Samen sterk als waterbeheerders!

advertisement
Samen sterk als
waterbeheerders!
Kwaliteitscriteria voor
Vergunningverlening, Toezicht en
Handhaving (VTH) Waterbeheer
projectnummer 15379-268769
revisie 2.1
9 januari 2015
Opdrachtgever
De 23 waterschappen, Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen
datum vrijgave
09 jan. 2015
beschrijving revisie 2.1
goedkeuring
R. Forkink
vrijgave
C.H. Ruseler
Colofon:
Projectgroep Antea Group (onderzoekers, procesbegeleiders en auteurs) bestaande uit:
Kees Pabbruwee, Rachida Ftachi, Mark Bakker, Anton Wolthuis (YACHT) en Robert Forkink (projectleider)
Werkgroep Kwaliteitscriteria VTH waterbeheer bestaande uit:
Clemens Duurland, Rob Muyrers, Sussane Strolenberg, Marianne Nauta namens Rijkswaterstaat
Dennis Brandwacht en Geert Vogels namens de Waterschappen
Ina Kraak namens de Unie van Waterschappen
Procesbegeleiding Lef Future center Utrecht:
Addy de Zeeuw
We danken de opstellers van de Wabo kwaliteitscriteria versie 2.1 (rijk, gemeenten, provincies en IBT
regisseurs) voor de ontwikkeling en het uitzetten van een bruikbaar traject en document.
Datum en plaats van uitgave:
Deventer, 09 januari 2015
Copyright ©
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk,
fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Inhoud
Blz.
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 5
1.1 Kwaliteit staat voorop- bestuurlijke opdracht .............................................................................. 5
1.2 Aansluiten bij systematiek bestaande kwaliteitscriteria ............................................................... 5
1.3 We doen het toch al goed! ............................................................................................................ 5
1.4 Afbakening..................................................................................................................................... 6
1.5 Procesaanpak ................................................................................................................................ 6
1.6 Kwaliteit op maat! ......................................................................................................................... 7
1.7 Leeswijzer ...................................................................................................................................... 7
2. Criteria voor kritieke massa voor VTH-taken in het Waterbeheer...................................................... 8
2.1 Inleiding ......................................................................................................................................... 8
2.2 Waterwet als uitgangspunt ........................................................................................................... 9
2.1.1 Generieke deskundigheidsgebieden .................................................................................... 10
2.1.2 Complexe versus reguliere en eenvoudige situaties en activiteiten .................................... 10
2.1.3 Specialistische deskundigheidsgebieden ............................................................................. 11
2.1.4 Accent Juridisch .................................................................................................................... 13
2.1.4.1 Juridisch advies .................................................................................................................. 13
2.1.4.2 BOA .................................................................................................................................... 13
2.2 BRZO ............................................................................................................................................ 14
2.3 Definities en uitgangspunten ...................................................................................................... 14
2.3.1 Kwaliteit maakt het onderscheid ......................................................................................... 14
2.3.2 Uitwerking van de onderdelen kritieke massa ..................................................................... 15
2.3.3 Deskundigheidsgebied ≠ functiebeschrijving ....................................................................... 19
2.3.4 Minimale eisen ..................................................................................................................... 20
2.3.5 Functiescheiding ................................................................................................................... 20
2.4 Uitbesteding ................................................................................................................................ 20
3. Procescriteria VTH waterbeheer ....................................................................................................... 21
3.1 Proloog; het kwaliteitsproces ...................................................................................................... 21
3.2 Kwaliteitsborging centraal ........................................................................................................... 21
3.2.1 Kwaliteitsborging .................................................................................................................. 22
3.3 Werking PDCA-cyclus .................................................................................................................. 23
3.4 Transparantie in de uitvoering .................................................................................................... 24
blad 3
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
3.5 Processtappen ............................................................................................................................. 24
3.5.1 Rapportage en evaluatie ...................................................................................................... 24
3.5.2 Strategisch beleidskader ...................................................................................................... 24
3.5.3 Operationeel beleidskader ................................................................................................... 25
3.5.4 Planning en control .............................................................................................................. 25
3.5.5 Voorbereiden........................................................................................................................ 26
3.5.6 Uitvoering ............................................................................................................................. 26
3.5.7 Monitoring ............................................................................................................................ 26
Deel A Kritieke massa:
Generieke deskundigheidsgebieden:
1. Vergunningverlening
2. Vergunningverlening complex
3. Toezicht en handhaving
4. Toezicht en handhaving complex
Accent Juridisch
5. Juridische advisering
6. Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA)
Accent Waterkwaliteit
7. Procestechnoloog
8. Ecoloog
9. Deskundige Waterbodem
Accent Waterkwantiteit
10. Deskundige Watersysteem (oppervlaktewater)
11. (Geo)Hydroloog
Accent Waterveiligheid
12. Deskundige Waterkeringen
13. Rivierkundige
Deel B Procescriteria
blad 4
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
1. Inleiding
1.1 Kwaliteit staat voorop- bestuurlijke opdracht
De kwaliteit van de uitvoering van de waterbeheertaken moet gewoon goed zijn en boven alle twijfel
verheven zijn. De consequenties van fouten zijn in veel gevallen groot en daarom moet de kwaliteit
goed bewaakt worden. De kwaliteit van de producten die geleverd worden, wordt voornamelijk
bepaald door de kwaliteit van de medewerkers en een goede kwaliteitszorg. Daarom hebben de
twee waterbeheerders – Rijkswaterstaat en de 23 waterschappen –besloten om de handen in een te
slaan en kwaliteitscriteria voor de Vergunningverlening, Toezicht- en handhavingstaken (VTH)
Waterbeheer vast te leggen. In de kwaliteitscriteria worden de eisen vastgelegd voor de organisaties
en medewerkers, inclusief eventuele derden voor wat betreft opleiding, kennis, ervaring en
vlieguren. Dit is de resultante van een bestuurlijke opdracht die is gegeven aan de werkgroep
kwaliteitcriteria bestaande uit een vertegenwoordiging van leden van het Landelijk Overleg
Vergunningen en Handhaving (LOVH), de Adviesgroep Vergunning en Handhaving (AgVH) en de Unie
van Waterschappen.
1.2 Aansluiten bij systematiek bestaande kwaliteitscriteria
Bij het ontwikkelen van de kwaliteitscriteria VTH voor het waterbeheer is besloten om het reeds
ontwikkelde systeem van VTH-kwaliteitscriteria 2.1. voor de Wabo-taken als basis te gebruiken.
Gebleken is dat deze kwaliteitscriteria niet geheel aansluiten bij de werkzaamheden en specifieke
afstemming missen. Dat gemis speelt niet alleen bij de uitwerking en interpretatie van de criteria die
worden gesteld aan de medewerkers, maar ook aan het proces van vergunningverlening, toezicht en
handhaving. Op basis hiervan is besloten om een nieuwe set van kwaliteitscriteria te ontwikkelen die
wel geheel aansluit bij de VTH-taken in het Waterbeheer.
De taken die zijn beschreven in de Waterwet zijn de basis voor deze kwaliteitscriteria. Het is tevens
de verbindende factor tussen Rijkswaterstaat en de 23 waterschappen. Qua organisatie en inrichting
zijn er grote verschillen zowel tussen de waterschappen onderling, alsmede in vergelijking met
Rijkswaterstaat. Daarom zijn de wettelijke taken als uitgangspunten genomen, omdat dit hetgeen is
dat beide waterbeheerders bindt.
Vanaf mei 2014 is gestart met het uitwerkproces van de specifieke kwaliteitscriteria VTH
Waterbeheer.
1.3 We doen het toch al goed!
In de uitwerking van het onderzoekstraject naar het opstellen van de kwaliteitscriteria kregen we
regelmatig de vraag waarom deze kwaliteitscriteria zouden moeten worden gesteld; we doen het
toch al goed! De waterbeheerders hebben de afgelopen jaren al belangrijke verbeteringen
doorgevoerd in de organisatie en taken op basis van wet- en regelgeving. De omgeving (burgers en
gebruikers) verwacht een betere dienstverlening en doortastend optreden bij vergunningverlening,
toezicht en handhaving en de afwikkeling van calamiteiten. Medeoverheden verwachten nauwere
samenwerking en marktpartijen meer uniformiteit. Medewerkers verwachten een organisatie waar
ze zich kunnen ontplooien en waar ze maatschappelijk relevant werk kunnen doen.
