kijkwijzer

advertisement
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
Handleiding voor de kijkwijzer
Deze kijkwijzer is zo algemeen mogelijk gehouden, zodat in principe elke Voorschool ermee kan
werken. Het is dus een methode onafhankelijk instrument. Om ervoor te zorgen dat alle punten
zijn opgenomen die van belang zijn voor de kwaliteit van de uitvoering, is het toezichtkader van
de Inspectie van het Onderwijs1 als basis gebruikt. In het toezichtkader is ook het domein
‘Kwaliteit van de uitvoering van VVE’ opgenomen. Hierbinnen vallen een aantal
kwaliteitsaspecten, namelijk; ‘de ouders’, ‘kwaliteit van de educatie’, ‘ontwikkeling, begeleiding
en zorg’, ‘interne kwaliteitszorg’ en ‘doorgaande lijn’. Voor het maken van de kijkwijzer is enkel
naar het kwaliteitsaspect ‘Kwaliteit van de educatie’ gekeken, aangezien hier ingegaan wordt op
de instructie en interactie vaardigheden van de leidster en leerkracht.
De items die in de kijkwijzer zijn opgenomen, zijn in principe duidelijke genoeg om direct toe te
passen. Voor extra toelichting en enige achtergrond informatie zullen hieronder de verschillende
onderdelen uit de kijkwijzer uiteengezet worden2. Er kan een splitsing worden gemaakt in
‘pedagogisch handelen’ en ‘didactisch handelen’. Het pedagogisch handelen verwijst naar de mate
waarin de leidster of leerkracht optimale omstandigheden schept voor de ontwikkeling van de
kinderen, door het bieden van een sfeervolle en veilige leeromgeving, zodat het kind zich thuis kan
voelen in de groep3. Het didactisch handelen van de leidster of leerkracht heeft betrekking op de
manier waarop leerdoelen en –inhouden worden afgestemd op de kinderen. Met andere woorden gaat
het hier om vaardigheden voor het bieden van kansen en begeleiding in de ontwikkeling van de
kinderen4. Het pedagogisch handelen kan gezien worden als een voorwaarde voor het leren en
ontwikkelen van kinderen. Het educatief handelen is juist doelgericht en is een bewuste activiteit om
kinderen specifiek te ondersteunen in hun ontwikkeling.
Het handelen is respectvol
Een belangrijke voorwaarde voor het creëren van een veilige en geborgen leeromgeving is dat
kinderen zich als individu gewaardeerd worden. De leidster of leerkracht dient hiervoor elk kind
serieus te nemen en respect te tonen voor zijn of haar achtergronden. Daarnaast is een positieve
benadering en begeleiding noodzakelijk om kinderen aan te moedigen in hun ontwikkeling. Deze
begeleiding kan voor elk kind anders zijn, omdat elk kind zijn of haar eigen behoeftes heeft die door
de leidster of leerkracht erkent worden.
Structureren en grenzen stellen
Hanteren van duidelijke en standvastige regels en grenzen bieden de kinderen de mogelijkheid om
binnen een goede structuur zich positief te kunnen gedragen. Structuur is belangrijk voor de
voorspelbaarheid van een dag of activiteit, zodat een kind weet wat van hem verwacht wordt en zich
thuis kan voelen. De regels en gedragsgrenzen geven aan wat gewenst of ongewenst gedrag is. Deze
Inspectie van het Onderwijs (2010). Toezichtkader VVE 2010: Voor de VVE-bestandsopname; Uitgebreide versie
(1.2). Utrecht.
2
Gebaseerd op: Fahner, I.C. (2009). Operationalisering van de kwaliteitsaspecten pedagogisch klimaat en
educatief handelen binnen de VVE: Scriptie. Enschede: Universiteit Twente
3
Brandsma, H.P., Bos, K.T., Creemers-van Wees, L.M.C.M., Hulsbeek, M., & Velden, L.F.J. van der (1994).
Vaststelling en waardering van het pedagogisch klimaat in basisscholen: Ontwikkeling van een
instrumentarium. Enschede: Universiteit Twente.
4
Verloop, N. (2003). De leraar. In: N. Verloop & J. Lowyck (red.), Onderwijskunde: Een kennisbasis voor
professionals (pp 195-250). Groningen: Wolters-Noordhoff.
