CZYZgaVcYhZ hVbZckVii^c\

advertisement
160
CZYZgaVcYhZhVbZckVii^c\
CZYZgaVcYhZhVbZckVii^c\
Een stamcel is een cel die zichzelf kan vermenigvuldigen en zich kan specialiseren tot tenminste
één andere celsoort. Er zijn twee soorten stamcellen; embryonale stamcellen en volwassen
stamcellen. Volwassen stamcellen zijn te vinden in een groot aantal organen en kunnen
zich ontwikkelen tot een beperkt aantal celtypes, terwijl embryonale stamcellen pluripotent
zijn. Dat wil zeggen dat de stamcellen zich kunnen specialiseren tot alle 220 celtypes die
voorkomen in het menselijke lichaam. Humane embryonale stamcellen worden geïsoleerd
uit een celklompje, blastocyst genaamd, wat een overblijfsel is van IVF behandelingen.
Humane embryonale stamcellen kunnen in een kweekschaaltje eeuwig doorgroeien. Deze
unieke eigenschappen maken humane embryonale stamcellen zeer aantrekkelijk als model
om menselijke ontwikkelingsbiologie te onderzoeken, ziekten te bestuderen, medicijnen te
ontwikkelen en deze op veiligheid te testen.
Om aan deze toepassingen te kunnen werken moeten er eerst een aantal problemen worden
opgelost (hoofdstuk 1). Zo is het belangrijk dat de stamcellen efficiënt blijven delen. Daarnaast
moeten de stamcellen hun stamcelidentiteit houden tot het moment dat de onderzoeker
besluit dat ze zich mogen differentiëren (specialiseren tot een ander celtype). Verder is het
erg belangrijk dat dit proces goed gestuurd kan worden. Het is nou eenmaal niet handig als
de onderzoeker in hartspiercellen geïnteresseerd is, terwijl de stamcellen zich differentiëren
in botcellen. Ten slotte is het van belang dat het DNA van de stamcellen gericht aangepast kan
worden. Als we geïnteresseerd zijn in een ziekte die door een foutje in het DNA veroorzaakt
wordt, willen we die fout kunnen aanbrengen in de stamcel om zo de ziekte te kunnen
bestuderen.
Humane embryonale stamcellen groeien in grote kolonies op een laag van andere cellen die
ervoor zorgen dat de stamcellen niet differentiëren. Omdat het kweekschaaltje regelmatig
te klein wordt, moet de kolonie als een soort taart in stukjes verdeeld worden. Deze stukjes
worden dan over gezet naar een nieuw schaaltje, zodat de cellen weer door kunnen groeien.
Dit proces is zeer arbeidsintensief en dus inefficiënt. Daarnaast is het zo dat de cellen in
de kolonies erg dicht op elkaar gepakt zijn, wat het erg moeilijk maakt om het DNA van
de stamcellen gericht te veranderen. In hoofdstuk 2,3 laten we zien dat we de stamcellen
kunnen laten groeien op een gel van speciale eiwitten. Door het gebruik van een enzym
wat eiwitten aan de buitenkant van de cel kapot knipt, kunnen we de cellen van elkaar
scheiden. De suspensie van cellen kan vervolgens verdeeld worden over een aantal nieuwe
kweekschaaltjes. Op basis van deze nieuwe kweekmethode hebben we zeer efficiënte
technieken ontwikkeld om de cellen genetisch aan te passen. Zo hebben we bijvoorbeeld
een gen van een kwal toegevoegd; dit maakt de cellen groen fluorescent als je er met blauw
licht op schijnt.
In hoofdstuk 4 zijn we begonnen met de verdere karakterisering van de stamcellen met
behulp van massaspectrometrie, een zeer geavanceerde techniek om de aanwezigheid van
CZYZgaVcYhZhVbZckVii^c\
eiwitten te meten. Hieruit bleek dat stamcellen veel overeenkomsten met epitheelcellen
vertonen, maar dat ze ook vimentine produceren. Dit zou erop wijzen dat ze een epitheeltot mesenchymale transformatie hebben ondergaan. We hebben kunnen aantonen dat de
aanwezigheid van vimentine eigenlijk een gevolg van stress is en in dit geval niets te maken
had met epitheel tot mesenchymale transformatie. Humane embryonale stamcellen hebben
dus een epitheel fenotype.