Deze set van kwaliteitscriteria is bedoeld om de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en
handhaving (de VTH-taken) door de waterbeheerders in Nederland verder te professionaliseren
(stroomlijnen, transparantie en voorspelbaarheid) en de kwaliteit in de organisatie te borgen.
blad 5
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
De kwaliteitscriteria voor het VTH-proces, hebben dan ook betrekking op de inhoud (processen) en
de kritieke massa (kennis, ervaring en opleiding en de minimale formatie).
1.4 Afbakening
De kwaliteitscriteria hebben betrekking op het minimale kwaliteitsniveau dat nodig is om de taken
op
het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving, tijdig, met de juiste procedurele en
inhoudelijke kwaliteit en continuïteit te kunnen uitvoeren.
Waterwet
De afbakening is gebaseerd op de doelen die zijn beschreven in en voortvloeien uit artikel 2.1. van de
Waterwet. Het betreft de taken op het gebied van de vergunningverlening, het toezicht en de
handhaving ter voorkoming en beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in
samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van
watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Vergunningen worden verleend op basis van hoofdstuk 6 van de Waterwet en het toezicht en de
handhaving vinden plaats op basis van hoofdstuk 8 van de Waterwet. Daarnaast zijn er meldingen en
toezicht en handhaving in het kader van de Waterregeling, het Waterbesluit, het Activiteitenbesluit
milieubeheer, het Besluit lozen buiten inrichtingen, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het
Besluit bodemkwaliteit.
Keur
De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van
grondwater en water uit sloten en andere watergangen van een waterschap (alle
waterstaatswerken). Ook kent de Keur verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om
waterlopen en dijken. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en om
waterlopen, dijken en andere watersystemen van het waterschap heeft met de Keur te maken.
Op basis van de Keur worden vergunningen verleend of meldingen geaccepteerd. Deze worden
gecontroleerd in het kader van toezicht en handhaving.
1.5 Procesaanpak
Het opstellen van de kwaliteitscriteria heeft plaatsgevonden met behulp van een deskundige inbreng
vanuit de waterschappen en Rijkswaterstaat. Hiervoor heeft een vijftal sessies plaatsgevonden in het
LEF future center van Rijkswaterstaat in Utrecht:
1.
2.
3.
4.
5.
23 juli 2014 (ochtend); Reikwijdtebepaling kritieke massacriteria
23 juli 2014 (middag); Reikwijdtebepaling kritieke massacriteria
7 juli 2014 (gehele dag); Uitwerking generieke deskundigheden (+ accent Juridisch)
4 september 2014 (gehele dag); Uitwerking specialistische deskundigheden
18 september 2014 (gehele dag); Uitwerking procescriteria
De deelnemers aan de sessies waren afkomstig uit de gelederen van Rijkswaterstaat en de
waterschappen en vertegenwoordigden het management, beleidsmedewerkers,
vergunningverleners, toezichthouders, BOA’s, specialisten, adviseurs en juridisch medewerkers.
blad 6
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
1.6 Kwaliteit op maat!
De opgestelde kwaliteitscriteria voor de VTH taken van de waterbeheerders zijn zoals gezegd,
gebaseerd op de reeds bestaande kwaliteitscriteria voor de Wabo, versie 2.1. Daarin is uitgegaan van
criteria voor medewerkers, vertaald in generieke en specialistische deskundigheden en
procescriteria. Voor de generieke taken is duidelijk dat medewerkers moeten beschikken over een
basisopleiding, werkervaring en met name aanvullende opleidingen en kennis die watergerelateerd
zijn. In de uitoefening van deze generieke taken is in een bepaalde mate behoefte aan ondersteuning
van expertise van een specialist op een betreffend taakgebied (bv. keringen, procestechnologie en/of
ecologie). Omdat we hoge eisen stellen aan de medewerkers met een generieke taak, willen we
borgen dat de specialist die advies afgeeft aan deze medewerker ook voldoende kennis en ervaring
heeft op dit gebied. De specialist moet voldoende watergerelateerde werkervaring hebben en weten
wat de impact van een dergelijk advies in een VTH-traject kan zijn. Dit was het vertrekpunt vanuit de
bestuurlijke opdracht om te komen tot een set van kwaliteitscriteria voor vergunningverlening,
toezicht en handhaving.
Tijdens het onderzoeksproces is het de opstellers van dit rapport en de werkgroep
(begeleidingscomissie) duidelijk geworden dat er onder de verschillende waterbeheerders geen
eenduidige behoefte bestaat om met name de specialistische deskundigheden een verplichtend
karakter te geven. Niet het opleggen van bovenaf maar vanuit de behoefte faciliteren van
kwaliteitscriteria voor zowel de generieke- als de specialistische deskundigheden is het devies.
Hiermee wordt aan de waterbeheerders zelf overgelaten of deze de specialistische deskundigheden
(de criteria) uitwerken voor de eigen organisatie. Organisaties die wel behoefte hebben aan een
uitwerking van de specialistische deskundigheden, vinden in dit rapport het daarvoor benodigde
toetsingskader. We geven hiermee wel richting aan het vastleggen van de benodigde expertise voor
een adequate invulling vanuit de specialistische deskundigheden, maar laten vrij hoe de organisaties
in het waterbeheer dit uitwerken. Dat betekent dat tenminste de generieke deskundigheden en de
procescriteria voor vergunningverlening, toezicht en handhaving algemeen geldend zijn voor de
waterbeheerders. Zodat de waterbeheerders de uitvoering van de VTH-taken verder
professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie borgen.
In het kader van ‘Samen sterk als waterbeheerders!’ zijn er mogelijkheden om de samenwerking een
verdere impuls te geven bij het uitwerken en implementeren van de gestelde kwaliteitscriteria VTH
waterbeheer. Bijvoorbeeld bij het uitwisselen van kennis en ervaring indien er behoefte is aan
specifieke deskundigheid (indien deze deskundigheid tijdelijk of structureel niet beschikbaar is).
Het opzetten van deze kwaliteitscriteria is niet direct gekoppeld aan de Wet Vergunningverlening,
Toezicht en Handhaving. Deze kwaliteitscriteria VTH waterbeheer is een zelfstandig initiatief van de
waterbeheerders en staat niet in verbinding met de Wet VTH. De waterbeheerders volgen de
ontwikkelingen rondom deze Wet VTH uiteraard met belangstelling.
1.7 Leeswijzer
Dit rapport beschrijft in hoofdstuk 2 de spelregels, de opbouw van de criteria voor de generieke- en
specialistische deskundigheden en de definities daarin. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 inzicht
gegeven in kwaliteitszorgproces en de positie daarin van deze kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer.
Daarna worden in Deel A de generieke- en specialistische deskundigheden uitgewerkt in opleiding,
ervaring, vlieguren en kennis. Tenslotte worden in Deel B de procescriteria uitgewerkt voor de
processen rondom vergunningen en toezicht en handhaving van de waterbeheerders.
blad 7
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
2. Criteria voor kritieke massa voor VTH-taken in het Waterbeheer
2.1 Inleiding
Aan welke eisen moet een organisatie voldoen om zijn VTH-taken binnen het waterbeheer goed uit
te kunnen voeren? Welke functies zijn cruciaal voor het uitvoeren van deze taken en welke kennis en
ervaring moet de organisatie in elk geval in huis hebben? De organisatie is een optelsom van de
medewerkers, dus in het verlengde daarvan gaat het om de kwaliteiten die een medewerker in huis
moet hebben? Hoeveel medewerkers moeten minimaal aanwezig zijn per functie om de kwaliteit van
een organisatie zeker te stellen en geen problemen te krijgen qua kwetsbaarheid op gebied van
bezetting en expertise?
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op bovenstaande vragen. In deel A van dit rapport zijn de
belangrijkste functies vervolgens verder uitgewerkt in een overzicht. Er zijn daarin tabellen
opgenomen met beschrijvingen van de belangrijkste deskundigheidsgebieden die voor VTH
Waterbeheer van belang zijn.
Rijkswaterstaat en de waterschappen hebben ervoor gekozen om samen op te trekken bij het
opstellen van kwaliteitscriteria voor de VTH-taken. Dit past ook binnen de bredere samenwerking
tussen Rijkswaterstaat en de waterschappen. Wel is geconstateerd dat de waterbeheerders
onderling verschillen in de wijze hoe zij zijn georganiseerd en waar de VTH-taken en specialistische
taken zijn belegd. De 23 waterschappen verschillen onderling in de wijze waarop zij zijn
georganiseerd, maar werken op veel gebieden samen. Rijkswaterstaat streeft naar een uniforme
werkwijze om haar taken zoveel mogelijk op dezelfde wijze te regelen, maar ook hier zijn onderling
wel verschillen te ontdekken.