Goorhuis-Brouwer, S. (2006). Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren? De wereld van het jonge
kind, 33 (1), 132-136.
1
1
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
regels dienen consequent te worden toegepast. Vooral bij het corrigeren van ongewenst gedrag is een
duidelijke uitleg in een betekenisvolle situatie nodig om kinderen aan te zetten hun gedrag te
veranderen.
Stimuleren van sociale vaardigheden
Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling is het belangrijk dat kinderen goede sociale vaardigheden
ontwikkelen. Interactie met leeftijdsgenoten is hiervoor noodzakelijk. Kinderen moeten samen kunen
spelen en delen en hierbij zichzelf emotioneel kunnen uiten, maar ook de emotionele uitingen van
anderen kunnen begrijpen. Aangezien dit nog in ontwikkeling is bij kinderen speelt de leidster of
leerkracht een grote rol bij bijvoorbeeld het oplossen van conflicten tussen kinderen. Praten tijdens en
over het spelen is voor hen betekenisvol en hierbij kunnen ook bepaalde gevoelens van kinderen goed
verwoord worden.
Respect voor de autonomie van het kind
Elk kind mag zijn eigen weg gaan en er is eigenlijk geen foute manier. Door het opdoen van allerlei
ervaringen zullen kinderen waarschijnlijke de juiste handelingen (vanzelf) ontwikkelen.
Inrichting van de speelleeromgeving
Kinderen zijn van nature uit nieuwsgierig en hebben het verlangen de wereld om hen heen te
ontdekken. De leeromgeving dient hen hierin ondersteuning en kansen te bieden. Kinderen moeten
zoveel mogelijk uit eigen interesses en eigen ideeën dingen kunnen uitvinden. Hiervoor is een
overzichtelijke leeromgeving belangrijk, waarin kinderen zelf materialen kunnen vinden, pakken,
gebruiken en opruimen. Om de verschillende interesses en ontwikkelingsaspecten van kinderen te
kunnen aanspreken zullen verschillende hoeken aanwezig moeten zijn. Het materiaal wat in de
hoeken te vinden is dient zo echt mogelijk te zijn, zodat kinderen ook daadwerkelijk de wereld kunnen
leren kennen zoals hij is. In de leeromgeving is het ook al heel belangrijk aandacht te besteden aan
taal, zodat kinderen al van jongs af aan hier in aanraking mee kunnen komen.
Talige activiteiten
Centraal in het handelen van de leidster en leerkracht staat de taalontwikkeling van de kinderen. Deze
ontwikkeling is de basis voor anderen ontwikkelingsdomeinen. De leidster of leerkracht dient daarom
dagelijks een doelgerichte taalactiviteit aan te bieden. De woordenschat van de kinderen is nog
groeiende en door veel een goed taalaanbod zal deze zich snel uitbreiden. De leidster of leerkracht
hebben in alles een voorbeeldfunctie, zeker als het gaat om de taal. Daarom is het noodzakelijk dat zij
zelf goed verstaanbaar Nederlands spreken.
Interactie met en tussen kinderen en het verrijken van het spelen en werken
De kwaliteit van het educatief handelen hangt voor een groot gedeelte af van de doelgerichte
interactie tussen leidster of leerkracht en het kind. Interactie dient eigenlijk de gehele dag te
gebeuren. Bij de interactie tussen de leidster of leerkracht en het kind is het essentieel dat er
uitdagende en open vragen worden gesteld over wat de kinderen aan het doen zijn bij het spelen. Op
deze manier gebeurt het denken expliciet. De leidster of leerkracht zal uitgaan van waar het kind mee
bezig is en zijn of haar gedachtes proberen te begrijpen om deze vervolgens te kunnen uitbreiden.
Meedoen in het spel van de kinderen is noodzakelijk om de interactie te kunnen aangaan het het
spelen te kunnen verrijken. Deze spelverrijking is belangrijk om kinderen steeds nieuwe ervaringen te
kunnen laten opdoen, bijvoorbeeld door het spel net iets anders te maken, iets weg te halen, andere
materialen te geven of door creatieve open vragen te stellen.
