vermoedens/klachten, waar je op moet letten. Hoe je het beste handelt voor het kind. Wat te doen als je iets signaleert. Wat wordt verstaan onder huiselijk geweld Hoe er als leerkracht mee om te gaan. Bij wie moet het gemeld worden. hoe te handelen bij een vermoeden van huiselijkgeweld. Namen van instanties die geraadpleegd kunnen worden. Hoe en gesrek aan te gaan met een leerling en of de ouders. handelingswijze bij signalering Welke stappen er ondernomen moeten worden om het kind zo snel mogelijk te helpen. Hoe te moeten handelen. * vertrouwenspersoon aan wie de eerste melding gedaan wordt bij vermoeden van * stappenplan met daarin wie, wanneer actie onderneemt Hoe te handelen bij het opvangen van signalen van huidelijk geweld Hoe te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld. Wat te doen bij signalering van huiselijk geweld. Hoe te handelen bij huiselijk geweld, welke instanties zijn er om huiselijk geweld te melden. Hoe kun je kinderen begeleiden van wie je het vermoeden hebt dat ze mishandeld worden. dat er jaarlijks aan iedere groep voorlichting gegeven wordt hierover en kinderen uitgenodigd worden hierover met vertrouwenspersoon te praten. Procedure indien vermoedens zijn van huiselijk geweld. informatiemateriaal e.d. Hoe te handelen De signalen die kinderen af kunnen geven., misschien ook passend aan de leeftijd/niveau De frequentie van de signalen. Hoe te handelen als je vermoedens hebt. Hoe kom je erachter dat het huiselijk geweld, is of een incident? Wie licht je in bij vermoedens. Maatschappelijk werk??? -de stappen waarop er acties kunnen worden genomen. welke stappen genomen moeten worden en wie erbij betrokken zijn Stappen die je als leerkracht kan zetten. Signalen die je kunt opvangen hoe en wat te doen bij signalering. tot hoever moet de leerkracht zich hierin mengen, de school, enz. Een stappenplan waarin aangegeven is wat te doen bij vermoeden van huiselijk geweld (van begin tot eind). het te volgen traject De handelwijze van de school, vande leerkracht/mentor. De personen, die ik in vertrouwen moet nemen. De instanties, die ik raad kan vragen. Welke stappen er ondernomen moeten worden als er signalen van huiselijk geweld zijn. Hoe ga je daar als leerkracht en als school mee om. 13. Heeft u scholing gehad op het gebied van Huiselijk geweld? Ja : 7 (8%) Nee (ga door naar vraag 15) : 77 (92%) 14. Draagt deze scholing bij aan het eerder opvangen van signalen van Huiselijk geweld? niet anoniem genoeg nee Ja, je bent er toch meer op gericht. wellicht presentatie van vertrouwensarts en meldpunt kindermishandeling. Veel zaken herkend en enkele nieuwe aandachtspunten geleerd. Wenselijk om jaarlijks te herhalen door bv. vertrouwensarts. kennis zakt gauw weg, maar staat wel in de otrhotheek Ik heb mijn eindscriptie op de pabo over dit onderwerp gedaan, maar dat is al meer dan 15 jaar geleden. Ik denk wel dat je als je meer weet, je ook sneller signaleert Scholing was breder dan alleen huiselijk geweld. Scholing zet aan tot denken. De oplossing in dergelijke situaties is er zelden. ja, je bent alerter op deze signalen. ja Ja, meer op de hoogte van verschillende signalen. 15. Vindt u het belangrijk dat leerkrachten geschoold worden in het herkennen van signalen van Huiselijk geweld? Ja : 75 (89%) Nee : 9 (11%) 16. Kunt u uw antwoord op vraag 15 toelichten? zij zijn degene die 5 x per week contact met het kind hebben = min 25 uur nee Ik merk dat ik een stuk signalering mis Om sneller te kunnen ingrijpen en om te voorkomen dat kinderen jaren achtereen slachtoffer van huiselijk geweld zijn. - het welbevinden van leerlingen is een heel belangrijke zaak!! Als ik lees hoeveel slachtoffers er zijn van huiselijk geweld is het vreemd dat ik er niet meer over hoor op school of dingen signaleer. Ik weet het van 2 leerlingen