De kwaliteit van de organisatie én van de medewerker blijkt vooral uit de ervaring en kennis die
aanwezig is. Die kennis kan verkregen worden via opleiding, maar kan ook worden opgedaan in de
praktijk. Er moeten verder voldoende medewerkers met ervaring aanwezig zijn die weten hoe ze
bijvoorbeeld een aanvraag voor de keur moeten beoordelen, een controle moeten uitvoeren van een
waterzuivering of een handhavingsactie naar aanleiding van een illegale lozing. Ook moeten zij weten
bij welke collega’s je moet zijn voor specialistisch advies omdat de vergunningverlener of
toezichthouder onvoldoende kennis heeft van bijvoorbeeld waterbodems, waterkeringen of
ecologie.
Verder moeten er tenminste een minimum aantal medewerkers aanwezig zijn om de continuïteit te
waarborgen. Bij tijdelijke uitval door ziekte of door vertrek van een medewerker moet dit
overgenomen kunnen worden door een collega. En ook de klankbordfunctie of het 4-ogenprincipe
worden versterkt als je kunt sparren met een of meer collega’s. Uiteraard zijn ook andere vormen
mogelijk om de continuïteit te waarborgen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door:
- Samenwerking met andere partners in het waterbeheer
- Tijdelijk gebruik maken van elkaars inzet en expertise (burenhulp)
- Uitbesteding van taken aan andere partners of een extern bureau
blad 8
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Met de kwaliteitscriteria voor de kritieke massa kan een antwoord gegeven worden op de vraag of
een organisatie en haar medewerkers in principe in staat zijn om de taken en onderliggende
operationele activiteiten uit te voeren. Bij het opstellen van deze kwaliteitscriteria is zoveel mogelijk
aangesloten bij de Kwaliteitscriteria 2.1 voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens
de Wabo. Dit geldt voor de procescriteria zowel voor de aanpak als de inhoud. Voor de uitwerking
van de kritieke massa wordt qua aanpak aangesloten bij de Wabo kwaliteitscriteria 2.1, maar de
inhoud is specifiek voor de waterbeheerders. Dat betekent dat delen van deze rapportage
overeenkomen of gelijkenis hebben met rapport “Uitvoering met Ambitie; kwaliteitscriteria 2.1 voor
vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Wabo van 7 september 2012”.
Zodoende kan zoveel als mogelijk worden afgestemd en vergeleken op basis van de aanpak, de
inhoud en de uitwerking in begrippen, definities en criteria. Dit was een belangrijke randvoorwaarde
bij de start van het onderzoek naar het opstellen van kwaliteitscriteria VTH waterbeheer.
2.2 Waterwet als uitgangspunt
De taken die zijn beschreven in de Waterwet zijn de basis van deze kwaliteitscriteria. Het is tevens de
verbindende factor tussen Rijkswaterstaat en de waterschappen. Zij zijn verantwoordelijk voor de
uitvoering van de Waterwet en onderliggende regelgeving, waardoor samen opgetrokken kon
worden bij het opstellen van deze kwaliteitscriteria.
De keuze voor de deskundigheidsgebieden die in dit rapport zijn opgenomen, zijn mede gebaseerd
op de inbreng van vertegenwoordigers voor Rijkswaterstaat en de waterschappen in Nederland.
Tijdens een aantal bijeenkomsten hebben zij over de deskundigheidsgebieden gesproken en hebben
zij hun inbreng geleverd op de verschillende onderdelen, zoals activiteiten, opleidingen en cursussen,
kennis, werkervaring en vlieguren. Daarna heeft dit voor inspraak opengestaan voor alle
medewerkers van Rijkswaterstaat en de waterschappen en konden medewerkers van alle
waterbeheerders hierop reageren en commentaar leveren. Daar is ook nadrukkelijk gebruik van
gemaakt en deze opmerkingen zijn verwerkt in dit rapport.
Hieruit volgt de volgende onderverdeling van deskundigheidsgebieden.
blad 9
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
2.1.1 Generieke deskundigheidsgebieden
De generieke deskundigheidsgebieden op het gebied van VTH-taken liggen op zich wel voor de hand.
Daarbij is een onderverdeling gemaakt tussen complexe taken enerzijds en meer routinematige en
minder complexe taken anderzijds. Dit werkt ook door in de activiteiten, het opleidingsniveau, de
opleiding en cursussen, de kennis en de ervaring die wordt verwacht op deze gebieden.
2.1.2 Complexe versus reguliere en eenvoudige situaties en activiteiten
Bij de beschrijving van de generieke deskundigheidsgebieden is een onderscheid gemaakt in
activiteiten en daarbij tegelijk een verband gelegd met de vereiste basisopleiding. Bij de complexe
activiteiten is minimaal een HBO opleiding voorgeschreven. Bij de reguliere en eenvoudige
activiteiten is een MBO opleiding als minimale maatstaf genomen.
Wel geldt dat iemand die voldoet aan de eisen voor de complexere activiteiten, automatisch ook
voldoet aan de deskundigheidsgebieden voor de reguliere en eenvoudige activiteiten. Dit geldt zowel
voor de vergunningverlening als voor toezicht en handhaving.
Complexiteit
Het bevoegd gezag bepaalt zelf welke situaties complex zijn en welke situaties regulier. Daarbij
gelden wel enkele richtlijnen. De complexiteit van de activiteiten wordt veroorzaakt door de
ingewikkeldheid van de activiteit zelf of het type inrichting of werkzaamheden.
Verder geldt dat het afhankelijk is van het gebied c.q. politiek- bestuurlijke omgeving of iets als
complex wordt aangemerkt.
Hieronder zijn beschrijvingen opgenomen om een indruk te krijgen van dergelijke situaties. Dit is
nadrukkelijk geen uitputtende lijst:
Niet-complex
- Standaard afhandeling van aanvragen op grond van de Keur en waterstaatswerken
(dammen, duikers, steigers, etc.).
- Reguliere meldingen (bronneringen, conserveren van vaste objecten, toepassen schone
grond, etc.).
- Aanvragen of verzoeken die zelfstandig kunnen worden afgehandeld door een medewerker.
- Aanvragen of verzoeken die in overeenstemming zijn met de beleidsregels.
- Zaken waarbij geen derde partij aanwezig is als belanghebbende.
Complex
- IPPC.
- BRZO.
- Grote zuiveringsinstallaties.
- Primaire keringen.
- Grote grondwateronttrekkingen.
- Als intern of extern advies van een specialist nodig is.
- Bij afwijkingen van de beleidsregels.
- Wanneer sprake is van meerdere belanghebbenden.
- Wanneer een effectbeoordeling nodig is.
- Wanneer een initiatief of verzoek leidt tot aanpassing van de legger.
- Wanneer sprake is van samengestelde activiteiten of samenwerking nodig is, zoals
afstemming met andere overheidspartners.
De volgende aspecten kunnen een aanvraag of activiteiten ook complex maken:
blad 10
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
-
De kwaliteit van de aangeleverde stukken.
Aanvragers die de grenzen van de regelgeving opzoeken.
Klachten/handhavingszaken.
Soms is ook het gebied waar de activiteiten plaatsvinden bepalend voor de vraag of iets
complex of niet-complex is
2.1.3 Specialistische deskundigheidsgebieden
Voor de keuze van de specialistische deskundigheidsgebieden is aangesloten bij de doelstelling van
de Waterwet, zoals omschreven in artikel 2.1. Waterwet.
Artikel 2.1 Waterwet: De toepassing van deze wet is gericht op:
a.
voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en
waterschaarste, in samenhang met
b.
bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van
watersystemen en
c.
vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen, bijvoorbeeld.