2
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
Actieve betrokkenheid
Kinderen dienen bij activiteiten actief betrokken te zijn, zodat zij gestimuleerd worden zichzelf verder
te ontwikkelen. Wanneer kinderen gestimuleerd worden actief mee te praten, zullen zij ook meer
betrokken zijn bij een activiteit. Kinderen moeten hiervoor wel de ruimte en tijd krijgen om hun eigen
gedachtes en ideeën te kunnen verwoorden. Belangrijk is wel dat kinderen weten waar de activiteit
over gaat en waar ze over na moeten denken. Het ophalen van voorkennis brengt de kinderen weer in
de sfeer van de activiteit en wanneer zij het doel weten kunnen ze ook gerichter aan de slag.
Aanpakgedrag (leerstrategie ontwikkeling)
Het ontwikkelen van aanpakgedrag is nodig om als kind zelf iets op te pakken, uit te voeren en op te
lossen en vormt een basis voor het latere leren. Hierbij is het essentieel dat kinderen vooral zelf aan
de slag gaan. Hierbij zullen de leidster of leerkracht vooral benoemen wat het kind doet, zodat
denkstappen expliciet worden gemaakt. Daarna is een korte terugblik (reflectie) belangrijk om ervoor
te zorgen dat kinderen beter onthouden wat ze gedaan hebben. Veel herhaling is ook van cruciaal
belang.
Sensitieve responsiviteit
Kinderen moeten en willen gehoord worden. Voor de leidster of leerkracht is het belangrijk dat zij of
hij reageert op signalen van het kind, dit kan zowel verbaal als ook non-verbaal.
Differentiëren
Elk kind ontwikkelt zich op zijn of haar eigen tempo, maar over het algemeen verloopt de ontwikkeling
van elk kind via vaststaande stappen. Om het kind verder te helpen is het belangrijk te weten wat het
volgende stapje in zijn of haar ontwikkeling is. De leidster of leerkracht dient daarom op de hoogte te
zijn van ieders ‘zone van naaste ontwikkeling’. Het doen van objectieve observaties zal hiervoor
essentieel zijn. Op basis van de observatie kan het verschil tussen verschillende kinderen inzichtelijk
worden gemaakt en kan de leidster of leerkracht haar aanbod afstemmen op de verschillende
behoeftes in de groep.
3
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
Kijkwijzer
Gemaakt door het HCO, baseerd op het Toezichtkader VVE 2010 van de Inspectie van het Onderwijs.
Dat zie ik…
wel
Het pedagogisch handelen
Het handelen is respectvol
De leidster toont begrip voor het gedrag
en eventuele emoties van kinderen.
De leidster benadert de kinderen
positief*.
De leidster spreekt vertrouwen uit in het
eigen kunnen van de kinderen en stelt
bij het kind passende eisen
De leidster geeft alle kinderen beurten
en aandacht.
Structureren en grenzen stellen
De leidster hanteert een voorspelbaar
dagritme en maakt gebruik van allerlei
rituelen (zoals opruimliedjes,
dagritmekaarten, picto’s).
De leidster hanteert positieve en
duidelijke gedragsregels en maak ze
zichtbaar voor de kinderen.
De leidster legt de afspraken over het
gedrag uit aan de kinderen.
De leidster toont voorspelbaar gedrag
en handelt consequent ten aanzien van
de gedragsregels.
Bij het corrigeren van ongewenst gedrag
laat de leidster blijken dat zij het kind
accepteert, maar het vertoonde gedrag
niet.
Stimuleren van sociale vaardigheden
De leidster stimuleert dat kinderen
samen spelen en delen.
De leidster helpt kinderen om tijdens
het spelen met elkaar te praten en te
luisteren naar elkaar.
De leidster helpt kinderen in een conflict
elkaar te begrijpen en een oplossing te
vinden.
4
soms
Opmerkingen
niet
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
De leidster bouwt de woordenschat voor
sociale vaardigheden op door de
woorden te benoemen die kinderen
helpen in sociale situaties en zelf te
gebruiken.
Respect voor de autonomie van het kind
De leidster laat kinderen alles wat ze
zelf kunnen en/of zelf willen doen ook
zoveel mogelijk zelf doen.
De leidster geeft kinderen voldoende
ruimte en tijd om zelf keuzes te maken
en bevestigt deze positief.
De leidster spreekt waarderend over de
ideeën en oplossingen die kinderen
bedacht hebben.
