SCHOOLdirect e-platform voor schooldirecties onderwijs op het web "Als leerkrachten evaluatie blijven zien als een afzonderlijke fase in het didactisch proces, zal tijdsgebrek inderdaad een hinderpaal vormen. Net het integreren van evaluatie en instructie zorgt er echter voor dat er tijd kan worden vrijgemaakt. (…) Alternatieve evaluatie neemt immers de plaats in van andere onderwijskundige en administratieve activiteiten." (p. 125) Investeer tijd om er te besparen alternatieve evaluatietechnieken "Traditioneel werden de vaardigheden en de kennis die leerlingen moeten verwerven als vastliggend en eindig beschouwd. (…) Momenteel wordt kennis niet meer aangezien als statisch en eindig, maar als dynamisch en oneindig. Leren is een activiteit van de leerling zelf die handelend en in gesprek met anderen zijn/haar cognitieve structuren opbouwt. Kennisoverdracht vervaagt en leren wordt steeds meer gericht op het aanreiken en helpen ontdekken van vaardigheden die leerlingen in staat stellen zelf kennis te construeren. Leren (…) is een voortdurend proces waarin leerlingen continu informatie ontvangen, interpreteren en in verband brengen met hun voorkennis." (p. 17) De Engelse taal beschikt over twee woorden: "assessment" wordt gebruikt voor de evaluatie van personen, "evaluation" voor de evaluatie van objecten (projecten, handboeken, instructiemateriaal, …). Het Nederlands kent maar één woord: "evaluatie". In het boek wordt de term "evaluatie" daarom gebruikt met de inhoud van "assessment": "het verzamelen en beoordelen van gegevens over de (aan de doelstellingen van het onderwijs gerelateerde) prestaties van leerlingen." (p. 14) "In de assessmentcultuur wordt de integratie tussen instructie en evaluatie benadrukt. Op die manier wil men zowel de beoordelende als de begeleidende functies van evaluatie mogelijk maken. (…) Zowel het proces als het product worden geëvalueerd op een manier die kan variëren van een allesomvattend cijfer tot het opstellen van een profiel of uitvoerige beschrijving." (p. 19) "Het integreren van evaluatie en instructie betekent zoveel als het voortdurend verzamelen van informatie over de leerlingen. Tijdens de instructie vervult een leerkracht als het ware twee taken: hij verzorgt de instructie en hij evalueert voortdurend de vooruitgang van het leer- en instructieproces." (p. 22) Alternatief? De auteurs willen de alternatieve evaluatievormen niet zwart-wit plaatsen tegenover andere evaluatiemethoden. Ze definiëren vijf kenmerken die een evaluatie meer alternatief maken naarmate ze sterker aanwezig zijn. 1. De evaluatie is aangepast aan de leerlingen: ze garandeert dat leerlingen kunnen aantonen dat ze bepaalde kennis en vaardigheden beheersen. "De verschillen tussen leerlingen maken het echter moeilijk dit waar te maken. Er is niet één evaluatievorm die voor alle leerlingen het meest aangepast is." (p. 30) Het is dus een taak om niet-relevante verschillen op te vangen. 2. De integratie van evaluatie met onderwijzen en leren zorgt ervoor dat de evaluatie naast beoordelings- ook een begeleidings- en leerinstrument is. 3. Actieve betrokkenheid van leerlingen bij de evaluatie via zelf-, peer- en collaboratieve evaluatie (zie verder). 4. Constructiegerichtheid: alternatieve evaluatie richt zich niet op reproductie, maar op het evalueren van vaardigheden, metacognitie en attitudes. Leerlingen moeten een antwoord of een product construeren waarmee ze hun kennis en vaardigheden aantonen ('vaardigheidsevaluatie'). 5. Gebruik van authentieke of levensechte prestatiesituaties omdat die meer motiveren en een betere transfer van kennis garanderen. Het boek beschrijft dan in detail de verschillende stappen van het evaluatieproces. 1. Wat en waarom evalueren? Wat wil je met een evaluatie bereiken? 2. Het creëren van een evaluatietaak. 3. Het ontwikkelen van criteria, rubrieken en standaarden. Vermits de alternatieve evaluatievormen leerlingen uitnodigen om zelf een antwoord te construeren, krijg je een verscheidenheid aan antwoorden. Duidelijke scoringsrichtlijnen zijn nodig om zo rechtvaardig en objectief mogelijk te beoordelen. 