 Natura 2000-gebieden;
 Drinkwaterbeschermingszones (bescherming rond de innamepunten);
 Zwemwaterlocaties;
 Overige recreatieve activiteiten;
 Viswateren (alle wateren zijn aangewezen als water voor
karperachtigen);
 Schelpdierwateren (wateren voor schelpdieren in de Waddenzee, Delta en
Voordelta);
Naast de meer generieke deskundigheidsgebieden op het gebied van vergunningverlening,
toezichthouden en handhaving, kan op basis van deze wet- en regelgeving een keuze gemaakt
worden welke specialistische deskundigheidsgebieden ter ondersteuning van de VTH-taken veel
voorkomen.
blad 11
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Dit is uitdrukkelijk geen uitputtende opsomming van specialistische taken. Het is dus goed mogelijk
dat VTH in voorkomende gevallen ook andere specialismen nodig heeft voor advies bij het
beoordelen van een vergunningaanvraag of een handhavingskwestie. Er is besloten om alleen de
meest voorkomende deskundigheidsgebieden op te nemen.
Er heeft zowel binnen de werkgroep als onder de betrokken waterbeheerders een discussie
plaatsgevonden in hoeverre de specialistische deskundigheidsgebieden moesten worden
beschreven. Er zijn verschillende mogelijkheden besproken, waarbij er uiteindelijk voor is gekozen
om de specialistische deskundigheden als facultatief op te nemen. Voor veel waterbeheerders geldt
dat de vermelde deskundigen in een andere afdeling of eenheid dan VTH werkzaam zijn. De
hoofdtaak advisering ligt veelal ook bij die afdeling of eenheid.
De vereiste deskundigheid voor de advisering aan de VTH-afdeling is beschreven per deskundigheid
met de opleiding, kennis en ervaring die hiervoor noodzakelijk is.
De betrokken organisaties kunnen zelf beslissen of zij de betreffende medewerkers hieraan toetsen.
Een toetsingskader is hiermee in elk geval aangeboden. De werkgroep geeft hiermee aan dat deze
opleiding, kennis, ervaring, etcetera minimaal aanwezig zou moeten zijn om de advisering aan VTH
goed te kunnen uitvoeren. Gezien de afhankelijkheid van de specialisten en hun advisering, bepaalt
dit voor een belangrijk deel ook de kwaliteit van de VTH-taken.
Het voldoen aan de generieke deskundigheidsgebieden is dus verplicht en maatgevend. De
specialistische deskundigheidsgebieden zijn facultatief. Met name voor het voldoen aan de vereisten
voor de kritieke massa zijn dit belangrijke keuzes.
Niet alle deskundigheidsgebieden hoeven aanwezig te zijn in een organisatie. Als bijvoorbeeld
bepaalde werkzaamheden niet voor komen in het gebied, is hiervoor ook geen expertise nodig. Ook
kan de keuze gemaakt zijn om een deel van de taken uit te besteden of door een ander te laten
uitvoeren (bijvoorbeeld een andere waterbeheerder).
Hieronder volgt een toelichting bij de specialistische deskundigheidsgebieden:
Accent Waterkwaliteit
1. Procestechnoloog
Dit is een samenvoeging van de taken op gebied van zuiveringstechnologie (chemisch/fysisch
en biologisch). Hiervoor is kennis van de (complexe) chemische procesindustrie en de
bijbehorende zuiveringstechnieken noodzakelijk. In de praktijk wordt deze deskundigheid
vaak gecombineerd met de generieke deskundigheid van vergunningverlener waterbeheer.
Het aantal procestechnologen dat zich nog met name of alleen tot deze taak heeft
gespecialiseerd is beperkt. Daarom is het bewaken van voldoende kennis en het bijhouden
van de actualiteit een belangrijk aandachtspunt.
2. Ecoloog
Voor dit deskundigheidsgebied worden bijvoorbeeld projecten getoetst conform de BPRW
Systematiek (RWS) en KRW systematiek, inclusief ecotoxicologie en vissen (functies
drinkwater, zwemwater, Natura 2000, Viswateren, Schelpdierwateren).
3. Deskundige waterbodem
Voor dit deskundigheidsgebied is in het bijzonder kennis van het Besluit Bodemkwaliteit van
belang. Alle normen en toetsingskaders voor de Waterbodem zijn bekend en worden
toegepast.
blad 12
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Accent Waterkwantiteit (wateroverlast en waterschaarste)
1. Deskundige watersysteem
Voor dit deskundigheidsgebied is kennis van het watersysteem (wateroverlast en
waterschaarste) noodzakelijk.
2. (Geo)hydroloog
Voor dit deskundigheidsgebied is kennis van grondwaterstromingen binnen het betreffende
beheergebied noodzakelijk.
Accent Waterveiligheid (overstromingen)
1. Deskundige waterkeringen
Voor dit deskundigheidsgebied is civieltechnische kennis noodzakelijk. Verder moet
stabiliteitsonderzoek beoordeeld kunnen worden (veiligheid). De functies die te maken
hebben met advies over dijken, oevers en vaarwegen horen hier ook bij. De duinen worden
ook aangemerkt als waterkering. Hier valt ook de adviseur kust onder (ter voorkoming van
overstromingen). Kennis van het gebied, ook bijvoorbeeld toekomstige activiteiten
(bijvoorbeeld dijkversterkingen), is noodzakelijk.
2. Rivierkundige
Deskundigheid om te weten of een werk invloed heeft op waterstandverhoging/verlaging en
morfologische aspecten. Komt niet in alle windstreken voor in verband met de ligging van
rivieren.
2.1.4 Accent Juridisch
Bij het accent juridisch zijn de deskundigheidsgebieden van juridische advies en de Buitengewoon
Opsporingsambtenaar (BOA) opgenomen.
2.1.4.1 Juridisch advies
De juridisch adviseur adviseert zowel de vergunningverlener als de toezichthouder en handhaver en
speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning in het kader van bezwaar- en beroepsprocedures. Ook
heeft de juridisch adviseur een belangrijk rol bij het in kaart brengen van de consequenties van
veranderende wet- en regelgeving en jurisprudentie voor de organisatie, het beleid en het gebied
waarvoor de betreffende waterbeheerder verantwoordelijk is.
2.1.4.2 BOA
Het deskundigheidsgebied voor de Buitengewone opsporingsambtenaar is hierin een bijzondere,
aangezien BOA’s strafrechtelijke bevoegdheden hebben. Daarom zijn hier ook bijzondere vereisten
gesteld ten aanzien van de opleidingen en het actueel houden van kennis en vaardigheden. De
vereisten voor de BOA’s zijn vastgelegd in landelijke regelgeving.
De eisen die aan individuele BOA’s worden gesteld staan in het Besluit Buitengewoon
Opsporingsambtenaar (BBO) en de bijbehorende Circulaire bekwaamheid. De BOA’s in het
waterbeheer vallen in de wettelijke beschrijving onder het zogeheten domein 2, waar ook de BOA’s
voor milieu, welzijn en infra onder vallen. Het minimale opleidingsvereiste is MBO.
In deel A van dit rapport zijn de criteria voor de kritieke massa in detail uitgewerkt in
deskundigheidstabellen. Voor de BOA’s is afgesproken dat zijn minimaal 0,25 FTE van hun tijd met
BOA activiteiten bezig moeten zijn.
blad 13
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Ook voor dit deskundigheidsgebied geldt dat dit per organisatie anders is ingericht. Meestal is dit
belegd bij medewerkers die ook nog andere – vaak toezichthoudende – taken ernaast hebben.
2.2 BRZO
Het deskundigheidsgebied BRZO is ook van belang voor de kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer. Voor
de BRZO zijn er reeds criteria opgesteld waaraan ook de waterbeheerders zich hebben
gecommitteerd.
2.3 Definities en uitgangspunten
Om de criteria voor kritieke massa goed te kunnen begrijpen zijn heldere definities en
uitgangspunten nodig.
2.3.1 Kwaliteit maakt het onderscheid
Welke onderdelen zijn nu bepalend voor de kwaliteit van een medewerker en voor kwaliteit van de
organisatie? Bij het ontwikkelen van deze kwaliteitscriteria is vooraf al besloten om qua opzet aan te
sluiten bij de reeds bestaande kwaliteitscriteria 2.1 die voor de Wabo ontwikkeld zijn. Dit format is
als onderlegger gebruikt voor de LEF-sessies over de kritieke massa die zijn gehouden op 23 juni, 7
juli en 4 september 2014. Later heeft dit format ook gediend als basis voor de uitwerking van de
deskundigheidsgebieden die zijn opgenomen in deel B. Het gebruik van dit format bevordert de
leesbaarheid en de afstemming en vergelijking van de criteria op het gebied van de Wabo en het
waterbeheer wordt hierdoor ook vergemakkelijkt. Een vergelijkbare opzet is ook niet geheel toevallig
gekozen, aangezien de VTH-taken voor de Wabo en de waterbeheerders veel overeenkomsten en
soms zelfs overlap van taken hebben (zoals bij de BRZO, BOA en de lozingen).
