Migratie van hoger opgeleiden: een theoretische en empirische literatuurstudie Naam: E.J.E. van Erp Anr. 447587 Begeleider: Drs. P. van Oudheusden Tweede lezer: Dr. M.A. van Tuijl Woorden: 6822 Samenvatting In deze thesis is op systematische wijze een vergelijking te gemaakt tussen de theorie en empirie betreffende de migratie van hoger opgeleiden. Er zijn sinds de jaren zestig vele theorieën gepubliceerd die de oorzaken en gevolgen van deze migratie beschrijven. Naast de grote hoeveelheid theoretische literatuur over de effecten van migratie van hoger opgeleiden zijn er inmiddels ook wetenschappers die enkele effecten daadwerkelijk hebben kunnen meten. In deze thesis is een theoretisch en empirisch overzicht gemaakt om een vergelijking te kunnen maken. Emigratie van hoger opgeleiden heeft gevolgen voor de economie van het thuisland, van het gastland en van de hele wereld. Deze gevolgen kunnen, afhankelijk van de onderzochte landen, positief of negatief zijn. Voor vele effecten die beschreven zijn in de theorie zijn ook bewijzen gevonden. Vanwege de geringe beschikbaarheid van data over dit onderwerp is het niet mogelijk eenduidige conclusies te trekken, er kan slechts van onderdelen van de migratie aangegeven worden wat voor een effect er op een specifieke situatie van toepassing is. 1 Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................ 3 Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet ....................................................................................................... 4 1.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 4 1.2 Migratie van hoger opgeleiden verklaard ................................................................................. 4 1.3 Migratie van hoger opgeleiden verklarend ............................................................................... 4 1.4 Onderzoeksvraag ....................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 2: Theoretisch Literatuuroverzicht .............................................................................. 5 2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 5 2.2 Mogelijke positieve effecten van migratie op het thuisland .................................................... 6 2.3 Mogelijke negatieve effecten van migratie op het thuisland ................................................... 7 2.4 Mogelijke positieve effecten van migratie op het gastland ..................................................... 8 2.5 Mogelijke negatieve effecten van migratie op het gastland .................................................... 9 2.6 Mogelijke wereldwijde positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden...................... 9 Hoofdstuk 3: Empirisch literatuuroverzicht ................................................................................ 10 3.1 Inleiding ..................................................................................................................................... 10 3.2 Effecten van migratie van hoger opgeleiden tussen ontwikkelingslanden en westerse landen. ............................................................................................................................................. 10 3.3 Effecten van migratie van hoger opgeleiden tussen westerse landen onderling................ 12 3.4 Mogelijke wereldwijde effecten ............................................................................................... 12 3.5 Overzicht ................................................................................................................................... 13 3.6 Vergelijking van de theorie met de empirie ............................................................................ 14 Conclusie ........................................................................................................................................... 15 Referenties ......................................................................................................................................... 16 2 Inleiding Vanaf de jaren zestig is brain drain een veel gebruikt begrip om de emigratie van hoger opgeleid personeel uit ontwikkelingslanden naar westerse landen te beschrijven. Long & Ferry (2003) voegden hier wel aan toe dat arbeidsmigratie niets nieuws is. Vrijwillige en verplichte arbeidsmigratie heeft de namelijk vanaf de 17 eeuw grotendeels bijgedragen aan de ontwikkeling van de economie van de Verenigde Staten, maar het ging toen voornamelijk om ongeschoold personeel. De redenen om je geboorteland te verlaten kunnen talrijk zijn. Portes (1976) beschrijft dat deze redenen per individu verschillend zijn en dus onderzoek naar de oorzaken van emigratie bemoeilijken. Iemand kan zich door verschillende (zowel financiële als niet financiële) kenmerken van een land aangetrokken voelen, maar ook de situatie in het thuisland zelf kan de aanleiding zijn voor emigratie. Voorbeelden hiervan zijn oorlog, politieke instabiliteit of natuurrampen. Ook brengt emigreren kosten met zich mee waar rekening mee gehouden moet worden. Mayda (2005) geeft aan dat de kosten van migratie en het immigratiebeleid in het land van bestemming belangrijke factoren zijn die door individuen mee worden genomen in de beslissing om te emigreren. Brain drain onderzoek spitst zich toe op de effecten van migratie van mensen, met een goede opleiding of specifieke technische kennis, op verschillende economische variabelen van het thuisland en het gastland. Al vanaf de jaren zestig is dit fenomeen onderzocht waarbij Grubel & Scott (1966) een van de eersten waren die aantoonden dat migratie van hoger opgeleiden van een ontwikkelingsland naar een westers land voor zowel het thuis- als gastland gevolgen had. Kuhn & McAusland (2006) richtten zich op ontwikkelde landen onderling om te onderzoeken of er dan ook sprake is van een brain drain. Zij concludeerden dat migratie van hoger opgeleiden zowel voor het thuisland als voor het gastland positief kan uitpakken, de zogenoemde beneficial brain drain of brain gain. Het onderzoek naar de migratie van hoger opgeleiden is sinds de jaren zestig vele malen uitgebreid en genuanceerd. Er zal kort worden ingegaan op de redenen voor immigratie, maar er is vooral gekeken naar de gevolgen van migratie van hoger opgeleiden op verschillende macro economische variabelen van beide economieën. De theorieën die in de literatuur gevonden zijn zullen overzichtelijk weer worden gegeven. Daarnaast wordt gekeken naar wat er tot nu toe aan empirisch onderzoek is gedaan op het gebied van de effecten van migratie van hoger opgeleiden op zowel het thuisland als het gastland. Alvorens deze literatuurstudie op te zetten is geprobeerd data te verzamelen om een direct verband