maar die zijn later naar een school waar ik werk gekomen; signalering was toen al geschied. Als wij hierin geschoold zijn dan denk ik dat we allerter worden op signalen van kinderen. Wij kunnen niet de hele maatschappelijke problematiek opvangen. Een kort protocol met meldpunten geeft duidelijkheid, eventueel een korte toelichting, maar dan wel op locatie. Het programma van het onderwijs en de werkdruk is buiten proporties aan het raken. Ik twijfel. Natuurlijk moet er wat aan huiselijk geweld gedaan worden, maar het is ook ingrijpen in de privesfeer van mensen. Of je dit als leerkracht moet willen....In een aantal gevallen kun je er niet omheen als nl. het knid ook getuige of slachtoffer is Om het vroegtijdig te signaleren lijkt mij het erg goed om voorlichting te geven richting leerkrachten Hoe krijg je ingang in de gezinnen, vaak wordt het stil gehouden. een deel van het team Als er duidelijk is vastgelegd in een protocol wat de rol van de leerkracht (waarnemen, observeren, dossier vormen) is het aan enkele "gespecialiseerde" leerkrachten (intern begeleiders) in samenspraak met professionele hulpverleners (GGD, jeugdarts, AMK, huisarts) om daadwerkelijk actie te ondernemen. Binnen deze school, school voor speciaal basisonderwijs, ben ik werkzaam als schoolmaatschappelijk werkster. Leerkrachten hebben een belangrijke signalerende functie. Daar kinderen geweld op verschillende wijze uitten is het belangrijk dat een leerkracht signalen oppakt en vervolgens weet hoe op een juiste manier in gesprek te treden met het kind. omdat je niet altijd op je gevoel kunt afgaan, maar ook moet weten hoe je er goed mee om moet gaan, zodat er iets gedaan kan worden Niet allen, maar een contactpersoon namens de school Herkenning is misschien wel het moeilijkste onderdeel voor leerkrachten. Als een kind te maken heeft met huiselijk geweld, is het kind dus geschaad in zijn/haar vertrouwen. Het kind verkeert in een onveilig klimaat. Door het kind te helpen, raakt het kind beter in zijn/haar vel. Hierdoor wordt het kind geholpen in zijn/haar sociaal emotionele ontwikkeling en vervolgens ook in de leerontwikkeling. herkennen Ook leraren zijn normale mensen, die heus signalen wel herkennen. Maar moet je er dan wat mee doen en hoe dan, daar gaat het om. Geen papieren tijger, maar concreet. Je bent als leerkracht het grootste gedeelte van de dag bezig met het kind. Dan is het erg belangrijk, als je dit kan herkennen! Hierdoor kun je het kind de hulp bieden, die hij/zij nodig heeft. Ik denk dat het stiekum vaak voorkomt, terwijl je als lkr. niet geleerd hebt op welke signalen je exact moet letten. We zijn geen experts op dit gebied!! niet alle leerkrachten hoeven externe scholing te volgen. Als een aantal leerkrachten per school dit doen, en daarna de kennis overdragen aan de rest is voldoende ieder geval van huishoudelijk geweld is er 1 te veel! Alert zijn is dus een must. Een protocol bespreken moet voldoende zijn. Omdat de cijfers er niet op liegen en er op iedere school wel kinderen zijn die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld Omdat de leerkrachten dan sneller in de gaten hebben of ze met huiselijk geweld te maken hebben. We hebben gisteren in een teamvergadering met elkaar over deze enquete gesproken. Uit landelijk Nederlands onderzoek blijkt dat ruim vijftien procent van de vrouwen voor het zestiende levensjaar een negatieve seksuele ervaring heeft meegemaakt met een familielid. Wij hebben 110 llen op school, maar volgens ons gebeurt het bij ons niet??????? Hoe sneller je huiselijk geweld signaleert, hoe sneller er hulp kan worden geboden. Dit is belangrijk om de schade voor het kind te verkleinen. En misschien blijvende schade te voorkomen. Welzijn van het kind is zorg van de leerkracht Er is op school een vertrouwenspersoon, deze zou