4. Het ontwikkelen van een beoordelingsinstrument (evaluatielijsten, schalen, …). 5. Het verzamelen en beoordelen van de evaluatiegegevens. 6. De communicatie over en het gebruik van de resultaten. De centrale vraag is: wie moet wat weten, en wanneer? "Het meest vertrouwd zijn puntscores op een tienpuntenschaal. (…) In de meeste gevallen zou communicatie over de evaluatiegegevens hier evenwel niet toe mogen worden beperkt. Er gaan dan ook steeds meer stemmen op om de communicatie over evaluatieresultaten meer leerlinggeoriënteerd te maken." (p. 53) Voorbeelden In het tweede deel van het boek illustreren de auteurs hun principes aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden, zowel uit algemene als praktijkvakken. 1 Vaardigheidsevaluatie Deze vorm is alternatief in de mate dat hij constructiegericht is (criterium 4). Typisch voor vaardigheidsevaluatie is dat aan de leerlingen gevraagd wordt om (1) bepaalde vaardigheden te demonstreren door iets te doen dat door de evaluatoren wordt geobserveerd op het moment dat het zich voordoet (een presentatie houden, een stopcontact aansluiten, een spel voor bejaarden begeleiden) of om (2) een taak te vervullen die resulteert in het creëren van een product (dit kan variëren van een kort geschreven antwoord tot een heuse tentoonstelling). Er wordt geëvalueerd of leerlingen de geleerde vaardigheden en competenties succesvol kunnen aanwenden. (p. 59) 2 Authentieke evaluatie In deze vorm van vaardigheidevaluatie is bijkomend de levensechtheid (criterium 5) belangrijk. Authentieke evaluaties verwachten van leerlingen dat ze vaardigheden aantonen op een manier waarop professionals deze vaardigheden en competenties in de dagelijkse realiteit aanwenden. (p. 69) "De levensechtheid situeert zich dus niet alleen in de aard van de taak, maar ook in de inhoud en de context. Twee zaken staan hierbij telkens centraal: 1) verzamel je met de taak relevante informatie over de vraag of leerlingen de vooropgestelde kennis en vaardigheden kunnen gebruiken in buitenschoolse (beroepsmatige) situaties en 2) heeft de taak een doel op zich, is het geen taak om de taak?" (p. 73) De auteurs reiken uitgewerkte schema's aan waarmee elke vakleraar de uitvoering van een schrijftaak (p. 75) of de oplossing van een rekenprobleem (p. 77) kan beoordelen. 3 Betrokkenheid van leerlingen De auteurs onderscheiden drie vormen van leerlingenbetrokkenheid (p. 81-82). 1. Zelfevaluatie waarbij de leerling de eigen kennis, vaardigheden, producten, leerprocessen en attitudes evalueert met als doel toekomstige prestaties te verbeteren. 2. Bij peerevaluatie evalueren leerlingen hun medeleerlingen. 3. Collaboratieve evaluatie ligt tussen evaluatie door de leraar en zelf- en/of peerevaluatie: leerling, medeleerlingen en leraar evalueren samen. Er is een dialoog tussen leraar en leerlingen tijdens de evaluatie. De leraar blijft eindverantwoordelijke. De auteurs motiveren waarom zij leerlingbetrokkenheid belangrijk achten. Leerlingen leren reflecteren over eigen handelen en producten. "Praktijkervaringen tonen aan dat er een direct verband is tussen de mate waarin leerlingen evaluatievaardigheden onder de knie hebben en de kwaliteit van het werk dat ze realiseren. (…) Leerlingen gedragen zich als quasi-professionals en gaan zichzelf ook zo ervaren." (p. 83) "De meest gehoorde kritiek op leerlingenbetrokkenheid komt neer op het feit dat aan de hand van zelf- en peerevaluatie moeilijk valide en betrouwbare evaluatiegegevens verzameld kunnen worden. (…) Praktijkervaringen en onderzoek leren echter dat er wel degelijk voldoende betrouwbare en valide informatie verzameld kan worden. Peerevaluatie blijkt in het algemeen wel betrouwbaarder dan zelfevaluatie. Zwakkere leerlingen zouden immers de neiging hebben om hun prestaties te overschatten." (p. 84) De auteurs geven tips over de manier waarop je leerlingen best kan betrekken bij de evaluatie en beschrijven een aantal bruikbare evaluatie-instrumenten: evaluatielijsten, attitudeschalen, logboeken en interviews. 