Inrichting van de speelleeromgeving
De speelleeromgeving is verdeeld in
hoeken waarin verschillende
ontwikkelingsaspecten worden
aangesproken.
De leidster heeft de hoeken ingericht
met zoveel mogelijk echte materialen,
rekening houdend met de achtergrond
en interesses van de kinderen.
De materialen zijn zo neergelegd dat
kinderen daar altijd zelf bij kunnen en
deze ook zelf terug kunnen leggen.
De materialen maken verschillende
soorten spel mogelijk (zoals
manipulatief en rollenspel).
De leidster benut de gehele
speelleeromgeving voor de mondelinge
taalvaardigheid,
woordenschatontwikkeling, interactie en
geletterdheid met materialen die taal
uitlokken of talig van aard zijn .
Het didactisch handelen
Talige activiteiten
De leidster plant elke dag een
doelgerichte taalactiviteit in, passend bij
het ontwikkelingsniveau van de kinderen
en rekening houdend met de
verschillende tussendoelen.
De leidster werkt aan doelgerichte
woordenschat uitbreiding door woorden
aan te bieden in een betekenisvolle
context, onderlinge samenhang en
ondersteund met concreet materiaal.
5
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
De leidster gebruikt ook spontane
gebeurtenissen om de taalontwikkeling
te stimuleren.
De leidster beheerst de Nederlandse taal
goed.
Interactie met en tussen kinderen en het verrijken van het spelen en werken
De leidster stelt veel en variërende
denkvragen (waarom? Hoe? Wanneer?
Wat als…?).
De leidster stimuleert en vraagt door,
zodat kinderen meerdere woorden en
zinnen gebruiken.
De leidster stimuleert kinderen vragen
aan elkaar te stellen.
De leidster zorgt voor gevarieerd en rijk
taalaanbod.
De leidster verrijkt en vergroot de
interactie tussen kinderen door mee te
doen met activiteiten van de kinderen.
De leidster gaat uit van het initiatief van
het kind.
De leidster heeft oog voor kinderen die
weinig initiatief nemen en helpt hen
interactie aan te gaan.
De leidster volgt en bevestigt initiatief
van kinderen.
De leidster geeft positieve feedback op
de interactie tussen kinderen.
De leidster daagt kinderen tijdens het
spel uit door nieuwe woorden, rollen en
materiaal toe te voegen of te
veranderen.
Actieve betrokkenheid
De leidster begint de activiteit altijd met
het in de sfeer brengen van het
onderwerp en sluit aan bij de voorkennis
van de kinderen .
De leidster bespreekt met de kinderen
welk doel de activiteit heeft en geeft
achteraf feedback of het doel behaald is
De leidster geeft de kinderen de ruimte
om zelf iets te vertellen en te handelen.
De leidster houdt in haar aanbod
rekening met de verschillende behoeftes
van de kinderen.
Aanpakgedrag (leerstrategie ontwikkeling)
De leidster laat kinderen zelf ontdekken
en experimenteren.
6
Bijlage: VVE-Kwaliteitskaarten
De leidster begeleid kinderen bij het
ontwikkelen van speelwerkgedrag.
De leidster stimuleert kinderen vooraf te
bedenken en verwoorden wat ze willen
gaan doen.
De leidster benoemt wat het kind doet
en benadrukt wat goed gaat.
De leidster kijkt terug met de kinderen
wat ze gedaan hebben en geeft
positieve feedback.
De leidster gebruikt concreet
aanschouwelijk materiaal en picto’s om
het aanpakgedrag te ondersteunen.
Sensitieve responsiviteit
De leidster reageert als een kind de
aandacht vraagt (non-verbaal of
verbaal) en laat hiermee haar
beschikbaarheid zien.
De leidster zorgt voor oogcontact en een
korte afstand tot het kind.
De leidster gaat in op wat het kind zegt
en toont wezenlijke interesse in de
belevingswereld van het kind.
Differentiëren
De leidster laat zien in haar handelen
dat zij rekening houdt met de
ontwikkelingsverschillen tussen de
kinderen
De leidster plant haar activiteiten aan de
hand van gedane observaties.
De leidster differentieert in aanbod voor
individuele kinderen en kleine en grote
groepen. Dit is terug te vinden in de
planning.
De leidsters nemen in de planning op
welke activiteiten met welke kinderen
worden uitgevoerd.
7
Download