H 29: Kostprijs bij heterogene producten In de hoofdstukken 27 en 28 hebben we het gehad over de kostprijs van homogene producten. Het ging daarbij om massaproductie. Voorbeelden van massaproductie zijn bijvoorbeeld suikerklontjes, luciferstokjes maar ook de productie van de Ford Focus. Hierbij wordt (binnen grenzen) geen rekening gehouden met de wensen van de consument. Belangrijke rol speelden daarbij de variabele en de constante kosten. Lopende band in Amerika waar de T-Ford wordt gemaakt In hoofdstuk 29 gaat het over heterogene productie of ook wel stukproductie. Daarbij wordt rekening gehouden met de individuele wensen van de consument. Voorbeelden van stukproductie zijn bijvoorbeeld een op maat gemaakt motorjacht van een sjeik uit Dubai maar ook het ontwerp van een huis naar eigen wens. Belangrijke rol spelen hier de directe en de indirecte kosten. Zelf ontworpen jacht van Steve Jobs Wat verstaan we onder directe en indirecte kosten? Onder directe kosten verstaan we kosten die direct toe te rekenen zijn aan het product. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld arbeid en materiaalkosten. Immers: je kunt precies aangeven hoeveel uur arbeid er verricht is om 1 product te maken. Je kunt ook precies aangeven hoeveel materiaal er in 1 product zit. Onder indirecte kosten verstaan we kosten die niet direct toe te rekenen zijn aan het product. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het salaris van de directeur van het bedrijf, de telefoonrekening of de schoonmaakkosten. Immers: de directeur kan niet aangeven hoeveel tijd hij besteedt heeft aan het ene product en hoeveel aan het andere product. De telefoonrekening is niet zo gespecificeerd dat je kunt aangeven hoeveel gesprekskosten er zijn gemaakt voor het ene product en hoeveel voor het andere product. Om toch de kostprijs uit te kunnen rekening (en daarmee later de verkoopprijs) moeten zowel de directe als de indirecte kosten er in opgenomen worden. De directe kosten vormen geen probleem. De indirecte kosten daarentegen wel. Een bedrijf moet dus een verdeelsleutel zien te vinden om de gemaakte indirecte kosten te verdelen over de producten. Om de indirecte kosten te verdelen over de producten zijn er 2 methoden beschikbaar: 1 – de enkelvoudige opslagmethode 2 – de verfijnde opslagmethode Vervelend is dat beide methoden erg op elkaar lijken en dat jij uit moet kunnen maken m.b.v. de tekst welke methode je moet gebruiken. Bedenk dat de kostprijs taakstellend is. D.w.z. zoveel mag een product kosten. De kostprijs is voorcalculatorisch; je berekent de kostprijs vooraf. Achteraf kunnen er verschillen optreden wat kosten betreft. Het product kan duurder of goedkoper zijn. Dat is dan in het voor- of nadeel van de producent. Een klant gaat achteraf niet meer betalen dan vooraf is afgesproken! Voorbeeld: enkelvoudige opslagmethode • Totale directe hulpstofkosten € 400.000 • Totale directe materiaalkosten € 1.100.000 • Totale directe loonkosten € 2.400.000 • Totale indirecte kosten € 1.800.000 Om 1 product te maken is nodig: • € 1.500 aan hulpstof • € 4.800 aan materiaal • € 6.700 aan loon Het producerende bedrijf kiest er voor om de totale indirecte kosten op te nemen in de kostprijs als percentage van de totale directe materiaalkosten. Deze mededeling houdt in dat het producerende bedrijf de enkelvoudige opslagmethode gebruikt. De indirecte kosten worden namelijk m.b.v. 1 opslagpercentage opgenomen in de kostprijs. Hoe nu de kostprijs uit te rekenen? 1: Bereken het gebruikte opslagpercentage. 2: Bereken de kostprijs. 