Epitheelcellen hechten in het lichaam aan een extracellulaire matrix. We bepaalden daarom
de samenstelling en oorsprong van de extracellulaire matrix van stamcellen die groeien in
kolonies op een laag van andere cellen en vonden dat alle bekende matrix eiwitten aanwezig
waren (hoofdstuk 5). Daarnaast karakteriseerden we ook de receptoren voor extracellulaire
matrix (integrines) op de stamcellen en concludeerden dat de stamcellen theoretisch aan alle
extracellulaire matrix moleculen zouden moeten kunnen binden. Functionele experimenten
wezen uit welke integrines belangrijk waren voor de verschillende matrices en dat stamcellen
kunnen groeien op recombinant vitronectine. Deze vinding vormde de basis voor het eerste
stamcelkweeksysteem waarvan alle componenten exact bekend zijn.
Vervolgens besloten we onze aandacht te richten op de vraag hoe stamcellen zich differentiëren.
Stamcellen werden tot differentiatie gestimuleerd door het toevoegen van de groeifactor
BMP4. Stamcel eiwitten werden vervolgens geïsoleerd en kwantitatief gemeten op tijdstip
0, op 30, 60 en 240 minuten na toevoeging van BMP4 (hoofdstuk 6). Naast de eiwitten zelf
hebben we ook specifiek gekeken naar kinases, eiwitten die fosfaatgroepen toevoegen aan
eiwitten, en naar gefosforyleerde eiwitten (eiwitten met fosfaat-groepen). Met deze methode
hebben we 3067 fosfaatgroepen gevonden op een totaal van 5222 eiwitten. Ongeveer 50%
van deze fosfaatgroepen werden gereguleerd binnen een uur na toevoeging van BMP4, wat op
een zeer complex netwerk van signaleringsroutes duidt. Een van deze gereguleerde eiwitten
was SOX2, een belangrijke stamcel eiwit. Dit laat zien dat het reguleren van fosfaatgroepen
een belangrijk mechanisme voor differentiatie kan zijn. Na bio-informatische analyse vonden
we de kinase CDK1/2 als een belangrijke regulator van stamcellen.
In hoofdstuk 7 beschrijven we een nieuwe cellijn die groen fluorescent kleurt zodra de
cellen zich specialiseren tot hartspiercellen. Deze cellijn hebben we gebruikt om exact uit
te zoeken welke groeifactoren er nodig zijn om hartvoorlopercellen en hartspiercellen te
maken. We onderzochten deze hartvoorlopercellen verder en ontdekten dat deze cellen naast
hartspiercellen ook gladde spiercellen en endotheelcellen kunnen worden. Dit laat zien dat
stamcellen gebruikt kunnen worden om menselijke hartontwikkeling te bestuderen.
Ten slotte ontwikkelden we een methode om medicijnen te testen op bijwerkingen aan het
hart (hoofdstuk 8). We kunnen menselijke embryonale stamcellen nu gecontroleerd laten
uitgroeien tot hartspiercellen. Deze hartspiercellen lijken in veel opzichten op de cellen in het
menselijke hart. Zo vertonen ze elektrische activiteit, waardoor de klompjes hartspiercellen
ritmisch samentrekken. Medicijnen konden getest worden door deze simpel toe te voegen aan
161
162
CZYZgaVcYhZhVbZckVii^c\
de celkweken en door de elektrische activiteit van deze cellen te meten. Op basis van deze
metingen hebben we nu voor het eerst laten zien dat we hartspiercellen kunnen gebruiken
om het effect van medicijnen op het menselijke hart te voorspellen.
In hoofdstuk 9 en 10 bediscussiëren we de voorgaande hoofdstukken en bespreken we de
grootste hindernissen en kansen voor stamcelonderzoek. We concluderen dat de mogelijkheid
om hartspiercellen uit stamcellen te maken enorme mogelijkheden biedt voor fundamenteel
en toegepast wetenschappelijk onderzoek. De komende jaren zullen ontwikkelingsbiologen
op basis van stamcellen nieuwe ontdekkingen doen, zullen er menselijke ziektemodellen
gemaakt worden voor geneesmiddelenonderzoek en zullen de testsystemen voor medicijn
veiligheidstesten verder verfijnd worden. Stamcelonderzoek zal dus bijdragen aan de
ontwikkeling van nieuwe generaties veilige geneesmiddelen.
Download