te kunnen leggen tussen migratie en verschillende economische variabelen zoals de buitenlandse directe investeringen en de totale factorproductiviteit. Helaas was er niet voldoende data beschikbaar om tot een conclusie te komen en is dus gekozen voor een literatuurstudie. Doordat er weinig goede gegevens beschikbaar zijn, zijn empirische studies over de daadwerkelijke effecten pas in een veel later stadium gepubliceerd dan verschillende theorieën over brain drain. De gevolgen van migratie van hoger opgeleiden hangen af van welke variabelen er gebruikt zijn om een eventueel effect te meten en van kenmerken van de geanalyseerde landen. Er is zowel een theoretisch als empirisch overzicht gemaakt van de beschikbare literatuur om te kijken of de empirische studies bewijzen wat de theoretische studies beweren. In Hoofdstuk 1 zal uitgelegd worden hoe het onderzoek is aangepakt. Waarom de reden voor emigratie slechts beknopt in deze thesis terugkomt en waarom is besloten de nadruk te leggen op de effecten die migratie van hoger opgeleiden met zich mee kan brengen. In Hoofdstuk 2 zal een overzicht gegeven worden van welke gevolgen migratie van hoger opgeleiden volgens de theoretische literatuur kan hebben voor het thuisland, het gastland en welke wereldwijde effecten migratie van hoger opgeleiden kan hebben. Daarna zal in Hoofdstuk 3 eenzelfde overzicht gemaakt worden met gevolgen die gevonden zijn in de empirische literatuur om vervolgens een vergelijking te maken tussen de theoretische en empirische literatuur. Dit om te kijken of er in de empirische literatuur bewijzen zijn gevonden voor effecten die de migratie van hoger opgeleiden volgens de theoretische literatuur zou kunnen veroorzaken. 3 Hoofdstuk 1: Onderzoeksopzet 1.1 Inleiding De redenen om te emigreren kunnen talrijk zijn en zijn daarom moeilijk te onderzoeken. Er zal in dit hoofdstuk kort aangegeven worden wat de redenen tot emigratie van hoger opgeleiden kunnen zijn. Dit zal worden toegelicht met enkele empirische onderzoeken die bewijs hebben gevonden voor enkele van deze redenen. De focus van deze thesis zal liggen op het effect van migratie van hoger opgeleiden op verschillende economische variabelen in zowel het thuisland als het gastland. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van de migratie van hoger opgeleiden voor de werkgelegenheid of het niveau van menselijk kapitaal in thuis- en gastland? 1.2 Migratie van hoger opgeleiden verklaard Portez (1976) gaf aan dat het niveau van economische ontwikkeling een slechte voorspeller is voor het aantal emigranten en dat er vele redenen kunnen zijn waarom hoger opgeleiden wel of niet besluiten te emigreren. Iqbal (2000) heeft berekend dat het verschil in lonen, het verschil in belastingtarief en het verschil in werkloosheid van invloed zijn op de emigratie van hoger opgeleiden van Canada naar de Verenigde Staten. Als het loon in de Verenigde Staten met $100 stijgt, alle overige variabelen constant houdend, emigreren 46 Canadezen naar de Verenigde Staten. Daarnaast werden ook verbanden gevonden tussen het aantal emigranten en verschillen in werkloosheidspercentages en belastingtarieven. In de Verenigde Staten kan meer verdiend worden, is minder werkloosheid en de belasting is veel lager. Deze drie factoren dragen positief bij aan het aantal migranten van Canada naar de Verenigde Staten. Omdat het verschil in belastingen divergeert naarmate het inkomen hoger ligt is dit juist voor de mensen met de beste opleiding en de beste carrière in het vooruitzicht een sterke motivatie om te emigreren. Ook in andere onderzoeken werd het verschil in lonen tussen thuis- en gastland als verklarende factor gevonden voor emigratie van hoger opgeleiden. Commander et al. (2004) konden de migratie van hoger opgeleiden uit India naar de Verenigde Staten verklaren doordat het loon in de Verenigde Staten voor een hoger opgeleide 65% hoger ligt dan in India. Er kunnen vele motivaties ten grondslag liggen aan de beslissing om te emigreren. Verder in deze thesis zullen de gevolgen voor het thuis- en gastland besproken worden die deze migratiestroom kan hebben voor zowel thuis- als gastland. 1.3 De gevolgen van migratie van hoger opgeleiden Brain drain houdt in dat de wegvloeiing van kennis een effect heeft op de economieën van zowel thuisals gastland. Er zal in deze thesis een vergelijking gemaakt worden tussen de effecten die theoretisch het gevolg kunnen zijn van migratie van hoger opgeleiden en de effecten die ook daadwerkelijk zijn gevonden. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de theorie en de empirie is van beiden op eenzelfde manier een overzicht gemaakt van de beschikbare literatuur. Alle beschikbare theorieën zijn onderverdeeld in vijf categorieën. Dit zijn de positieve en negatieve effecten voor het thuisland, de positieve en negatieve effecten voor het gastland en de effecten die kennismigratie wereldwijd zou kunnen hebben. Ook de empirische bewijzen van effecten van migratie van hoger opgeleiden zijn op deze manier onderverdeel om daarna een vergelijking te kunnen maken tussen theorie en empirie. Zijn er brain drain effecten gevonden? Zo ja, welke? Of zijn er meer bewijzen gevonden voor een brain gain effect? 1.4 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag legt een duidelijk verband tussen het theoretische en empirische overzicht: “Zijn er empirische bewijzen gevonden voor economische effecten van migratie van hoger opgeleiden die beschreven zijn in de theorie?” 4 Hoofdstuk 2: theoretisch literatuuroverzicht 2.1 Inleiding Een van de eerste onderzoeken naar de effecten van migratie van hoger opgeleiden is in de jaren zestig gedaan door Grubel en Scott (1966) en richtte zich voornamelijk op de negatieve effecten die deze migratie met zich meebrengt voor het thuisland van de hoger opgeleiden. Als hoger opgeleiden emigreren, leek dit altijd tot een verlies te leiden in de economische (en militaire) kracht van het thuisland van de emigrant. Grubel & Scott (1966) maakten al wel de kanttekening dat het effect minder sterk is dan in eerste instantie verwacht. Dit komt enerzijds door het feit dat de emigrant vervangen kan worden door andere autochtone werknemers en anderzijds door het feit dat de output van hoger opgeleide werknemers het gemiddelde kennisniveau van alle landen in de wereld naar een hoger niveau kan brengen en er dus een spillover is van kennis terug naar het thuisland. Het onderzoek naar migratie van hoger opgeleiden is sindsdien enorm uitgebreid. Er zijn vijf categorieën waarin de migratie van hoger opgeleiden kan worden verdeeld. 1. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het thuisland 2. Negatieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het thuisland 3. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het gastland 4. Negatieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het gastland 5. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op de hele wereld Regets (2007) geeft in tabel 1 een overzicht van deze effecten. Deze zullen in dit hoofdstuk nader worden toegelicht. Ook effecten die niet in de tabel genoemd worden, maar wel in wetenschappelijk onderzoek naar voren komen zullen benoemd worden. Tabel 1. Mogelijke wereldwijde en nationale effecten van internationale migratie van hoger opgeleiden Thuisland Gastland Mogelijke positieve effecten Mogelijke positieve effecten · Grotere stimulans voor autochtonen om meer · Meer onderzoek en ontwikkeling en economische kennis te vergaren. activiteit doordat er meer hoger opgeleiden beschikbaar zijn. · Mogelijkheid om kennis te exporteren, dit geeft een lager risico en een hogere verwachte opbrengst van persoonlijke investeringen in scholing. · Kennisstromen en samenwerking. · Verhoogd economisch rendement op binnenlandse kennis. · Betere banden met buitenlandse onderzoeksinstellingen. · · Kennisstromen en samenwerking. Betere banden met buitenlandse onderzoeksinstellingen. · · · Export mogelijkheden voor technologie en andere producten en services. Export mogelijkheden voor technologie. Meer inschrijvingen voor academische opleidingen, met als mogelijk effect dat kleinere opleidingen in stand worden gehouden en de kwaliteit van de grotere opleidingen gewaarborgd blijft. · Opbrengst van inwoners die in het buitenland scholing hebben genoten. · Overschrijvingen en andere steun aan de achterblijvers. 5 Thuisland Mogelijke negatieve effecten · “Brain drain”: Minder productieve capaciteiten veroorzaakt door, op zijn minst tijdelijk, verlies van studenten en hoger opgeleiden. Gastland Mogelijke negatieve effecten · Minder stimulans voor inwoners van een land om te investeren in onderwijs. · Minder steun voor publieke investeringen in hoger onderwijs. · Mogelijke weigering van autochtone studenten op de beste opleidingsinstituten. · Training en onderzoek hoeven niet op gebied te zijn waar de locale prioriteiten liggen. (Bijv. Kanker in plaats van Malaria onderzoek) · Taal- en Culturele verschillen tussen autochtonen en immigranten. · Technologie overdracht aan concurrenten en mogelijk vijandig landen. Mogelijke wereldwijde effecten Betere internationale stroom van kennis voor handel en onderzoek. Betere koppeling van banen aan werkzoekenden door de wereldwijde zoektocht voor banen. Meer werkopties voor arbeiders en onderzoekers. Meer mogelijkheid voor werkgevers om zeldzame of unieke vaardigheden te vinden. Vorming van internationale onderzoeks- en technologieclusters. (Bijvoorbeeld Silicon Valley) Netto positief effect op de stimulans voor individuele investeringen in menselijk kapitaal door de concurrentie op schaars menselijk kapitaal. · · · · · (Regets, 2007) 2.2 Mogelijke positieve effecten van migratie op het thuisland Er zijn vele effecten van de wegvloeiing van menselijk kapitaal die op langere termijn positief kunnen uitpakken voor het thuisland van de emigrant. Volgens Mountford (1997) kunnen deze effecten zelfs de negatieve brain drain effecten overstijgen. Wanneer dit het geval is wordt gesproken van een brain gain. Miyagiwa (1991) toont in zijn onderzoek aan dat de gehele economie zal profiteren van een hoger kennisniveau, zelfs als het merendeel van de hoger opgeleiden naar het buitenland vertrekt. Doordat de vooruitzichten op een baan goed zijn in het buitenland, zal dat leiden tot meer investeringen in opleiding. Ook zal er een spillovers van kennis zijn tussen het land waar de hoger opgeleide zich vestigt en het thuisland. Doordat de afstand tussen emigrant en thuisland klein is, cultureel en qua taal zeker en geografisch eventueel, zal er steeds meer kennis terugvloeien naarmate er meer hoger opgeleiden emigreren. Het gemiddelde niveau van het menselijk kapitaal zal in dit geval hoger uitkomen dan zonder migratie. Regets (2007) maakt in het verlengde van Miyagiwa (1991) een model waarin hij vier kanalen opneemt die een positief effect hebben op het investeren in scholing. • Doordat een deel van de hoger opgeleiden emigreert, creëert dat in eigen land een relatieve schaarste aan hoger opgeleid personeel wat de kans op een baan vergroot. • De kans op werk in het buitenland is een extra stimulans om te investeren in scholing omdat er extra mogelijkheden zijn om een baan te vinden. Grubel & Scott (1966) zagen al in dat door deze extra investeringen het gemiddelde kennisniveau van een land steeg en dat dit de negatieve effecten van brain drain op zijn minst deels zou compenseren. • Emigratie zorgt voor een stabielere arbeidsmarkt. Bij minder binnenlandse vraag naar hoger opgeleiden zal er een hogere emigratie zijn en vice versa. Voor een individu zal dat betekenen dat de grote investering in opleiding met een grotere zekerheid zal worden terugverdiend. 6 • De band met het buitenland zal versterkt worden doordat emigranten vaak nog contact houden met het thuisland, waardoor een stroom van nieuwe opgedane kennis tussen thuis- en gastland ontstaat. Dit zal in het thuisland leiden tot een grotere vraag naar hoog opgeleid personeel. Than (2008) merkte op dat er in plaats van brain drain eerder sprake was van brain circulation doordat beide landen meeprofiteerden wanneer hoger opgeleiden emigreren. Dat komt doordat een deel van de kennis terugvloeit en het thuisland zich technologieën uit andere landen beter kan aanleren wanneer een deel van de wetenschappers er geboren is. Er zijn meerdere manieren waarop de band tussen thuis- en gastland versterkt wordt. Stark et al. (1997) doelt op het feit dat een deel van de emigranten ook weer terugkeert naar het geboorteland. Soms uit eigen wil en soms door het feit dat werk- of studievisa een tijdelijk karakter hebben. De kennis die is opgedaan tijdens een studie of werk zal het thuisland positief beïnvloeden. Lowell & Findley (2001) geven aan dat niet alleen de opgedane kennis terugvloeit naar het geboorteland, maar ook een deel van het inkomen wordt teruggesluisd naar dierbare achterblijvers. Ook op deze manier wordt de binnenlandse welvaart gestimuleerd. Tot slot geeft Graeme (2003) nog aan dat wanneer veel van de inwoners in het buitenland wonen er een export wordt gegenereerd die de nationale economie stimuleert. 