4 Portfolio "Een portfolio is een doelgerichte verzameling van het werk van een leerling waarin diens inspanningen, vooruitgang en verwezenlijkingen aangetoond worden. Deze verzameling moet de deelname van de leerlingen in het selecteren van de inhoud van de portfolio, in het selecteren van criteria voor selectie van de inhoud en in het selecteren van criteria ter beoordeling van hun werk omvatten." [staat het er zo? Geen erg duidelijke zin, vind ik] (p. 109) De portfolio omvat ook bewijzen van de reflectie van de leerling over zijn prestaties naast de bemerkingen van de leraar op zowel het werk van als de reflectie door de leerling. "Een portfolio vertelt als het ware het verhaal van de leerling als lerende." (p. 109) Er zijn twee types: (1) de 'beste-werk'-portfolio verzamelt de werkstukken van de hoogste kwaliteit en legt de nadruk op wat de leerling kan; (2) de groeiportfolio bevat zowel voorbeelden van succes als van mislukking en legt de nadruk op het leer- en ontwikkelingsproces. Portfolio's kan u gebruiken om ouders te betrekken bij het onderwijsleerproces van hun kind en om individuele resultaten te rapporteren. Voor toekomstige werkgevers schetst de portfolio de portfolio een beeld van specifieke kennis, vaardigheden en attitudes die ze van de leerling mogen verwachten in een professionele setting. Vermijd die valkuil Het boek besluit met de belangrijkste valkuilen en hoe u ze kan vermijden. Leraren die gevraagd werden om een kritische reflectie op de inhoud van het boek, formuleerden als hindernissen: weerstand van collega's, tijdsgebrek, de nood aan gebruiksklaar materiaal en de nood aan ondersteuning en bijscholing. "Om te kunnen experimenteren moeten leerkrachten een te grote investering doen in het ontwikkelen van taken en beoordelingsinstrumenten. De kosten zijn aanvankelijk te groot en de baten onzeker. Om die reden is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. (…) De overheid en schoolbesturen moeten het bijvoorbeeld mogelijk maken dat de nodige leerkrachten tijdelijk vrijgesteld worden van hun leeropdrachten om binnen hun eigen school te werken aan de noodzakelijke houdingen, doelen en structuren. (…) Het is niet de bedoeling dat elke school en elke leerkracht het warm water gaan uitvinden. Vandaar de belangrijke taak voor de overheid om overkoepelende activiteiten op te zetten waarin (…) evaluatietaken en beoordelingsinstrumenten worden ontwikkeld en aan de scholen ter beschikking worden gesteld." (p. 121) (NvdR: in die context ondersteunt minister Vanderpoorten nascholingen voor 50 scholen - zie bericht in SCHOOLdirect van …) een eerste reeks Tips om valkuilen te vermijden: 1. 2. 3. 4. begin kleinschalig en voorzie voldoende tijd; school jezelf bij in het uitvoeren van goede en alternatieve evaluatievormen; leer uit commentaren, kritiek en eigen fouten; communiceer uitgebreid en dit zowel intern (leraren en leerlingen) als extern (ouders); 5. maak leerlingen vertrouwd met alternatieve evaluatievormen; 6. voorzie voldoende ondersteuning en betrokkenheid in het ontwikkelingsproces; 7. herverdeel de beschikbare tijd. "Het is niet zozeer het gebruik van alternatieve evaluatie dat tijdrovend is, het is het ontwikkelen van taken en beoordelingsinstrumenten dat extra eisen stelt aan leerkrachten. Net hierin mogen leerkrachten echter niet alleen komen te staan. Wat op het eerste gezicht tijdrovend lijkt te zijn, zou dus wel eens bijkomende tijd kunnen vrijmaken voor bijvoorbeeld bijkomende begeleiding van en gerichtere feedback voor de leerlingen." (p. 125) Een alternatieve kijk op evaluatie / Peter van Petegem en Jan Vanhoof - Mechelen: Wolters Plantyn, 2002. - 134 p. 90 301 1581 5; 25,90 euro De uitgebreide visie op alternatieve evaluatie van dezelfde auteurs:Evaluatie op de testbank: een handboek voor het ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen / Peter van Petegem en Jan Vanhoof - Mechelen: Wolters Plantyn, 2002. - 334 p. - 90 301 1562 9; 37 euro http://schooldirect.vlaanderen.be