Aansluiting lokale infrastructuur Veel cliënten zijn niet geïndiceerd voor dagbesteding. Bij ‘Zorg in Touw’ maakt activering (waaronder dagbesteding) een wezenlijk onderdeel uit van de meeste zorgplannen om de gewenste zelfredzaamheid en dagstructuur te bereiken. Deze activering is een wezenlijk onderdeel van veel zorgplannen van ‘Zorg in Touw’ omdat veel cliënten door hun beperking in een sociaal isolement verkeren, daarnaast hebben zij geen of onvoldoende daginvulling. Deze situatie heeft negatieve consequenties: cliënten ervaren geen voldoening, dagstructuur of zelfs dag-nachtritme raakt uit balans; er is sprake van verveling, soms zelfs overlast, verslaving of depressie. Er ontstaat een negatieve spiraal waardoor beperkingen eerder versterkt worden dan verminderen. De gewenste situatie is natuurlijk het omgekeerde: door activering en eventuele participatie ontstaat structuur, eigenwaarde, voldoening. Hierdoor wordt cliënt gestimuleerd om zelfstandiger te zijn en minder afhankelijk van begeleiding. M.a.w. de zelfredzaamheid wordt vergroot. Om zonder indicatie toch middelen in te zetten om zo de gewenste dagbesteding, dagstructuur, zelfredzaamheid, activering en participatie te bereiken maakt ‘Zorg in Touw’ gebruik van haar eigen netwerk, het netwerk van cliënten, de sociale kaart van MEE en de lokale infrastructuur. De algemene werkwijze van ‘Zorg in Touw’ m.b.t. het inbedden van instrumenten als lokale infrastructuur is als volgt: 1. Allereerst wordt de huidige situatie (SMART) van de leefsituatie (zelfredzaamheid) van cliënt geschetst. 2. Vervolgens wordt de gewenste situatie in kaart gebracht. 3. Ten 3e wordt beschreven hoe deze situatie bereikt kan worden. Een belangrijk aspect binnen de gewenste situatie is het bereiken van meer structuur, dagbesteding, activering, participatie, en zelfredzaamheid. Zoals in de 1e alinea al opgemerkt wordt, worden hier instrumenten als: het netwerk van ‘Zorg in Touw’, het netwerk van cliënten, de sociale kaart van MEE en de lokale infrastructuur ingezet. Een aantal voorbeelden van lokale infrastructuur waar ‘Zorg in Touw’ regelmatig mee samenwerkt zijn: vrijwilligerscentrale, kerk, pypskoft, humanitas, maatjesproject, dolfijn, netwerk cliënt, netwerk ‘Zorg in Touw’, familie, MEE, café de kronkel en time4you. De samenwerking met deze infrastructuur is op een organische manier tot stand gekomen doordat ‘Zorg in Touw’ al tien jaar lang werkzaam is binnen Smallingerland. De samenwerking met allerlei lokale initiatieven werden zorgvuldig in stand gehouden door de win – win situatie. Aanvankelijk werd de infrastructuur systematisch uitgebreid door inventarisatie van het aanbod in Smallingerland via de Mee, het netwerk van ‘Zorg in Touw’ en onderzoek op internet. Er werd een relevante selectie gemaakt en er werden afspraken gemaakt. Wanneer er sprake was van synergie werd de samenwerking opgestart en door het doorlopende contact via de cliënten in stand gehouden. praktijkvoorbeeld ‘Zorg in Touw’ bedient op dit moment slechts 3 cliënten in Smallingerland. Hiermee is er niet veel keus in aansprekende voorbeelden m.b.t. het beschrijven van plannen van aanpak. Daarom zal in dit plan van aanpak dezelfde cliënt als van de casus ‘integraliteit’ voorkomen. I.p.v. integraliteit zal in dit plan van aanpak de nadruk op aansluiting op de lokale infrastructuur gelegd worden. Uitgangssituatie Het praktijkvoorbeeld betreft T. van der M. te Drachten1, een 37 jarig man met psychische stoornissen zoals schizofrenie, sociale fobie, depressie, een detentieverleden en verslavingsproblematiek. Vanwege de complexe meervoudige problematiek bleek zelfstandig wonen niet meer mogelijk. In termen van ZRM was sprake van acute problematiek op alle vlakken. Familie was, gezien de problematische historie, niet meer in staat hulp te bieden. Client had geen sociale contacten, dag en nachtritme was omgedraaid. Er werd een indicatie voor een ZZP GGZ klasse 3 met dagbesteding afgegeven. Gewenste situatie 1 Vanwege de gevoelige informatie en de sociale fobie wilde cliënt niet met volledige gegevens benoemd worden. Een geanonimiseerd zorgplan kunt u opvragen bij ‘Zorg in Touw’. De gewenste situatie m.b.t. aansluiting aan de lokale infrastructuur werd in het zorgplan van cliënt als volgt SMART omschreven: 1. Client leert binnen een jaar zijn dag/nachtritme te herstellen. Client gaat voor 24 uur naar bed en staat voor 9 uur weer op. 2. Client heeft 3 sociale contacten per week via het maatjesproject en het sociale netwerk van cliënt. 