2V – Grieks – Cultuuropdrachten De godsdienst van de Romeinen en de Grieken De godsdienst van de Romeinen kenmerkte zich, net als de godsdienst van de Grieken, door het geloof in veel goden. Dat noemen wij polytheïsme. Het tegenovergestelde van polytheïsme is monotheïsme, ofwel: het geloof in één God/god. 1) Uit welke twee Griekse woorden bestaat: a. polytheïsme: ………………… en …………….. b. monotheïsme: ………………… en …………….. 2) Geef 2 voorbeelden van polytheïstische godsdiensten - …………………………………… - …………………………………… 3) Noem de 3 bekendste monotheïstische godsdiensten - …………………………………… - …………………………………… - …………………………………… Als Romein kon je elke god apart vereren. Elke god had ook zo zijn eigen tempel. In Rome was echter één tempel, die bedoeld was voor alle goden. Deze tempel werd het Pantheon genoemd. Een afbeelding hiervan zie je op onderstaand plaatje. Pantheon is óók een aanduiding voor alle goden bij elkaar. Dus als we spreken over ‘de goden van de Grieken’ of over ‘de goden van de Romeinen’, kunnen we ook zeggen: het pantheon van de Grieken/Romeinen. 1 4) Stel zelf het Romeinse pantheon samen aan de hand van de powerpoint-presentatie ‘Het Grieks-Romeinse pantheon’ die de docent laat zien. Latijnse naam Griekse naam Functie(s) Attribu(u)t(en) Zeus Oppergod - adelaar vd god(in) 1. Jupiter - bliksemschicht 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 2 Er zijn veel verhalen overgeleverd over Griekse en Romeinse oudheid. Deze verhalen noemen we mythen. Mythen zijn (verzonnen) verhalen van een volk over zijn geschiedenis en godsdienst. Al deze mythen vormen samen een mythologie van een bepaald volk. In de Griekse en Romeinse mythologie komen dus ook enorm veel mythen voor over goden en hoe zij zijn ontstaan. Want, in het geloof van de Grieken en Romeinen, zijn goden en godinnen weliswaar onsterfelijk, maar ze hebben wel een begin. 5) Zoek in de Encarta-encyclopedie naar het artikel over Zeus. Je vindt daar een grafiek. Vouw deze grafiek uit en lees wat je ziet. a. Wat vind je van de moraal van Zeus? - ……………………………………………. …………………………………………….………………………………………… …………………………………………….………………………………………… b. Vergroot wat je leest de ‘geloofwaardigheid’ van Zeus en de andere goden of neemt de ‘geloofwaardigheid’ juist af door wat je leest? Motiveer je antwoord. ….…………………………………………….……………………………………... ……….…………………………………………….………………………………... …………….…………………………………………….…………………………... 6) Ergens in Encarta wordt gezegd dat Juno de felle vijandin der Trojanen is. a. Waarom is zij dat? - …………………………………………….…………………. b. Hoe stond Juno tegenover de Romeinen? - ………………………………………… …………………………………………….………………………………………… 7) Zoek in Encarta of op internet naar de mythe van Tantalus en vat deze mythe kort samen. ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………… 3 Botsing met het christendom Deze eerste kennismaking met de Griekse en Romeinse godsdienst laat al zien dat er grote verschillen zijn met een godsdienst als het christendom. 8) Wat is het belangrijkste verschil dat je tot nu toe bent tegengekomen? …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………... Het bijbelboek Handelingen van de apostelen schrijft in hoofdstuk 17 over de apostel Paulus, die Athene bezoekt. Hij wachtte daar op de komst van zijn medewerkers Silas en Timotheüs. In Athene heeft hij ongeveer hetzelfde gezien wat jullie nu in teksten hebben gelezen en op plaatjes hebben gezien: het polytheïsme van de Grieken. 9) Lees Hand. 17. Wat was zijn reactie, toen hij door Athene liep? …………………………………………………………………………………………. 10) Wat vind je van zijn reactie? Motiveer je antwoord. …………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………. Paulus was een Jood en als zodanig gehoorzaamde hij aan de wet die de God van Israël aan Zijn volk had gegeven. In die wet spreekt God duidelijke taal over godsdiensten zoals die van de Grieken. Lees het volgende gedeelte uit de Decaloog: Exodus 20:2-6. 11) Wat betekent ‘decaloog’? …………………………………………………………………………………………. 12) Welke 2 dingen verbiedt God in de gelezen tekst? a. ………………………………………………………………………………………. b. ………………………………………………………………………………………. 13) Waarom verbiedt God dit? Geef 2 redenen. a. ……………………………………………………………………………………… b. ……………………………………………………………………………………… 4 Nu proberen we ons te verplaatsen in de apostel Paulus. Met de zojuist gelezen tekst in het achterhoofd loopt hij door de stad Athene. Wat gaat er in hem om? 14) Gehoorzaamden de oude Grieken en Romeinen aan de wet van de God van Israël? Waarom wel/niet? …………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………... 15) Paulus houdt geen beeldenstorm, maar hij spreekt de Grieken op een positieve manier aan. Noem twee voor de Grieken positieve punten uit de redevoering van Paulus. a. ……………………………………………………………………………………… b. ……………………………………………………………………………………… 16) a. Op welk punt in de redevoering van Paulus haken de Atheners af? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. b. Waarom kunnen ze dit niet meemaken? ………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………….. 5