De kwaliteit van een organisatie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de medewerkers die er
werken. De kwaliteit van die medewerkers wordt weer voor een belangrijk deel bepaald door de
opleiding, kennis en ervaring die bij de medewerkers aanwezig is. Voor de organisatie is verder van
belang dat er voldoende deskundige medewerkers aanwezig zijn om de taken uit te voeren.
Hieronder volgt een toelichting op de deskundigheden die tenminste aanwezig moet zijn in een
organisatie om de gewenste kwaliteit te leveren. Deze onderdelen zijn uitgewerkt in de tabellen in
deel A.
De criteria voor kritieke massa zijn uitgewerkt op basis van het volgende model.
blad 14
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
2.3.2 Uitwerking van de onderdelen kritieke massa
In de onderstaande paragrafen worden de elementen van de kritieke massa toegelicht. Allereerst
wordt in figuur 2 gevisualiseerd hoe de criteria voor kritieke massa zijn weergegeven in deel B.
Naam van
deskundigheid
Activiteiten die behoren bij
deze deskundigheid
Minimaal aantal jaren relevante
werkerving (met deze activiteiten)
waarover de medewerker dient te
beschikken
Minimale tijdsbesteding die de
medewerker per jaar aan de
genoemde activiteiten moet
besteden
Minimale basisopleiding (of
gelijkwaardig) waarover de
medewerker moet beschikken die
genoemde activiteiten uitvoert
Minimale basiskennis en
diepgaande kennis (aanvullend
aan de genoten opleidingen)
waarover de medewerker moet
beschikken die deze activiteiten
uitvoert
Minimale aanvullende opleidingen
cursussen (of gelijkwaardig)
waarover de medewerker moet
beschikken die genoemde
activiteiten uitvoert
Minimaal aantal benodigde
medewerkers voor de
organisatie om de
activiteiten uit te voeren
blad 15
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Op hoofdlijnen bestaat de kritieke massa uit de onderstaande elementen:
1. Activiteiten
Bij dit onderdeel zijn de activiteiten beschreven voor dit deskundigheidsgebied. Dit is geen
limitatieve opsomming, maar het betekent wel een bepaalde afbakening, om bijvoorbeeld het
verschil tussen complexe en reguliere of lichte processen aan te geven.
2. Basisopleiding
De basisopleiding is in beginsel bepalend voor het niveau waarop werkzaamheden worden
uitgevoerd. Onder dit onderdeel is het minimale opleidingsniveau beschreven dat aanwezig moet
zijn om de activiteiten zelfstandig uit te kunnen voeren. Het uitgangspunt is dat voor meer complexe
taken ook een hoger opleidingsniveau aanwezig moet zijn. Om hieraan alvast iets meer richting te
geven, is gekozen voor een aantal voorbeelden van relevante opleidingen op HBO en MBO-niveau.
Het zou kunnen dat iemand zonder de juiste basisopleiding op basis van de kennis en ervaring die hij
in de loop der tijd in een vakgebied opdoet een vergelijkbaar niveau haalt als iemand die wel deze
basisopleiding heeft afgerond. Dit kan worden aangetoond door een aanvullende toetsing,
bijvoorbeeld door Erkenning van Verworven Competenties (EVC) of een daarmee vergelijkbare
aanpak.
Een vergunningverlener met 20 jaar ervaring heeft als basis
een MBO opleiding. Zijn ervaring beslaat veel complexe
procedures voor activiteiten die bijvoorbeeld plaatsvinden
op en nabij een primaire kering. Hij heeft de taken
uitgevoerd die inhoudelijk en qua wijze van uitvoering
vergelijkbaar zijn met iemand met een relevante HBOopleiding.
Deze vergunningverlener kan aan alle criteria die voor
vergunningverlening complex worden genoemd voldoen,
mede gezien zijn kennis en ervaring op het gebied van
primaire keringen.
Gezien zijn basisopleiding (een MBO opleiding) zou hij niet
voldoen aan de criteria voor basisopleiding.
De organisatie moet aantonen dat een medewerker op een bepaald deskundigheidsgebied over
voldoende kennis en ervaring moet beschikken om deze werkzaamheden op een kwalitatief
voldoende niveau uit te voeren.
Bij de toetsing wordt gevraagd naar opleiding en ervaring, beoordelingen, getuigschriften en
referenties. Zo kunnen bijvoorbeeld goede beoordelingen in een andere (misschien wel hogere)
functie daarbij ook ondersteunen. Vooral het aantonen van de werkervaring op basis van
praktijksituaties is belangrijk, omdat dit een indruk geeft van de wijze waarop iemand zijn
werkzaamheden benadert en uitvoert.
3. Aanvullende opleidingen en cursussen
Voor het deskundigheidsgebied zijn ook (en met name) vakgerelateerde opleidingen en cursussen
relevant.
blad 16
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
Dit is alleen van toepassing voor onderwerpen die aantoonbaar geen onderdeel uitmaken van de
basisopleiding.
Er kunnen ook cursussen en opleidingen zijn opgenomen die gericht zijn op het verkrijgen van
integrale kennis en een bredere blik (bijvoorbeeld buiten het waterbeheer) om over de schotten van
het eigen vakgebied heen te kunnen kijken. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om kennis van andere
onderdelen van het waterbeheer of om het omgevingsrecht, milieukennis of juridische basiskennis
die aanwezig moet zijn.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen basiscursus, aanvullende cursus of opleiding of een
specialistische opleiding. In een basiscursus wordt basale kennis behandeld over een bepaald
onderwerp. Voor de aanvullende cursus of opleidingen is meestal een bepaalde basiskennis vereist
en wordt dieper op de stof in gegaan. De duur van de basiscursus is niet opgenomen. Over het
algemeen duren deze cursussen tussen de 1 en 5 dagen, maar meer dagen zijn niet uitgesloten. De
aanvullende opleiding duurt over het algemeen meerdere dagen. Een specialistische opleiding duurt
meestal meer dan 10 dagen.
Het uitgangspunt is dat de kwaliteit aanwezig moet zijn. Mocht daarom een specifieke opleiding of
cursus niet zijn gevolgd, maar is deze kennis op basis van werkzaamheden in de praktijk wel
aanwezig, dan kan dit ook voldoende zijn. Dit moet dan wel voldoende aantoonbaar zijn.
Van medewerkers wordt verwacht dat zij de kennis die uit de genoten opleidingen voortkomt, altijd
actueel houden. Voor (permanente) bijscholing zijn daartoe (nog) geen criteria opgenomen. Wel
gelden voor specifieke deskundigheidsgebieden, zoals de BOA dat zij zich moeten houden aan de
wettelijk vastgelegde eisen voor her- en bijscholing, inclusief examinering. Ook voor de BRZOmedewerkers zijn hierover afspraken gemaakt binnen het vakgebied. Dit is niet wettelijk
vastgesteld, maar wordt wel als landelijk geldend criterium beschouwd.
Het A&O fonds Waterschappen1 maakt iedere 2 jaar een overzicht van opleidingen en cursussen op
het gebied van water en waterbeheer. Om meer inzicht te krijgen in de opleidingen die aanwezig zijn,
is dit een van de middelen waar gebruik van kan worden gemaakt.
4. Werkervaring
Bij dit onderdeel is het aantal jaren ervaring vermeld dat nodig is om de omschreven activiteiten op
het gewenste kwaliteitsniveau te kunnen uitvoeren. Een medewerker leert met name door de
ervaring die hij of zij in de loop van zijn werkzame leven opdoet. Het gaat hier om de ervaring die is
opgedaan in het betreffende deskundigheidsgebied en niet om het aantal jaren werkervaring in het
algemeen.