hiervoor opgeleid kunnen worden. Er zou informatie moeten komen, als naslagwerk. Omdat er waarschijnlijk veel leerkrachten zijn die niet weten welke signalen erbij kunnen horen. je zou het kind in je klas onnodig veel leed kunnen besparen als je weet wat er aan de hand is vooral wat je moet doen (bij twijfel), en wie je moet waarschuwen. omdat ik ze nu niet herken zo zouden wij op een professionele manier bij kunnen dragen aan de veilligheid van onze leerlingen welke signalen worden gezonden door het slachtoffer leerkrachten horen erg veel verhalen. de eerste signaleringsfunctie ligt vaak bij hun denk ik. hoe beter je signalen herkent hoe eerder er ingegrepen kan worden. spreekt volgens mij voor zich Doordat leerkrachten sneller de signalen herkennen kunnen kinderen en ouders ook eerder worden geholpen Hoe beter je weet op welke signalen je moet letten, hoe adequater je kan signaleren/ handelen/ reageren Een kind mag in zijn/haar vertrouwen nooit beschaamd worden. Je bent, als school/leerkracht mede verantwoordelijke voor de totale ontwikkeling van het kind. -kinderen, en vooral jonge kinderen (kleuters), waarmee ik werk zijn zelf niet in staat om aan de bel te trekken en zijn afhankelijk van de oplettende volwassene. Ik denk dat niet alle vormen van huiselijk geweld duidelijk zichtbaar zijn en dat het lang kan duren voor je signalen opvangt.Het zou goed zijn als je weet welke signalen er bestaan en hoe je huiselijk geweld kunt herkennen.Maar vooral hoe je het slachtoffer het beste kan helpen. denk dat een leraar die intensief met de alle leerlingen betrokken is die signalen wel op moet vallen Als er een protocol is, is het waaarschijnlijk een kwestie van doorverwijzen naar iemand die wel geschoold is. Signalering is belangrijk. Op zich heel goed, maar waar haal je de tijd vandaan.. Als je weet hoe je het kan signaleren en hoe je dan kan handelen, komt dit ten goede aan de ontwikkeling van het kind. Verbreding kennis prima, maar weten op welke wijze het probleem op een veilige manier aangepakt kan worden is essentieel. Spreekt voor zich. Het welzijn van onze kinderen staat voorop, dus is het onze plicht om te proberen deze signalen vroegtijdig of beter te kunnen leren signaleren. om de kinderen te kunnen helpen is het belangrijk dat leerkrachten dit herkennen en weten hoe ze ermee om kunnen gaan (richting het kind, de ouders en professionele hulpverlening) Ja, dit vinden wij vrij logisch. Wij zijn wel werkzaam binnen een school voor speciaal onderwijs waar dit voor het team een belangrijk aandachtspunt is. wij zien kinderen de hele week, dus zijn leerkrachten juist aangewezen personen om te signaleren als er iets opdoet Het zou slim zijn als er in ieder geval binnen elk schoolteam iemand is die er verstand van heeft. Het is lastig om te zien wat wel en niet bij huiselijk geweld hoort. wanneer het in het belang is van het kind moet je hulp bieden vaak signaleer je wat waarvan je niet weet wat je ermee moet doen. Ook blijkt vaak dat je er weinig aan kunt doen. goed Doordat je werkt met de kinderen ben je vaak een rustpunt/vertrouwenspersoon voor het kind. Als je weet hoe bepaalde signalen in te schatten en daarop adequaat kunt reageren, kun je een kind beter helpen. Het is goed zoiets tijdig te signaleren en actie te ondernemen. Leerkrachten vangen veel op. Niet alleen van ouders, ook leerlingen vertrouwen de leerkracht veel geheimen toe. De leerkracht signaleert en doet daar wat mee. omdat het belangrijk is dat personen in de directe omgeving in een vroeg stadium de eerste signalen opvangen en daarna actie ondernemen om te melden. Omdat het veel meer voorkomt dan wij denken. En om op een juiste manier te kunnen handelen zodat op een adequate manier hulp verleent kan worden. Er kunnen signalen zijn, waar je zelf helemaal niet aan denkt, omdat