3: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) 4: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) 1: Bereken het gebruikte opslagpercentage. Het producerende bedrijf kiest er voor om de indirecte kosten (€ 1.800.000) op te nemen in de kostprijs als percentage van de directe materiaalkosten ( € 1.100.000). Het opslagpercentage wordt dus (1.800.000/1.100.000) x 100% = 163,64% 2: Bereken de kostprijs. Hulpstof € 1.500 Materiaal € 4.800 Loon € 6.700 € 13.000 Indirecte kosten € 7.854,55 Kostprijs € 20.854,55 (163,64% van € 4.800) 3: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) Verkoopprijs = kostprijs + winst 100% 70% 30% € 20.854,55 = 70% € 29.792,21 = 100% 4: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) € 29.792,21 x 1,21 = € 36.048,57 Dure verbouwing? Bedenk goed dat het uitmaakt op welke manier het producerende bedrijf de indirecte kosten middels een opslagpercentage opneemt in de kostprijs. Dit producerende bedrijf had ook kunnen kiezen om de totale indirecte kosten op te nemen in de kostprijs als percentage van: I: de totale hulpstofkosten II: de totale loonkosten III: de totale directe kosten Dat geeft natuurlijk andere antwoorden! I II III Opslagpercentage 450% 75% 46,15% Kostprijs € 19.750 € 18.025 € 18.999,5 Verkoopprijs € 28.214,29 € 25.750 € 27.142,14 € 31.157,50 € 32.841,99 Consumentenprijs € 34.139,29 Reken dat na!!! Voorbeeld: verfijnde opslagmethode • Totale directe hulpstofkosten € 400.000 • Totale directe materiaalkosten € 1.100.000 • Totale directe loonkosten € 2.400.000 • Totale indirecte kosten € 1.800.000 Om 1 product te maken is nodig: • € 1.500 aan hulpstof • € 4.800 aan materiaal • € 6.700 aan loon Het producerende bedrijf maakt bekend dat de indirecte kosten op de volgende manier samenhangen met de directe kosten: • 18% hangt samen met de totale hulpstofkosten • 22% hangt samen met de totale materiaalkosten • 45% hangt samen met de totale loonkosten • 15% hangt samen met de totale directe kosten Het producerende bedrijf maakt bekend dat de indirecte kosten op de volgende manier samenhangen met de directe kosten: • 18% hangt samen met de totale hulpstofkosten • 22% hangt samen met de totale materiaalkosten • 45% hangt samen met de totale loonkostenkosten • 15% hangt samen met de totale directe kosten Deze mededeling houdt in dat het producerende bedrijf de verfijnde opslagmethode gebruikt. De indirecte kosten worden namelijk m.b.v. meerdere opslagpercentages opgenomen in de kostprijs. Hoe nu de kostprijs uit te rekenen? 1: Verdeel de totale indirecte kosten. 2: Bereken de gebruikte opslagpercentages. 3: Bereken de kostprijs. 4: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) 5: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) 1: Verdeel de totale indirecte kosten. • 0,18 x € 1.800.000 = € 324.000 hangt samen met hulpstofkosten • 0,22 x € 1.800.000 = € 396.000 hangt samen met materiaalkosten • 0,45 x € 1.800.000 = € 810.000 hangt samen met loonkosten • 0,15 x € 1.800.000 = € 270.000 hangt samen met totale directe kosten 2: Bereken de gebruikte opslagpercentages. • (324.000/400.000 ) x 100% = 81,00% • (396.000/1.100.000) x 100% = 36,00% • (810.000/2.400.000) x 100% = 33,75% • (270.000/3.900.000) x 100% = 6,92% 3: Bereken de kostprijs. Hulpstof € 1.500 Materiaal € 4.800 Loon € 6.700 € 13.000 Indirecte kosten € 1.215 (81% van € 1.500) Indirecte kosten € 1.728 (36% van € 4.800) Indirecte kosten € 2.261,50 (33,75% van € 6.700) Indirecte kosten € 899,60 (6,92% van € 13.000) Kostprijs € 19.104,50 4: Bereken de verkoopprijs. (de winst is 30% van de verkoopprijs) € 19.104,50/0,7 = € 27.292,14 5: Bereken de consumentenprijs. (Btw = 21%) € 27.291,57 x 1,21 = € 33.023,49