Inleiding Deze opdracht staat in het teken van de Joodse school. Er zijn drie lessen ontworpen en informatie die de leerlingen nodig hebben. We hebben een persoonlijk verhaal van een meisje gevonden over de tijd dat ze naar een Joodse school moest. We hebben informatie over de verschillende joodse scholen en het aantal leerlingen. Persoonlijk verhaal Het verhaal van Benjamin Valk en zijn familie We woonden in Groningen. Daar ben ik geboren in 1932. Na mij kwamen nog 4 jongens en 4 meisjes. We waren een groot gezin waarvan ik de oudste was. Ik kom uit een joods gezin. Mijn opa en oma waren joods. Mijn ouders zijn een paar jaar na mijn geboorte protestants geworden. Ik herinner me van de tijd totdat ik naar school ging weinig. Voor mijn gevoel begon mijn leven pas toen het oorlog werd. Toen ons land in 1940 door de Duitsers bezet werd, veranderde er voor mij weinig. Ik ging zoals altijd naar school en na schooltijd speelde ik met vriendjes op straat. Er was altijd wel wat te beleven. In september 1941 werd voor mij alles anders. Toen ik een keer thuis kwam van het spelen zei mijn moeder: ‘Benjamin luister eens goed, ik moet je wat vertellen, je mag niet meer naar jou school!’ Nou dat leek mij zo erg nog niet, alle dagen vrij. Maar dat bleek nou ook weer niet de bedoeling te zijn. Ik moest naar een andere school. De Duitsers wilden namelijk niet langer dat joodse kinderen bij andere kinderen op school zaten. Ik moest naar een speciale joodse school. Maar dat wilde ik helemaal niet. Ik wilde bij mijn eigen vriendjes op school blijven. “Wij zijn toch helemaal niet anders?” Vroeg ik aan mijn moeder. “Ja dat vindt jij, maar de Duitsers denken er anders over.” Er zat niets anders op, ik moest naar de joodse school. Deze lag helemaal aan de andere kant van de stad. Leuk vond ik het niet. Ook al omdat we onderweg vaak ruzie hadden met andere kinderen. Met NSB-kinderen1 en die lokten vaak knokpartijen uit en scholden ons uit voor rotjoden. Ik ben toen heel veel gaan spijbelen. Ik had angst om met die davidster op naar school te gaan. Vooral ook omdat we een heel eind om moesten lopen. Als joden mochten we niet meer overal komen. Overal waar je liep kwam je bordjes tegen ‘voor joden verboden’. Ik kon natuurlijk niet naar huis, want mijn ouders wisten niet dat ik spijbelde. Daarom ging ik vaak naar de jodenbuurt. Daar droeg iedereen een ster en viel ik niet zo op. In maart 1943 werd de hele familie Valk naar kamp Vught gedeporteerd. Na een maand werd het gezin naar Westerbork door gevoerd. Ben werd eerst in het ziekenhuis opgenomen. Door ondervoeding en mishandeling in Vught, was zijn gezondheid slecht geworden. Na anderhalf jaar Westerbork werd het gezin in september 1944 naar Theresiënstadt gedeporteerd. De hele familie Valk hoorden bij de overlevenden toen het kamp 8 mei 1945 door de Russen werd bevrijd. 1 De NSB was een politieke partij die tijdens de tweede wereldoorlog aan de kant van de Duitsers stonden. Joodse school ‘Niemand kon ze werkelijk helpen’ Het was de bedoeling van de Duitse bezetters om elk contact tussen joden en niet joden onmogelijk te maken. Het doel was de joden volledig te isoleren. Ook op de scholen moest deze scheiding worden doorgevoerd. Dat gebeurde in de zomervakantie van 1941. Op 11 april 1941 werd de eerste editie van 'Het Joodse Weekblad' uitgegeven. Dit weekblad was een uitgave van de Joodse Raad voor Amsterdam en viel onder de verantwoordelijkheid van A. Asscher en Prof. Dr. D. Cohen, met toestemming of in opdracht van de Duitse autoriteiten natuurlijk. Op 1 september kwamen de nazi's met de volgende anti-Joodse maatregel uit. "Joodse kinderen moeten naar aparte Joodse scholen." Deze werd gevolgd door een mededeling in 'Het Joodse Weekblad' van 5 september 1941 die gedeeltelijk hieronder volgt: Onderwijs aan Joodse kinderen "De Joodse Raad en de Coördinatiecommissie delen mede, dat, met het oog op het verbod voor Joodse kinderen, om na 1 september niet-Joodse scholen te bezoeken, door deze beide lichamen is ingesteld een Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs. Deze Commissie is bereid van raad en advies te dienen in alle zaken, het onderwijs aan Joodse kinderen betreffend." Deze reactie van het Joodse Weekblad kwam niet onverwachts. Enkele dagen eerder, op 1 september, hadden de nazi's hun laatste beperkende maatregel aangekondigd waarmee ze wilden bereiken dat Joden in Nederland verder geïsoleerd zouden worden. Deze maatregel betrof schoolgaande Joodse kinderen. Aanvankelijk gold deze alleen voor kinderen die de openbare scholen bezochten. Geleidelijk aan moesten Joodse kinderen, in de leeftijd van 6 tot 14, naar scholen die door de Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs geopend waren. Reeds op 12 september volgde een tweede mededeling via Het Joodse Weekblad. De Centrale Commissie voor het Onderwijs aan Joodse kinderen te Amsterdam deelde mee, dat enkele lagere scholen voor Joodse kinderen te Amsterdam een week later reeds geopend zouden worden en spoedig daarna andere lagere scholen voor bijzonder onderwijs alsmede een U.L.O. school zouden volgen. De mededeling werd gevolgd door het bericht dat binnenkort ook tot de oprichting van scholen met opleiding voor het M.O en V.H.O. zou worden overgegaan. Op 26 september volgde een dringend beroep aan leerkrachten om in de verschillende gebieden van het Nijverheidsonderwijs les te geven. Dit werd op 31 oktober opgevolgd met het bericht dat diegenen, die aan een in Amsterdam op te richten Joodse Handelsavondschool een cursus wensen te volgen, zich daarvoor kunnen melden bij de Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs. Op 21 november 1941 verscheen de oproep aan onderwijzers en onderwijzeressen, die zich nog niet aangemeld hadden, zich alsnog te melden bij de Centrale Commissie met opgave van geslacht, leeftijd, adres, staat van dienst, en adressen waar inlichtingen verkregen konden worden. Zoals men kan zien, wordt de strop steeds nauwer aangetrokken. Vervolgens wordt op 5 december 1941 meer dan een halve pagina gewijd aan Joods onderwijs met een speciale oproep voor kandidaten voor de Joodse vormschool voor Fröbelschool onderwijzeressen, en een herhaling van de oproep voor onderwijzers en onderwijzeressen die de akte 77a [de akte voor onderwijzer(es)] in hun bezit hebben. De Centrale Commissie bood aan Joodse onderwijzers en onderwijzeressen de gelegenheid om een mondelinge cursus te volgen die leiden kon tot het behalen van de Hoofdakte. Joodse Kweekscholen kwamen ter sprake en vroegen mogelijke kandidaten om zich zo spoedig mogelijk aan te melden. Gezien de veelvuldige oproepen zou men de 'juiste' conclusie kunnen trekken dat over het algemeen weinig weerklank werd gevonden bij de oproepen. De reden lag voor de hand. Wat waren de nazi's van plan te doen met de verzamelde gegevens? Het was gevaarlijk om je zo bloot te geven. Wekelijks, zelfs dagelijks werden Joden opgepakt. Voor Joden zag de toekomst er maar grim uit. Als men kennis had kunnen nemen van de plannen die de nazi's uitgewerkt hadden voor de uiteindelijke uitroeiing van het Jodendom, niet alleen in Nederland maar door geheel Europa, dan werd opeens duidelijk wat er in Nederland gebeurde. Maar noch de Joodse Raad noch de Centrale Commissie had mogelijk kunnen voorzien dat deportatie en vernietiging in die plannen opgenomen waren. Het Joodse Weekblad plaatste ook in de 12 december 1941 uitgave opnieuw de nodige oproepen voor leerkrachten en studenten. De Centrale Commissie voor het Joodse Onderwijs nam de opgelegde taak serieus. Ze probeerde om zo snel mogelijk aan de nazi opdracht te voldoen. Joodse kinderen moesten van de niet-Joodse schoolkinderen gescheiden worden. We mogen aannemen dat men hoopte dat deze maatregelen slechts van tijdelijke aard zouden zijn Duizenden joodse kinderen werden van school gestuurd. Nu werden er openbare joodse scholen opgericht. Alleen al in Amsterdam, waar de meeste joden woonden, kwamen er 25 van deze lagere en middelbare scholen. In Rotterdam hebben we er 4 kunnen ontdekken, aan de Molenwaterweg, en