je er nog nooit mee in aanraking bent geweest. Het is belangrijk dat bij signalen van huiselijk geweld zo snel mogelijk gehandeld wordt. Daarom is het belangrijk deze signalen als leerkracht zo snel mogelijk te herkennen. ik denk wel te weten welke signalen er zijn, maar of dat ook zo is. Wellicht zijn er meer verborgen signalen die ik niet zo maar, zonder scholing, herken en erken. lln schamen zich er voor om dit kenbaar te maken.Door scholing kan je dit herkennen en er naar gaan handelen. Soms denk je wel dat je signalen oppikt en dan blijkt het niet zo te zijn. En soms dan schat je het niet goed in, dan denk je het valt wel mee, maar als je dan later door gaat vragen of tegen dezelfde signalen aan blijft lopen dan ben je soms al "te laat". Of je had er gewoon al eerder bij kunnen zijn. Scholing brengt meer deskundigheid met zich mee. Zo kun je signalen beter opvangen en leer je ook actie te ondernemen. Ik denk dan aan het meer en beter observeren van de desbetreffende kinderen. Handvaten om deze kinderen te kunnen begeleiden. Ja, zodat we nog eerder het kind kunnen helpen. soms lijken dingen zo gewoon. Als je een gezin al langer kent, kun je niet meer objectief reageren. Als leerkracht zie je een kind soms 5 dagen in de week. Je bent de eerste vertrouwenspersoon die een kind heeft na zijn of haar ouders. de veiligheid van kinderen is zeer belangrijk. Het zou kunnen dat een leerkracht de signalen die een kind afgeeft niet herkent als signalen van huiselijk geweld . Dit ondervang je door goed op de hoogte te zijn van alle mogelijke signalen. Ik vind dat het niet alleen moet blijven bij scholing in het herkennen van signalen, maar ook scholing in hoe hier vervolgens mee om te gaan (protocol). moeilijke vraag. we moeten al zoveel doen. scholing betekent extra tijd eraan besteden. misschien studiedag. Erg belangrijk, want je hoort er laatste tijd meer over. Leerkracht is ook steeds belangrijker in de oip voeding en ook voor signalisering een van de eerste personen waar een kind het aan kwijt zou willen. Leerkrachten moeten weten waar ze op moeten letten, vooral als het gedrag van een leerling verandert. 17. Weet u of er op het gebied van onderwijs ook onderzoek gedaan is naar Huiselijk geweld? Ja : 9 (11%) Nee : 75 (89%) Bijlage 10 Signalenlijst Lichamelijk letsel • blauwe plekken • kneuzingen • snij, brand, bijt- en hoofdwonden • verlies van tanden • fracturen van ribben, neus en botten • ontwrichting, vaak van kaak en schouder • schedelletsel • genitale stoornissen • gehoorstoornissen Psychosomatische klachten • symptomen van angst: zoals trillen, zweten, • hartkloppingen, hyperventilatie, duizeligheid en • slapeloosheid • symptomen van machteloosheid: zoals slapte, • neerslachtigheid en vermoeidheid • symptomen van spanning: zoals hoofdpijn, • nachtmerries en slaapstoornissen • menstruatiestoornissen Psychosociale klachten • schuldgevoelens • concentratiegebrek • relatieproblemen • problemen rond seksualiteit en intimiteit • schaamte • negatief zelfbeeld • wantrouwen • sociaal isolement Psychische problemen: • suïcidepogingen, • besef van tijd, plaats of identiteit verliezen, • zelfbeschadigend gedrag, • psychoses, • depressies. Gedragsmatige verschijnselen: • moeite met oogcontact, • afspraken steeds uitstellen of afzeggen, • doorzichtige smoesjes over verwondingen, • middelengebruik/verslaving (alcohol/medicijnen/drugs), • mag niet over (eigen) geld beschikken, • slaafse houding t.o.v. partner, • nooit verschijnen in het openbaar zonder partner, • verminderd contact met familie, • opvoedingsproblemen, • vlakke emoties, • • • • • • ingehouden woede, vreemde kledingkeuze, verhalen over seksueel of lichamelijk geweld dat een ander aangaat, vaak ruzie thuis, afwijzen van lichamelijk contact, overbezorgd of opvallend onverschillig.