NEN5744: 2011 Welke apparatuur (extra) nodig Vanaf april 2011 wordt de herziene norm NEN 5744:2011 verplicht voor bedrijven die onder toezicht van de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd zijn. Hij is ook verplicht voor een door een dergelijk bedrijf uitbesteed werk. De verplichting gaat praktisch pas in nadat het bedrijf en certificerende instelling overlegd hebben dat de werkzaamheden in het vervolg volgens de nieuwe NEN zullen worden uitgevoerd. Voor Kwalibo / SIKB bedrijven gaat de verplichting pas in nadat het protocol door het SIKB herzien is en vervolgens na overleg met de auditerende certificatie-instelling. Voor het bemonsteren zelf zijn er geen consequenties Geen wijzigingen. Voor pompen direct voorafgaand aan bemonstering wel; het zogenaamde voorpompen. Dit zal veel trager dan voorheen gebeuren waardoor het later te verzamelen water veel minder troebel zal blijken te zijn. De metingen worden daardoor veel nauwkeuriger. Voorpompen nieuwe stijl 1. Tijdens voorpompen mag het water niet verder dan 50 cm dalen t.o.v. beginniveau. Het pompen mag nooit sterker gebeuren dan met 500 ml/min en hoeft nooit langzamer dan 100 ml/min a. Er moet dus veel waterniveau gemeten worden (pieper) b. Het is nodig een goed beeld te hebben van het debiet (stopwatch en maatbeker) 2. De methode kan alleen goed werken wanneer het aanzuigpunt van slang of pompje halverwege in het filterdeel zitten (tekening rechts) a. Veel slang nodig en verzwaringsgewicht om deze in diepe peilbuizen omlaag te krijgen (tekening rechtsboven; artikelnummer 12.20.90 set van 4 met handleiding) 3. Troebelheidsmeting is voorgeschreven net voorafgaand aan de bemonstering a. Dit is nauwkeurig en snel mogelijk met cuvetmethode (klein monstertje in flesje zie foto AL250T-IR; artikelnummer 13.55) b. Of in-line in doorstroomcel bijvoorbeeld met de q-SENSE troebelheidsmeter gecombineerd met pH/EGV/O2 (foto’s rechts) (art.nr. 18.57.SA) 4. “Oude” apparatuur nodig bij voorpompen: Pomp (tot laag debiet instelbaar zoals slangenpomp) + pH en EGV meter + peilapparaat a. Het is erg aantrekkelijk in een aangepast peilapparaat te investeren. Dit peilapparaat kan als altijd het waterniveau bepalen maar heeft ook een inverse functie. In deze stand krijgt men juist een signaal wanneer de sensor droog valt. Men hangt de sensor dan bij het begin van het pompen 50 cm onder water. Krijgt men dan een signaal dan moet de pomp langzamer afgesteld worden. Met een verbindingskabel is dit peilapparaat op de slangenpomp aan te sluiten, zodat de pomp telkens automatisch stopt bij een verlaging van 50 cm en weer start tot het water weer wat gestegen is. De slangenpomp moet daarvoor geschikt zijn (gemaakt). All it takes for environmental research P.O. Box 4, 6987 ZG Giesbeek, The Netherlands © November 2012 T F +31 313 88 02 00 +31 313 88 02 99 E I [email protected] www.eijkelkamp.com AP.NEN.5744 Beide Eijkelkamp slangenpompen (type 12.25 en 12.26) zijn daarvoor (vanaf Serie Nummer 250021 medio 2005) tegen geringe kosten geschikt te maken. Medio 2011 krijgen de pompen deze functie standaard ingebouwd. Door dit start-stop systeem kan men ook, zoals vanouds, meerdere pompen op één project tegelijk laten voorpompen, terwijl men tijd overhoudt om metingen te registreren, de monsterneming voor te bereiden, enzovoorts. Zie volgende foto’s. 11 03 30 11 03 30 05 11 03 31 11 03 32 12.25.26.01 12.25.26.03 12.26.26.03 Peilapparaat met geluid- en lichtsignaal, electrode Ø 14,0 mm, afleesnauwkeurigheid 1 cm, meetbereik 10 m. Met i Inversieschakelaar en signaalkabelaansluiting voor start-stopsysteem van slangenpompen 1225 en 1226 Peilapparaat met geluid- en lichtsignaal, meetlint en electrode Ø 6,4 mm, afleesnauwkeurigheid 1 cm, meetbereik 25 m, kleine haspel. Met inversieschakelaar en signaalkabelaansluiting voor start-stopsysteem van slangenpompen 1225 en 1226 Peilapparaat met geluid- en lichtsignaal, meetlint en electrode Ø 6,4 mm, afleesnauwkeurigheid 1 cm, meetbereik 25 m, met draagframe. Met inversieschakelaar en signaalkabelaansluiting voor start-stopsysteem van slangenpompen 1225 en 1226 Peilapparaat met geluid- en lichtsignaal, electrode Ø 14,0 mm, afleesnauwkeurigheid 1 cm, meetbereik 30 m. Met I nversieschakelaar en signaalkabelaansluiting voor start-stopsysteem slangenpompen 1225 en 1226. Met draagframe. Signaalkabel Ombouw slangenpomp 12.25 (groen) voor start-stop systeem (vanaf S/N 25001) Idem, ombouw slangenpomp 12.26 (blauw) Zonder aanvullende zuurstofmeting is een bedrijf volgens de norm verplicht 5x de filterbuis-inhoud weg te pompen. Dat is bij een peilbuis van 28 mm inwendig 5 x 615 ml = 3100 ml. Bij een slechtlopende peilbuis kan dat (3100:100 ml/min) dus 31 minuten duren. Dat kan flink korter wanneer de veldmeetset wordt uitgebreid met zuurstof. 5. Altijd is dan verplicht nodig: Doorstroomcel + zuurstofmeter. U kunt kiezen uit: a. Uitbreiding bestaande Multimeter met zuurstofsonde (of compleet nieuwe multimeter) in combinatie met de klein volume doorstroomcel (art.nr. 18.56) (foto’s hier onder) (+ daarnaast verzwaringsgewichten en losse troebelheidsmeter). b. Multimeter met ingebouwde troebelheidsmeter+ passende doorstroomcel (foto’s onder aan pag. 1) Wanneer de set uitgebreid is met zuurstofmeting mag al worden overgegaan tot het bemonsteren wanneer O2 en EGV stabiel zijn geworden. Dat is meestal na het afpompen van 1,5-2x de filterbuis-inhoud, dus volgens het voorbeeld na 9-12 minuten. Afbeelding: De gevolgen van traag voorpompen voor troebelheid, EGV en O2 bij een correct toegepast lage troebelheidsbemonstering (grafiek afkomstig van de Horiba meter)