Risico's bij OGS signaleren Oefenkaart 121A Risico's bij OGS signaleren Lesstof Leerboek Manschap A, Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen Deel A-1 Identificatie van gevaarlijke stoffen Deel A-2 Risico's van gevaarlijke stoffen Deel D-1 Optreden bij OGS (par. 1 Soorten incidenten) Overige bronnen Lesboek en DVD bij bijscholing Veilig repressief optreden bevelvoerders, Hoofdstuk 5 Inleiding Het werk van brandweermensen gaat vaak gepaard met risico's. Bij ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, zijn deze risico's vaak onbekender en daardoor kunnen ze gevaarlijker zijn. Door een veilige werkprocedure af te spreken en door een goede persoonlijke bescherming kunnen de risico's zoveel mogelijk beperkt worden. 1. Identificatie van gevaarlijke stoffen Bij transport of opslag van gevaarlijke stoffen is het verplicht om aan te geven welke stoffen aanwezig zijn. Hierbij wordt meestal ook aangegeven wat het grootste gevaar van de aanwezige stoffen is. Stofklassen Alle gevaarlijke stoffen zijn opgedeeld in stofklassen. Klasse 2 zijn bijvoorbeeld gassen en klasse 3 brandbare vloeistoffen. Als bekend is tot welke klasse een stof hoort, kan ook een inschatting gemaakt worden van de risico's..De klasse kan achterhaald worden met behulp van etiketten die aangeven wat het klassenummer en het gevaar is. Voorbeeld van een etiket voor een brandbare vloeistof (stofklasse 3) Gevaarsidentificatieborden Alle voertuigen die zich over de weg of over het spoor verplaatsen en gevaarlijke stoffen vervoeren, moeten een oranje gevaarsidentificatiebord voeren (zie onderstaand plaatje). Dit bord bestaat uit twee delen. Het onderste deel bevat een uniek nummer voor de stof zelf via het zogenaamde UN-nummer, in dit voorbeeld 1017. Hiermee kan de stof worden opgezocht, bijvoorbeeld in het chemiekaartenboek. Het bovenste deel van het bord wordt GEVI genoemd en geeft informatie over het gevaar. Dit deel kan uit twee of drie cijfers bestaan. Het eerste cijfer komt ongeveer overeen met de stofklassen en geeft het grootste gevaar aan, het tweede en derde cijfer geven bijkomende gevaren aan. NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer - 4 september 2008 – 121A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof van de initiële brandweeropleidingen 2 Betekenis van het eerste cijfer 1 = geen betekenis 2 = gas 3 = brandbare vloeistof 4 = brandbare vaste stof 5 = oxiderende stof of organische peroxide 6 = giftige stof 7 = radioactieve stof 8 = bijtende stof 9 = gevaar voor spontane heftige reactie X = gevaarlijke reactie met water Betekenis van het tweede en derde cijfer 1 = gevaar voor explosie 2 = gevaar voor vrijkomend gas 3 = gevaar voor ontbranding 5 = gevaar voor oxiderende werking (chemische reactie met zuurstof) 6 = gevaar voor vergiftiging 8 = gevaar voor corrosie (bijten) 9 = gevaar voor heftige reactie Als de eerste twee cijfers hetzelfde zijn, dan geeft dat een versterking weer van het grootste gevaar (bijvoorbeeld 33 = zeer brandbare vloeistof). Als er eerst een X staat, betekent dat dat de stof een gevaarlijke reactie met water geeft. 2. Risico's Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen is het vaak niet direct bekend om welke stoffen het precies gaat. Gevaarlijke stoffen kunnen ook nog onzichtbaar zijn en/of niet te ruiken. Daarom vinden brandweermensen dergelijke ongevallen soms bedreigender dan bijvoorbeeld een brand. In onderstaande tabel worden de belangrijkste gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen weergegeven. Gevaar Explosie Beschrijving mogelijke gebeurtenis Brandbare gassen en dampen of fijn stof die zich ergens (bijvoorbeeld in kelders) ophopen en een explosief mengsel vormen. Brandbare vloeistoffen in bijvoorbeeld een riool. Deze geven brandbare dampen af. Gasfles of drukvat (bv tankwagen) waarin door verwarming of vervorming de druk zo hoog oploopt dat hij explodeert. Dit noemen we een BLEVE. Bij lekkage van een drukvat kan een koud kokende plas ontstaan. Vergiftiging Vergiftiging via de huid door giftige vloeistoffen of gassen. Vergiftiging via de mond (spijsverteringskanaal). Vergiftiging via de inademing. Bijtende stoffen Lekkage van een bijtende stof. Maatregelen • Neem een explosiegevaarmeter mee. Let op. Bij zuurstofarme mengsels geeft de meter een te lage waarde aan. • Gebruik geen vuur en vonk veroorzakende voorwerpen (bijvoorbeeld gereedschap). • Houd stoffige ruimten vochtig. Voorkom dat de vloeistoffen in een riool stromen en neem dezelfde maatregelen als bij gassen of dampen. • Blijf uit de buurt. • Koel de fles vanuit dekking (bijvoorbeeld vanachter een muur). Voor het koelen is 10 l/min/m> nodig. • Ga plat op de vloer liggen met het hoofd in richting van de fles, als