Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel

advertisement
DEEL 12
, actie" werd gebruikt. In plaats van na te gaan wat hiervan waar is, neemt De
Jong die bewering gewoon over zonder enig nader onderzoek.
Wat is echter het geval?
Aan de vooravond van de eerste politionele actie waren in Batavia
richtlijnen uit Nederland ontvangen die onder andere inhielden dat de actie
tegen de nationalisten "met zo beperkt mogelijk gebruik van militaire
middelen" moest worden gerealiseerd en van "politieke aard" behoorde te
zijn. De toenmalige minister van overzeese gebiedsdelen, Jonkman, moet
als oud-voorzitter van de Volksraad (het parlement van Nederlands-Indië)
ongetwijfeld bekend zijn geweest met de term "politioneel".
Deze aanduiding was in de decennia voor de oorlog met Japan een
gangbaar begrip geworden voor het KNIL. Doordat allerlei vooroorlogse
koloniale autoriteiten, zowel in Nederland als in Nederlands-Indië,
zich
ook na de oorlog met het Nederlands-Indonesisch
conflict bezig hielden,
lijkt het mij niet meer dan begrijpelijk dat deze autoriteiten de oude
koloniale nomenclatuur hanteerden. Hiertoe behoorde ook het begrip
"binnenlandse"
of "inlandse" vijand om opstandige Indonesiërs aan te
duiden. Dat de term "politioneel" om redenen van hypocrisie zou zijn
gebruikt, heeft De Jong op geen enkele wij ze aangetoond.
Bij zijn behandeling van de vraag of er oorlogsmisdrijven zijn gepleegd,
maakt De Jong onderscheid tussen Nederlandse en Indonesische oorlogsmisdaden. Aan de Indonesiërs besteedt hij maar weinig aandacht. De Jong
verantwoordt
dit door aan te voeren dat "wij het overigens niet (als
ongepast zien) dat wij meer over de door de Nederlanders dan over de door
de Indonesiërs bedreven oorlogsmisdrijven schrijven - die eerste zijn onze
zaak geweest, die laatste de zaak van Indonesië." Daarmee is het probleem
voor De Jong de wereld uit.
Zo eenvoudig liggen de zaken echter niet. Wat De Jong zich bijvoorbeeld niet afvraagt is welke status de Indonesiërs in het conflict innamen.
Volgens de Wet op het Nederlanderschap van 1892 waren alle Indonesiërs
Nederlands onderdaan. Staatsrechtelijk gezien bleven zij dat tot de soevereiniteitsoverdracht
op 27 december 1949.
De Jongs opvatting dat oorlogsmisdrijven begaan door Indonesiërs niet
onze zaak zouden zijn, lijkt mij daarom een nader onderzoek waard. Wat De
Jong niet ziet is dat door ze ter zijde te schuiven, de Nederlandse
verantwoordelijkheid
wordt beperkt. Door ze wèl als onze zaak te
beschouwen, wordt de Nederlandse verantwoordelijkheid
voor mogelijk
gepleegde oorlogsmisdaden juist uitgebreid. De Jong houdt zich echter
niet met dergelijke dilemma's bezig.
De Jongs behandeling van de zaak leidt ertoe dat Indonesiërs die aan
Nederlandse
kant vochten en oorlogsmisdaden
begingen, wèl in de
beklaagdenbank worden gezet en de Indonesiërs die in opstand waren
gekomen tegen het Nederlands bewind en dergelijke misdrijven hadden
gepleegd, niet aan bod komen.
992
Download