2.3 Mogelijke negatieve effecten van migratie op het thuisland Er zijn verschillende studies gedaan naar de gevolgen van brain drain voor het thuisland van de emigranten. In de eerste signalen die door Grubel & Scott (1966) waargenomen zijn met betrekking tot het wegvloeien van hoger opgeleiden naar andere landen overheerst het beeld dat het verlies van menselijk kapitaal een negatief effect heeft op de groei van een land. Naast het feit dat er met minder mensen minder geproduceerd kan worden zal het gemiddelde kennisniveau van een land ook dalen en daarmee de productiviteit van de werknemers in een land. Ook Kwok & Leland (1982) voorspellen een negatieve spiraal voor het kennisniveau in een land waaruit veel hoger opgeleiden emigreren. Zij stellen dat het verschil in informatie over de waarde van de opleiding een steeds groter loonverschil tussen thuis- en gastland teweeg zal brengen. Werkgevers in een gastland wat veel hoger opgeleiden aantrekt hebben een betere kijk hebben op de waarde van de kennis vanwege het grote aantal hoger opgeleiden an sich en vanwege het feit dat een deel al in het gastland studeert. Daardoor zal er ook een hoger loon geboden kunnen worden aan de meest talentvolle werknemers. Aangezien de werkgevers in het thuisland het loon slechts kunnen baseren op het gemiddelde kennisniveau van de hoger opgeleiden, zal dit niveau lager liggen dan het gemiddelde van alle hoger opgeleiden. Dit effect vergroot de brain drain, omdat de meest talentvolle hoger opgeleiden emigreren en het verschil in loon daardoor steeds groter wordt. Nationale overheden investeren in opleidingsmogelijkheden van hun inwoners, naast onderwijs in eigen land wordt ook een buitenlandse studie vaak gestimuleerd. Volgens Regets (2007) wordt het rendement op deze investeringen van de overheid in de opleidingen echter kleiner doordat hoger opgeleiden emigreren en wel geld kosten, maar daar tegenover geen positieve bijdrage kunnen leveren aan de productie en de productiviteit in een land. Een ander negatief effect voor het thuisland is dat er wordt geïnvesteerd in kennis waar het land helemaal geen baat bij heeft zodat er geen nuttige kennis terugvloeit. Een voorbeeld is wanneer een individu medicijnen heeft gestudeerd en vervolgens die kennis gebruikt om in het buitenland aan malariamedicijnen te werken terwijl er in het thuisland een behoefte is aan medicijnen tegen kanker. Fan & Stark (2007) merken op dat de werkloosheid onder hoger opgeleiden in een land samen met de arbeidsmogelijkheden in andere landen zorgen dat mensen die eigenlijk helemaal niet van plan waren te emigreren dat toch doen. De keus hebben tussen werkloos zijn in eigen land en een buitenlandse baan doet ze toch besluiten te emigreren. 7 Stryszowski (2009) geeft aan dat het effect van brain drain op het thuisland van meerdere factoren afhankelijk is. Zo stelt hij, net als Beine et al. (2001), dat het verschil in samenstelling van de twee economieën van de migranten belangrijk is voor het effect van de migratie op het thuisland. De hoeveelheid en samenstelling van het beschikbare menselijk kapitaal is belangrijk voor de economische groei van een land. Om beide effecten te meten wordt gekeken naar de afstand tot de technologische grens. Hoe verder een land van de technologische grens af zit, hoe meer er behoefte is aan hoger opgeleiden die gespecialiseerd zijn in het imiteren van technologieën om zo een deel van de technologische achterstand in te halen. Hoe dichter een land bij de technologische grens komt, hoe meer behoefte er is aan innovatie in plaats van imitatie. Dit verschil kan er voor zorgen dat een land wat behoefte heeft aan imitatie teveel hoger opgeleiden heeft die zich juist specialiseren op innovatie. Zo kan een land in een armoedeval blijven steken. 2.4 Mogelijke positieve effecten van migratie op het gastland Al in de jaren zestig werd door Grubel & Scott (1966) vermeld dat het belangrijkste effect van de immigranten het extra menselijk kapitaal is wat ze met zich meebrengen. De toestroming van hoger opgeleiden zorgt niet alleen voor meer kwantiteit in arbeidskrachten, maar door hun opleiding ook voor meer kwaliteit. Smith & Edmonston (1997) stellen dat, mits de immigranten zich specialiseren in andere activiteiten dan de autochtonen, iedereen in de hele economie hiervan kan profiteren. In dit geval zal er geen verlies van banen zijn en zullen de producten en diensten goedkoper aangeboden worden dan wanneer ze geïmporteerd moeten worden. De immigratie van hoger opgeleiden zorgt ook voor een stimulans in economische activiteit, onderzoek en ontwikkeling. Door deze exogene stijging van menselijk kapitaal zal onderzoek en ontwikkeling efficiënter plaatsvinden omdat er een deels unieke set vaardigheden het land wordt binnengehaald. Dit leidt tot (betere) oplossingen voor knelpunten en heeft een hogere groei van de arbeidsproductiviteit tot gevolg. Als voorbeeld neemt Regets (2007) het aantal wetenschappers en ingenieurs in 2003 in de Verenigde Staten die niet in de Verenigde Staten zijn geboren. Dat is gemiddeld per sector een derde. Een ander economische theorie is van Borjas (1995), hij stelt dat er altijd sprake is van een “immigratie surplus” door het extra aanbod van arbeid (zie figuur 1). Door de extra input van arbeid (M) zal de totale economie er op vooruitgaan met de driehoek BCD. Deze driehoek zal kleiner zijn als het loon minder elastisch is en als arbeid en kapitaal eenvoudig met elkaar te vervangen zijn. Kanttekeningen zijn wel dat er altijd een herverdeling plaatsvindt van arbeid naar kapitaal en dat het effect groter is als de samenstelling van de groep immigranten niet een exacte kopie is van de bevolking. Een groot deel van de positieve effecten voor het gastland komen overeen met de positieve effecten op het thuisland, omdat beiden profiteren van een betere internationale samenwerking, internationale kennisoverdracht, technologische overdracht en migratie van studenten. Dat maakt het mogelijk om studieprogramma’s te verfijnen en talent zo optimaal mogelijk te benutten. Studeren in het buitenland 8 komt ten goede aan de internationale overdracht van kennis, doordat de banden met het thuisland niet verbroken worden. 