een Muloschool. Er was ook nog een school gevestigd in Rotterdam-zuid, en een Joods Lyceum aan de Jeruzalemschool. Klassenfoto joodse lagere school Rotterdam, 1941, met mevr. Rapaport-Hertz, (4e van links). Onderwijzeres: juffrouw Izaaks Klassenfoto van de joodse school aan de Molenwaterweg in Rotterdam, circa 1941-1942 De foto´s die hierboven zijn genomen zijn uit twee Joodse scholen in Rotterdam. De linker foto is genomen op de molenwaterweg, van de andere foto is niet bekend waar deze is genomen. In het eerste schooljaar leek de school nog op een gewone middelbare school. Jack Sann herinnert zich: ‘Alles was normaal, behalve het idee dat je in zekere zin gevangen zat. Je maakte er maar het beste van, maar we zagen het echte gevaar nog niet; dat begon net na het einde van het eerste schooljaar.’ Vanaf het begin van het tweede schooljaar, in de zomer van 1942, begonnen de deportaties van joden naar de Poolse en Duitse concentratiekampen. Onderduiken was de enige mogelijkheid om hieraan te ontsnappen. Maar lang niet iedereen had die mogelijkheid. Jacques Presser, leraar geschiedenis, herinnert zich een diploma-uitreiking op 10 juli 1942: ‘Na de uitreiking van de diploma’s verkreeg een meisje uit de hoogste klasse verlof de dames en heren leraren om raad te vragen. Zij en haar zusje, ook op die school, hadden een oproep ontvangen, een paar dagen later naar Duitsland te gaan. Welnu; Wat moesten ze doen? Daar stond dat meisje, zeventien jaar, met haar diploma vol achten en negens, helemaal alleen, maar rechtop voor de groene tafel waarachter haar leraren zaten. Een enkele onzer reageerde onmiddellijk: ‘Niet gaan!’ Een ander stemde er mee in, nog een, nog een. De anderen zwegen, weer iemand boog het hoofd. Niemand kon ze werkelijk helpen, en zo gingen ze de dood in.’ Wie wel ging onderduiken kon daar beter niets over aan anderen vertellen. Op school had dit tot gevolg dat er elke week, en later elke dag minder kinderen in de klas zaten. In 1943 waren er nog weinig kinderen over. In sommige klassen zaten nog maar enkele leerlingen. Toch gingen de lessen nog zoveel mogelijk door. Jacques Presser heeft daar later over geschreven: ‘Een ontzettend diepgaande ervaring op school was dat er steeds kinderen verdwenen. Je kwam praktisch elke dag op school. En dan was er in die ene klas een gat, dan in een andere klas. Ik had een klas die begon met achtentwintig kinderen. Toen ik in mei 1943 zelf onderdook, waren er nog vier van over. In het lokaal kroop dat stelletje steeds dichter bij elkaar.’ Aantal leerlingen op de joodse scholen nam af. Een voorbeeld volgt hieronder: Het Joodse Lyceum was geen religieuze joodse schol, maar een openbare. In totaal hebben gedurende de oorlogsjaren 489 kinderen voor langere of kortere tijd les gehad. 45 procent van de leerlingen kwam om, 40 procent overleefde en van 15 procent is het lot onbekend. Wanneer de leerlingen niet meer op school kwamen was niet bekend omdat het per kind verschillende. Want niet alle families werden tegelijkertijd weggevoerd. Nog een voorbeeld van een joodse school: Op de Joodse Ambachtsschool waren nog slechts 5 leerlingen. Directeur was dr. J. Kropveld. Behalve de directeur waren er nog 6 leerkrachten. Het aantal schoollokalen bedroeg 6. De Nijverheidsschool voor Meisjes (Mauritsstraat 68) had 4 leerlingen in de 1ste klas en 11 leerlingen in de 2de klas. Les werd gegeven door mejuffrouw E. J. M. Vies. Al deze scholen zijn geleidelijk uitgestorven. Wanneer dat was is niet duidelijk om dat de cijfers niet bekend zijn. Het aantal leerkrachten en het aantal leerlingen slonken. Zij werden weggevoerd of doken onder. Er werd ook druk gespijbeld, mede omdat het vaak een onbegonnen werk was voor de kinderen om de scholen te bezoeken, terwijl zij van hun fietsen waren beroofd en het gebruik van de tram hun was verboden. Foto’s van de Molenwaterweg in 1943 Les 1 Doel: • De kinderen leren informatie te zoeken over een joodse familie door middel van verschillende sites die gegeven zijn. • De kinderen leren de