Het uitgangspunt is telkens dat iemand de werkzaamheden 100% zelfstandig kan uitvoeren en
daarvoor is enige jaren ervaring vereist. Daarom is een minimum van bijvoorbeeld 2 of 3 jaar
werkervaring opgenomen bij het onderdeel werkervaring. De relevante werkervaring wordt
uitgedrukt in het type werk en/of het onderdeel van een deskundigheidsgebied waarin de ervaring
moet zijn opgedaan. Het gaat om de vraag hoe vaak een bepaalde activiteit uitgevoerd worden om
deze activiteit 100% zelfstandig op voldoende niveau uit te voeren. Dat is het uitgangspunt
1
Het A&O fonds Waterschappen is een samenwerkingsverband van werkgevers- en werknemersorganisaties in de
sector Waterschappen. Het A&O-fonds Waterschappen wil knelpunten in de arbeidsmarkt binnen de sector
wegnemen en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van HRM- en arbeidsmarktbeleid stimuleren.
blad 17
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
waarmee wordt gerekend als het gaat om werkervaring.
Er wordt uitgegaan van “volledig zelfstandige uitoefening”. Voor medewerkers met minder
werkervaring is afgesproken dat zij (een deel van) de activiteiten kunnen uitvoeren, mits voldoende
begeleiding wordt gegeven door medewerkers met voldoende werkervaring.
5. Kennis
Voor het onderdeel kennis is zowel de basiskennis als diepgaande kennis opgenomen die voor het
deskundigheidsgebied nodig is. Het gaat hier om kennis die naast de cursussen en opleidingen
aanwezig moet zijn. Ook hier worden regelmatig onderwerpen opgenomen die gericht zijn op het
hebben (en onderhouden) van integrale kennis, zoals bijvoorbeeld kennis van het gebied. Deze
kennis is veelal cruciaal voor het goed kunnen uitvoeren van een taak, maar is niet in een cursus of
opleiding te vatten.
Basiskennis betreft thema’s, onderwerpen waarvoor inzicht en/of kennis nodig is van één of
meerdere van de onderstaande punten:
 De structuur en systematiek van bepaalde wetgeving (inclusief jurisprudentie), normen en
overige cruciale kaders voor het deskundigheidsgebied.
 De grondbeginselen van specifieke watergerelateerde onderwerpen als waterkeringen,
watersysteem en monstername.
Diepgaande kennis betreft thema’s over onderwerpen zoals:
 Gebiedskennis (grondgebied, waterlopen, watersysteem);
 Het kunnen doorgronden van de opzet, data-invoer en resultaten van voor het
deskundigheidsgebied gangbare analysemethoden, technische berekeningen, bestekken
en/of computerprogramma’s;
 Het in onderlinge samenhang interpreteren en hanteren van verschillende
wetsvoorschriften nodig is.
6. Frequentie of vlieguren
Om de kwaliteit te borgen is een minimaal aantal handelingen vereist of een minimale tijd die men
aan de betreffende deskundigheid besteed. Bij het bepalen van de minimale frequentie voor de
waterbeheerder is duidelijk een eigen lijn gekozen ten opzichte van de eisen die zijn vastgelegd voor
de Wabo. Het aantal uren dat men bezig moet zijn met het deskundigheidsgebied binnen het
waterbeheer is bij alle deskundigheidsgebieden gesteld op 0,5 FTE, met uitzondering van de eisen
voor de BOA (0,25 FTE).
Bij meerdere specialistische deskundigheidsgebieden is opgenomen dat de taakuitoefening voor
meerdere vakgebieden mag worden uitgevoerd, waarvan de advisering aan VTH-taken een
onderdeel is. Uiteindelijk gaat het ook hier om de werkzaamheden of adviestaken die vaak genoeg
moeten worden uitgevoerd, waarbij het niet altijd relevant is dat dit voor VTH gebeurt.
7. Aantallen
Er is een minimum aantal medewerkers opgenomen dat aanwezig moet zijn en die over de
omschreven deskundigheid beschikt en dit voldoende vaak uitvoert. Dit heeft te maken met het
vereiste om voldoende robuust te zijn en daarom is het minimum gesteld op 2. Er is bij uitval of
blad 18
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
anderszins niet beschikbaar zijn van een medewerker altijd nog iemand beschikbaar. Daarnaast is
een sparringpartner aanwezig voor overleg of het meekijken op basis van het 4-ogen principe. Het
wordt aan de organisatie overgelaten hoe het minimale aantal medewerkers met de omschreven
deskundigheid geborgd wordt, bijvoorbeeld door tijdige opleiding en werving of via samenwerking.
2.3.3 Deskundigheidsgebied ≠ functiebeschrijving
De beschrijvingen van de deskundigheidsgebieden lijken wel wat op functiebeschrijvingen. Er is
echter bewust voor gekozen om geen volledige functiebeschrijvingen op te nemen. Het belangrijkste
verschil is dat bij een functiebeschrijving ook competenties en een uitgebreidere beschrijving van
taken en rollen zijn opgenomen. Elke organisatie is echter anders ingericht. Hierboven zijn de
verschillen tussen de waterbeheerders al aangehaald en is ook aangegeven dat er verschillen
bestaand tussen de waterschappen onderling. Daarom is ervoor gekozen om geen landelijk geldende
competenties op te nemen.
Door te kiezen voor deskundigheidsgebieden (en niet voor functies) wordt de herkenbaarheid en
uniforme toepasbaarheid voor alle waterbeheerders bereikt.
Het is mogelijk om bijvoorbeeld twee deskundigheidsgebieden te combineren in één persoon of in
één functie. Ook hier blijkt dat in de praktijk er verschillen zijn per organisatie.
Het komt in de praktijk regelmatig voor dat de generieke en specialistische deskundigheidsgebieden
door één persoon worden gecombineerd. Zo zijn er waterschappen die vergunningverleners hebben
met voldoende specialistische kennis van bijvoorbeeld ecologie of waterbodems. Bij andere
waterschappen is ervoor gekozen om de specialistische taken in een aparte afdeling onder te
brengen. Dit heeft vaak ook met omvang van de werkzaamheden of de omvang van de organisatie te
maken.
Ook de minimale vereiste tijdsbesteding staat dit niet in de weg. Hierbij blijkt ook het voordeel van
het kiezen voor het beschrijven van deskundigheidsgebieden boven functiebeschrijvingen. Het staat
los van de organisatie- of inrichtingsvorm en elke organisatie kan met dit document zijn eigen keuzes
maken en toch voldoen aan de criteria die zijn genoemd.
Reken voorbeeld – combinatie genieriek en specialistische deskundigheid
Een medewerker vergunningverlening besteedt 0,5 FTE aan de activiteiten behorende bij dit
deskundigheidsgebied. Dit betekent dat de overige helft van zijn tijd ten gunste kan komen
van een ander deskundigheidsgebied, zoals waterbodems of watersystemen, of van andere
taken.
blad 19
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
2.3.4 Minimale eisen
Er is voor gekozen om minimale eisen op te nemen voor de deskundigheidsgebieden. Bij de
basisopleiding staat in een groot aantal gevallen een HBO-opleiding als vereiste en soms staat een
MBO-opleiding opgenomen. In dit document zijn de minimumeisen opgenomen, het staat de
organisaties vrij om het niveau naar boven toe aan te passen. De noodzaak voor een HBO of
academisch niveau is ook vaak afhankelijk van het areaal of de politiek-bestuurlijk omgeving of een
anderszins in een organisatie bestaande behoefte. Het zou goed kunnen voorkomen dat een
waterbeheerder er de voorkeur aan geeft om bijvoorbeeld een WO-niveau te eisen in plaats van een
HBO opleiding. De kwaliteitscriteria staan dit niet in de weg en dit geeft ruimte aan de organisatie om
zelf hogere eisen te stellen aan de medewerkers.
2.3.5 Functiescheiding
In de kwaliteitscriteria 2.1. (Wabo) is een aparte paragraaf opgenomen over functiescheiding op
persoons- en dossierniveau. Dit wordt bij de waterbeheerder anders ingevuld en vanuit de
werkgroep is aangegeven dat een dergelijke uitgebreid onderscheid niet wenselijk is voor het
waterbeheer. In de procescriteria (Deel B) wordt aangegeven hoe deze functiescheiding in de praktijk
uitgewerkt moet worden.
2.4 Uitbesteding
Een deel van de benodigde deskundigheid kan ook via uitbesteding in huur worden georganiseerd,
mits voldaan wordt aan de criteria die in dit document zijn opgenomen.
blad 20
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
3. Procescriteria VTH waterbeheer
3.1 Proloog; het kwaliteitsproces
Dit hoofdstuk staat aan de basis van de procescriteria VTH waterbeheer. Kwaliteit ontstaat niet
zomaar, maar is het gevolg van het ontwikkelen van een systeem en bewustzijn in een organsiatie.