2.5 Mogelijke negatieve effecten van migratie op het gastland Als een land veel immigranten naar zich toe trekt kan dat negatieve gevolgen hebben voor de bevolking van dat land. Volgens Friedberg & Hunt (1995) zal het loon dalen als er meer aanbod is van hoger opgeleiden. Er is immers meer competitie voor dezelfde banen. Op korte termijn zal werkloosheid het gevolg zijn, maar dit wordt op langere termijn teniet gedaan doordat lagere lonen de vraag naar hoger opgeleiden stimuleert. Doordat de lonen lager zijn wordt ook de stimulans verlaagd voor een individu te investeren in scholing, er kan immers minder terugverdiend worden. Door deze loonverlaging wordt het ook weer aantrekkelijker om te (r)emigreren, er zullen dus weer hoger opgeleiden emigreren naar landen waar de lonen op een hoger niveau liggen. Immigratie van hoger opgeleiden leidt tot een hoger gemiddeld menselijk kapitaal en daardoor zal het niveau van de opleidingsmogelijkheden in een land hoog zijn. Anderzijds trekt het hierdoor studenten aan die slechts korte tijd in het gastland verblijven. Deze zullen weinig tot niets toevoegen aan de productie of productiviteit van een land, maar dit effect wel meenemen naar hun thuisland. Deze laatste twee effecten heeft Than (2008) aangemerkt als bewijs voor brain circulation. Er worden hoger opgeleiden aangetrokken uit het buitenland, maar juist door het hogere niveau van menselijk kapitaal ontvluchten velen het land of blijven slechts tijdelijk om te studeren. Andere negatieve effecten kunnen niet gekoppeld worden aan arbeidsmarkttheorieën, maar kunnen zeker van invloed zijn op een land met veel hoger opgeleide immigratie. Borjas (2004) geeft aan dat de aantrekkingskracht van een land op buitenlandse studenten kan leiden tot verdringing van autochtone studenten, die op deze manier geen opleidingsmogelijkheden krijgen. Ook geeft hij aan dat culturele verschillen en een taal- of accentbarrière kunnen leiden tot hindernissen tussen student en docent of tot discriminatie op de werkvloer omdat werkgever en werknemer niet dezelfde etnische achtergrond hebben. Een ander effect wat sinds de opkomst van het terrorisme als negatief wordt aangemerkt is dat migratie van hoger opgeleiden kan leiden tot overdracht van gevoelige technologie en informatie aan vijandelijke landen of groepen. 2.6 Mogelijke wereldwijde positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden. Er zijn ook effecten denkbaar die niet alleen op het thuis- of het gastland van toepassing zijn, maar die een positief effect hebben op de hele wereld. Grubel & Scott (1966) geven aan dat betere samenwerking en kennisspillovers tot een hoger niveau van het menselijk kapitaal in de hele wereld leiden. Regets (2007) voegt hier aan toe dat een betere internationale kennisoverdracht zal leiden tot een betere efficiency in het creëren van nieuwe kennis, omdat specifieke problemen beter opgelost kunnen worden en daarnaast voorkomt dat er dubbel onderzoek wordt gedaan. Doordat zowel werkgevers als (toekomstige) werknemers verder kijken dan de landsgrenzen is een betere koppeling van banen aan werknemers mogelijk. Aan de ene kant is het voor werkgevers efficiënter om ook in het buitenland naar werknemers te zoeken, en aan de andere kant zijn voor werknemers de kansen groter als ook zij naar het buitenland kijken. Daarnaast is de vorming van onderzoeksclusters een efficiënte manier om de synergie tussen meerdere onderzoeken en onderzoekers ten volste te benutten. De kennis die tijdens de onderzoeken in een specifiek cluster wordt opgedaan zal de hele wereld ten goede komen. 9 Hoofdstuk 3: empirisch literatuuroverzicht 3.1 Inleiding Over de daadwerkelijke effecten van migratie van hoger opgeleiden is veel minder gepubliceerd dan over de effecten die in theorie zouden kunnen voorkomen. Voornamelijk omdat er weinig geschikte data voor handen was. De reden hiervoor is enerzijds dat er niet altijd data beschikbaar is over (het opleidingsniveau van) de migranten en anderzijds omdat het moeilijk is om het effect van deze hoger opgeleide migranten te destilleren uit alle andere mogelijke variabelen die van invloed zijn op bijvoorbeeld de groei van het bruto binnenlands product. In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die zich heeft toegespitst op de meetbare effecten van migratie van hoger opgeleiden. Om dit duidelijk weer te geven is in het overzicht dezelfde structuur als de tabel van Regets (2007) uit Hoofdstuk 2 gebruikt. Carrington & Detragiache (1998) hebben als eerste een empirisch onderzoek gedaan naar brain drain. Ze hebben een cross-section dataset weten samen te stellen waarmee ze de migratie van hoger opgeleiden vanuit 61 ontwikkelingslanden naar de Verenigde Staten nader konden bekijken. Hun conclusie was dat het opleidingsniveau van migranten uit ontwikkelingslanden veel hoger was dan het gemiddelde opleidingsniveau in hun thuisland, en hoe hoger de opleiding, hoe groter de kans op emigratie. In ontwikkelingslanden is dus sprake van een wegvloeiing van kennis naar westerse landen. In dit hoofdstuk zal besproken worden wat de effecten hiervan zouden kunnen zijn. In lijn met Hoofdstuk 2 is ook hier een onderverdeling gemaakt met positieve effecten van emigratie op het thuis- en het gastland, de negatieve effecten op het thuis- en het gastland en effecten die voor de hele wereld gevonden zijn. In de gevonden onderzoeken zijn meestal meerdere effecten gevonden, hierdoor zijn de onderzoeken niet in te delen met de onderverdeling in Hoofdstuk 2. Daarom is gekozen om ze in te delen naar de landen waarop het onderzoek betrekking heeft. In deze thesis is er onderscheid gemaakt tussen migratie tussen ontwikkelingslanden en westerse landen en tussen westerse landen onderling. De gevonden resultaten zouden natuurlijk ook op beide situaties van toepassing kunnen zijn. In het overzicht staan daarom alle gevonden effecten met een aanduiding op welke situatie deze van toepassing zijn. Net zoals de theoretische onderzoeken zijn ook de empirische onderzoeken vooral gericht op de hoger opgeleiden die van een ontwikkelingsland naar een westers land emigreren. 3.2 Effecten van migratie van hoger opgeleiden tussen ontwikkelingslanden en westerse landen. Beine et al. (2001) hebben de migratie van hoger opgeleiden geprobeerd te verklaren en daarna het verband gelegd met de eventuele veranderingen in groei van de economie van het thuisland. Ze hebben een model opgesteld en dit daarna toegepast op de realiteit door de (migratie)gegevens van 37 ontwikkelingslanden in te vullen en daaruit conclusies te trekken. Er zijn twee belangrijke verbanden die hier aan ten grondslag liggen. Het eerste is dat de mogelijkheid om te emigreren de individuele keuze om te investeren in scholing stimuleert. Het tweede is dat de groei van een land positief gecorreleerd is aan het percentage opgeleide mensen in een land, en negatief aan het aantal emigranten. De gevonden verbanden zijn als volgt: hoe groter het verschil in lonen van een ontwikkelingsland met een OECD land, des te hoger de emigratie. Als dit verschil in lonen 3 dollar groter wordt, zal er ongeveer 1 extra persoon emigreren. De grootte van de bevolking van een ontwikkelingsland heeft een negatief effect op emigratie, hoe groter het land, hoe minder emigratie per 1000 inwoners. Omdat sommige landen absolute migratiequota’s hebben, kunnen bijvoorbeeld relatief minder mensen de Verenigde Staten in vanuit Brazilië dan vanuit Costa Rica omdat de kans dat je in aanmerking komt voor een van de visa per persoon kleiner wordt. In een land dat twee keer zoveel inwoners heeft zullen volgens het onderzoek van Beine et al. (2001) ongeveer twee keer minder mensen emigreren mits alle andere variabelen hetzelfde zijn. Dit is te verklaren door enerzijds het beperkt aantal visa in het gastland, en anderzijds doordat minder mensen investeren in opleiding omdat de kans dat je kunt emigreren ten opzichte van inwoners in 10 kleinere landen geringer is. Uit het onderzoek bleek ook dat publieke uitgaven aan onderwijs dalen naarmate er meer mensen emigreren. Dit is te verklaren doordat de opbrengsten van investeringen in scholing wegvloeien naar het buitenland. 