Thema 2 ordening deel 2

advertisement
BK 302 Ordening deel 2
Deze toets bestaat uit 35 vragen.
Basis maakt vraag 1 t/m 31; maximaal 40 punten
Kader maakt vraag 1 t/m 35; maximaal 54 punten
In de afbeelding hieronder is een kaaiman (een soort krokodil) getekend. Een
kaaiman behoort tot de reptielen.
1pt
1
2
1pt
In de afbeelding rechts is een zeepaardje getekend. Zeepaardjes
leven in zee. Ze bezitten vinnen en halen alleen adem met kieuwen.
Ze kunnen niet met hun huid ademhalen.
3
Tot welke groep van de gewervelde dieren behoort een zeepaardje?
1pt
Waarmee haalt een kaaiman adem?
Op welke manier plant een kaaiman zich voort?
1pt
4
In de afbeelding is een vleermuis getekend.
Een vleermuis behoort tot de zoogdieren.
Plant een vleermuis zich levendbarend voort
of legt een vleermuis eieren?
A
Een vleermuis plant zich levendbarend voort.
B
Een vleermuis legt eieren.
1pt
5
Is de lichaamstemperatuur van een vleermuis constant of niet
constant?
A
Constant.
B
Niet constant.
21pt
6
Patricia onderzoekt een cel uit de vleugel van dit
organisme. Ze maakt een tekening van de cel.
Is de tekening goed of fout? Geef een
verklaring waarom.
Hieronder staan 5 kenmerken:
a
of er een celwand in de cellen zit
b
of het organisme symmetrisch is
c
of het organisme van het dier uit een of meer cellen bestaat
d
of het organisme zaad of sporen maakt
e
of het organisme wel of geen skelet heeft.
2pt
7
Het rijk van de dieren bestaat uit afdelingen. Om te weten in
welke afdeling een dier hoort, moet je letten op twee kenmerken.
Welke van deze vijf zijn dat?
5pt
8
Kijk goed naar de afbeelding rechts. Hoe heet het diertje?
Bepaal de naam met de tabel voor kleine
waterdieren (kijk in de bijlage). Schrijf iedere
regel die je volgt op (bijvoorbeeld 1a - 1b - 3a - enz.)
2pt
9
Het diertje links is symmetrisch.
Teken op de bijlage de symmetrieas
1pt
10
In de afbeelding is een emoe getekend. Een emoe plant zich
voort door eieren met een kalkschaal.
Tot welke groep van de gewervelde dieren behoort een emoe?
A
Tot de amfibieën.
B
Tot de reptielen.
C
Tot de vissen.
D
Tot de vogels.
E
Tot de zoogdieren.
1pt
11
In de afbeelding is een Noordkaper,een walvis, getekend.
Walvissen leven in zee. Ze halen adem met longen en zijn
warmbloedig.
Tot welke groep van de gewervelde dieren behoort een walvis?
A
Tot de amfibieën.
B
Tot de reptielen.
C
Tot de vissen.
D
Tot de vogels.
E
Tot de zoogdieren.
1pt
12
Waarmee is de huid van amfibieën bedekt?
A
Met haren.
B
Met schubben.
C
Met slijm.
D
Met veren
3pt
13
Als een ezel door een paard wordt gedekt, wordt een muilezel
geboren. Mannelijke muilezels zijn onvruchtbaar.
Behoren een ezel en een paard tot dezelfde soort? Leg je
antwoord uit.
Geef bij de vragen 14 t/m 20 aan of de bewering juist of onjuist is.
1pt
1pt
1pt
1pt
1pt
14
15
16
17
18
Geleedpotigen hebben een uitwendig skelet van chitine.
Weekdieren kun je alleen op het land aantreffen.
Het kreeftachtige heeft 10 poten.
Bij weekdieren is groei alleen mogelijk tijdens vervellingen.
Geleedpotigen kun je alleen in de lucht aantreffen.
1pt
19
20
Een reptiel plant zich voort door eieren met een kalkschaal
Zoogdieren kunnen niet vliegen
1pt
21
Tot welke groep van geleedpotigen behoort
het dier op de afbeelding rechts?
A
Tot de duizendpootachtigen.
B
Tot de insecten.
C
Tot de kreeftachtigen.
D
Tot de spinachtigen.
1pt
22
In welk milieu kun je geleedpotigen aantreffen?
A
Alleen op het land.
B
Alleen in het water.
C
Op het land en in het water.
1pt
23
Is het dier van de afbeelding niet-symmetrisch,
tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Niet-symmetrisch.
B
Tweezijdig symmetrisch.
C
Veelzijdig symmetrisch.
1pt
Op het scoreblad staat een schema met de acht afdelingen
waarin we het dierenrijk indelen.
Beantwoord de vragen 24 t/m 31 door kruisjes te zetten in de juiste
kolommen.
1pt
24 Bij welke twee afdelingen zijn de dieren niet-symmetrisch?
1pt
25 Bij welke afdeling hebben de dieren een inwendig skelet van
harde naalden van kalk, kiezel of hoornstof?
1pt
26 Bij welke afdeling is groei alleen mogelijk tijdens
vervellingen.
In de bijlage zijn ook vijf dieren getekend.
1pt
27 Tot welke afdeling behoort dier 1?
1pt
28 Tot welke afdeling behoort dier 2?
1pt
29 Tot welke afdeling behoort dier 3?
1pt
30 Tot welke afdeling behoort dier 4?
1pt
31 Tot welke afdeling behoort dier 5?
2pt
32
In de afbeelding is een vleermuis getekend.
Plant een vleermuis zich levendbarend voort of
door middel van eieren?
Is de lichaamstemperatuur van een vleermuis constant
of niet constant?
Voortplanting
Lichaamstemperatuur
A
levendbarend
constant
B
levendbarend
niet constant
C
door eieren
constant
D
door eieren
niet constant
2p
33
In de afbeelding rechts is een pantoffeldiertje
getekend. Een pantoffeldiertje is een eencellig
organisme dat op grond van de bouw van de cel
tot de dieren wordt gerekend.
Vijf delen zijn:
bladgroenkorrels
celkern;
celmembraan;
cytoplasma;
celwand.
Welke delen heeft een pantoffeldiertje?
A
celkern, celmembraan en celwand
B
celkern, celmembraan en cytoplasma
C
celkern, celmembraan en bladgroenkorrels
D
celkern, celwand en bladgroenkorrels
5p
34
Hieronder staat de beschrijving van een vlinder
Zoek de naam met de vlindertabel in de bijlage.
Schrijf alle stappen op (dus 1a - 1b - 2a - enz.)
De vleugels van deze vlinder zijn helemaal wit. Op de voorste
vleugels zitten zwarte stippen en de punten van de deze vleugels
zijn zwart.
5p
35
Zoek de naam van onderstaande vlinder met de vlindertabel.
Schrijf alle stappen weer op.
De vleugels hebben aan de
onderzijde blauwe vlekken met een
zwarte rand, aan de bovenzijde is
geen blauw aanwezig.
<<EINDE>>
Download