informatie die ze hebben verkregen te verwerken tot een presentatie. • De kinderen leren over joodse mensen in de oorlog. Inleiding De kinderen maken kennis met het persoonlijke verhaal wat de leerkracht zelf heeft gezocht op internet. Het verhaal van Kitty Andriesse –Wurms. Dit wordt uitgedeeld zodat ieder kind er één heeft. Dit verhaal wordt klassikaal gelezen en aan de hand van dit persoonlijke verhaal gaan de kinderen zelf op onderzoek uit. Kern De kinderen krijgen een blad met de volgende website: http://www.westerbork.nl/ Aan de hand van deze website krijgen de kinderen de opdracht om een Joodse familie te onderzoeken. Het is de bedoeling dat de kinderen gaan samenwerken in groepjes van twee. Ze gebruiken de website en verzamelen zo de informatie die ze nodig hebben. De kinderen hebben als eerste er voor gezorgd dat ze een aantal vragen hebben gemaakt waarop ze antwoord willen hebben. De kinderen moeten de informatie gaan verwerken totdat ze op al hun eigen vragen een antwoord en tot ze de kern hebben. Als leerkracht heb je ervoor gezorgd dat je bent aangemeld bij westerborkportretten. Hierdoor krijg je alle informatie die je nodig hebt voor het maken van een portret. Afsluiting Als afsluiting verzamelen de kinderen hun informatie en maken ze er een lopend verhaal bij. In het verhaal wat ze maken moeten hun antwoorden op hun vragen zitten en de kern van de informatie. Het is de bedoeling dat het een goed lopend verhaal wordt. De kinderen zullen ervaren dat er soms niet veel informatie beschikbaar is over een bepaald gezin. Dit maakt niet uit het gaat erom dat de kinderen besef krijgen van wat er gebeurde met joodse mensen in de oorlog. Uiteindelijk gaan de kinderen de verhalen aan elkaar presenteren. Les 2 Doel • • • De kinderen leren over joodse mensen in de oorlog. De kinderen leren informatie te zoeken en de informatie te verwerken tot een verhaal. De kinderen leren nadenken over hoe zij zouden reageren in zo’n situatie. Inleiding De kinderen krijgen een ander persoonlijk verhaal over een kind. In het verhaal van Koos Valk komt naar voren dat het kind niet meer naar zijn eigen school mag maar dat hij naar een speciale school moet voor Joodse kinderen. Kern De kinderen krijgen hierbij de opdracht om een verhaal te schrijven over hoe zij het zouden vinden als ze van hun school af moeten omdat ze een ander geloof hebben. De kinderen gaan eerst op onderzoek uit. Hierbij mogen ze gebruik maken van de volgende websites: • http://www.netwijs.nl • http://davindi.kennisnet.n • http://www.zuidelijkewandelweg.nl/tijdtijn/razzia's2.htm • http://www.WOIIonline.nl • http://www.joodsekindereninkampvught.nl Op deze sites kunnen de kinderen alle informatie vinden over joden vervolging en antijoodse maatregelen. De kinderen gaan eerst op onderzoek uit. Ze gaan eerst bekijken wat er allemaal voor maatregels waren en wat er allemaal met de joodse mensen gebeurde. Naar aanleiding hiervan gaan de kinderen een opstel schrijven met als onderwerp dat hierboven staat. Afsluiting De kinderen maken bij hun opstel een tekening wat bij het verhaal past wat ze hebben geschreven. Daarna worden de opstellen opgehangen en de nagekeken. De beste opstellen worden voorgelezen. Les 3 Inleiding: Door eerst het persoonlijk verhaal van het meisje aan te bieden, hebben de leerlingen een beeld bij de tijd. Daarna kunnen de leerlingen bespreken wat anders wat toen in vergelijk met nu. Door dit verhaal gaan de leerlingen zich ook identificeren met het persoon van het verhaal. Na het verhaal gaan we de achtergrondinformatie bekijken, door de leerlingen zelf op internet te laten zoeken en de informatie die in het document staan. Kern: Schrijf een verhaal met de informatie die je nu hebt gekregen. Hoe jij het zou vinden als je door je geloof op een andere school wordt gezet. Dat je geen contact meer met je vrienden mag hebben en dat het niet zeker is of je nog naar school kan gaan. Maak er ook een mooie tekening bij met een betekenis. Afsluiting: Verhalen met elkaar delen. En ophangen in de klas.