3. Client gaat 2 keer per week wandelen (gezien spanningsboog is 20 minuten wandelen voldoende) 4. Client durft met het openbaar vervoer te reizen 5. Client heeft 1 x per 2 weken contact met VNN 6. Client heeft 1 x per 2 weken contact met GGZ 7. Client heeft 1 x per 2 weken contact met pastoraal werker van de plaatselijke kerk 8. Na een half jaar wordt er een start gemaakt met passende dagbesteding bij mind up. 9. Het broze sociale netwerk (vrienden uit de kerk, familie) wordt hersteld. Client vraagt niet meer om ondersteuning aan zijn bejaarde ouders maar er is slechts sprake van social talk. 10. De sociale fobie wordt verminderd door bezoekjes aan café de kronkel Wekwijze Vanwege de sociale fobie kon er niet zondermeer dagbesteding ingezet worden. Dagbesteding vindt per definitie in een groep plaats en dit leverde teveel angst en spanning op. Toch waren dagritme, activering, afleiding, sociale contacten van groot belang voor cliënt. Hiermee werd immers het isolement, de ledigheid, de afhankelijkheid van omstandigheden en hulpverleners doorbroken. Er was ook sprake van een destructieve dag-nachtstructuur (cliënt sliep overdag en bleef ’s nachts op) wat de gevoeligheid voor psychoses bevordert. Er moest dus een alternatief voor dagbesteding komen dat, ondanks het sociale isolement toch zorgde dat cliënt: geactiveerd werd, uit zijn sociale isolement gehaald werd, zelfredzamer werd, lichaamsbeweging kreeg. Vanwege de complexe meervoudige problematiek (sociale fobie, schizofrenie, etc.) bleek dagbesteding, vrijwilligerswerk, betaalde baan te hoog gegrepen en besloot ‘Zorg in Touw’ dan ook voorzichtig, laagdrempelig maatwerk te leveren. Behalve de reguliere voorziening (GGZ, VNN, Begeleiders) bleken de lokale voorzieningen een welkome aanvulling. Bij de hulp aan cliënt werd er met de volgende lokale infrastructuur samengewerkt: GGZ, kerk (pastoraal werker en mensen voor sociale contacten), VNN, vrijwilligers uit omgeving, openbaar vervoer, café de kronkel, bibliotheek, mind up. De gewenste situatie m.b.t. de lokale infrastructuur werd als volgt vormgegeven: 1. Dag/nachtritme: door het geheel van laagdrempelige afspraken met het sociale netwerk van cliënt, begeleider ‘Zorg in Touw’, hulpverleners VNN, GGZ, oefenen met OV, en café de kronkel / bibliotheek en wandelen worden de dagen dusdanig gestructureerd dat cliënt op tijd uit bed moet komen. 2. Door het bijstellen van verwachtingen over sociale contacten en het informeren van de sociale contacten en het interveniëren bij wrijving was het mogelijk om het contact met het sociale netwerk dusdanig te herstellen dat regelmatig contact weer mogelijk werd. 3. Het lukte cliënt niet zelf om de zelfdiscipline op te brengen om een paar keer per week te gaan wandelen. Door inzet van een ‘wandelmaatje’ kwam dit wel op gang. 4. Client wilde wel een tante in Leeuwarden bezoeken maar durfde aanvankelijk niet met het OV. Na een opbouw waarin eerst de details van de route werden besproken, daarna werd met begeleiding gereisd en nog weer later durfde cliënt alleen naar zijn tante toe. 5. Door de afspraken met begeleider, VNN en GGZ wordt behalve ondersteuning, oefenen, stimuleren en behandeling tevens, door de afspraken, gewerkt aan structuur en activatie. 8. Na een half jaar had cliënt dusdanig veel zelfvertrouwen dat ter verdere activatie met dagbesteding kon worden gestart. In de buurt had Mind Up van GGZ een vestiging. De setting was laagdrempelig, zonder druk, en op sommige dagdelen relatief rustig. 9. Het sociale netwerk van cliënt behoort ook tot de lokale infrastructuur. Waar mogelijk betrekt ‘Zorg in Touw’ het sociale netwerk om de cliënt te activeren en van structuur te voorzien. Dit kan zijn door bezoekjes, sporten (in dit geval wandelen), hobby’s, uitstapjes etc. 10. Een eenvoudig voorbeeld van lokale infrastructuur is café de Kronkel waar mensen met een psychische stoornis elkaar kunnen ontmoeten. Voor cliënt een passende kans om weer onder de mensen te komen.