10% meer emigranten leidt tot een daling van 1,44% in de publieke uitgaven aan onderwijs. Daarnaast bleek uit het model dat de mogelijkheid van emigreren de individuele investeringen in menselijk kapitaal opdreef. Dit had netto een positief effect op het gemiddelde opleidingsniveau van een land. Dit kan verklaard worden doordat een deel toch niet emigreert of besluit terug te komen. Tot slot is gekeken of er sprake kon zijn van zogenoemde beneficial brain drain. Dit houdt in dat een land ondanks de emigratie, maar dankzij de hogere (individuele) investeringen in menselijk kapitaal, toch een hogere groei bewerkstelligt. Dit komt immers ten goede aan de groei van een economie. De gevonden relatie is als volgt: De groei van het Bruto Binnenlands Product = -0.050 – 0.004*(emigratie) + 0.084*(gemiddelde scholingsgraad) +0.134*(terugvloeiing van uit het gastland) De tekens zijn zoals verwacht: emigratie heeft een negatief effect op het bruto binnenlands product en de gemiddelde scholingsgraad en het geld wat terugvloeit naar het thuisland hebben een positief effect. De resultaten waren echter niet significant, waardoor het niet aangetoond kan worden wat de invloed van emigratie op het thuisland is. Beide theorieën, de negatieve (brain drain) of de positieve (beneficial brain drain), kunnen van toepassing zijn op een ontwikkelingsland. In een vervolgonderzoek hebben Beine et al. (2003) deze effecten per land bekeken. Het bleek dat er wel degelijk landen zijn die profiteren van de extra investeringen in menselijk kapitaal doordat de mogelijkheid tot emigreren geboden wordt, ondanks dat een deel naar het buitenland vertrekt. De landen die de positieve effecten van brain drain ondervinden hebben initieel een laag niveau van menselijk kapitaal en een lage emigratieratio. Negatief zijn de effecten als 20% van de hoger opgeleiden vertrekt en 5% van de bevolking hoger opgeleid is. Ondanks dat er meer landen zijn die als verliezers uit de bus komen, zijn het vooral de grotere landen waar sprake is van een beneficial brain drain. Dit is te verklaren doordat de kans op emigratie minder groot is omdat veel westerse landen immigratiequota’s hanteren. Uiteindelijk woont 80% van de onderzochte populatie in een van de landen die hier volgens de dataset voordeel van ondervindt. Smith & Edmonston (1997) hebben voor de Verenigde Staten berekend wat het effect van immigratie op de economie is. Zij hebben een model genomen en daar de immigratiecijfers bij ingevuld. Ondanks dat zij ook de lager opgeleiden meenemen in hun berekening, is van sommige effecten te zeggen dat deze zeker gelden voor hoger opgeleiden. Als de groep immigranten niet een samenstelling heeft die gelijk is aan die van de Amerikaanse bevolking (en dat is bij hoger opgeleiden niet het geval) zal dat leiden tot een immigratiesurplus en zal de economie er als geheel op vooruit gaan. Door de extra arbeidskrachten is het voor de bevolking van de Verenigde Staten ook mogelijk om zich beter te specialiseren. Dit komt de arbeidsproductiviteit van de hele bevolking ten goede. Er zijn echter wel winnaars en verliezers in dit scenario. Een deel van de Amerikanen die concurreren met de immigranten om hun baan zal deze kwijtraken ten gevolge van de immigratie. Smith & Edmonston (1997) tonen aan dat de totale immigratie in de jaren 80 heeft geleid tot een stijging in het arbeidsaanbod van 4% en een stijging van Bruto Binnenlands Product van 0,1%. Om het totale effect van migratie van hoger opgeleiden op het bruto binnenlands product van een land te meten is gekeken wat de invloed van migratie hierop was. Borjas (1995) toont aan de hand van zijn model (zie Hoofdstuk 2.4), aan dat een immigratie van 10% tot een welvaartsverhoging van ongeveer 0,1% van het Bruto Binnenlands Product leidt. Hiervoor heeft hij data gebruikt uit de Verenigde Staten. Het totale effect op het gastland, relatief aan de hele economie, is echter bescheiden, Smith & Edmonston (1997) becijferden dat het totale effect van immigratie in de jaren ’80 op de Amerikaanse economie tussen de 1 en 10 miljard was. Dit is een fors positief getal, maar is relatief aan de grootte van de 11 Amerikaanse economie bescheiden. Kanttekening hierbij is dat het alle immigratie betreft en niet alleen de immigratie van hoger opgeleiden. Smith & Edmonston geven aan dat hoger opgeleide immigranten waarschijnlijk een betere toevoeging zijn voor de economie van een gastland en daardoor een positief effect hebben op het bruto nationaal product. Dat dit effect niet altijd positief hoefde te zijn stelde Huang (1976) al in het begin van het onderzoek naar de effecten van migratie van hoger opgeleiden. Als er bijvoorbeeld geïnvesteerd wordt in buitenlandse arbeiders of studenten die na een kort verblijf in het gastland alle opgedane kennis en ervaring weer mee naar huis nemen zal dit een negatief effect hebben op de economie van het gastland Het meest recente onderzoek, van Gibson & McKenzie (2010), geeft aan dat de positieve en negatieve effecten van het vertrek van hoger opgeleiden voor het thuisland ongeveer in evenwicht zijn. De kosten voor een overheid aan scholing en gemiste belasting kunnen afgezet worden tegen meer investeringen in het thuisland, overmakingen naar het thuisland en extra handel. Zij hebben in tegenstelling tot Carrington & Detragiache (1998) en Beine et al. (2001) geen cross-section data maar een longitudinal dataset gecreëerd voor de emigratie uit Ghana, Micronesië, Papua Nieuw Guinea en Nieuw Zeeland. Uit het onderzoek blijkt dat het effect van migratie van hoger opgeleiden op het thuisland neutraal is, er is geen sprake van een brain drain of brain gain. Voor de migrant zelf is er echter groot voordeel te behalen aangezien de inkomsten enorm stijgen ten opzichte van het loon in het thuisland. 3.3 Effecten van migratie van hoger opgeleiden tussen westerse landen onderling Er zijn factoren die bijdragen aan de groei van een economie die beïnvloed worden door migratie van hoger opgeleiden. Voor zowel thuis- als gastland kan migratie van hoger opgeleiden de groei van de economie beïnvloeden. Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven is zijn betere connecties tussen landen bijvoorbeeld een stimulans voor buitenlandse directe investeringen. Echter, zoals Kugler & Rapoport (2006) aangeven zouden buitenlandse directe investeringen migratie van hoger opgeleiden zowel kunnen vervangen als kunnen opvolgen. Met ‘vervangen’ bedoelen zij dat de werkgever naar de werknemer toekomt. Dit houdt in dat de investeringen de migratie van hoger opgeleiden vervangen. Met ‘opvolgen’ wordt bedoeld dat migratie van hoger opgeleiden het aantal buitenlandse directe investeringen juist stimuleert. Voor het bestaan van beide effecten is bewijs gevonden. Ook in het geval waarin buitenlandse directe investeringen de migratie van hoger opgeleiden vervangen is het waarschijnlijk dat de productiefactoren efficiënt verdeeld zijn. Hierdoor zullen ze op de wereldeconomie als geheel een positief effect hebben. Migratie zou investeringen uit het buitenland stimuleren en daardoor een deel van het verlies aan menselijk kapitaal (meer dan) compenseren. Ook Javorcik et al. (2006) en Stryszowski (2009) kwamen tot de conclusie dat migratie van hoger opgeleiden in het verleden een causaal verband heeft met de investeringen in het thuisland van de immigrant. Gauthier-Loiselle & Hunt (2009) gaven aan dat immigranten een positief effect hebben op het aantal aangevraagde patenten. In vergelijking met autochtonen vroegen immigranten twee keer zoveel patenten aan. Omdat zij dus het gemiddelde aantal aangevraagde patenten tot een hoger niveau brengen zal dat een positief effect hebben op de gehele economie. Toch heeft arbeidsmigratie niet altijd een positief effect op het gastland. Borjas (2004) toonde aan dat er ook negatieve effecten zijn die betrekking hebben op het gastland, zo zouden immigranten de autochtone bevolking verdringen op de universiteiten. Specifiek toonde hij de negatieve correlatie aan van de inschrijvingen van blanke autochtonen met het aantal inschrijvingen van buitenlandse studenten. Immigranten verkleinen dus de kans voor een deel van de autochtonen om een goede opleiding te volgen. 3.4 Mogelijke wereldwijde effecten Zoals uit de theorie blijkt is migratie van hoger opgeleiden een belangrijke factor om zo efficiënt mogelijk met het internationaal beschikbare menselijke kapitaal om te gaan en de wereldwijde kennis naar een zo hoog mogelijk niveau te brengen. Als het thuisland mee kan profiteren van de extra kennis die opgedaan 12 wordt door migratie van hoger opgeleiden zal dat voor beide economieën ten goede komen aan de productiviteit en aan economische groei. Onderzoek over de wereldwijde effecten van migratie van hoger opgeleiden is tot op heden niet gedaan, al is het maar omdat er slechts onderzoek gedaan kan worden naar een deel van de wereldpopulatie (het migratiesurplus op wereldniveau is immers 0). Maar door de globalisering wordt het steeds makkelijker kapitaal en arbeid zo efficiënt mogelijk te alloceren. Kugler & Rapoport (2006) kwamen tot deze conclusie in hun onderzoek naar de relatie tussen migratie van hoger opgeleiden en buitenlandse directe investeringen. Verder zijn de wereldwijde effecten erg afhankelijk van de relatie tussen het thuis- en het gastland. Zoals Beine et.al.(2003) aangeven zijn er veel landen die voordeel kunnen behalen uit de migratie van hoger opgeleiden omdat de mogelijkheid tot emigreren de individuele investeringen in scholing stimuleert. Als er sprake is van beneficial brain drain, zal de hele wereld daar een beetje van mee kunnen profiteren. 3.5 Overzicht Om alle gevonden resultaten samen te vatten is een overzicht gemaakt van alle gevonden effecten. Een (o) geeft aan dat de effecten gevonden zijn tussen ontwikkelingslanden en westerse landen, een (w) geeft aan dat de effecten gevonden zijn tussen westerse landen onderling en een (g) tussen zowel ontwikkelingslanden en westerse landen naar westerse landen. Tabel 2 Thuisland Gastland Positieve effecten Positieve effecten (o) Hoger opleidingsniveau (BDR, 2001) (g) Positief immigratiesurplus (SE, 1997) (o) Overmakingen (BDR, 2001) (w) Meer buitenlandse directe investeringen (KR, 2006; J, 2006; S, 2009) (g) Hogere arbeidsproductiviteit (SE, 1997) Negatieve effecten Negatieve effecten (o) Verlies aan arbeidskrachten (BDR, 2001) (g) Remigratie (H, 1976) (g) Meer innovatie (GH, 2009) (g) Verdringing autochtonen (B, 2004) (o) Dalende publieke uitgaven aan onderwijs (BDR, 2001) (o) Steeds groter verschil in lonen (BDR, 2001) (g) Misgelopen belastinginkomsten (GMcK, 2010) 13 Wereldwijde effecten (g) Efficiënte allocatie van productiefactoren (KR, 2006) Legenda B = Borjas J = Javorcik et al. BDR = Beine, Doquier & Rapoport KR= Kugler & Rapoport GH = Gaultier-Loiselle & Hunt S = Stryszowski GMcK = Gibson & McKenzie SE = Smith & Edmonston H = Huang 3.6 Vergelijking van de theorie met de empirie Er zijn een aantal complicerende factoren in de vergelijking tussen theorie en empirie. Er is veel meer onderzoek gedaan naar de theoretische aspecten van arbeidsmigratie dan naar de empirische aspecten. Vele theorieën zijn niet wetenschappelijk te testen omdat het door gebrek aan data moeilijk is om aan te tonen wat het specifieke effect van migratie is op bepaalde macro economische variabelen. Tot slot wordt onderzoek bemoeilijkt door het gegeven dat de wereld, en daarmee ook de wereldeconomie, constant aan verandering onderhevig is. Alle effecten die aangetoond zijn in dit hoofdstuk zijn eerder aan bod gekomen in de theorie, wat pleit voor de theoretische voorspellingen. De toenemende mobiliteit van kapitaal en arbeid vergroot de banden tussen landen. Dit is echter niet altijd een goed teken. Hoewel Beine et al. (2001, 2003) in bepaalde situaties beneficial brain drain konden aantonen en dat 80% van de bevolking van de wereld in een land woont waar dat mogelijk is, is de emigratie van hoger opgeleiden voor veel kleinere landen geen gunstig vooruitzicht. De talenten vertrekken uit een land, en door het verlies aan menselijk kapitaal worden overheidsinvesteringen niet terugverdiend. Door deze negatieve spiraal zullen enkele landen niet aan hun armoedeval kunnen ontsnappen. 14 Conclusie In deze thesis is een overzicht gegeven van de beschikbare literatuur over migratie van hoger opgeleiden en de gevolgen voor het thuisland, het gastland en de wereldwijde effecten. Nadat er een overzicht is gegeven van de theorie zijn de empirische onderzoeken gekoppeld aan deze theorieën. Om een goed overzicht te kunnen geven zijn zowel de theoretische als empirische onderzoeken ingedeeld in de volgende vijf categorieën: 1. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het thuisland 2. Negatieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het thuisland 3. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het gastland 4. Negatieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op het gastland 5. Positieve effecten van migratie van hoger opgeleiden op de hele wereld Zoals gebleken is zijn de effecten van migratie van hoger opgeleiden divers en is het moeilijk om over meerdere landen eenduidige conclusies te trekken. De theorie rond de effecten van migratie van hoger opgeleiden is in de loop van de jaren erg uitgebreid. Schetsten de eerste onderzoeken vooral een brain drain tussen ontwikkelingslanden en westerse landen, tegenwoordig zijn er empirische onderzoeken die de theorie rond beneficial brain drain bewijzen, zodat ook de economie van het thuisland van de emigrant voordeel heeft van de initiële investering in menselijk kapitaal. Ondanks dat de migratie van hoger opgeleiden lijkt te leiden tot een hoger niveau van menselijk kapitaal in de wereld, zijn er ook veel kleine ontwikkelingslanden waarbij deze brain drain per saldo negatieve gevolgen heeft. De huidige empirische onderzoeken kunnen slechts over deeleffecten van migratie tussen verschillende landen eenduidige conclusies trekken. Alle gevonden gevolgen van migratie van hoger opgeleiden zijn eerder beschreven in de theorie. Echter, omdat de beschikbaarheid van data niet optimaal is en de wereld zal veranderen zullen er slechts kleine stukjes van de puzzel tegelijk onderzocht kunnen worden. Daarom zal er nog veel onderzoek nodig zijn om de lange termijn effecten van migratie duidelijk in kaart te brengen. 15 Referenties Baldwin, R.E. Winters, L.A. (2004), Challenges to globalization: analyzing the economics, National Bureau of Economic research Beine, M., Docquier, F., Rapoport, H. (2001), Brain Drain and Economic Growth: Theory and Evidence, Journal of development economics, 64, (1), 275-289 ———— (2003), Brain Drain and LDC’s Growth: winners and loser, IZA discussion paper No 819 Borjas, G.J., (1995), The Economic Benefits from Immigration, The Journal of Economic Perspectives, 9, (2), 3-22 ———— (2004), Do Foreign Students Crowd Out Native Students from Graduate Programs?, National Bureau of Economic Research Working Paper Carrington, W. J., Detragiache, E. (1998), How big is the brain drain? IMF WP/98/102 pp. 1-27 Commander, S., kangasniemi, M., Winters, L.A. (2004), The brain Drain: Curse or Boon? A Survey of the literature, Challenges to globalization: analyzing the economics, National Bureau of Economic research, pp. 235-278 Fan, C.S., Stark, O. (2007), International Migration and “Educated Unemployment”, Journal of development economics, 83, (1), 76-87 Friedberg, M. R., Hunt, J. (1995), The Impact of Immigrants on Host Country Wages, Employment and Growth, The Journal of Economic Perspectives, 9, (2), 23-44 Gaultier-Loiselle, M., Hunt, J. (2009), how much does Immigration boost Innovation?, NBER Working paper 14312 Gibson, J., McKenzie, D., (2010), The Economic Consequenses of “Brain Drain” of the Best and Brightest: Microeconomic Evidence from Five Countries, World Bank Policy Research Working Paper 5394 Graeme H. (2003), Australia's Diaspora: Its Size, Nature and Policy Implications. Melbourne: Committee for Economic Development of Australia. Grubel, H., Scott, A., (1966), The international flow of human capital, American Economic Review, 56, (12), 268-274 ———— (1977), The brain drain: determinants, measurement and welfare effects, University Press, Waterloo Ontario Canada Hamit-Haggar, M. (2009), Total Factor Productivity Growth, Technological Progress and Efficiency Changes: Empirical Evidence from Canadian Manufacturing Industrie, Working Paper 0905E, University of Ottawa Huang, W (1988), An Empirical Analysis of Foreign Student Brain Drain to the United States, Economics of Education Review, 7, (2), 231-243 Iqbal, M. (2000), Brain Drain: Empirical Evidence of Emigration of Canadian Professionals to the United States, Canadian Tax Journal, 48, (3), 674-688 16 Javorcik, B. S., Ozden, C., Spatareanu, M. Neagu, C. (2006), Migrant Networks and Foreign Direct Investment, World Bank Policy Research Working Paper No. 4046 Kugler, M., Rapoport, H. (2007), International Labor and Capital Flows: complements or substitutes? Economic Letters 94 pp. 155-162 Kuhn, P.J., McAusland, C. (2006), The international migration of knowledge workers: when is brain drain beneficial? National Bureau of Economic Research Working Paper 12761, Cambridge, Massachusetts. Kumar, C.S. (2007), Human Capital and Growth Empirics, The Journal of Developing Areas 40.1 (2007) 153-179 Kwok, V., Leland, H., (1982), An Economic Model of the Brain Drain, American Economic Review, 72, 91100 Long, J., Ferry, J., (2003), “Labour Mobility”, Oxford Encyclopedia of Economic History, Oxford University Press Lowell, B.L., Findley, A.M. (2001), Migration of highly skilled personsfrom developing countries: impact and policy responses. International Labour Office, Geneva Mayda, A.M. (2005), International Migration: A Panel Data Analysis of Economic and non-economic Determinants, Institute for the Study of Labor, IZA Discussion Papers: No. 1590, Georgetown University, Washington Miyagiwa, K. (1991), Scale economies in education and the brain drain problem, International Economic review, 32, (3), 743-759 Mountford, A. (1997), Can a brain drain be good for growth in the source economy?, Journal of development Economics, 53, (2), 287-303 Portez, A. (1976), Determinants of the brain drain, International Migration Review, 10, (4), 489-508 Regrets, M.C. (2001), Research and Policy Issues in High-Skilled International Migration: A Prespective with data from the United States. Innovative People: Mobility Of Skilled Personnel in national innovative systems, OECD, pp 243-261 ———— (2007), Research Issues in the International Migration of Highly Skilled Workers: A Perspective with Data from the United States. Working Paper SRS 07-203. Arlington, VA: Division of Science Resources Statistics, National Science Foundation. Robertson, S.L. (2006), Brain Drain, Brain Gain and Brain Circulation, Globalization, Societies and Education, 4:1 1-5, University of Bristol. Smith, J.P., Edmonston, B. (1997), The new Americans: economic, demographic and fiscal effects of immigration, National Research Council, Washington Stark, O., Helmenstein, C., Prskawetz, A., (1997), A Brain Gain with a Brain Drain, Economics Letters, 55, (2), 227-234 Stryszowski, P.(2009), Essays on growth and migration, Tilburg University Than, L., (2008), “Brain Drain” or “Brain Circulation: Evidence from OECD’s International migration and R&D spillovers. Scottish Journal of Political Economy, 55, (5), 618 - 636 17 Vandenbussche, J., Aghio, P., Meghir, C., (2006), Growth, Distance to frontier and composition of human capital, Journal of Economic Growth, 11, (2) 97-127 18