Dat begint met het vastleggen van een cyclisch (werk)proces dat we kwaliteitzorg noemen.
Aan de uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot vergunningen, meldingen, ontheffingen,
controles (toezicht) en handhavingacties liggen diverse beleidsdocumenten, (werk)processen ten
grondslag. Niet alleen in het kader van kwaliteitszorg moet het (werk) proces transparant zijn en
vastgelegd. Ook voor het creeren van een zogeheten ‘level playing field’ voor burgers en bedrijven is
dat een vereiste.
De basis voor deze procescriteria is afkomstig uit de Plan Do Check Act (PDCA-cyclus), ofwel de
beleidscyclus, dubbele regelkring of ‘Big Eight’ geheten.
Van oorsprong gaan deze kwaliteitsprincipes terug naar de jaren ’30 van de vorige eeuw waarin de
Amerikaan Edward Deming zijn ideeën over procesbeheersing en procesverbetering uitdenkt. Later
zijn in de jaren ’50 deze principes verder uitgewerkt in Japan. Daar zijn de verbetercirkels
geperfectioneerd.
Op alle kritieke punten van overdracht in het
hoofdproces van vergunningverlening en toezicht en
handhaving dient goed nagedacht te worden over de
borging van kwaliteit. De procescriteria bieden de kaders
voor het kwaliteitssysteem van het bevoegd gezag. De
criteria geven de elementen aan die minimaal aanwezig
moeten zijn. Daarnaast moeten de criteria gebruikt
worden bij het inrichten van de organisatie, bijvoorbeeld
om een onafhankelijke oordeelsvorming te borgen.
3.2 Kwaliteitsborging centraal
In de huidige set van kwaliteitscriteria 2.1 van de Wabo
wordt in criterium 14 (procescriteria) een uitwerking
gegeven van kwaliteitsborging. In deze aangepaste kwaliteitscriteria VTH waterbeheer is dit criterium
niet langer opgenomen als een onderdeel van de procescriteria. In deze opzet is de uitwerking van
kwaliteitsborging juist een bovenliggend systeem waarbinnen de kwaliteitscriteria, de procescriteria
een uitwerking krijgen. Dat betekent dat het onderdeel kan uit maken van een al bestaand
kwaliteitszorgsysteem binnen de organsiatie. Op deze manier past een onderdeel als de
procescriteria beter in een organisatievorm en kan het rekenen op meer (bestuurlijk en
management) draagvlak, beheer en onderhoud. Juist deze elementen blijken de zwakke schakel te
zijn in de implementatie van de al bestaande procescriteria voor toezicht en handhaving zoals deze
zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Dit betreft dus geen aanscherping van de procescriteria, maar een verschuiving naar een hoger
liggend abstractieniveau. Kwaliteitsborging kan niet alleen een onderdeel zijn dat toebehoort aan
een afdeling of team waarbinnen de werkzaamheden rondom de VTH-processen zijn gepositioneerd.
Op deze manier staat kwaliteitsborging meer centraal.
blad 21
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
3.2.1 Kwaliteitsborging
Het bevoegd gezag werkt op grond van een systematiek voor kwaliteitszorg. Deze systematiek kent
minimaal de volgende elementen:
1. Directievertegenwoordiger: De algemeen directeur stelt een lid van het management aan als
directievertegenwoordiger. De directievertegenwoordiger is verantwoordelijk voor het
ontwikkelen en in stand houden van het kwaliteitssysteem en het rapporteren over de
werking. Deze verantwoordelijkheid betreft alleen het proces en niet de inhoud. Hij/zij
beschikt hiervoor over de benodigde bevoegdheden.
2. Kwaliteitsbeleid en doelstellingen: Het bevoegd gezag draagt zorg voor de uitvoering van
een kwaliteitsbeleid, dat past bij de gewenste kwaliteit van de taken. Het beleid geeft hierbij
de gewenste focus aan, die wordt geconcretiseerd in specifieke doelstellingen. Het beleid en
de doelstellingen behoren te zijn gericht op het continu verbeteren van de effectiviteit van
het kwaliteitssysteem en worden jaarlijks, op basis van de uitkomsten van een
directiebeoordeling, geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
3. Kwaliteitsprogramma/kalender met vaste meet- en bijstuurmomenten: Het bevoegd gezag
stelt jaarlijks een plan van aanpak, ook wel kwaliteitsprogramma genoemd, op waarin
concreet staat aangegeven hoe het bevoegd gezag invulling denkt te geven aan haar
kwaliteitsbeleid en de doelstellingen. Voor het opstellen en bewaken van het plan van
aanpak maakt het bevoegd gezag gebruik van de in de organisatie aanwezige planning &
controlcyclus en documenteert de resultaten.
4. Borging procesbeschrijvingen: Het bevoegd gezag legt schriftelijk een procesbeschrijving
vast van de wijze waarop vergunningverleners, toezichthouders en handhavers de
werkzaamheden dienen uit te voeren. De uitvoering van deze procesbeschrijvingen wordt
geborgd via een vastgelegde toetsingsmethodiek.
5. Werkwijze voor registeren en managen verbeterpunten: Het bevoegd gezag hanteert
verbetermechanismen waarmee bijstelling van procesbeschrijvingen mogelijk wordt
gemaakt.
6. Interne audits op de procedure en op de producten: Het bevoegd gezag beschikt over een
gedocumenteerde procedure voor het uitvoeren van interne kwaliteitsaudits. De minimale
audit frequentie wordt hierin voor alle soorten of type producten en voor alle processen
vastgesteld op (tenminste) eens per 3 jaar.
7. Meten van en sturen op klanttevredenheid: klanttevredenheid wordt periodiek gemeten en
het bevoegd gezag neemt de resultaten daarvan mee in de uitvoering van het proces.
8. Klachtenprocedure: Het bevoegd gezag draagt aanvullend op de algemene klachtenregeling
op grond van de Awb zorg voor het ontvangen, vastleggen en afhandelen van interne en
externe klachten over de kwaliteit van de uitvoering van de omgevingstaken ten behoeve
van het identificeren van verbeterpunten. Hierbij wordt expliciet gemaakt hoe deze
blad 22
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
processen zich onderscheiden van klachten, meldingen voor ongewone voorvallen en
verzoeken tot handhaving. Dit betreffen de niet bejegeningsklachten uit het Awb.
9. Risico's, maatregelen en meetpunten per (type) werkproces: Het bevoegd gezag brengt per
(type) werkproces de belangrijkste risico's (bijvoorbeeld tijdigheid, kosten, juridische
kwaliteit) en bijbehorende maatregelen in beeld op vastgestelde momenten in het proces.
10. Protocollen (voor zover expliciet benoemd in deze kwaliteitseisen): Het bevoegd gezag
handelt op grond van protocollen voor de voorbereiding en uitvoering van haarVTH taken.
11. Standaarden voor projectdossiers: In aanvulling op de Archiefwet geldt voor elke
beoordeling dat een projectdossier bijgehouden dient te worden. In dit projectdossier dienen
alle documenten die op de beoordeling betrekking hebben opgeslagen te worden. Het
bevoegd gezag legt een standaard voor projectdossiers schriftelijk vast waarin de minimaal
vereiste documenten voor in het dossier worden benoemd.
3.3 Werking PDCA-cyclus
De werking van de PDCA-cyclus verandert niet en bestaat in dit geval
nog steeds uit twee kringen, waarin de eerste cyclus betrekking heeft
op het strategische deel en de tweede cyclus op het operationele deel.
De tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen die in deze PDCAcyclus worden uitgewerkt. Belangrijk om op te merken is dat de
onderdelen in de PDCA-cyclus met elkaar in verband staan en niet altijd
onafhankelijk van een ander onderdeel werken. Denk hierbij aan de
relatie tussen de probleemanalyse, prioriteiten, doelen, programma,
monitoring en rapportage en evaluatie.