dekking niet mogelijk is. • Haal de fles, indien mogelijk, uit de gevarenzone om opwarming van de fles te voorkomen. • Draag beschermende kleding. Afhankelijk van het soort stof is dat bluskleding of een chemicaliënpak of gaspak. • Vermijd contact met de stof, loop niet door de vloeistof, het gas of de zichtbare gaswolk. • Zorg voor goede ontsmetting. Eet, drink of rook niet bij een inzet. • Draag ademlucht. Ook bij nabluswerkzaamheden. • Zorg voor goede ontsmetting. • Draag beschermende kleding en ademlucht. Vermijd contact met de stof, loop niet door de vloeistof, het gas of de zichtbare gaswolk. • Zorg voor goede ontsmetting. NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer - 4 september 2008 – 121A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof van de initiële brandweeropleidingen 2 [CHECKEN!!!] Gevaar Asbest Beschrijving mogelijke gebeurtenis Asbest bij een brand of hulpverlening geconstateerd. Het grootste risico dat u dan loopt, is het inademen van de stof. Radioactiviteit Bestraling door een gesloten bron. Besmetting door een open bron. Maatregelen • Draag adembescherming. Voorkom dat grotere brokken uiteenvallen: bevochtig het asbestmateriaal, - stel de looproutes vast, - breek, slijp of zaag niet, - loop zo min mogelijk rond. • Na afloop ontsmet u datgene waarvan u denkt dat het besmet is. • Houd zoveel mogelijk afstand. • Zoek zoveel mogelijk afscherming. • Beperk de verblijftijd in de buurt van de bron. • Vermijd contact met de bron • Meet met de Automess, behalve bij een alphaen beta-straling. Gebruik dan een sonde. Deze zit niet standaard op de TS. • Houd zoveel mogelijk afstand. • Zoek zoveel mogelijk afscherming. • Beperk de verblijftijd in de buurt van de bron . • Blijf bovenwinds. • Vermijd contact met de stof. • Meet met de Automess, behalve bij een alphaen beta-straling. Gebruik dan een sonde. Deze zit niet standaard op de TS. Vanzelfsprekend zijn er nog veel meer risico's bij gevaarlijke stoffen.,Het is aan de bevelvoerder (en de OVD en AGS) om die in te schatten bij een inzet. Het belangrijkst is om altijd bovenwinds van de gevaarlijke stof te blijven, zeker zolang u niet beschermd bent. Bij de meeste bovenstaande risico's zal de bevelvoerder ervoor kiezen om de OGS-procedure op te starten. Deze procedure staat beschreven in de Achtergrondinformatie bij 122A (Verkennen en redden in chemicaliënpak). 3 NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 4 september 2008 – 121A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen [CHECKEN!!!] 3. Soorten incidenten U kunt ook de naar de volgende incidentsoorten kijken bij het oefenen met oefenkaart 121A Industriële risico's Transport Synthetische drugs (o.a. XTC) en hennepkwekerij en Aardgaslekkage (vuistregel: 250 x diameter van het gat) NBC Incident 4 • Zowel kleine als grote bedrijven, maar ook particulieren slaan gevaarlijke stoffen op. • Soorten incidenten bij opslag: lekkage, brand, ontstaan explosief of giftig mengsel. • De productie kan niet altijd zomaar stilgelegd worden. • Bij grote bedrijven gelden strenge regels. • Verkeersongeval tijdens transport. • Lekkende afsluiter van spoorketel. • Aanvaring met een schip met gevaarlijke stoffen. • Er is niet altijd bebording XTC: • XTC-productieplaatsen (laboratoria) worden vaak aangetroffen op onverwachte plaatsen (industrieterrein, boerderijen). • Locatie moet goed bereikbaar zijn voor aan en afvoer van producten en afval. • Zeer gevaarlijke omstandigheden omdat er veel chemicaliën aanwezig zijn en niet volgens veiligheidsregels wordt gewerkt. • Vaatjes met giftig of brandbaar afval worden vaak ergens gedumpt. • Raak niets aan totdat experts ter plaatse zijn. Hennep: • Hennepkwekerijen zijn vaak in woonhuizen waar dag en nacht het licht brand. • Vaak zijn er illegale voorzieningen voor elektriciteit en aardgas gemaakt. • Meestal zijn bijtende meststoffen aanwezig. • Inzet is gericht op het voorkomen van ontsteking. • Bij lekkage in een pand kan ontsteking worden voorkomen door te ventileren. Als er wel brand is: • Koelen van de omgeving. • Altijd eerst de gastoevoer afsluiten voordat geblust wordt (gas kan zich ongemerkt overal heen verspreiden). • Ook wel CBRN genoemd (chemisch, biologisch, radioactief, nucleair, explosief). • Het gaat hierbij meestal om een aanslag. • In principe gewoon optreden zoals bij ander OGS incident, maar wees wel extra alert op een afwijking in gedrag en op signalen. • Nauwe samenwerking met de politie. • Steunpuntregio's hebben extra ontsmettingscapaciteit in de vorm van meetapparatuur en een AGS+. NVBR/NIFV – Oefenbank Brandweer – 4 september 2008 – 121A – Achtergrondinformatie sluit zoveel mogelijk aan bij de leerstof voor de intitiële brandweeropleidingen