Strategische cyclus
Probleemanalyses
Verantwoording op basis van inzet,
prestaties en resultaten
Prioriteiten
Doelen vergunningverlening, toezicht en
handhaving
Vergunningen op basis van objectieve
criteria
Naleving-, toezicht-, (landelijke)sanctieen gedoogstrategie






Operationele cyclus
Protocollen en werkinstructies
Communicatie, informatie en
afstemming
Voldoende hulpmiddelen
Monitoring
Rapporteren
Uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening, meldingen en ontheffingen
 Uitvoeringsprogramma voor toezicht en handhaving
 Scheiding vergunningen en toezicht & handhaving
 Financiële borging in begroting conform prioriteiten
Tabel nr. 3.1
blad 23
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
3.4 Transparantie in de uitvoering
Voorgeschreven documentatie volgens de criteria voor wat betreft proces, inhoudelijke kwaliteit en
prioriteiten, leidt niet per definitie tot meer bureaucratie. In de procescriteria wordt onder andere
verwezen naar het handhavingsbeleid, de naleefstrategie, de sanctiestrategie, de probleemanalyse,
de prioriteitstelling en de verantwoording. Hiermee wordt niet beoogd dat deze onderwerpen
allemaal in verschillende documenten uitgeschreven moeten worden. Het is bijvoorbeeld goed
mogelijk om de probleemanalyse, naleefstrategie, sanctiestrategie en doelstellingen in één
document uit te werken. Het kan ook voor komen dat deze informatie deels onttrokken kan worden
uit digitale programma’s voor een probleemanalyse, werkprocessen, uitvoeringsprogramma,
capaciteit etc. Het gaat er om dat de verschillende analyses, strategieën, prioriteiten en
doelstellingen transparant zijn, echt worden vastgesteld en dat de organisatie hier aantoonbaar naar
handelt.
3.5 Processtappen
In onderstaande paragrafen worden de 7 elementen van de PDCA-cyclus toegelicht. Per element zijn
een aantal kernvragen opgenomen die het bevoegd gezag zichzelf zal moeten stellen bij het
beoordelen of zij voldoet aan de eisen conform deze procescriteria. Het volledige overzicht met
procescriteria is opgenomen in deel B.
3.5.1 Rapportage en evaluatie
In essentie betreft deze stap het analyseren van allerlei relevante elementen dan wel veranderingen
voor de vergunningverlenings- en toezicht- en handhavingsorganisatie.


Dit betreft vanuit vergunningen bezien met name een analyse van het huidige en
toekomstige vergunningenbestand inclusief het aantal te verwachten vergunningen en de
actualiteit van de vergunningen.
Voor de toezicht- handhavingsorganisatie zijn dit bijvoorbeeld wijzigingen in het beleid, in
het takenpakket of in het vergunningenbestand (inclusief meldingen), dan wel de verbetering
of verslechtering van het naleefgedrag van vergunningen en/of meldingen of verbetering of
verslechtering van de waterkwaliteit en waterkwantiteit.



Kernvragen rapportage en evaluatie
Handelt mijn organisatie op grond van een probleemanalyse?
Legt mijn organisatie verantwoording af over inzet, prestaties en resultaten?
Vergelijkt mijn organisatie haar prestaties met anderen?
3.5.2 Strategisch beleidskader
De volgende stap in het beleidsproces is het voorbereiden en voorleggen van prioriteiten en
meetbare doelstellingen aan het bestuur van de vergunningverlening- en toezicht- en
handhavingsorganisatie, het bespreken van keuzes met de bestuurders en het nemen van besluiten
over de te stellen doelen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De
uitgevoerde beleidsevaluatie legt voor deze stap de basis.
blad 24
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!




Kernvragen strategisch beleidskader
Heeft mijn organisatie prioriteiten gesteld op basis van de probleemanalyse?
Worden in mijn organisatie de doelen van vergunningverlening en toezicht- en
handhaving (per
beleidsveld) omschreven?
Is voor de prioriteiten de geplande personele capaciteit in de begroting vastgelegd?
Is voor de prioriteiten de geplande financiële capaciteit in de begroting vastgelegd?
3.5.3 Operationeel beleidskader
In deze stap moeten prioriteiten en doelstellingen worden vertaald in concrete strategieën en
objectieve criteria (evenals het wettelijk kader).
 Voor de vergunningverleningorganisatie worden prioriteiten en doelstellingen vertaald in
een set van objectieve criteria voor toetsing.
 Voor de toezicht- en handhavingorganisatie worden de prioriteiten en doelstellingen
vertaald (eventueel naar doelgroepen) in nalevingstrategieën (of indien reeds aanwezig het
periodiek toetsen daarvan). Pas dan blijkt op welke wijze specifieke doelgroepen in de
praktijk benaderd moeten gaan worden en hoe bepaalde beleidsaspecten (zoals bijvoorbeeld
strenger sanctioneren of minder gedogen) moeten gaan uitpakken.





Kernvragen planning en control
Handelt mijn vergunningverleningsorganisatie op basis van een strategie en objectieve
criteria voor het beoordelen, verlenen en/of weigeren van een watervergunning?
Handelt mijn toezicht- en handhavingsorganisatie op grond van een nalevingstrategie
die de inzet van overige instrumenten, niet zijnde handhaving, omvat?
Is er een toezichtstrategie opgesteld?
Is er een sanctiestrategie opgesteld (op basis van de Landelijke Handhaving Strategie)?
Is er een gedoogstrategie opgesteld?
3.5.4 Planning en control
Centraal in deze stap staat het toewijzen van de noodzakelijke capaciteit en de financiële middelen
die nodig zijn om de gestelde doelen te kunnen bereiken. Hiertoe worden organisatorische condities
gesteld en een systematiek van interne borging ingericht voor de wijze waarop werkzaamheden
beheerst kunnen worden uitgevoerd. De bouwstenen voor deze stap zijn de resultaten van de
beleidsevaluatie, de prioriteiten daaruit, doelstellingen voor de komende periode en
overeenstemming over te voeren strategieën.






Kernvragen planning en control
Kan mijn organisatie aantonen dat zij voldoet aan de benodigde kritieke massa?
Kan mijn organisatie de (personele) onafhankelijkheid borgen van vergunningverleners,
toezichthouders en handhavers
Heeft mijn organisatie regelingen getroffen voor een organieke functiescheiding tussen
vergunningverlening en (toezicht) & handhaving?
Bevatten toegewezen capaciteit en financiële middelen een duidelijke verbinding met de
doelstellingen en prioriteiten?
Handelt mijn organisatie op grond van een systematiek van interne borging van de wijze
waarop de werkzaamheden beheerst kunnen worden uitgevoerd?
Is het informatiebeheer op orde?
blad 25
Kwaliteitscriteria VTH Waterbeheer;
Samen sterk als waterbeheerders!
3.5.5 Voorbereiden
De essentie van deze stap is een goede voorbereiding van de af te geven vergunning en het uit te
voeren controlebezoek door eerst te kijken naar de resultaten van eerdere
vergunningverleningsprocedures met gelijke initiatiefnemers en van eerdere controlebezoeken, de
meldingen, klachten en incidenten, eventuele rapportageverplichtingen, van toepassing zijnde
nalevingstrategieën, etc.



Kernvragen voorbereiden
Wordt er voor de voorbereiding en uitvoering van de vergunningverlenings-, toezicht en
handhavingstaken gehandeld op grond van protocollen en werkinstructies?
Heeft mijn organisatie een uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening, toezicht en
handhaving?
Handelt mijn organisatie op basis van protocollen voor communicatie, informatiebeheer
en informatie-uitwisseling?
3.5.6 Uitvoering
Dit kernelement betreft de uitvoering van de te verlenen vergunningen, meldingen en het
controlebezoek zelf (inclusief de hieruit volgende acties).

Kernvragen uitvoering
Beschikt mijn organisatie over voldoende kwantitatieve en kwalitatieve voorzieningen
en hulpmiddelen die de taakuitvoering informatietechnisch, inhoudelijk technisch,
juridisch en administratief mogelijk maken?
3.5.7 Monitoring
Het laatste onderdeel van de beleidscyclus is de monitoring van diverse zaken die relevant zijn voor
bijsturing in zowel de strategische- als de operationele cyclus (bijvoorbeeld het aantal/de aard/de
complexiteit van de te verwachte vergunningen of het aantal gerealiseerde controles, het bestede
aantal uren, etc.) of als input voor de beleidsevaluatie (zoals de verbetering of verslechtering van het
naleefgedrag bij controles of de waterkwaliteit en -kwantiteit.


Kernvragen monitoring
Zorgt u voor het monitoren van de diverse vergunningverlening- en toezicht- en
handhavingdoelen van vastgestelde indicatoren?
Worden de vergunningverlening-, toezicht- en handhavingresultaten weergegeven in
een verantwoordingsrapportage?
blad 26
Download